Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve

Geldend van 05-07-2016 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

Gelezen het voorstel van de directie Jeugd en Onderwijs van 7 juni 2016;

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;

besluit:

vast te stellen de navolgende Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve 2016 met inbegrip van de daarbij behorende bijlagen.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    Basisvoorziening regulier:

    peuterplaats voor (doelgroep)peuters vanaf twee jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, van twee dagdelen per week, verspreid over minimaal twee weekdagen, gedurende veertig weken per kalenderjaar. Het aantal uren per peuterplaats per week is zes (inclusief de momenten voor brengen en halen). De peuterplaats bevindt zich in een voorschoolse voorziening die in het LRKP als peuterspeelzaal is geregistreerd.

  • b.

    Basisvoorziening vve:

    peuterplaats van zes basisuren vve per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) verdeeld over twee dagdelen per week, verspreid over twee weekdagen, gedurende veertig weken per kalenderjaar voor peuters in de leeftijd vanaf twee jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool. De peuterplaats bevindt zich in een voorschoolse voorziening die in het LRKP als vve-kinderdagverblijf is geregistreerd.

  • c.

    Basisvoorziening vve extra:

    peuterplaats van zes extra uren vve per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) gedurende veertig weken per kalenderjaar voor doelgroeppeuters in de leeftijd vanaf twee jaar en zes maanden tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool. Om een flexibele overgang voor de houder mogelijk te maken, kan de uitbreiding van het vve-programma van zes naar twaalf uur per week worden aangeboden in de leeftijdsperiode tussen twee jaar en vier maanden en twee jaar en acht maanden. De basisvoorziening vve plus de basisvoorziening vve extra omvatten tezamen twaalf uur per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) verdeeld over drie of vier dagdelen per week, gedurende veertig weken per jaar. De peuterplaats bevindt zich in een voorschoolse voorziening die in het LRKP als vve-kinderdagverblijf is geregistreerd.

  • d.

    Beleidsregel onderwijs:

    de jaarlijks door het college vastgestelde Beleidsregel onderwijs waarin de regels voor de subsidie voor voorschoolse voorzieningen met vve zijn opgenomen.

  • e.

    Besluit kinderopvangtoeslag:

    het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarbij wordt bepaald onder welke voorwaarden en vanaf welk verzamelinkomen ouders aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag en hoe hoog de kinderopvangtoeslag is.

  • f.

    College:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam.

  • g.

    Houder:

    de rechtspersoon aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort, waarbij onder ‘onderneming’ wordt begrepen een in Rotterdam gevestigde locatie waar vve wordt uitgevoerd en die in het LRKP staat geregistreerd als kinderdagverblijf.

  • h.

    Kinderopvangtoeslagtabel:

    bijlage bij het Besluit kinderopvangtoeslag.

  • i.

    Kindplaats:

    • Kindplaats vve: een plaats in een vve-groep gedurende twaalf uur per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) verdeeld over drie of vier dagdelen.

    • Kindplaats groep nul: een plaats in een groep nul gedurende vijftien uur per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) verdeeld over vier of vijf dagdelen per week.

  • j.

    LRKP:

    Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen: register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke eisen.

  • k.

    Ouderbijdrage:

    financiële bijdrage die ouders moeten betalen voor de deelname van hun peuter(s) aan de basisvoorziening regulier, basisvoorziening vve of basisvoorziening vve extra.

  • l.

    Ouder(s):

    ouder(s), verzorger(s) van de peuter.

  • m.

    Voorschoolse voorziening:

    educatieve opvang voor kinderen vanaf twee jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool en die voldoet aan de eisen uit de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen met het daarbij behorende Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. De voorschoolse voorziening wordt uitgevoerd in groepen waarin maximaal 16 peuters aanwezig zijn. De ontwikkeling van alle peuters wordt gevolgd met een observatiesysteem. De voorschoolse voorziening kan bestaan uit:

    • De basisvoorziening regulier

    • De basisvoorziening vve

    • De basisvoorziening vve extra

  • n.

    Rotterdamse peuter(s):

    kinderen woonachtig in Rotterdam in de leeftijd vanaf twee jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool.

  • o.

    Rotterdamse doelgroeppeuter(s):

    kinderen woonachtig in Rotterdam in de leeftijd vanaf twee jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool, die door het Centrum voor Jeugd en Gezin, of door de houder in de periode tot 1 januari 2015, zijn geïndiceerd als doelgroeppeuter overeenkomstig bijlage 1.

  • p.

    Verzamelinkomen:

    het verzamelinkomen is de optelsom van de inkomens van de ouders/verzorgers van de peuter.

  • q.

    Vve (voor- en vroegschoolse educatie):

    hier opgevat als voorschoolse educatie voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het moment waarop zij naar de basisschool uitstromen, waarin via een vve-programma op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen.

  • r.

    Vve-programma:

    een programma voor voorschoolse educatie gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek, en sociaalemotionele ontwikkeling zoals vermeld in de beleidsregel onderwijs.

Artikel 2 Doel

Deze nadere regels hebben als doel het vaststellen van de hoogte van de subsidie voor voorschoolse voorzieningen met en zonder vve en de procedures voor het bepalen en innen van de bijdrage die ouders betalen voor deelname van Rotterdamse (doelgroep)peuters aan een door de gemeente Rotterdam gesubsidieerde voorschoolse voorziening met vve.

Artikel 3 Subsidieplafond

  • a. Het subsidieplafond bedraagt voor kalenderjaar 2016 maximaal € 33.408.500,00.

  • b. Bestaande subsidies worden dit kalenderjaar gecontinueerd.

Artikel 4 Hoogte van de subsidie

  • a.

    Periode 1 januari 2016 tot 1 september 2016 voor kinderdagverblijven die de vve-subsidie voor 2016 oorspronkelijk als peuterspeelzaal hebben aangevraagd.

  • Voor deze kinderdagverblijven (oorspronkelijk peuterspeelzalen) gelden de subsidiebedragen per groep per kalenderjaar zoals in onderstaande tabel. De maximale subsidie per groep bedraagt voor deze periode maximaal 2/3e deel van de bedragen zoals opgenomen in de tabel.

Groepsgrootte

# uren en dagdelen (dd) inclusief brengen/halen

Soort voorziening (oude stijl)

Subsidiebedrag

13/16 kindplaatsen

12 uur in 3 of 4 dd

vve (zonder voorheen deelgemeentelijke subsidie)

€ 44.000,00

13/16 kindplaatsen

12 uur in 3 of 4 dd

vve (met voorheen deelgemeentelijke subsidie)

€ 64.000,00

13/16 kindplaatsen

15 uur in 5 dd

Groep nul (zonder voorheen deelgemeentelijke subsidie)

€ 74.000,00

13/16 kindplaatsen

15 uur in 5 dd

Groep nul (met voorheen deelgemeentelijke subsidie)

€ 94.000,00

> 16 kindplaatsen

Door de openstelling te verruimen kan een instelling in een vve-groep meer kindplaatsen realiseren dan het gebruikelijk maximum aantal van 16. In dat geval wordt het subsidiebedrag behorend bij de soort voorziening naar rato van het extra aantal kindplaatsen verhoogd. Dit moet bij de aanvraag van de subsidie worden aangegeven.

Voorbeeld: in een vve-groep (zonder voorheen deelgemeentelijke subsidie) met vijf dagdelen openstelling waarbij het vve-programma van tien uur wordt uitgevoerd verdeeld over drie dagdelen worden 24 peuters opgevangen. De subsidie wordt naar rato verhoogd tot € 66.000,00 (= 24/16 * € 44.000,00).

< 13 kindplaatsen

Voor vve-groepen met minder dan 13 kindplaatsen gelden dezelfde subsidiebedragen als in 2015.

  • Het ‘aantal uren en dagdelen’ en de ‘soort voorziening (oude stijl)’ zoals vermeld in de tabel worden in de periode tussen 1 maart 2016 en aanvang schooljaar 2016–2017 in de uitvoeringspraktijk aangepast aan het herontwerp voorschoolse voorziening met vve zoals weergegeven in de aanvulling beleidsregel onderwijs 2015–2016.

  • b.

    Periode 1 september tot en met 31 december 2016 voor kinderdagverblijven die de vve-subsidie voor 2016 oorspronkelijk als peuterspeelzaal hebben aangevraagd.

