Regeling vervallen per 01-01-2021

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent parkeren (Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2020)

Geldend van 21-05-2020 t/m 31-12-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent parkeren (Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de directeur Stadsbeheer Toezicht en Handhaving van 10 december 2019, kenmerk 19/0624286;

gelet op artikel 2, vierde lid, van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2020;

besluit vast te stellen:

het Uitvoeringsbesluit inzake de voorschriften en beperkingen met betrekking tot het verlenen, intrekken, weigeren, de geldigheid en het gebruik van parkeervergunningen Rotterdam 2020 (Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2020).

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • autodate: het herhaaldelijk en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen een aanbieder, die motorvoertuigen 24 uur per dag beschikbaar stelt voor autodate en meerdere deelnemers, waarbij de voertuigen zijn voorzien van een systeem dat ritgegevens registreert;

  • bedrijf: natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde bewoner, die is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

  • bestelauto: voertuig als bedoeld in artikel 1 van het RVV ’90 onder de definitie aldaar van bestelauto of bedrijfsauto met dien verstande dat de toegestane maximum massa van de bedrijfsauto niet meer bedraagt dan 3.500 kg;

  • bewoner: persoon die blijkens de gemeentelijke basisregistratie personen woont op een adres in gereguleerd gebied of op een geregistreerd binnenvaartuig in gereguleerd gebied;

  • BPM: belasting van personenauto’s en motorrijwielen, als bedoeld in de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992, of een hiervoor in de plaats tredende regeling;

  • BRP: gemeentelijke basisregistratie personen (geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens en aangehaakte gegevens over de bevolking van de gemeente Rotterdam);

  • bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening: parkeervoorziening met gezamenlijke toegang, behorend bij of toegewezen aan een gebouw of gebouwencomplex blijkens een omgevingsvergunning of enig ander document, bestemd voor het parkeren van motorvoertuigen van eigenaren of houders, die wonen of werken in het gebouw of gebouwencomplex waarbij deze voorziening behoort of waaraan deze voorziening is toegewezen, waarbij inbegrepen een individuele garagebox, carport of ruimte die of een perceel dat is bedoeld voor parkeren;

  • bijzondere vrijstelling van de parkeereis: vrijstelling van de parkeereis in een omgevings-vergunning, als bedoeld in artikel 6.3 van de Beleidsregeling parkeernormen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018;

  • bijzonder gemeentelijk belang: vrijstelling verlenen van de parkeereis in een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.5.30 vierde lid onder d van de Bouwverordening Rotterdam 2010 of artikel 6.2 van de Beleidsregeling parkeernomen auto en fiets gemeente Rotterdam 2018;

  • CBS subbuurt: een van de territoriale gebiedsgrenzen van het Centraal Bureau voor de Statistiek;

  • gereguleerd gebied: deel van de gemeente waarbinnen sprake is van betaald parkeren;

  • huishouden; één of meer bewoners die in één woonruimte wonen en samen in hun dagelijks onderhoud voorzien;

  • oldtimer: voertuig als bedoeld in het schema Oldtimerregeling van de Belasting-dienst Motorrijtuigenbelasting;

  • personenauto: personenauto als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • schoolbestuur: bestuur van een door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap erkende en gesubsidieerde instelling voor dag- of avondonderwijs;

  • sector: omschreven groep straten binnen gereguleerd gebied;

  • teruggekeurd voertuig: voertuig waarvan de terugkeuring is goedgekeurd op basis van artikel 6.1, lid 4, van de Regeling voertuigen;

  • vrachtauto: vrachtauto als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • wijkauto: personenauto waarmee georganiseerd aanvullend vervoer wordt geboden aan ouderen en gehandicapten;

  • wijkbus: personenbus waarmee georganiseerd aanvullend vervoer wordt geboden aan ouderen en gehandicapten.

Artikel 2 Maximering aantal vergunningen per sector

  • 1. Het college stelt het maximum aantal uit te geven vergunningen per sector vast.

  • 2. Indien het maximum aantal uit te geven vergunningen per sector is verleend, wordt de aanvrager op een wachtlijst voor deze sector geplaatst, waarbij bewoners en bedrijven op aparte wachtlijsten staan.

