Beleidsregels aanvullende tegemoetkoming kinderopvangtoeslag Rotterdam 2019

Geldend van 01-07-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels aanvullende tegemoetkoming kinderopvangtoeslag Rotterdam 2019

De concerndirecteur van het cluster Werk en Inkomen,

Gelezen het voorstel van het hoofd van de afdeling C&O, d.d. 15 oktober 2019;

gelet op artikel 1.3, vierde lid, Algemene wet bestuursrecht, artikel 1.13 van de Wet kinderopvang, artikel 1.3, tweede lid, Besluit mandaat, volmacht en machtiging Rotterdam 2016 en artikel 3 Besluit ondermandaat, ondervolmacht en ondermachtiging van de Algemeen Directeur 2016;

overwegende dat:

  • de concerndirecteur van het cluster Werk en Inkomen het wenselijk acht om aan ouders die niet in staat zijn in de noodzakelijke kosten van kinderopvang te kunnen voorzien, een tegemoetkoming te verstrekken met het doel de kans op arbeidsinschakeling te vergroten;

besluit vast te stellen:

Beleidsregels aanvullende tegemoetkoming kinderopvangtoeslag Rotterdam 2019

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

  • b.

    kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen door een erkende instelling, geregistreerd in het landelijke register kinderopvang als bedoeld in artikel 1.47b, eerste lid, van de wet;

  • c.

    kinderopvangtoeslag: een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder h, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van kinderopvang;

  • d.

    ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft;

  • e.

    voorziening: voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, waaronder ook een cursus of opleiding in het kader van de inburgeringsplicht als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel g, van de Wet kinderopvang, wordt begrepen;

  • f.

    wet: Wet kinderopvang.

Artikel 2 Doelgroep van de tegemoetkoming

Het college verstrekt een tegemoetkoming wanneer de ouder:

  • a.

    een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Algemene nabestaandenwet en gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling die de noodzaak tot kinderopvang met zich brengt, of

  • b.

    de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, scholing of een opleiding volgt en met toepassing van artikel 16 of 18, eerste en vierde lid, van de Participatiewet algemene bijstand ontvangt of kan ontvangen, of

  • c.

    is ingeschreven bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 3 Hoogte van de tegemoetkoming

De tegemoetkoming bedraagt per kind 4% van het door het Rijk vastgestelde maximum uurtarief, met dien verstande dat het totaalbedrag van de tegemoetkoming en de ontvangen kinderopvangtoeslag nooit hoger kunnen zijn dan de werkelijke kosten.

Artikel 4 Aanvraag en betaalbaarstelling van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt op aanvraag verstrekt.

  • 2. De aanvraag geschiedt door middel van het formulier ‘aanvraag/wijziging compensatie eigen bijdrage kosten kinderopvang’.

  • 3. De tegemoetkoming wordt per datum aanvraag toegekend. Er kan geen sprake zijn van toekenning met terugwerkende kracht.

  • 4. In afwijking tot het gestelde in lid 3 is de ingangsdatum van toekenning van de tegemoetkoming de aanvangsdatum van de daadwerkelijke start van deelname aan de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wanneer deze startdatum ligt na datum aanvraag.

  • 5. Het college stelt de vergoeding vast op basis van het aantal kinderen, het door het Rijk vastgestelde maximum uurtarief en het aantal uren dat de ouder daadwerkelijk gebruik maakt van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling die de noodzaak tot kinderopvang met zich brengt.

  • 6. Het college ontvangt, in verband met vaststelling van de tegemoetkoming, de onder lid 5 genoemde gegevens van de kinderopvanginstelling.

  • 7. De tegemoetkoming wordt per maand uitbetaald aan de kinderopvanginstelling.

Artikel 5 Hardheidsclausule

Het college kan van deze beleidsregels afwijken indien strikte toepassing daarvan in het individuele geval disproportioneel is dan wel dat er dringende redenen zijn.

Artikel 6 Inwerkingtreding en overgangsbepaling

  • 1. Deze beleidsregels vervangen de Beleidsregels Aanvullende tegemoetkoming kinderopvangtoeslag Rotterdam 2018.

  • 2. Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2019.

Artikel 7 Citeerregel

Deze beleidsregels worden geciteerd als: Beleidsregels Aanvullende tegemoetkoming kinderopvangtoeslag Rotterdam 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld te Rotterdam op 1 november 2018.

J.H. Meijer

Waarnemend Concerndirecteur cluster Werk en Inkomen

Dit gemeenteblad 2018, nummer 131, is uitgegeven op 1 november 2018 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)