  • De kosten voor een voorschoolse voorziening met vve van 13 tot en met 16 kindplaatsen en 12 uur openingstijd per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) zijn vastgesteld op maximaal € 68.830,00 per kalenderjaar per groep als de groep is gehuisvest in een schoolgebouw dat is opgenomen in de collectieve huurovereenkomst 2015 tussen het schoolbestuur en Stadsontwikkeling. De maximale subsidie per groep bedraagt voor deze periode maximaal 1/3e deel van het bedrag zoals opgenomen in de tabel. Dit bedrag is als volgt samengesteld:

Samenstelling subsidie per vve-groep per kalenderjaar als de groep is gehuisvest in een schoolgebouw dat is opgenomen in de collectieve huurovereenkomst 2015 tussen het schoolbestuur en Stadsontwikkeling. De genoemde bedragen kunnen als lumpsum worden ingezet, zodat maatwerk per vve-groep mogelijk is.

Exploitatie vve-groep na 1 september (inclusief € 1.500,00 ouderbijdrage oude stijl)

€ 63.000,00

Materiaalkosten

€ 1.000,00

Opleidingskosten

€ 500,00

Kosten 1,5 uur extra inzet per week voor twee pedagogisch medewerkers

€ 4.330,00

Totaal

€ 68.830,00

  • Toeslag huisvesting

  • De houder krijgt een toeslag op de subsidie van maximaal € 2.500,00 per groep per kalenderjaar als het schoolgebouw waarin de groep is gehuisvest niet is opgenomen in de collectieve huurovereenkomst 2015 tussen het schoolbestuur en Stadsontwikkeling. Als het schoolgebouw wel is opgenomen in de collectieve huurovereenkomst 2015 tussen schoolbestuur en Stadsontwikkeling maar er is bewijslast dat het (deel van) het schoolgebouw waar de groep is gehuisvest aantoonbaar is gefinancierd door het schoolbestuur, dan komt de groep eveneens in aanmerking voor de toeslag van € 2.500,00 per kalenderjaar. Vve-groepen gehuisvest in schoolgebouwen vallen onder medegebruik, zoals omschreven in de verordening onderwijshuisvesting.

  • Toeslag verbetering kwaliteit en hbo’er op de groep

  • De subsidie per kalenderjaar per vve-groep wordt met € 4.870,00 verhoogd ten behoeve van het behouden en het laten toenemen van het aantal hbo’ers op de groep en permanente educatie. De inzet van de toeslag is niet gekoppeld aan de desbetreffende vve-groep. Het totaal van deze toeslag voor de verbetering van de kwaliteit en hbo’er op de groep kan door de subsidieontvanger als lumpsum worden ingezet zodat maatwerk per vve-groep mogelijk is.

  • c.

    Periode 1 januari 2016 tot start harmonisatie voor de kinderdagverblijven die de vve-subsidie voor 2016 oorspronkelijk als kinderdagverblijf hebben aangevraagd (fase 2).

  • Voor deze kinderdagverblijven bedraagt de subsidie per kalenderjaar € 400,00 per peuter voor de uitvoering van een vve-programma gedurende 10 uur per week. Bij de verlening wordt uitgegaan van de prognose van het aantal ingeschreven peuters dat bij de subsidieaanvraag is opgegeven. Bij een prognose van minder dan vijf twee- en driejarige peuters wordt geen subsidie verleend.

  • De invoering van de harmonisatie voor de huidige kinderdagverblijven wordt in de loop van 2016 verder uitgewerkt in overleg met de houders. Over de fasering van de invoering van de harmonisatie worden met de houders afspraken gemaakt, welke worden vastgelegd in de subsidiebeschikking.

  • d.

    Subsidie voor de bestaande reguliere peuterspeelzalen

  • Voor het kalenderjaar 2016 blijft de subsidie voor de bestaande reguliere peuterspeelzalen vooralsnog ongewijzigd, dat wil zeggen maximaal € 20.000,00 per kalenderjaar voor een groep van 16 peuters voor 2 dagdelen per week van 3 uur per dagdeel (inclusief de momenten voor brengen en halen). De hoogte van de ouderbijdrage blijft ongewijzigd. In overleg zal worden bezien op welke termijn en op welke wijze het herontwerp van de voorschoolse educatie in de reguliere peuterspeelzalen kan worden ingevoerd. Als dit wordt ingevoerd met ingang van het schooljaar 2016–2017 dan gelden de regels zoals beschreven onder b. Dit onderwerp wordt meegenomen in de gesprekken die in het voorjaar van 2016 met schoolbesturen en houders worden gevoerd over de fasering van de invoering van het herontwerp van de voorschoolse educatie.

Artikel 5 Deelname aan de voorschoolse voorziening met vve

Met ingang van 1 maart 2016 gelden de volgende regels voor deelname aan de voorschoolse voorziening met vve op een kinderdagverblijf voorheen peuterspeelzaal met vve:

  • 1.

    Rotterdamse (doelgroep)peuters voor wie de ouders vóór 1 maart 2016 een overeenkomst hebben gesloten met de houder voor deelname aan vve kunnen gebruik maken van het aantal uren vve dat was overeengekomen met de houder, met inachtneming van de maatregel dat de uitvoering van de groepen van 15 uur per week met ingang van het schooljaar 2016–2017 teruggebracht wordt naar 12 uur per week en dat vanaf dat moment het recht op 15 uur wordt teruggebracht naar een recht op 12 uur.

  • 2.

    Rotterdamse peuters voor wie de ouders vanaf 1 maart 2016 een overeenkomst sluiten met de houder voor deelname aan vve kunnen gebruik maken van de basisvoorziening vve.

  • 3.

    Rotterdamse doelgroeppeuters voor wie de ouders vanaf 1 maart 2016 een overeenkomst sluiten met de houder voor deelname aan vve kunnen vanaf de leeftijd van twee jaar en zes maanden tot het moment dat zij uitstromen naar de basisschool gebruik maken van de basisvoorziening vve extra. Om een flexibele overgang voor de houder mogelijk te maken, kan de uitbreiding van het vve-programma van zes naar twaalf uur per week worden aangeboden in de leeftijdsperiode tussen twee jaar en vier maanden en twee jaar en acht maanden.

  • 4.

    Voor niet-Rotterdamse peuters in de leeftijd vanaf twee jaar tot het moment waarop zij uitstromen naar de basisschool voor wie de ouders vóór 1 maart 2016 een overeenkomst hebben gesloten met de houder voor deelname aan vve gelden de regels als vermeld in het eerste lid.

  • 5.

    Niet-Rotterdamse peuters in de leeftijd vanaf twee jaar die aangemeld worden bij de houder voor deelname aan vve vanaf 1 maart 2016 kunnen in verband met een efficiënte bedrijfsvoering worden geplaatst uitsluitend op de basisvoorziening vve indien er op de locatie geen wachtlijst is.

  • 6.

    Indien de bedrijfsvoering van de locatie daartoe de mogelijkheid biedt, kunnen ouders naar behoefte meer uren afnemen dan de uren waarvan zij volgens de beleidsregel onderwijs en deze nadere regels gebruik kunnen maken.

  • 7.

    Bij de plaatsing van de peuter neemt de houder de voorrangsregels in acht zoals opgenomen in de aanvullende beleidsregel onderwijs 2015/2016.

Artikel 6 Ouderbijdrage bij deelname aan het kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve

Met ingang van 1 september 2016 betalen ouders voor deelname aan de voorschoolse voorziening met vve voorheen peuterspeelzaal met vve een bijdrage aan de instelling voor vve. Dit is een subsidievoorwaarde.

  • a.

    bij recht op kinderopvangtoeslag

    • 1.

      De houder toetst bij de intake of de ouder recht heeft op kinderopvangtoeslag.

    • 2.

      De houder factureert de bruto kosten voor het aantal in rekening gebrachte uren voor de basisvoorziening vve (de eerste zes uur) aan de ouder die recht heeft op kinderopvangtoeslag. De uurprijs voor de eerste zes uur is gebaseerd op het Besluit kinderopvangtoeslag voor het kalenderjaar 2016 (€ 6,89 per uur).

  • b.

    bij geen recht op kinderopvangtoeslag

    Voor de ouder die geen recht heeft op kinderopvangtoeslag wordt de ouderbijdrage bepaald op basis van de volgende gegevens:

    • 1.

      Het verzamelinkomen, dat wil zeggen de optelsom van de inkomens van de ouders/verzorgers van de peuter.

    • 2.

      De categorie voorschoolse voorziening met vve zoals bedoeld in artikel 7.

    • 3.

      Het aantal uren deelname aan de voorschoolse voorziening met vve.

    • 4.

      De kinderopvangtoeslagtabel.

  • c.

    de procedure om het verzamelinkomen van de ouder die geen recht heeft op kinderopvangtoeslag te bepalen is als volgt:

    • 1.