  • 3. De wachtlijsten, bedoeld in het tweede lid, worden aangelegd op volgorde van binnenkomst van de aanvragen van bewoners en bedrijven, waarbij de datum van registratie door de gemeente bepalend is.

  • 3a. In afwijking van het derde lid, worden bij de wachtlijst voor bewoners de aanvragen voor een eerste bewonersvergunning geplaatst boven de aanvragen voor een tweede bewonersvergunning.

  • 4. Aan de op de wachtlijst geplaatste aanvrager kan op diens verzoek een tijdelijke vergunning worden verleend voor een andere sector.

  • 5. De sector, bedoeld in het vierde lid, wordt door het college bepaald binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid voor wat betreft de afstand tot het adres waarvoor de vergunning wordt aangevraagd.

  • 6. De vergunning op grond van het vierde lid wordt verleend voor bepaalde tijd met een maximumduur van 12 maanden, maar niet langer dan de duur van de plaatsing op de wachtlijst.

Artikel 3 Weigeren van een vergunning

Het college weigert een vergunning indien:

  • 1.

    de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarden, die aan het verlenen van een vergunning zijn gesteld;

  • 2.

    de aanvrager volgens opgave van de gemeente Rotterdam een invorderbare belastingschuld heeft openstaan of een verschuldigde parkeerbelasting niet heeft betaald.

Artikel 3a Weigeren van een vergunning vanwege belasting van de luchtkwaliteit

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 3 weigert het college een vergunning indien vergunning wordt gevraagd voor een:

    • a.

      geregistreerde personenauto of bestelauto op benzine of LPG met een emissieklasse 0;

    • b.

      geregistreerde personenauto of bestelauto op diesel met een emissieklasse lager dan 3;

    • c.

      geregistreerde vrachtauto met een euroklasse lager dan de Europese emissieklasse 4.

  • 2. De in het eerste lid genoemde weigeringsgronden zijn niet van toepassing indien de vergunning betrekking heeft op:

    • a.

      gebieden waar geen regeling tot betaald parkeren van kracht is;

    • b.

      overdracht van een vergunning voor een ongewijzigd kenteken binnen een adres;

    • c.

      aanvraag van de parkeervergunning binnen één maand na ingangsdatum van de invoering betaald parkeren in de nieuwe sector.

  • 3. De in het eerste lid genoemde weigeringsgronden zijn evenmin van toepassing indien de vergunning wordt aangevraagd voor:

    • a.

      een oldtimer;

    • b.

      een teruggekeurd voertuig.

Artikel 4 Intrekken van een vergunning

  • 1. Het college kan een vergunning intrekken indien:

    • a.

      de vergunninghouder niet, niet tijdig of niet volledig de parkeerbelasting, bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2020 heeft voldaan;

    • b.

      de vergunninghouder niet of niet meer voldoet aan de voorwaarden die aan de vergunning zijn gesteld;

    • c.

      de vergunninghouder bij de gemeente Rotterdam een invorderbare belastingschuld heeft openstaan;

    • d.

      de vergunninghouder bij zijn aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens heeft verstrekt.

  • 2. Het college trekt een vergunning in, indien:

    • a.

      de vergunninghouder om intrekking verzoekt;

    • b.

      de vergunninghouder niet meer woont of werkt in het gebied waarvoor de vergunning is afgegeven;

    • c.

      er sprake is van redenen van openbaar belang;

    • d.

      zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die mee heeft gewogen bij het verlenen van de vergunning;

    • e.

      de vergunninghouder in liquidatie of in staat van faillissement is gesteld;

    • f.

      het voertuig, waarvoor de vergunning is verleend, niet voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 3a.

