Regeling vervallen per 01-03-2021

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent verstrekken van subsidies (Subsidieregeling CityLab010 2020)

Geldend van 23-04-2020 t/m 28-02-2021

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent verstrekken van subsidies (Subsidieregeling CityLab010 2020)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,

gelezen het voorstel van de concerndirecteur van het cluster Dienstverlening van 3 maart 2020; kenmerk DV 3224116;

gelet op de artikelen 3, 4, 6, 7 en 8 van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;

overwegende, dat het wenselijk is een subsidieregeling vast te stellen ter uitvoering van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SVR 2014) met betrekking tot de regeling CityLab010;

besluit:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam;

openbare ruimte: ruimte die voor iedereen toegankelijk is en voor inrichting en beheer onder verantwoordelijkheid valt van de gemeente;

vernieuwend: ontwikkeling of inzet van een product, dienst of activiteit die nog niet op reguliere basis in Rotterdam, of in het deel van Rotterdam waarop de aanvraag betrekking heeft, voorkomt.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1. Het bepaalde in deze subsidieregeling is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten voor de thema’s:

    • a.

      energietransitie;

    • b.

      groei van de stad;

    • c.

      nieuwe economie;

    • d.

      gelijke kansen;

    • e.

      toerisme en stadscultuur;

    • f.

      samenleven.

  • 2. Deze subsidieregeling is tevens van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten die na beoordeling door het college niet vallen in een van de in het eerste lid bedoelde thema’s maar wel vernieuwend zijn en een maatschappelijke bijdrage hebben voor Rotterdam.

Artikel 3 Activiteiten

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten voor vernieuwende initiatieven met een maatschappelijke bijdrage voor Rotterdam.

Artikel 4 Doelgroep

Een aanvraag voor een subsidie kan worden ingediend door een rechtspersoon die blijkens het Handelsregister van de Kamer van Koophandel in Nederland is gevestigd of door een natuurlijk, meerderjarig persoon die blijkens de Basisregistratie Personen in Rotterdam woont.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt voor rechtspersonen ten hoogste € 100.000 en voor natuurlijke personen ten hoogste € 25.000.

Artikel 6 Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor het kalenderjaar 2020 bedraagt € 3.114.000 en bestaat uit twee deelplafonds:

    • a.

      voor subsidies bedoeld in artikel 2, eerste lid, € 2.814.000;

    • b.

      voor subsidies bedoeld in artikel 2, tweede lid, € 300.000.

  • 2. Indien het deelplafond, bedoeld in artikel 6, onderdeel b, niet volledig wordt uitgeput, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag genoemd in het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 7 Verdeelregels subsidie bedoeld in artikel 2, eerste lid

  • 1. Honorering van aanvragen die in hoofdzaak betrekking hebben op één van de thema’s, bedoeld in artikel 2, eerste lid, en die niet reeds op grond van de artikelen 13 tot en met 16 worden geweigerd, geschiedt aan de hand van de door het college toegekende rangschikking en met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.

  • 2. Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college, gelezen het advies van de Stadsjury CityLab010 en overeenkomstig het bepaalde in artikel 17 tot en met 25 punten toe voor de vernieuwing, kwaliteit van het projectplan en de maatschappelijke bijdrage van de aanvraag.

  • 3. De aanvragen worden verdeeld naar de thema’s, genoemd in artikel 2, eerste lid. De verdeling geschiedt volgens het door aanvrager opgegeven thema waarop het initiatief in hoofdzaak betrekking heeft.

  • 4. De aanvragen worden daarna per thema op volgorde van het aantal punten gerangschikt, waarbij de aanvragen met het hoogste puntenaantal als eerste in de rangschikking worden opgenomen.

  • 5. Van elk thema wordt de hoogst gerangschikte aanvraag afgezonderd. Vervolgens vindt, tot het subsidieplafond is bereikt, honorering van die afgezonderde aanvragen plaats op volgorde van het aantal behaalde punten waarbij de aanvraag met het hoogste puntenaantal als eerst wordt gehonoreerd.

  • 6. Het in het vijfde lid bedoelde proces herhaalt zich totdat het subsidieplafond is bereikt.

Artikel 8 Aanvullende verdeelregels subsidie bedoeld in artikel 2, eerste lid

  • 1. Indien bij de verdeling, bedoeld in artikel 7, tweede lid, blijkt dat het college meer punten heeft toegekend voor de maatschappelijke bijdrage aan een ander thema dan het thema waarop de aanvraag volgens de aanvrager in hoofdzaak betrekking heeft, wordt de aanvraag ingedeeld bij het thema waarvoor het hoogste aantal punten is toegekend.