      De ouder verstrekt aan de houder gegevens over de hoogte van het verzamelinkomen op basis van:

      • a.

        De meest recente aanslag inkomstenbelasting (meestal t-2);

      • b.

        Indien de meest recente aanslag inkomstenbelasting niet kan worden overlegd, een inkomensverklaring afgegeven door de Belastingdienst over het meest recente jaar (meestal t-2). Als er twee ouders/verzorgers zijn, dan moet voor beiden een inkomensverklaring van de Belastingdienst worden overlegd.

      • c.

        Als er sprake is van een recente inkomensdaling door werkloosheid waardoor de inkomsten lager zijn dan zou blijken uit de aanslag inkomstenbelasting of een inkomensverklaring afgegeven door de Belastingdienst omdat deze gebaseerd zijn op het inkomen in t-2 dan kan het verzamelinkomen worden bepaald op basis van een uitkeringsspecificatie die op de datum van het opmaken van het contract voor plaatsing niet ouder is dan twee maanden. Het verzamelinkomen is dan het bruto jaarinkomen. Als het een maandspecificatie betreft wordt het bruto maandbedrag met twaalf vermenigvuldigd om de hoogte van het bruto jaarinkomen te bepalen.

      • d.

        Het verzamelinkomen wordt eenmalig bepaald bij het opmaken van het contract voor plaatsing voor de gehele contractperiode.

      • e.

        De documenten die de ouder aan de houder ter inzage geeft voor het bepalen van de hoogte van het verzamelinkomen worden niet door de houder bewaard.

    • 2.

      In de overeenkomst die de houder met de ouder sluit voor deelname aan de voorschoolse voorziening met vve verklaart de ouder dat de gegevens over het verzamelinkomen naar waarheid zijn verstrekt.

    • 3.

      Voor ouders die geen inkomensgegevens overleggen aan de houder wordt voor de bepaling van de hoogte van de ouderbijdrage uitgegaan van het hoogste verzamelinkomen in de kinderopvangtoeslagtabel.

  • d.

    De hoogte van de ouderbijdrage per uur per categorie verzamelinkomen bij geen recht op kinderopvangtoeslag is opgenomen in bijlage 2.

Artikel 7 Aantal uren voorschoolse voorziening op een kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve met ingang van 1 september 2016

  • a. Het aantal uren per categorie voorschoolse voorziening waarvoor de ouderbijdrage verschuldigd is voor ouders als bedoeld in artikel 5, eerste en vierde lid, is opgenomen in bijlage 3, tabel 1.

  • b. Het aantal uren per categorie voorschoolse voorziening waarvoor de ouderbijdrage verschuldigd is voor ouders als bedoeld in artikel 5, tweede, derde en vijfde lid, is opgenomen in bijlage 3, tabel 2.

  • c. De ouderbijdrage voor de extra uren als bedoeld in artikel 5, zesde lid, wordt bepaald door de houder.

Artikel 8 Inning van de ouderbijdrage door kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve met ingang van 1 september 2016

  • a. De hoogte van de ouderbijdrage wordt vastgesteld door de houder op basis van deze nadere regels.

  • b. De ouderbijdrage wordt gefactureerd door de houder in tien maandelijkse termijnen.

  • c. De houder hanteert een incassoprocedure. De voorwaarden waaraan de incassoprocedure moet voldoen, zijn opgenomen in het Hulpdocument voor de verantwoording van de subsidie voor vve voor het kalenderjaar 2016.Het Hulpdocument, bijlage 4, maakt integraal deel uit van deze nadere regels.

  • d. Als de ouder de ouderbijdrage niet betaalt, wordt de peuter door de houder uitgeschreven conform de incassoprocedure van de houder, dat is uiterlijk na drie maanden niet betalen. Uitschrijving van de peuter laat onverlet dat de ouder de niet betaalde ouderbijdrage(n) verschuldigd blijft.

Artikel 9 Uitzonderingen met ingang van 1 september 2016 voor kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve

  • a. De houder kan afwijken van artikel 8 als de situatie van de ouder dit rechtvaardigt naar het oordeel van de houder.

  • b. De houder meldt direct aan de gemeente als de afspraken die afwijken van de regels in artikel 8 boven tien procent van de gefactureerde omzet van de gesubsidieerde uren door de houder komen. Bij het bereiken van die limiet dient vooraf overleg plaats te vinden over afwijkingen van artikel 8.

  • c. De houder beschikt over een vastgestelde procedure voor de beoordeling van de afwijkingen van artikel 8 en registreert de afwijking van artikel 8.

Artikel 10 Kosten implementatie harmonisatie voor kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve

  • a. De houder kan op basis van nacalculatie bij de verantwoording van de subsidie eenmalige kosten voor de implementatie van de harmonisatie opnemen.

  • b. Onder eenmalige implementatiekosten wordt verstaan:

    • 1.

      Aanpassing administratief systeem

    • 2.

      Extra inzet administratief personeel

    • 3.

      Overige redelijke kosten gemaakt in verband met de implementatie van de harmonisatie.

  • c. De wijze van verantwoording van de implementatiekosten is opgenomen in het Hulpdocument voor de verantwoording van de subsidie voor vve voor het kalenderjaar 2016.

  • d. De hoogte van de eventuele kosten voor de implementatie van de harmonisatie worden vastgesteld op basis van redelijkheid en beschikbaar budget.

Artikel 11 Verrekening ouderbijdrage bij kinderdagverblijf met vve voorheen peuterspeelzaal met vve

  • a.

    De verrekening tussen de gemeente en de subsidie-ontvanger wordt als volgt berekend:

    • 1.

      De houder neemt het totaal van de gefactureerde bedragen, aangaande de gesubsidieerde uren van (voorheen) peuterspeelzalen-vve, op in de verantwoording, te onderscheiden naar:

      • i.

        gefactureerd aan ouders met recht op Kinderopvangtoeslag

      • ii.

        gefactureerd aan ouders die een inkomensafhankelijke bijdrage betalen

      • iii.

        gefactureerd aan ouders op andere gronden (artikel 9)

    • 2.

      De houder neemt het totaal aan niet geinde of niet te innen bedragen, aangaande de gesubsidieerde uren van (voorheen) peuterspeelzalen-vve, op in de verantwoording. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar de aard van de gefactureerde bedragen.

  • b.

    Het verschil tussen 1. en 2. van lid a. is de basis voor de hoogte van het debiteurenbedrag.

  • c.

    Over de verdeling van de hoogte van het debiteurenbedrag treden gemeente en houder in overleg.

Artikel 12 Afname bereik

De invoering van de harmonisatie kan leiden tot een afname van deelname aan de voorschoolse voorzieningen met vve. De verwachting is dat het gaat om een tijdelijke afname. Voor de houder die is gestart met de harmonisatie in 2016 en die de verantwoording conform de vereisten heeft ingediend, zal de subsidie voor de uitvoering van voorschoolse voorzieningen met vve voor het kalenderjaar 2016 niet lager worden vastgesteld als er in de groep minder peuters zijn bereikt dan bij de aanvraag zijn geprognosticeerd.

Artikel 13 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Vanwege de pilotfase van de invoering van de harmonisatie en de onzekerheid over het debiteurenrisico zal bij de vaststelling van de subsidie rekening gehouden worden met de gevolgen van de implementatie van de harmonisatie. Dit betekent maatwerk per instelling.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien. Daarnaast is het college bevoegd om in bijzondere gevallen van hardheid gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

Artikel 15 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels subsidie voorschoolse voorziening met vve.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking van het besluit tot vaststelling ervan door het college en werken terug tot 1 januari 2016.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 7 juni 2016.

De secretaris,
Ph.F.M. Raets
De burgemeester,
B.J. Eerdmans, l.b.

Bijlage 1. Overgang oude – en nieuwe doelgroepdefinitie voorschoolse periode (vve) gemeente Rotterdam

Oude doelgroepdefinitie vve

Een kind valt binnen de doelgroep voor vve als tenminste één van de ouders in een niet-westers land is geboren of een ouder een opleidingsniveau heeft dat overeenkomt met maximaal 2 jaar lbo/vbo.

Nieuwe doelgroepdefinitie vve per 1 januari 2015

Er is sprake van een doelgroepkind voor de vve wanneer een kind verschenen is op consult (14 of 24 maanden) bij het CJG en:

  • de thuistaal van het kind niet de Nederlandse taal is OF

  • beide ouders/verzorgers of de ouder/verzorger die met de dagelijkse zorg is belast een opleidingsniveau heeft maximaal lbo/vbo, praktijkonderwijs of vmbo basis- of kaderberoepsgerichte leerweg.