Artikel 5 Bewonersvergunning

  • 1. Het college verleent, onverminderd de artikelen 2, 3 en 3a, op aanvraag een bewonersvergunning aan een bewoner, indien:

    • a.

      de aanvrager volgens de BRP woonachtig is in de sector of in de CBS subbuurt die aan de sector grenst waarvoor de vergunning is aangevraagd, en;

    • b.

      de aanvrager woonachtig is in een gebouw of gebouwencomplex zonder een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening, en;

    • c.

      de aanvrager kentekenhouder is van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is aangevraagd, of;

    • d.

      de aanvrager een motorvoertuig gebruikt van het bedrijf waarbij hij in loondienst is en waarbij het motorvoertuig op naam staat van het bedrijf dan wel sprake is van een leaseovereenkomst op naam van het bedrijf, of;

    • e.

      de aanvrager feitelijk gebruiker is van een motorvoertuig dat voor ten minste drie maanden van een autoverhuurbedrijf is gehuurd of geleaset;

    • f.

      de aanvrager een vergunning krijgt overgedragen van een huisgenoot, onverminderd het bepaalde in lid 1 sub a tot en met sub e.

  • 2. Indien de aanvraag een motorvoertuig met een niet-Nederlands kenteken betreft, wordt onverminderd het eerste lid, op aanvraag een vergunning verleend indien aan de BPM-plicht is voldaan of sprake is van BPM-vrijstelling.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, onder a, wordt een vergunning voor maximaal de duur van een arbeidscontract verleend indien de aanvrager beschikt over een geldig arbeidscontract, tijdelijk in Rotterdam woont en werkt en niet is ingeschreven in de BRP.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, onder a, wordt eenmalig een vergunning op het nieuwe woonadres verleend voor maximaal 12 maanden, indien de aanvrager verhuist en tijdelijk twee woonadressen heeft, maar nog niet op het nieuwe woonadres staat ingeschreven in de BRP en met een koop- of huurcontract het nieuwe woonadres kan aantonen.

  • 5. In afwijking van artikel 2, tweede lid, wordt een vergunning verleend aan de partner of een familielid van een overleden vergunninghouder, die volgens de BRP op hetzelfde adres staat ingeschreven als de overleden vergunninghouder. Een verzoek hiertoe wordt binnen drie maanden na het overlijden van de vergunninghouder ingediend.

  • 6. In afwijking van het eerste lid, onder a, wordt een vergunning verleend aan de beheerder van de jachthavens in de Veerhaven, de Entrepothaven, WsV Oud Delfshaven of De Rotterdamsche Admiraliteit (Admiraliteitskade 86), ten behoeve van de vaste gebruiker van een ligplaats, tot het maximum dat is gekoppeld aan de parkeernorm voor jachthavens.

  • 7. Binnen een huishouden worden maximaal twee vergunningen verleend.

  • 8. In afwijking van het eerste lid, onder b, wordt uitsluitend een vergunning voor maximaal 12 maanden verleend indien de aanvrager aantoont dat aanvrager op het moment van de aanvraag feitelijk niet over de bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening beschikt of had kunnen beschikken. Hiertoe is een maximaal zes weken oude schriftelijke verklaring van de eigenaar en/of beheerder van de parkeervoorziening vereist. De verklaring gericht aan de aanvrager en op papier met logo moet ondertekend zijn en tevens verklaren dat de aanvrager op de wachtlijst is geplaatst.

  • 8a. De onder het eerste en achtste lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van een bijzonder gemeentelijk belang. Deze afwijking geldt niet wanneer in de omgevingsvergunning naar het straatparkeren wordt verwezen als parkeermogelijkheid.

  • 8b. De onder het achtste lid bedoelde vergunning wordt niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruik van een bijzondere vrijstelling van de parkeereis.

  • 9. Vijfmaal per kalenderjaar mag de vergunninghouder met een ander voertuig gebruik maken van de vergunning voor een periode van maximaal twee weken. De weigeringsgronden ex artikel 3a (luchtkwaliteit) zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Bedrijfsvergunning

  • 1. Het college verleent onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 3a, op aanvraag een bedrijfsvergunning aan een bedrijf, indien:

    • a.

      het bedrijf blijkens het handelsregister van de Kamer van Koophandel gevestigd is in de sector of in de CBS subbuurt die aan de sector grenst;

    • b.

      het bedrijf gevestigd is in een gebouw of gebouwencomplex zonder bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening;

    • c.

      de rechtsvorm van het bedrijf een eenmanszaak, maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap is en de eigenaar van de eenmanszaak, de maten van de maatschap of de vennoten van de vennootschap in de BRP in Nederland of daarbuiten staan geregistreerd.