  • 2. Indien binnen een thema, bedoeld in artikel 2, eerste lid, het college aan twee of meer aanvragen hetzelfde aantal punten toekent, besluit het college, gelezen het advies van de Stadsjury CityLab010, welke aanvraag naar haar oordeel, de hoogste positie in de rangschikking krijgt. Het college neemt bij zijn besluit de mate van opschaalbaarheid van de aanvraag als uitgangspunt.

  • 3. Indien bij toepassing van artikel 7, vijfde lid, blijkt dat meerdere aanvragen hetzelfde aantal punten hebben behaald, maar die aanvragen vanwege het bereiken van het subsidieplafond niet allemaal kunnen worden gehonoreerd, besluit het college, gelezen het advies van de Stadsjury CityLab010, welke aanvraag of welke aanvragen worden gehonoreerd. Het college neemt bij zijn besluit de mate van opschaalbaarheid van de aanvraag als uitgangspunt.

  • 4. Indien door honorering van een aanvraag het subsidieplafond wordt overschreden, wordt die aanvraag geheel afgewezen.

Artikel 9 Verdeelregels subsidie bedoeld in artikel 2, tweede lid

  • 1. Subsidieaanvragen die niet worden geweigerd op grond van de artikelen 13 tot en met 15, maar naar het oordeel het college niet vallen in een van de thema’s, bedoeld artikel 2, eerste lid, kunnen toch in aanmerking komen voor subsidie indien de activiteiten een maatschappelijke bijdrage voor Rotterdam hebben.

  • 2. Honorering van deze aanvragen geschiedt aan de hand van de door het college toegekende rangschikking. Bij de rangschikking kent het college, gelezen het advies van de Stadsjury CityLab010, punten toe voor de kwaliteit van het projectplan, de mate van vernieuwing en de maatschappelijk bijdrage van het initiatief. De artikelen 17 tot en met 19 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Het college honoreert ten hoogste drie aanvragen.

  • 4. Indien aan meerdere aanvragen hetzelfde aantal punten is toegekend, besluit het college welke aanvraag wordt gehonoreerd. Het college neemt bij zijn besluit de mate van opschaalbaarheid van de aanvraag als uitgangspunt.

Paragraaf 2 Besluitvorming subsidie

Artikel 10 De aanvraag

  • 1. De aanvraag wordt ingediend op het aanvraagformulier CityLab010 www.rotterdam.nl/subsidies waaraan een projectplan wordt toegevoegd.

  • 2. Het projectplan bevat ten minste:

    • a.

      de categorie zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 waar de aanvraag in hoofdzaak betrekking op heeft;

    • b.

      een omschrijving van het initiatief, de beoogde doelstelling en de maatschappelijke bijdrage die daardoor ontstaat;

    • c.

      een omschrijving waarom het plan vernieuwend is;

    • d.

      een plan van aanpak waaronder vermeld de planning en de activiteiten;

    • e.

      een omschrijving van eventuele samenwerkingsverbanden;

    • f.

      de projectorganisatie waarin wordt aangegeven welke personen het initiatief gaan uitvoeren;

    • g.

      een begroting waaronder opgenomen de waarde van de eigen bijdrage in tijd, kennis of middelen;

    • h.

      een omschrijving van het draagvlak in het geval een aanvraag toeziet op activiteiten in de openbare ruimte;

    • i.

      een opzet voor de continuering van het initiatief na de subsidieperiode bij een beoogde continuering van het initiatief.

  • 3. Indien de aanvrager een onderneming is, wordt bij de subsidieaanvraag een ingevulde en ondertekende de-minimisverklaring ingediend. De aanvraag maakt daarbij gebruik van de in bijlage 1 opgenomen standaardverklaring.

  • 4. Een aanvrager kan per jaar ten hoogste één aanvraag indienen.

Artikel 11 Aanvullen onvolledige aanvraag

Indien een aanvraag om subsidie onvolledig is, wordt de aanvrager een termijn van tien werkdagen verleend om de aanvraag aan te vullen. Deze termijn gaat in op de eerste werkdag na verzending van het verzoek om aanvulling.

Artikel 12 Termijn indienen aanvraag

Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 14 maart 2020 tot en met 20 juni 2020.