Oude doelgroepdefinitie tot en met 31 december 2014

Inschrijving en plaatsing vóór 31 december 2014. De instelling heeft volgens de oude doelgroepdefinitie bepaald of een kind tot de doelgroep behoort en geregistreerd of een kind wel of geen doelgroepkind is. De registratie van kinderen die in het verleden (tot 1 januari 2015) volgens de oude doelgroepdefinitie zijn geplaatst en geregistreerd blijft onveranderd in het systeem staan.

NIEUWE DOELGROEPDEFINITIE per 1 januari 2015

Vve instelling

CJG (Centrum Jeugd en Gezin)

1. Inschrijving of plaatsing na 1 maart 2015 (14 of 24 maanden consult CJG)

Bij de intake door de vve instelling vraagt de instelling de ouder wanneer men bij het CJG is geweest voor het 14 of 24 maanden consult. Is men bij het CJG geweest na 28 februari 2015, dan vraagt de instelling aan de ouder om een indicatiebrief en registreert of het kind wel of geen doelgroepkind is.

Is men niet bij het CJG geweest dan verwijst de vve instelling de ouder naar het CJG. Mocht de ouder het CJG niet willen bezoeken, dan behoort het kind niet tot de doelgroep.

2. Inschrijving en plaatsing vve instelling per 1 januari 2015, waar punt 1 niet van toepassing is.

De vve instelling bepaalt de doelgroep volgens de nieuwe doelgroepdefinitie en registreert of het kind wel of geen doelgroepkind is.

Vanaf 1 maart 2015 zal het CJG bij het 14 of 24 maanden consult de doelgroepbepaling doen aan de hand van de nieuwe doelgroepdefinitie en aan de ouder een indicatiebrief verstrekken wanneer een kind een doelgroepkind is.

Informatie gemeente Rotterdam: vveMO@rotterdam.nl

Bijlage 2 Ouderbijdragetabel 2016

Bijlage 2 nummer 109

Bijlage 3: uren en kosten berekening voor kalenderjaar 2016, basisvoorziening vve en vve-extra

Tabel 1: Situatie zittende peuters, dus peuters die vóór 1 maart zijn zijn geplaatst (overgangsrecht)

tabel 1

Tabel 2. Situatie plaatsing nieuwe peuters, dus peuters die vanaf 1 maart 2016 worden geplaatst (geen overgangsrecht)

Situatie plaatsing nieuwe peuters

1 maart 2016 tot start schooljaar 20162017

Voor plaatsingen nieuwe peuters

Situatie per start school 20162017

Voor plaatsingen nieuwe peuters

Aantal uren

Kosten

Aantal uren

Kosten

1

Peuters

2 – 2,5 jaar

Beide ouders werkend 1 (recht op KOT)

6 uur

Blijven gelijk t.o.v. huidige prijs:

(over algemeen 10,– per factuur) 2

Tot aan bereiken 2,5 jaar: 6 uur

Indien na begin schooljaar ouder dan 2,5 jaar, zie onder

Ouders vragen KOT aan. Houder factureert de maximum bijdrage op basis van: 6 uur X € 6,89 per week.

Ouders ontvangen KOT terug via de belastingdienst. Per saldo betaalt de ouder uiteindelijk een inkomensafhankelijke bijdrage*.

2

Peuters

2 – 2,5 jaar

Niet beide ouders werkend

6 uur

Blijven gelijk t.o.v. huidige prijs:

(over algemeen 10,- per factuur)

Tot aan bereiken 2,5 jaar : 6 uur

Indien na begin schooljaar ouder dan 2,5 jaar, zie onder

Houder factureert 6 x inkomensafhankelijk ouderbijdrage per week conform de tabel ouderbijdrage.

Indicatie ouderbijdrage*

3

Doelgroep peuters

2,5 – 4 jaar

Beide ouders werkend (recht op KOT)

12 uur 3 =

6 uur betaald, 6 uur gratis

Blijven gelijk t.o.v. huidige prijs:

(over algemeen 10,– per factuur)

12 uur =

6 uur betaald, 6 uur gratis

Ouders vragen KOT aan. Houder factureert de maximum bijdrage op basis van: eerste 6 uur X € 6,89 per week. Tweede 6 uur gratis.

Ouders ontvangen KOT terug via de belastingdienst. Per saldo betaalt de ouder uiteindelijk een inkomensafhankelijke bijdrage*.

4

Niet-doelgroep peuters

2,5 – 4 jaar

Beide ouders werkend

(recht op KOT)

6 uur =

6 uur betaald

Blijven gelijk t.o.v. huidige prijs:

(over algemeen 10,– per factuur)

6 uur =

6 uur betaald

Ouders vragen KOT aan. Houder factureert de maximum bijdrage op basis van: 6 uur X € 6,89 per week.

Ouders ontvangen KOT terug via de belastingdienst.

Per saldo betaalt de ouder uiteindelijk een inkomensafhankelijke bijdrage*.

5

Doelgroep peuters

2,5 – 4 jaar

Niet beide ouders werkend

12 uur =

6 uur betaald, 6 uur gratis

Blijven gelijk t.o.v. huidige prijs:

(over algemeen 10,– per factuur)

12 uur =

6 uur betaald, 6 uur gratis

Houder factureert 6 x inkomensafhankelijk ouderbijdrage per week conform de tabel ouderbijdrage.

Tweede 6 uur gratis.

Indicatie ouderbijdrage*

6

Niet-doelgroep peuters

2,5 – 4 jaar

Niet beide ouders werkend

6 uur =

6 uur betaald

Blijven gelijk t.o.v. huidige prijs:

(over algemeen 10,– per factuur)

6 uur =

6 uur betaald

Houder factureert 6 x inkomensafhankelijk ouderbijdrage per week conform de tabel ouderbijdrage.

Indicatie ouderbijdrage*

  • Indien ouders meer uren willen afnemen dan in bovenstaande tabel recht op is, dan wordt vanaf schooljaar 2016-2017 door de houder bepaald welk bedrag in rekening wordt gebracht.

  • Voor reguliere peuterspeelzalen blijft in 2016 de situatie ongewijzigd, zowel qua uren als ouderbijdrage

  • * Indicatie ouderbijdrage in nieuwe situatie: Bij 6 uur: € 115 op jaarbasis voor de laagste inkomens; € 279 op jaarbasis voor modaal inkomen.

  • Voor nieuw te plaatsen Niet Rotterdamse peuters geldt dat ze vanaf maart recht hebben op 6 uur. Hier geldt inkomensafhankelijke bijdrage (wel/niet KOT gerechtigd).

Bijlage 4. Hulpdocument aanvraag en verantwoording van resultaten en activiteiten voorschoolse educatie over kalenderjaar 2016

Inleiding

De directie Jeugd en Onderwijs en een vertegenwoordiging van de schoolbesturen en kinderopvang- en welzijnsorganisaties die voorschoolse educatie uitvoeren met subsidie van de gemeente Rotterdam hebben overleg gevoerd over de aanvraag, en verantwoording van subsidie voor regulier peuterspeelzaalwerk en voor- en vroegschoolse educatie (vve) uitgevoerd door vve-kinderdagverblijven en vve-peuterspeelzalen (inclusief groepen nul) voor het kalenderjaar 2016. Daarnaast is overleg gevoerd over de fasering van de invoering van de harmonisatie en de afspraken daarover zijn vastgelegd in een wijzigingsbeschikking. Het resultaat is dit hulpdocument waarin afspraken en voorwaarden zijn opgenomen met betrekking tot de aanvraag, en verantwoording van de subsidie voor het kalenderjaar 2016 met als juridische grondslag de Beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015–2016, de Aanvulling Beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015–2016, de Nadere regels subsidie voorschoolse educatie met vve en de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR 2014). Als basis geldt dat de subsidieontvanger prestatieafspraken met de gemeente heeft gemaakt, die na afloop van een subsidieperiode verantwoord moeten worden. Aan deze verantwoording zijn voorwaarden gekoppeld die zijn opgenomen in de SVR 2014.

In de Beleidsregel en de aanvullende beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015–2016 zijn afspraken opgenomen die de gemeente heeft gemaakt met een vertegenwoordiging van schoolbesturen en instellingen die vve uitvoeren. Deze afspraken zijn in 2015 ingegaan en hebben betrekking op:

  • een analyse van de ouderpopulatie en ouderplan per locatie;

  • de wijze waarop inzicht wordt verkregen in de opbrengsten van de voorschoolse educatie en over de resultaten van de vroegschoolse educatie;

  • de verbetering van opbrengstgericht werken;

  • de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers op mbo- en hbo-niveau.