  • 2. Het maximaal aantal te verlenen vergunningen is afhankelijk van de branche waarin het bedrijf werkzaam is, het aantal medewerkers waarbij het uitgangspunt is de registratie in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de sector waarbinnen het bedrijf gevestigd is. Op dit aantal te verlenen parkeervergunningen wordt in mindering gebracht het aantal parkeerplaatsen waarover het bedrijf kan beschikken indien sprake is van een bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening.

  • 3. In afwijking van het tweede lid is op door het college aangewezen bedrijfsterreinen in het kader van dit besluit het ambulantiecriterium niet van toepassing.

  • 4. Het college stelt het maximale aantal bedrijfsvergunningen per branche en sector vast.

  • 5. Met inachtneming van lid 2, 3 en 7 wordt op aanvraag aan een schoolbestuur een maximum aan vergunningen verleend gelijk aan de helft van het totaal aantal docenten dat op aanvraagdatum in dienst is van het betrokken bestuur en werkzaam op de vestiging in gereguleerd gebied waarvoor de aanvraag is gedaan.

  • 6. Indien de uitkomst van de berekening in het vorige lid leidt tot een breuk vindt afronding naar boven plaats.

  • 7. Een schoolbestuur kan in aanmerking komen voor een hoger aantal vergunningen dan het maximum genoemd in het vijfde lid, indien het specifieke belang van een bepaalde school dit naar het oordeel van het college vereist.

  • 8. In afwijking van het eerste lid, onder b, wordt uitsluitend een vergunning voor maximaal 12 maanden verleend indien de aanvrager aantoont dat deze op het moment van de aanvraag feitelijk niet over de bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening beschikt of had kunnen beschikken.

  • 8a. De onder het eerste en achtste lid bedoelde vergunningen worden niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van een bijzonder gemeentelijk belang. Deze afwijking geldt niet wanneer in de omgevingsvergunning naar het straatparkeren wordt verwezen als parkeermogelijkheid.

  • 8b. De onder het achtste lid bedoelde vergunning wordt niet verleend als sprake is van een gebouw of gebouwencomplex, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruik van een bijzondere vrijstelling van de parkeereis.

  • 9. Vijfmaal per kalenderjaar mag de vergunninghouder met een ander voertuig gebruik maken van de vergunning voor een periode van maximaal twee weken. De weigeringsgronden ex artikel 3a (luchtkwaliteit) zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Stadsbrede vergunning

  • 1. Het college verleent onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 3a op aanvraag een stadsbrede vergunning aan een van de hierna vermelde categorieën:

    • a.

      huisartsen met praktijk in Rotterdam;

    • b.

      verloskundigen met praktijk in Rotterdam;

    • c.

      Vereniging Dierenambulance Rotterdam ten behoeve van de ambulances;

    • d.

      Stichting Dierenambulance Rotterdam en Omstreken ten behoeve van de ambulances;

    • e.

      thuiszorgorganisaties met als verzorgingsgebied Rotterdam, bekostigd vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) ten behoeve van acute thuiszorg;

    • f.

      Politie Eenheid Rotterdam ten behoeve van de niet-herkenbare politievoertuigen;

    • g.

      Gemeentelijke Gezondheidsdienst ten behoeve van de röntgenbus;

    • h.

      Stichting Zwerfkatten ten behoeve van de motorvoertuigen die zwaar materiaal vervoeren;

    • i.

      Dienstenbus Ontmoeting;

    • j.

      wijkbussen en wijkauto's;

    • k.

      rechtercommissaris en griffiers van de rechtbank Rotterdam ten behoeve van de voertuigen die worden gebruikt bij piketdiensten;

    • l.

      Veiligheidsregio Rotterdam ten behoeve van de voertuigen die gebruikt worden bij piketdiensten;

    • m.

      gemeentelijke diensten ten behoeve van dienstvoertuigen;

    • n.