Artikel 13 Weigeringsgronden

  • 1. De aanvraag voor subsidie wordt in ieder geval afgewezen indien:

    • a.

      het initiatief buiten de gemeentegrenzen van Rotterdam wordt uitgevoerd;

    • b.

      het initiatief niet ten behoeve van de inwoners van Rotterdam wordt uitgevoerd;

    • c.

      het initiatief voor dezelfde activiteiten reeds een subsidie heeft ontvangen van het college;

    • d.

      subsidiëring op grond van een andere regeling van de gemeente Rotterdam mogelijk is;

    • e.

      de aanvraag in strijd is met de SVR 2014 of de Algemene wet bestuursrecht;

    • f.

      voor de uitvoering van het initiatief geen sprake is van een eigen bijdrage van minimaal 50% van de totale kosten van het initiatief in tijd, kennis of middelen;

    • g.

      het initiatief in de openbare ruimte wordt uitgevoerd en in de aanvraag geen rekening wordt gehouden met de structurele kosten van het beheer en onderhoud na subsidie;

    • h.

      de aanvrager niet vóór 15 mei 2020 via het aanmeldformulier op www.citylab010.nl heeft aangegeven voornemens te zijn om een subsidieaanvraag in te dienen;

    • i.

      het een aanvraag betreft voor eenzelfde initiatief dat eerder op inhoudelijke gronden op grond van een subsidieregeling voor CityLab010 is afgewezen, tenzij de inhoud van de aanvraag substantieel is gewijzigd en de aanvrager hiervan melding maakt.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie kan worden afgewezen indien:

    • a.

      de aanvraag in strijd is met gemeentelijke verordeningen of bestemmingplannen;

    • b.

      een samenvatting van het initiatief met beeldmateriaal niet voor 28 mei 2020 op www.citylab010.nl is geplaatst;

    • c.

      niet wordt voldaan aan het bepaalde in deze regeling.

Artikel 14 Weigeringsgrond Kwaliteit projectplan

Een aanvraag wordt geweigerd indien de aanvraag een 0 scoort voor het onderdeel Kwaliteit projectplan, bedoeld in artikel 17.

Artikel 15 Weigeringsgrond Vernieuwen

Een aanvraag wordt geweigerd indien de aanvraag een 0 scoort voor het onderdeel Vernieuwen, bedoeld in artikel 18.

Artikel 16 Weigeringsgrond Maatschappelijke bijdrage

  • 1. Een aanvraag wordt geweigerd indien de aanvraag een 0 scoort voor het onderdeel Maatschappelijke bijdrage, bedoeld in de artikelen 20 tot en met 25.

  • 2. De aanvraag, bedoeld in het vorige lid, kan wel in aanmerking komen voor een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

Artikel 17 Kwaliteit projectplan

Het college kent voor de kwaliteit van het projectplan aan een aanvraag ten minste 0 en ten hoogste 2 punten toe, waarbij 0 punten betekent dat het niet aannemelijk is dat de beoogde resultaten in het projectplan worden behaald door uitvoering van het projectplan en waarbij 2 punten betekent dat er een grote mate van zekerheid is dat de beoogde resultaten worden behaald.

Artikel 18 Mate van vernieuwing

Het college kent voor de mate van vernieuwing aan een aanvraag ten minste 0 en ten hoogste 2 punten toe, waarbij 0 punten betekent dat een aanvraag voor het thema waar de aanvraag in hoofdzaak betrekking op heeft niet vernieuwend is en 2 punten betekent dat de aanvraag in hoge mate van vernieuwend is.

Artikel 19 Maatschappelijke bijdrage

  • 1. Het college kent aan een aanvraag per thema als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 25, ten minste 0 en ten hoogste 3 punten toe, waarbij 0 punten geheel geen maatschappelijke bijdrage betekent en 3 punten een grote maatschappelijke bijdrage betekent.

  • 2. Het op grond van het eerste lid behaalde aantal punten wordt vermenigvuldigd met factor 2.

Artikel 20 Energietransitie

De maatschappelijke bijdrage van een initiatief voor het thema Energietransitie wordt beoordeeld naar de mate waarin het initiatief bijdraagt aan het verminderen van de CO2-uitstoot of het verbeteren van de luchtkwaliteit.

Artikel 21 Groei van de stad

De maatschappelijke bijdrage van een initiatief voor het thema Groei van de stad wordt beoordeeld naar de mate waarin het initiatief bijdraagt aan oplossingen voor het ruimtegebrek, klimaatadaptatie of het verbeteren van de leefomgeving.