Dit document dient als handleiding bij het opstellen van de subsidieverantwoording en bevat, naast enkele begripsdefinities, een hulpschema waarin staat aangegeven over welke zaken verantwoord moet worden en wat de rol van de accountant hierin is.

Over de volgende zaken moet worden verantwoord:

  • 1.

    prestaties / activiteiten;

  • 2.

    subsidievoorwaarden

Het model verantwoordingsformulier is als bijlage 2 bij dit hulpdocument opgenomen.

Invoering harmonisatie

In 2016 wordt in het kader van de harmonisatie het herontwerp van de voorschoolse educatie gefaseerd ingevoerd. De harmonisatie wordt eerst ingevoerd in de peuterspeelzalen met vve en daarna in de kinderdagverblijven en reguliere peuterspeelzalen. In verband met de gefaseerde invoering van de harmonisatie in 2016 bestaat het hulpdocument, naast de algemene richtlijnen voor verantwoording, uit twee delen. Voor de instellingen die in 2016 nog niet zijn gestart met de harmonisatie is alleen deel 1 van belang. De wijze van verantwoording voor 2016 is nagenoeg gelijk aan de verantwoording voor 2015. Voor de instellingen die in 2016 zijn gestart met de harmonisatie zijn zowel deel 1 als deel 2 van belang.

Met ingang van 1 maart 2016 is het aanbod voor nieuwe inschrijvingen op de peuterspeelzaal gewijzigd. Hierin is o.a. opgenomen dat niet-doelgroeppeuters gebruik kunnen maken van een aanbod van zes uur vve per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) en doelgroeppeuters kunnen gebruik maken van een aanbod van twaalf uur vve per week (inclusief de momenten voor brengen en halen). Deze wijziging is opgenomen in de Aanvulling Beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015-2016. In de periode tussen 1 maart en 1 september 2016 zullen de peuterspeelzalen geregistreerd worden als kinderdagverblijf in het LRKP. Met ingang van het nieuwe schooljaar 2016–2017 wordt voor het gebruik van het vve-aanbod een inkomensafhankelijke ouderbijdrage ingevoerd. Ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag vragen dit aan bij de belastingdienst. Voor zittende peuters is er op bepaalde onderdelen sprake van overgangsrecht. Voor de details van de wijzigingen verwijzen we naar het Implementatieplan harmonisatie vve en naar de Nadere regels subsidie voorschoolse educatie met vve. Met de organisaties worden maatwerkafspraken gemaakt over de invoering van de harmonisatie.

Voor kinderdagverblijven met vve is op het moment van schrijven van dit hulpdocument nog niet bekend op welk moment de harmonisatie zal worden ingevoerd. Indien nodig zal dit hulpdocument daarvoor worden aangepast.

Algemene richtlijnen voor de verantwoording

Voor de verantwoording van de subsidie is, op grond van artikel 14 SVR2014 en het bijbehorende Subsidiecontroleprotocol, een inhoudelijke verantwoording en tevens een financiële verantwoording vereist (bij subsidies vanaf € 25.000). Over de inhoudelijke verantwoording wordt een assurancerapport gevraagd, met beperkte dan wel redelijke mate van zekerheid. In het verantwoordingsschema is vanaf pagina 3 uitgewerkt over welke delen uit de inhoudelijke verantwoording het assurancerapport moet worden aangeleverd. Over de financiële verantwoording wordt geen accountantsproduct gevraagd. De financiële verantwoording wordt door de gemeente beoordeeld.Subsidieontvangers behoren met hun accountant in overleg te treden over de te controleren subsidievoorwaarden en hierop de administratie aan te passen. Als de accountant geen oordeel kan geven, behoort deze dit te melden en aan te geven welk deel van de administratie niet te beoordelen is.

Bij subsidiebedragen tot € 25.000,– zijn de volgende gegevens benodigd:

–een inhoudelijke verantwoording

Bij subsidiebedragen vanaf € 25.000,– tot € 50.000,– zijn de volgende gegevens benodigd:

  • een inhoudelijke verantwoording

  • een financiële verantwoording

Bij subsidiebedragen vanaf € 50.000,– tot € 200.000,– zijn de volgende gegevens benodigd:

  • een inhoudelijke verantwoording

  • een financiële verantwoording

  • een assurancerapport over de inhoudelijke verantwoording met een beperkte mate van zekerheid

Bij subsidiebedragen vanaf € 200.000,– zijn de volgende gegevens benodigd:

  • een inhoudelijke verantwoording

  • een financiële verantwoording

  • een assurancerapport over de inhoudelijke verantwoording met een redelijke mate van zekerheid

Betekenis van begrippen:

  • Resultaat: de meetbare opbrengst van de activiteiten die worden uitgevoerd.

  • Prestatie: een uit te voeren activiteit, waar mogelijk meetbaar.

  • Assurancerapport: is een verklaring van een accountant waarin hij in overleg met de subsidieontvanger (onderdelen van de) subsidievoorwaarden van de verleningsbeschikking controleert op behaalde aantallen. Hierin kijkt de accountant of de realisatiegegevens (meetbare prestaties/ resultaten) van de inhoudelijke verantwoording juist zijn weergegeven en of de afgesproken activiteiten zijn uitgevoerd. De realisatiegegevens zijn de gegevens van de meetbare prestaties of resultaten zoals vermeld staan in de bijlage met resultaatafspraken van de subsidiebeschikking.

  • Inhoudelijke verantwoording: beschrijving van de uitvoering van het beleid (wat ging goed en waar zijn knelpunten ervaren) en het effect ervan op de realisatie van de doelstellingen. De werkelijke realisatie van de subsidiabele meetbare prestaties, moet in de inhoudelijke verantwoording, worden afgezet tegenover de bij subsidieverlening overeengekomen prestaties. Afwijkingen van meer dan 10% worden hierin naar aard, omvang en beïnvloedbaarheid toegelicht. Wanneer de afgesproken resultaten niet zijn gehaald, wordt beschreven wat hiervoor de verklaring is en wordt beschreven welke consequenties dat heeft voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten van het kalenderjaar dat op het moment van de verantwoording al loopt en voor het daaropvolgende kalenderjaar.

  • Financiële verantwoording: de subsidieontvanger maakt inzichtelijk welke kosten zijn gemaakt ten behoeve van de uitvoering van vve. In de financiële verantwoording geeft u een overzicht van de werkelijke subsidiabele lasten en de daarmee gerelateerde baten afgezet tegenover de bij de subsidieverlening vastgestelde financiële begroting voor vve en voor het convenant inzet hbo’er als coach in de vve. Afwijkingen van meer dan 10% per begrotingsonderdeel worden hierin toegelicht. De financiële verantwoording voor vve 2016 is geen onderdeel van de accountantscontrole.

Handleiding verantwoordingsschema

In onderstaand schema staat per gestelde voorwaarde met een kruisje aangegeven of en zo ja, op welke wijze verantwoord moet worden. Ook staat aangegeven of dit onderwerp moet worden getoetst door de accountant. In de kolom ‘toelichting en werkwijze’ staat aangegeven wat er van de verantwoording verwacht wordt. Het verantwoordingsschema bestaat uit vier delen.

  • Deel 1 geldt voor alle gesubsidieerde instellingen (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) en betreft de verantwoording 2016 van de meerjarige subsidie voor vve-groepen en groepen nul.

  • Deel 2 geldt uitsluitend voor gesubsidieerde instellingen die in 2016 zijn gestart met de harmonisatie en betreft een aanvulling op deel 1 van de verantwoording.

  • Deel 3 geldt uitsluitend voor gesubsidieerde instellingen die in 2016 zijn gestart met de harmonisatie en betreft de verantwoording van de éénmalige subsidie voor implementatiekosten die verband houden met de harmonisatie.

  • Deel 4 geldt uitsluitend voor gesubsidieerde instellingen met reguliere peuterspeelzaalwerk en betreft de verantwoording 2016 van de meerjarige subsidie voor reguliere peuterspeelzaalgroepen.

DEEL 1

Geldt voor alle gesubsidieerde instellingen (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven) en betreft de verantwoording van de meerjarige subsidie voor vve-groepen en groepen nul.

