Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen (Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen)

Geldend van 15-02-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen (Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de Concerndirecteur Dienstverlening van 4 februari 2020; kenmerk 3503000;

gelet op artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 231, 242 en 244 van de Gemeentewet juncto artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

Artikel 1 Reikwijdte en definities

  • 1.

    Deze beleidsregels gelden bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

  • 2.

    Van deze beleidsregels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van overeenkomstige toepassing is.

  • 3.

    Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen of artikel 244 van de Gemeentewet;

    • b.

      belanghebbende: belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk medeaansprakelijke heeft betaald;

    • c.

      driejaarstermijn: termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld op voet van artikel 11, derde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de bevoegdheid tot het vaststellen van een aanslag vervalt;

    • d.

      bedrag van de vermindering: vermindering van het belastingbedrag dat wordt berekend per belastingaanslag, vermeerderd met het daaraan toe te rekenen gedeelte van de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast;

    • e.

      belastingaanslag: aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

      • 1°.

        aanslag: gevorderde bedrag;

      • 2°.

        voorlopige aanslag: voorlopig gevorderde bedrag;

      • 3°.

        navorderingsaanslag: nagevorderde bedrag;

      • 4°.

        aanslagbiljet: kennisgeving van het in onderdeel 1° bedoelde bedrag;

    • f.

      belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

Artikel 2 Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat ten minste € 10,- per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • a.

    een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of

  • b.

    uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

Artikel 3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 2 vindt geen toepassing indien:

  • a.

    ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 2, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de driejaarstermijn is verstreken, tenzij er sprake is van het ontbreken van enige belastingplicht bij een andere belastingplichtige, in welk geval de toepassing eindigt indien een vijfjaarstermijn is verstreken;

  • b.

    aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

Artikel 4 Jurisprudentie

  • 1. Een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of van een rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag waarop de uitspraak door de Hoge Raad, het hof of de rechtbank is gewezen, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2. Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap, alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

Artikel 5 Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of een verzoekschrift, bedoeld in artikel 2, onder a.

Artikel 6 Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen worden ingetrokken.

Artikel 7 Overgangsbepaling

De Beleidsregels ambtshalve vermindering zoals genoemd in artikel 6, blijven van toepassing op de belastbare feiten die zich vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit hebben voorgedaan.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na publicatie in het Gemeenteblad.

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels ambtshalve vermindering gemeentelijke belastingen.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 februari 2020.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

A. Aboutaleb

De burgemeester,

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 7 februari 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Ondertekening