Artikel 22 Nieuwe economie

De maatschappelijke bijdrage van een initiatief voor het thema Nieuwe economie wordt beoordeeld naar de mate waarin nieuwe technologische toepassingen worden toegepast om maatschappelijke impact te realiseren, een bijdrage wordt geleverd aan de circulaire economie of het vergroten van het potentieel aantal huidige en toekomstige werknemers voor functies voor toepassing van technologische toepassingen.

Artikel 23 Gelijke kansen

De maatschappelijke bijdrage van een initiatief voor het thema Gelijke kansen wordt beoordeeld naar de mate waarin het initiatief bijdraagt aan de mogelijkheden voor individuele Rotterdammers om mee te doen aan de samenleving of waardoor Rotterdammers uit de bijstand komen.

Artikel 24 Toerisme en stadscultuur

De maatschappelijke bijdrage van een initiatief voor het thema Toerisme en stadscultuur wordt beoordeeld naar de mate waarin de ontwerp- en cultuursector een innovatiemotor is voor andere domeinen of de identiteit van de stad wordt versterkt voor bewoners of bezoekers.

Artikel 25 Samenleven

De maatschappelijke bijdrage van een initiatief wordt voor het thema Samenleven getoetst naar de mate waarin het initiatief bijdraagt aan meer veiligheid in de stad of de ontmoeting tussen Rotterdammers of waardoor er meer ontspannen wordt samengeleefd tussen Rotterdammers.

Artikel 26 Voorleggen aanvragen aan Stadsjury CityLab010

  • 1. Aanvragen die niet op grond van artikel 14 zijn afgewezen, worden met een ambtelijk advies voorgelegd aan de Stadsjury CityLab010.

  • 2. De Stadsjury Citylab010 adviseert het college binnen een door hem te stellen termijn over de toekenning van subsidie.

Artikel 27 Beslistermijn

Het college beslist, in afwijking van artikel 7, eerste lid, van de SVR 2014 uiterlijk 10 december 2020.

Artikel 28 Verplichtingen voor de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger vermeldt in alle berichtgevingen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteiten dat een bijdrage is verkregen in het kader van de regeling Citylab010.

  • 2. De subsidieontvanger werkt mee aan evaluatieonderzoeken die in opdracht van de gemeente worden uitgevoerd.

  • 3. De subsidieontvanger werkt mee aan het presenteren van het plan op een of meer door de gemeente georganiseerde netwerkavonden voor CityLab010.

  • 4. Bij initiatieven die de openbare ruimte van de gemeente betreffen, heeft de gemeente de regie op de uitvoering.

  • 5. In de verantwoording over de subsidie wordt aangegeven welke maatschappelijke bijdrage is geleverd als bedoeld in de artikelen 20 tot en met 25.

  • 6. De activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn uiterlijk op 31 december 2022 uitgevoerd.

Artikel 29 Omzetbelasting

De hoogte van de subsidie is inclusief de eventuele omzetbelasting die de aanvrager over de lasten van de subsidieactiviteiten is verschuldigd.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 30 Intrekking en overgangsbepalingen

De Subsidieregeling Citylab010 2019 wordt ingetrokken maar blijft van toepassing op subsidies die op grond van die regeling zijn aangevraagd.

Artikel 31 Bekendmaking en inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 maart 2020.

Artikel 32 Citeertitel

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling CityLab010 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 3 maart 2020.

De secretaris,

V.J.M. Roozen

De burgemeester,

A. Aboutaleb

Bijlage 1) Verklaring de-minimissteun (verordening EG nr. 1407/2013)

Wij raden u aan om, voordat u de verklaring invult, eerst de toelichting in de bijlage van dit formulier te lezen (Bijlage 2).

Verklaring

Hierbij verklaart ondergetekende, dat aan de hierna genoemde onderneming

☐ geen de-minimissteun is verleend - Over de periode van (begindatum van het belastingjaar gelegen twee jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot (datum van ondertekening van deze verklaring) is niet eerder de-minimissteun verleend.

☐ beperkte de-minimissteun is verleend - Over de periode van (begindatum van het belastingjaar gelegen twee jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot (datum van ondertekening van deze verklaring) is eerder de-minimissteun (in welke vorm of voor welk doel ook) verleend tot een bedrag van in totaal € (…). Of deze de-minimissteun al daadwerkelijk is uitbetaald, doet niet ter zake. Een kopie van de stukken waaruit het verlenen van de steun blijkt, voegt u bij deze verklaring.