      Autodate ten behoeve van voertuigen voor gedeeld autogebruik;

    • o.

      Stichting slachtofferhulp ten behoeve van acute zorgverlening;

    • p.

      de dialyseauto van het Maasstad Ziekenhuis;

    • q.

      houders van een Europese gehandicaptenparkeerkaart, volgens de BRP woonachtig in Rotterdam en waarbij de aanvrager of diens huisgenoot kentekenhouder is van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is aangevraagd, of de aanvrager een motorvoertuig gebruikt van het bedrijf waarbij hij in loondienst is en waarbij het motorvoertuig op naam staat van het bedrijf of dat sprake is van een leaseovereenkomst op naam van het bedrijf. Per Europese gehandicaptenparkeerkaart wordt niet meer dan één stadsbrede vergunning verleend;

    • r.

      indien de aanvraag een motorvoertuig met een niet-Nederlands kenteken betreft wordt, onverminderd het bepaalde in lid 1q, op aanvraag een vergunning verleend indien aan de BPM-plicht is voldaan of sprake is van BPM-vrijstelling.

  • 2. De stadsbrede vergunning geldt voor het gehele gereguleerde gebied.

Artikel 8 Bezoekersvergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een bezoekersvergunning.

  • 2. De bezoekersvergunning wordt verleend voor de sector waartoe het adres behoort, waarop de aanvragende bewoner in de BRP staat ingeschreven.

  • 3. Per kalenderjaar heeft het huishouden waartoe de bewoner behoort recht op maximaal 500 uur parkeren met eenheden van 10 minuten.

  • 4. De aanvragende bewoner toont het voeren van een eigen huishouden aan met een op naam en adres gesteld huur- of koopcontract.

  • 5. Het innen van de afgenomen eenheden bij de houder van de bezoekersvergunning geschiedt uitsluitend per kwartaal met een automatische incasso.

Artikel 9 Mantelzorgvergunning

  • 1. Het college verleent op aanvraag een mantelzorgvergunning.

  • 2. De mantelzorgvergunning wordt verleend voor de sector waartoe het adres behoort, waarop de aanvragende bewoner in de BRP staat ingeschreven.

  • 3. Per kalenderjaar heeft de mantelzorgvergunninghouder recht op maximaal 500 uur parkeren met eenheden van 10 minuten.

  • 4. De mantelzorgvergunning wordt verleend aan een hulpbehoevende bewoner met een op zijn naam gestelde indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ-indicatie) of een bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning aan hem verleende beschikking.

  • 5. Het innen van de afgenomen eenheden bij de houder van de mantelzorgvergunning geschiedt uitsluitend per kwartaal met een automatische incasso.

Artikel 10 Belanghebbendenvergunning

Het college kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 2, 3 en 3a op aanvraag aan de hierna genoemde aanvragers een belanghebbenden-vergunning verlenen, die uitsluitend geldt op de aan hen door het college toegewezen vaste parkeerplaatsen:

  • a.

    aanbieders van autodate;

  • b.

    consuls;

  • c.

    houders van het door de Stichting Kwaliteitsverbetering Rotterdamse Taxi uitgereikte keurmerk voor taxichauffeurs;

  • d.

    dienstvoertuigen van de RET.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Van het bepaalde in dit uitvoeringsbesluit kan het college afwijken indien toepassing van dit besluit tot onbillijkheid van overwegende aard leidt.

Artikel 12 Intrekking huidig besluit

Het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2019 wordt ingetrokken.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad, maar niet eerder dan op 1 januari 2020.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 10 december 2019.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Toelichting

In het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2020 zijn de nadere regels en beperkingen vastgelegd met betrekking tot het verlenen, intrekken, weigeren en de geldigheid en het gebruik van parkeer- en belanghebbendenvergunningen.

Ten opzichte van het vigerende Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2019 zijn de onderstaande wijzigingen doorgevoerd.

Toelichting gewijzigde artikelen Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2020

Artikel 1 Begripsbepalingen

Lid k.