Kader en vormgeving

Inhoudelijkeverantwoording

Assurancerapport

Toelichting en werkwijze (definitieboekje)

Voorschoolse voorzieningen die een vve-programma uitvoeren met subsidie van de gemeente Rotterdam registreren naam, geboortedatum, adres, woonplaats, aanmeldingsdatum, eerste bezoekdatum en laatste bezoekdatum (indien van toepassing) van het kind bij de voorschoolse voorziening en of het kind een doelgroepkind is. Een daartoe bevoegd persoon ondertekent deze lijst. De lijst wordt bij de houder bewaard en getoond voor eventuele controle.

Als er sprake is van een digitaal registratiesysteem dan is een papieren lijst met ondertekening niet vereist. In dat geval verklaart een daartoe bevoegd persoon dat de hiervoor genoemde gegevens in het digitale registratiesysteem zijn opgenomen.

Wanneer in Rotterdam een registratiesysteem voor voorschoolse voorzieningen is ingevoerd, verstrekken instellingen de overeengekomen gegevens via dit systeem. Voor registratie van doelgroepkind door de vve-instelling in 2015 geldt een overgangsregeling (zie bijlage 1).

X

X

De accountant controleert of de lijst aanwezig isbij de houder en is ondertekend door een persoon die bevoegd is namens het bestuur documenten voor de verantwoording van de subsidie te ondertekenen.

In geval van een digitaal registratiesysteem is een papieren lijst met ondertekening niet vereist, maar controleert de accountant of er een verklaring is waarin staat dat de gegevens in het digitale registratiesysteem zijn opgenomen. De verklaring is ondertekend door een persoon die bevoegd is namens het bestuur documenten voor de verantwoording van de subsidie te ondertekenen.

Dit onderdeel geldt voor instellingen die in 2016 nog niet zijn gestart met de harmonisatie:

Aantal twee- en driejarige peuters aan wie een vve-programma is aangeboden.

X

X

Inhoudelijk:

Aantal twee- en driejarige peuters aan wie gedurende de subsidieperiode een vve-programma is aangeboden. Dit aantal wordt vastgesteld door het aantal twee- en driejarige peuters te tellen dat is ingeschreven voor het vve-programma dat is aangeboden in twee telweken en vervolgens het gemiddelde te nemen van de beide telweken. Bij de berekening van het gemiddelde worden decimalen afgerond op het eerstvolgende gehele getal.

Voor de verantwoording 2016 gelden de volgende twee telweken:

– eerste telweek: de week van 1 tot en met 5 februari 2016;

– tweede telweek: van 3 tot en met 7 oktober 2016.

De registratie van de twee- en driejarige peuters in de genoemde telweken wordt ondertekend door een persoon die bevoegd is namens het bestuur voor de verantwoording van de subsidie te ondertekenen.

De accountant controleert of de getekende registratie aanwezig is en of de namen op de registratie overeenkomen met de namen van ingeschreven peuters en of de berekening van de gemiddelde realisatie juist is uitgevoerd.

In geval van een digitaal registratiesysteem is een papieren lijst met ondertekening niet vereist, maar controleert de accountant of er een verklaring is waarin staat dat de gegevens in het digitale registratiesysteem zijn opgenomen. De verklaring is ondertekend door een persoon die bevoegd is namens het bestuur documenten voor de verantwoording van de subsidie te ondertekenen.

In dit geval controleert de accountant of de getekende verklaring aanwezig is en of de namen in het digitaal registratiesysteem overeenkomen met de namen van ingeschreven peuters en of de berekening van de gemiddelde realisatie juist is uitgevoerd.

Dit onderdeel geldt voor instellingen die in 2016 zijn gestart met de harmonisatie:

Aantal twee- en driejarige peuters aan wie een vve-programma is aangeboden.

X

X

Inhoudelijk:

Aantal twee- en driejarige peuters aan wie gedurende de subsidieperiode een vve-programma is aangeboden. Dit aantal wordt vastgesteld door het aantal twee- en driejarige peuters te tellen dat is ingeschreven voor het vve-programma dat is aangeboden in twee telweken. De opgave voor de tweede telweek wordt gesplitst in peuters met een aanbod van zes uur per week (inclusief de momenten voor brengen en halen) en peuters met een aanbod van twaalf uur per week (inclusief de momenten voor brengen en halen)

Voor de verantwoording 2016 gelden de volgende twee telweken:

– eerste telweek: de week van 1 tot en met 5 februari 2016;

– tweede telweek: de week van 3 tot en met 7 oktober 2016.

De registratie van de twee- en driejarige peuters in de genoemde telweken wordt ondertekend door een persoon die bevoegd is namens het bestuur voor de verantwoording van de subsidie te ondertekenen.

De accountant controleert of de getekende registratie aanwezig is en of de namen op de registratie overeenkomen met de namen van ingeschreven peuters.

In geval van een digitaal registratiesysteem is een papieren lijst met ondertekening niet vereist, maar controleert de accountant of er een verklaring is waarin staat dat de gegevens in het digitale registratiesysteem zijn opgenomen. De verklaring is ondertekend door een persoon die bevoegd is namens het bestuur documenten voor de verantwoording van de subsidie te ondertekenen.

In dit geval controleert de accountant of de getekende verklaring aanwezig is en of de namen in het digitaal registratiesysteem overeenkomen met de namen van ingeschreven peuters.

Aantal weken dat het vve-programma gedurende de subsidieperiode is aangeboden.

X

X

Het aantal weken dat het vve-programma is aangeboden in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016.

De gemeente Rotterdam heeft met de schoolbesturen en instellingen die vve uitvoeren een convenant afgesloten voor de inzet van een hbo’er als coach in de voorschoolse educatie.

X

X

Schoolbesturen en instellingen die het convenant voor de inzet van een hbo’er als coach in de voorschoolse educatie hebben afgesloten vermelden in de inhoudelijke verantwoording:

– Het totaal aantal vve-groepen waarvoor de hbo’er(s) als coach is (zijn) aangesteld, dan wel deze taken heeft uitgevoerd;

– Het totaal aantal hbo’ers dat als coach voor de vve-groepen is aangesteld, dan wel deze taken heeft uitgevoerd;

– het totaal aantal uren over de gehele instelling dat de hbo’er(s) als coach voor de vve-groepen is aangesteld, dan wel deze taken heeft uitgevoerd.

Dit onderdeel van de inhoudelijke verantwoording vve 2015 is onderdeel van de controle door de accountant.

In de inhoudelijke verantwoording geven schoolbesturen en instellingen twee voorbeelden van kwaliteitsverhogende maatregelen als gevolg van de inzet van deze hbo’er als coach. De controle van de accountant heeft geen betrekking op dit onderdeel van de inhoudelijke verantwoording vve 2016.

De hierna volgende onderdelen worden niet gecontroleerd door de accountant.

Voorschoolse voorzieningen zijn opgenomen in het Register Kinderopvang GGD Rotterdam-Rijnmond en voldoen aan de voorwaarden gesteld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Wet ontwikkelingskansen voor kwaliteit en educatie, het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, de Verordening peuterspeelzaalwerk Rotterdam 2011 of de meest recent vastgestelde verordening en andere terzake relevante wet- en regelgeving, zoals wordt gecontroleerd door Toezicht en Handhaving bij de inspectiebezoeken.

X

Dit wordt gecontroleerd door Toezicht en Handhaving bij de inspectiebezoeken.

Op de vve-groep staan leidsters met minimaal een mbo-opleiding (mbo 3 of 4) en zij zijn in het bezit van een vve-certificaat voor de uitvoering van een integraal vve-programma of zijn hiervoor in opleiding (gedurende maximaal 2 jaar).

X

Dit wordt gecontroleerd door Toezicht en Handhaving bij de inspectiebezoeken.

Aantal dagdelen per week dat het vve-programma gedurende de subsidieperiode is uitgevoerd.

X

Dit wordt gecontroleerd door Toezicht en Handhaving bij de inspectiebezoeken.

De kwaliteit van educatie en de inrichting van de kwaliteitszorg is als voldoende beoordeeld door de GGD en/of Inspectie van het Onderwijs.

X

Dit wordt door de gemeente bij de subsidieaanvraag gecontroleerd op basis van de beschikbare rapporten van de GGD en/of de Onderwijsinspectie.

Met ingang van 1 januari 2015 voldoet per instelling, zijnde de houder, ten minste 90% van de pedagogisch medewerkers die een vve-programma uitvoeren met subsidie van de gemeente Rotterdam aan de landelijke eisen voor Nederlandse taalvaardigheid: minimaal niveau 3F voor spreken, gesprekken voeren, luisteren en leesvaardigheid en minimaal niveau 2F voor schrijfvaardigheid en taalverzorging.

X

In de inhoudelijke verantwoording voor vve 2016 geven schoolbesturen en instellingen aan in hoeverre zij voldoen aan de landelijk gestelde eisen aan de taalvaardigheid van pedagogisch medewerkers.