☐ de-minimissteun is verleend waarmee de drempelwaarde van € 200.000,- reeds is bereikt - Over de periode van (begindatum van het belastingjaar gelegen twee jaar vóór de datum van ondertekening van deze verklaring) tot (datum van ondertekening van deze verklaring) is eerder de-minimissteun (in welke vorm of voor welk doel ook) verleend tot een bedrag van in totaal € (…). Of deze de-minimissteun al daadwerkelijk is uitbetaald, doet niet ter zake. Een kopie van de stukken waaruit het verlenen van de steun blijkt, voegt u bij deze verklaring.

☐ reeds andere steun voor dezelfde in aanmerking komende kosten is verleend - Voor dezelfde in aanmerking komende kosten is al staatssteun verleend tot een bedrag van in totaal € (…). Deze staatssteun is verleend op grond van een vrijstellingsverordening, kaderregeling of een besluit van de Commissie d.d. (…). Een kopie van de stukken waaruit het verlenen van de staatssteun voor dezelfde in aanmerking komende kosten blijkt, voegt u bij deze verklaring.

Aldus volledig en naar waarheid ingevuld door:

Bedrijfsnaam

   

Kvk-nummer

   

Naam functionaris en functie

   

Adres

   

Postcode en plaatsnaam

   

Datum

   

Handtekening

       

Bijlage 2) Toelichting Verklaring de-minimissteun

Toelichting verklaring de-minimissteun

Deze toelichting dient als hulpmiddel bij het invullen van de de-minimisverklaring. Aan de toelichting kunnen geen rechten worden ontleend. Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU

2013,L352/1), dan wel de verordeningen voor de-minimissteun voor de sectoren landbouw en visserij, dan wel voor compensatie van kosten voor het beheer van diensten van algemeen economisch belang (DAEB) zijn bepalend 1 .

De de-minimisverordening en staatssteun

De staatssteunregels in het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (artikel 107 en 108 VWEU) stellen beperkingen aan overheden als zij steun willen verlenen aan ondernemingen 2. Deze de-minimisverklaring is nodig voor de overheid 3 om na te gaan of het voordeel dat uw onderneming door deze de-minimissteun krijgt, past binnen de voorwaarden die de Europese staatssteunregels stellen.

In de de-minimisverordening heeft de Europese Commissie verklaard dat steunmaatregelen (zoals subsidieverlening) tot een bepaalde drempel het handelsverkeer tussen de lidstaten niet ongunstig beïnvloeden en de mededinging niet vervalsen en daarom niet beschouwd worden als staatssteun in de zin van het VWEU. Deze drempel is gesteld op een bedrag van € 200.000,- (€ 100.000,- voor ondernemingen die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg verrichten). Voor de visserijsector geldt een drempel van € 30.000,-. Voor de landbouwproductiesector is de drempel gesteld op € 15.000,-. Dit bedrag geldt per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Steun die genoemde drempelbedragen niet overschrijdt, wordt aangemerkt als ‘de-minimissteun’. De de-minimisverordening kan gebruikt worden voor kleine, middelgrote of grote ondernemingen. Naast ondernemingen in de genoemde sectoren waarvoor een eigen de-minimisverordening geldt, is de de-minimisverordening (nr. 1407/2013) in bepaalde gevallen niet van toepassing op steun aan ondernemingen die actief zijn in de sector verwerking en afzet van landbouwproducten. Ook steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer naar derde landen of lidstaten en steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse in plaats van ingevoerde goederen is uitgezonderd.

Eén onderneming

Het de-minimisplafond geldt voor één onderneming. Artikel 2 lid 2 van de de-minimisverordening (nr. 1407/2013) geeft aan wanneer sprake is van één onderneming. Het kan namelijk voorkomen dat twee (of meer) ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden en onder deze verordening als één onderneming worden gezien. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het hebben van de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders van een andere onderneming, het recht om onder meer bestuursleden van een andere onderneming te benoemen/ontslaan en het recht een overheersende invloed op een andere onderneming uit te oefenen.