Door het begrip ‘bijbehorende of toegewezen parkeervoorziening’ ook van toepassing te verklaren op een individuele garagebox, carport, ruimte die of perceel dat te gebruiken is voor parkeren, is de uitgifte van parkeervergunningen beter te reguleren. Bewoners en bedrijven die parkeren op een eigen parkeervoorziening en niet in aanmerking komen voor een parkeervergunning, voorkomen een onnodige belasting van de openbare ruimte.

Artikel 3a. Weigeren van een vergunning vanwege belasting van de luchtkwaliteit

Lid 1a en 1b.

Door de landelijke harmonisatie van de milieuzones wordt wettelijk bepaald dat de milieu-zones in Nederland per 1 januari 2020 gehandhaafd moeten worden op emissieklasse (euronorm) in plaats van de datum van eerste toelating (DET), oftewel de leeftijd van het voertuig. In het kentekenregister, beheerd en onderhouden door de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW), wordt voor elk motorvoertuig de voor dat voertuig geldende emissieklasse aangetekend. Deze emissieklasse is een indeling naar klassen van uitstoot van broeikasgassen, verontreinigende gassen en deeltjes door een voertuig. Hiermee wordt onderscheid gemaakt tussen voertuigen die meer of minder verontreinigende stoffen uitstoten en aldus ook onderscheid tussen voertuigen met een verbrandingsmotor (benzine- en dieselvoertuigen) en emissieloze voertuigen.

Het ontbreken van deze emissieklasse was destijds de reden de milieueisen in het Uitvoeringsbesluit Parkeren te baseren op de datum van eerste toelating (DET).

Artikel 3a. Weigeren van een vergunning vanwege belasting van de luchtkwaliteit

Lid 2c.

Bij de vaststelling van de Wijziging van het Uitvoeringsbesluit parkeren Rotterdam 2015 (3 maart 2015) is artikel 3a opgenomen. Er is een bepaling opgenomen dat op het moment van invoering van betaald parkeren in een nieuwe wijk voor alle voertuigen die op dat moment op een adres in de betreffende wijk geregistreerd staan een vergunning kan worden verkregen, ongeacht de ouderdom (DET). Er wordt een coulancetijd in acht genomen van maximaal één maand tussen invoering van de parkeerregulering en het daadwerkelijk aanvragen van de vergunning. Bij aanvragen na deze termijn geldt de algemene regel dat alleen voertuigen die aan de milieunormen voldoen, in aanmerking komen voor een parkeervergunning. Deze coulanceregeling is een werkwijze die destijds bewust niet in het Uitvoeringsbesluit is vastgelegd. Het niet vastleggen leidt in de praktijk echter te vaak tot onduidelijkheid, waardoor nu wordt voorgesteld de regeling wel expliciet in het Uitvoeringsbesluit op te nemen (lid 2c).

Artikel 5 Bewonersvergunning

Lid 8 a.

In het Uitvoeringsbesluit is nadrukkelijk vastgelegd, dat geen tijdelijke parkeervergunning wordt verleend aan bewoners van een gebouw of gebouwencomplex, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van een bijzonder gemeentelijk belang. In lid 8a wordt dit nu ook van toepassing verklaard op de permanente parkeervergunning, omdat de bepaling van bijzonder gemeentelijk belang in de praktijk ook van toepassing wordt verklaard op bouwontwikkelingen zonder eigen parkeergelegenheid.

Artikel 6 Bedrijfsvergunning

Lid 8 a.

In het Uitvoeringsbesluit is nadrukkelijk vastgelegd, dat geen tijdelijke parkeervergunning wordt verleend aan bedrijven, gevestigd in een gebouw of gebouwencomplex, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend met gebruikmaking van een bijzonder gemeentelijk belang. In lid 8a wordt dit nu ook van toepassing verklaard op de permanente parkeervergunning, omdat de bepaling van bijzonder gemeentelijk belang in de praktijk ook van toepassing wordt verklaard op bouwontwikkelingen zonder eigen parkeergelegenheid.

Dit gemeenteblad 2019, nummer 195, is uitgegeven op 12 december 2019 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)