Aanwezigheidspercentage twee- en driejarige peuters tijdens het vve-programma.

X

Het aanwezigheidspercentage wordt per groep vastgesteld aan de hand van de telling van het aantal ingeschreven twee- en driejarige peuters dat werkelijk aanwezig is in de groep en aan wie een vve-programma wordt aangeboden in de twee telweken. Het aantal aanwezige peuters wordt afgezet tegen het totaal aantal ingeschreven peuters aan wie een vve-programma wordt aangeboden in deze twee telweken. Het aanwezigheidspercentage is het gemiddelde percentage over de beide telweken.

Voor de verantwoording 2016 gelden de volgende twee telweken:

– de week van 1 tot en met 5 februari 2016;

– de week van 3 tot en met 7 oktober 2016.

De tellingen worden gedaan aan de hand van de presentielijsten. De presentielijstenzijn getekend door de pedagogisch medewerker van de groep en door een persoon die bevoegd is namens het bestuur documenten voor de verantwoording van de subsidie te ondertekenen.

De eigen bijdrage van ouders van doelgroepkinderen in peuterspeelzalen is maximaal € 0,21 per peuter per uur tot het moment van invoering van een inkomensafhankelijke ouderbijdrage op 1 september 2016. De deelgemeentelijke regelingen voor de ouderbijdrage voor het kalenderjaar 2014 worden voortgezet totdat er een nieuwe regeling is vastgesteld.

X

In de inhoudelijke verantwoording wordt de maximale eigen bijdrage per peuter per uur vermeld voor ouders van doelgroepkinderen in 2016 tot de invoering van de inkomensafhankelijke ouderbijdrage op 1 september 2016. Een kopie van de regeling voor de ouderbijdrage voor ouders van doelgroepkinderen en voor ouders van niet-doelgroepkinderen in de periode tot 1 september 2016 wordt als bijlage bij de inhoudelijke verantwoording gevoegd.

Instellingen waarvan de voorschool aansluit op de vroegschool van een school met een regulier onderwijsconcept maken gebruik van een van de door het Nederlands Jeugd Instituut erkende vve-programma’s Ko-totaal, Piramide, Kaleidoscoop of Basisgoed/Startblokken. Instellingen waarvan de voorschool aansluit op de vroegschool van een school met een specifiek onderwijsconcept (zoals montessori onderwijs), maken gebruik van een door de Inspectie van het Onderwijs goedgekeurd programma. Voor de kinderopvang zijn de erkende vve-programma’s Ben ik in Beeld en Uk en Puk.

X

De gemeente toetst dit bij de aanvraag. De vve-instelling neemt in de onderbouwing van de aanvraag op hoe hier uitvoering aan wordt gegeven.

Iedere voorschoolse voorziening die een vve-programma uitvoert met subsidie van de gemeente Rotterdam heeft een ouderbeleid dat:

– afgestemd is op de ouderpopulatie van de groep;

– past bij de vve-methode die wordt gebruikt;

– voldoet aan het standaardprogramma Groep nul, met uitzondering van het daarin verplichte huisbezoek.

Voor kinderopvang met een vve-programma geldt een uitzondering voor de wekelijkse ouder-kindactiviteiten. Daaraan geven zij invulling door in het ouderbetrokkenheidsplan van de instelling duidelijk te maken hoe zij ouders stimuleren, informeren en betrekken bij de dor de instelling georganiseerde ouder-kindactiviteiten. In de Beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015-2016 zijn aanvullende afspraken gemaakt voor de analyse van de ouderpopulatie en het ouderplan per locatie.

X

De gemeente toetst dit bij de aanvraag. De vve-instelling neemt in de onderbouwing van de aanvraag op hoe hier uitvoering aan wordt gegeven.

In de inhoudelijke verantwoording neemt de vve-instelling op hoe het ouderbeleid is gerealiseerd en wat de bevindingen zijn in het licht van het gestelde bij de aanvraag.

De resultaten van de peuters worden bijgehouden door middel van een observatie-instrument voor jonge kinderen. Met de schoolbesturen en instellingen zijn afspraken gemaakt over het inzichtelijk maken van de resultaten van de voorschool. Deze resultaten zijn af te leiden uit het observatie-instrument en vormen in het kader van de overdracht naar de basisschool input voor het leerlingvolgsysteem van de school.

In het document Kwalitatieve afspraken voor- en vroegschoolse educatie: Inzichten in opbrengsten voorschoolse educatie & Resultaatafspraken vroegschoolse educatie, Rotterdam, 2015-2017 zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop inzicht wordt verkregen in de opbrengsten van de voorschoolse educatie en over de resultaten van de vroegschoolse educatie. Deze afspraken zijn opgenomen in de Beleidsregel Rotterdams Onderwijs Beleid 2015–2016.

X

De organisaties met voor- en/of vroegschoolse educaties leveren uiterlijk 1 december 2016 aan de gemeente een managementrapportage:

– waarin de resultaatgegevens op peildatum 1 oktober 2016, zoals vastgelegd in het document ‘Kwalitatieve afspraken voor- en vroegschoolse educatie: Inzichten in opbrengsten voorschoolse educatie & Resultaatafspraken vroegschoolse educatie, Rotterdam, 2015-2017’ zijn opgenomen;

– waarin de 1-meting per oktober 2016 wordt vergeleken met de 0-meting van oktober 2015;

– en de nieuwe doelen en/of acties die op basis van die bevindingen zijn geformuleerd;

– en vermeldt van welk observatieinstrument dan wel van welk meetinstrument gebruik is gemaakt.

Voorschoolse voorzieningen die een vve-programma uitvoeren met subsidie van de gemeente Rotterdam werken mee aan het opstellen van de vve-monitor door OBI (voorheen COS). Wanneer in Rotterdam een registratiesysteem voor voorschoolse voorzieningen is ingevoerd, verstrekken instellingen de benodigde gegevens via dit systeem ter vervanging van de ‘COS-monitor’.

X

De vve-instellingen ontvangen van het OBI (voorheen COS) formulieren om de gevraagde gegevens te verstrekken, tenzij de gevraagde gegevens reeds zijn geleverd aan het Rotterdamse registratiesysteem.

DEEL 2

Geldt uitsluitend voor gesubsidieerde instellingen die in 2016 zijn gestart met de harmonisatie en betreft een aanvulling op deel 1 van de verantwoording.

Kader en vormgeving

Inhoudelijke verantwoording

Assurancerapport

Toelichting en werkwijze (definitieboekje)

De hierna volgende onderdelen worden gecontroleerd door de accountant.

Nadere regels artikel 8,

De houder hanteert een vastgestelde incassoprocedure, die minimaal aan de volgende eisen voldoet:

– De incassoprocedure is openbaar;

– De incassoprocedure is beschreven;

– De incassoprocedure stelt duidelijk termijnen (waaronder het recht om uiterlijk na 3 maanden de peuter te verwijderen).

X

X

De accountant controleert of de houder een incassoprocedure heeft die voldoet aan de minimaal gestelde eisen.

Op verzoek verstrekt de houder de incassoprocedure aan de gemeente.

Nadere regels artikel 11 en 13

De gefactureerde bedragen als bedoeld in de artikelen 6 en 9 over de periode 1 september – 31 december 2016 worden bij vaststelling van de subsidie verrekend.

X

X

De houder neemt het totaal van de gefactureerde bedragen, aangaande de gesubsidieerde uren van (voorheen) peuterspeelzalen-vve, op in de verantwoording, te onderscheiden naar:

– gefactureerd aan ouders met recht op Kinderopvangtoeslag

– gefactureerd aan ouders die een inkomensafhankelijke bijdrage betalen

– gefactureerd aan ouders op andere gronden (artikel 9)

De houder neemt het totaal aan niet geinde of niet te innen bedragen, aangaande de gesubsidieerde uren van (voorheen) peuterspeelzalen-vve, op in de verantwoording. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt naar de aard van de gefactureerde bedragen.

Vanwege de pilotfase de harmonisatie en de onzekerheid over het debiteurenrisico zal bij de vaststelling van de subsidie rekening gehouden worden met de gevolgen van de implementatie van de harmonisatie. Dit betekent maatwerk per instelling.

Toelichting termen:

‘Niet geïnde’ wil zeggen dat ze wel betaald hadden moeten worden en bij ‘Niet te innen’ gaat het om de uitzonderingen waarvoor wel de facturen uitgereikt zou moeten worden maar dat deze niet geind (kunnen) worden.

De hierna volgende onderdelen worden niet gecontroleerd door de accountant.

Nadere regels artikel 4.

Toeslag verbetering kwaliteit en hbo’ers op de groep.

X

Elke organisatie heeft in via het opleidingsplan inzichtelijk gemaakt hoeveel hbo’ers er op de groep werkzaam zijn en hoeveel hbo’ers er in opleiding zijn.

De houder neemt dit aantal op bij vaststelling van de subsidie.

Nadere regels artikel 4, letter b,

De subsidieontvanger ontvangt een toeslag op de subsidie van maximaal € 2.500,00 per groep per kalenderjaar als de groep aantoonbaar niet is gehuisvest in een schoolgebouw dat is opgenomen in de collectieve huurovereenkomst 2015.

X

Dit wordt door de gemeente gecontroleerd bij de aanvraag en aanvraag vaststelling van de subsidie.

Nadere regels artikel 4

Verbetering en borging kwaliteit vve

X

Elke organisatie heeft in de faseringsgesprekken over één of meer van de volgende onderdelen afspraken gemaakt:

1) Elke organisatie heeft z’n HR-cyclus zodanig ingericht dat zij inzicht heeft in de competenties en het leer- of ontwikkelpotentieel van haar medewerkers;

2) Op grond daarvan maakt elke organisatie een opleidingsplan. Daarin zal ruimte zijn zowel voor kwalificerende opscholing, als voor bijscholing en professionalisering on the job.

3) Elke organisatie bepaalt a.h.v. groeps- en medewerkerskenmerken op welke manier ze op haar locaties de hbo’er inzet: als tweede pedagogisch medewerker of als additioneel coach.

4) Elke organisatie maakt teamprofessionaliteit mogelijk.

5) De beroepsopleidingen implementeren werkwijzen die passen binnen het ‘opleiden op z’n Rotterdams’. Waar nodig scholen zij hun medewerkers bij.

Nadere regels artikel 6,

Ouders betalen voor deelname aan de voorschoolse voorziening met vve een inkomensafhankelijke bijdrage aan de instelling voor vve.

X

De houder verstrekt bij de verantwoording op instellingsniveau gegevens over:

– het aantal en het percentage plaatsen met KOT-gerechtigde ouders

– het aantal plaatsen waarvoor uren niet in rekening zijn gebracht en het aantal niet in rekening gebrachte uren.

– de datum waarop de houder is overgegaan op de inkomensafhankelijke ouderbijdrage zoals bedoeld in de nadere regels

Nadere regels artikel 9,

De houder beschikt over een vastgestelde procedure voor de beoordelingen van de afwijkingen van artikel 8 en registreert de afwijkingen van artikel 8.

X

De houder geeft bij de verantwoording een samenvattend inzicht in de redenen waarom afwijkingen zijn toegestaan. Dit in het kader van monitoren van de gevolgen van de harmonisatie.

Op verzoek verstrekt de houder de procedure aan de gemeente.

Prognose inkomsten inkomensafhankelijke ouderbijdrage over de periode 1 september – 31 december 2016.

X

Vanwege de pilotfase van de invoering van de harmonisatie en de onzekerheid over de inkomsten inkomensafhankelijke ouderbijdrage wordt aan de instellingen gevraagd om uiterlijk 16 november 2016 aan de gemeente een onderbouwde prognose te leveren over de verwachte inkomsten over de periode 1 september – 31 december 2016.

DEEL 3

Geldt uitsluitend voor gesubsidieerde instellingen die in 2016 zijn gestart met de harmonisatie en betreft de verantwoording van de éénmalige subsidie voor implementatiekosten die verband houden met de harmonisatie.

Kader en vormgeving

Inhoudelijke verantwoording

Assurancerapport

Toelichting en werkwijze (definitieboekje)

Het hierna volgende onderdeel wordt gecontroleerd door de accountant.

Aan de houder is subsidie verleend voor de implementatie van de harmonisatie. Hetgeen onder eenmalige implementatiekosten wordt verstaan, wordt op dit moment nog afgestemd met de sector

X

X

De houder verstrekt een onderbouwd overzicht van de éénmalige kosten voor implementatie. De accountant controleert of de kosten zoals opgevoerd in het (nog definitief te maken) overzicht tot implementatiekosten voor de harmonisatie kunnen gerekend en of deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

DEEL 4

Geldt uitsluitend voor gesubsidieerde instellingen met reguliere peuterspeelzaalwerk en betreft de verantwoording van de meerjarige subsidie voor reguliere peuterspeelzaalgroepen.

Kader en vormgeving

Inhoudelijke verantwoording

Assurancerapport

Toelichting en werkwijze (definitieboekje)

De hierna volgende onderdelen worden gecontroleerd door de accountant.

Aantal twee- en driejarige peuters aan wie peuterspeelzaalwerk in een reguliere peuterspeelzaalgroep is aangeboden.

X

X

Inhoudelijk:

Aantal twee- en driejarige peuters aan wie gedurende de subsidieperiode peuterspeelzaalwerk in een reguliere peuterspeelzaalgroep is aangeboden. Dit aantal wordt vastgesteld door het aantal twee- en driejarige peuters te tellen dat is ingeschreven voor het reguliere peuterspeelzaalwerk dat is aangeboden in twee telweken en vervolgens het gemiddelde te nemen van de beide telweken. Bij de berekening van het gemiddelde worden decimalen afgerond op het eerstvolgende gehele getal.

Voor de verantwoording 2016 gelden de volgende twee telweken:

– eerste telweek: de week van 1 tot en met 5 februari 2016;

– tweede telweek: de week van 3 tot en met 7 oktober 2016.

De registratie van de twee- en driejarige peuters in de genoemde telweken wordt ondertekend door een persoon die bevoegd is namens het bestuur voor de verantwoording van de subsidie te ondertekenen.

De accountant controleert of de getekende registratie aanwezig is en of de namen op de registratie overeenkomen met de namen van ingeschreven peuters.

In geval van een digitaal registratiesysteem is een papieren lijst met ondertekening niet vereist, maar controleert de accountant of er een verklaring is waarin staat dat de gegevens in het digitale registratiesysteem zijn opgenomen. De verklaring is ondertekend door een persoon die bevoegd is namens het bestuur documenten voor de verantwoording van de subsidie te ondertekenen.

In dit geval controleert de accountant of de getekende verklaring aanwezig is en of de namen in het digitaal registratiesysteem overeenkomen met de namen van ingeschreven peuters en of de berekening van de gemiddelde realisatie juist is uitgevoerd.

Aantal weken dat het peuterspeelzaalwerk in een reguliere peuterspeelzaalgroep gedurende de subsidieperiode is aangeboden.

X

X

Het aantal weken dat het peuterspeelzaalwerk in een reguliere peuterspeelzaalgroep is aangeboden in de periode van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016.

Het hierna volgende onderdeel wordt niet gecontroleerd door de accountant.

Instellingen die regulier peuterspeelzaalwerk uitvoeren met subsidie van de gemeente Rotterdam werken mee aan het opstellen van de vve-monitor door OBI (voorheen COS). Wanneer in Rotterdam een registratiesysteem voor voorschoolse voorzieningen is ingevoerd, verstrekken instellingen de benodigde gegevens via dit systeem ter vervanging van de ‘COS-monitor’.

X

Instellingen die regulier peuterspeelzaalwerk uitvoeren met subsidie van de gemeente Rotterdam ontvangen van het OBI (voorheen COS) formulieren om de gevraagde gegevens te verstrekken, tenzij de gevraagde gegevens reeds zijn geleverd aan het Rotterdamse registratiesysteem.

Dit gemeenteblad 2016, nummer 109, is uitgegeven op 28 juni 2016 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)


Noot
1

Waar staat ‘beide ouders werkend’ kan ook worden gelezen ‘beide ouders/verzorgers werkend of alleenstaande werkende ouder/verzorger werkend’, of ‘ouder(s) heeft/hebben recht op kinderopvangtoeslag’. Waar staat ‘niet beide ouders werkend’ kan ook worden gelezen ‘niet beide ouders/verzorgers werkend of alleenstaande werkende ouder/verzorger niet-werkend’, of: ‘ouder(s) heeft/hebben geen recht op kinderopvangtoeslag’.

Noot
2

De eigen bijdrage verschillen momenteel in Rotterdam. Dit is historisch gegroeid. Na 1 september wordt dit rechtgetrokken.

Noot
3

Voor huidige groepen nul geldt dat de keuze aan de organisatie is of zij de doelgroep peuters in de periode maart – begin schooljaar 2016–2017, 12 uur dan wel 15 uur willen inroosteren