Bedrag van de de-minimissteun

Door middel van deze verklaring heeft u aan dat met de huidige subsidieverlening voor uw onderneming de de-minimisdrempel niet wordt overschreden. U moet daarom nagaan of gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren enige vorm van de-minimissteun door een overheidsorganisatie aan uw onderneming is verstrekt. Indien dit het geval is bent u hierover door de overheidsinstantie in kennis gesteld. Het gaat dus niet alleen om steun die u heeft ontvangen van een gemeente of een ministerie: alle de-minimissteun telt mee. Bij overschrijding van de drempel kan geen beroep meer worden gedaan op de de-minimisverordening. Handelen in strijd met de staatssteunregels kan in het ergste geval leiden tot terugvordering van de verleende steun! De bedragen die dienen te worden gebruikt bij het invullen van de verklaring, zijn brutobedragen vóór aftrek van belastingen. Behalve om subsidieverlening kan het daarbij gaan om leningen tegen gunstige voorwaarden, de verkoop van grond tegen een lagere prijs dan de marktwaarde, vrijstellingen, verlagingen of kwijtschelding van directe of indirecte belastingen etc. Onder voorwaarden is het mogelijk de verordening toe te passen op leningen en garanties die langer dan drie jaren lopen. De de-minimissteun wordt geacht te zijn verleend op het tijdstip waarop uw onderneming een wettelijke aanspraak op de steun verwerft, ongeacht de datum waarop de de-minimissteun aan de onderneming wordt betaald. Dit betekent concreet de datum waarop een besluit tot subsidieverlening (of verlening van een voordeel door bijvoorbeeld het aangaan van een lening of garantstelling) aan uw onderneming is genomen.

Samenloop met reguliere staatssteun

Mogelijk heeft uw onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige de-minimissteun reeds staatssteun ontvangen, die door de Europese Commissie is goedgekeurd of binnen het toepassingsgebied van de algemene groepsvrijstellingsverordening 4, de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening 5 , de Visserijvrijstellingsverordening 6 ,

het vrijstellingsbesluit over de compensatie van kosten voor het beheer van diensten van algemeen economische belang (DAEB) 7 valt. Het totaalbedrag van de-minimissteun en deze staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die op basis van het relevante besluit van de Europese Commissie of de betreffende vrijstellingsverordening zijn toegestaan. Als u twijfelt of bepaalde steun die u hebt ontvangen goedgekeurde of vrijgestelde steun is, kunt u hierover contact opnemen met de overheid of uitvoeringsinstantie van wie u de steun heeft ontvangen.

Het formulier heeft betrekking op drie situaties:

-- uw onderneming heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren in het geheel geen de-minimissteun ontvangen,

-- uw onderneming, heeft gedurende het lopende en de twee voorafgaande belastingjaren de-minimissteun ontvangen.

Opgeteld bij het bedrag van de huidige voorgenomen steun wordt echter het bedrag van € 200.000,- niet overschreden (respectievelijk € 100.000,-/ € 30.000,-/ € 15.000,-), of

-- uw onderneming, heeft voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de huidige voorgenomen steun reeds andere vormen van staatssteun ontvangen.

Het bewaren van gegevens

De Europese Commissie kan onrechtmatige steun nog gedurende tien jaar na de verlening terugvorderen. De mogelijkheid bestaat dan ook dat de Europese Commissie naderhand bij (de) Nederland(se overheidsinstantie) nog informatie opvraagt over hoe de steun is besteed om na te kunnen gaan of er wellicht sprake is van onrechtmatige steun. De overheidsinstantie

van wie u de steun heeft ontvangen kan – indien zij zelf niet over die informatie beschikt – in een dergelijk geval aan u vragen om documenten waarmee kan worden aangetoond dat de steun besteed is aan die activiteiten waarvoor deze is verleend. Het gaat daarbij dan om documenten die u op grond van de algemene administratie- en bewaarverplichting voor ondernemers moet bewaren 8 .

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 5 maart 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)


Noot
1

Voor de sector van de primaire productie van landbouwproducten zie Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de

landbouwsector. Voor de sector visserij zie Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector. Voor DAEB zie Verordening (EU) Nr. 360/2012 van de Commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen.

Noot
2

Een onderneming in Europeesrechtelijke zin is een eenheid die een economische activiteit uitoefent. Een economische activiteit is het aanbieden van goederen en diensten op de markt. De rechtsvorm van deze eenheid of de wijze waarop zij wordt gefinancierd is hierbij niet van belang. Daarbij kunnen zowel privaatrechtelijke als publiekrechtelijke rechtspersonen een onderneming vormen. Dat er geen winstoogmerk is (zoals bij een stichting) is niet relevant.

Noot
3

Een overheidsinstantie kan zowel de centrale overheid, de provincie, de gemeente of een waterschap betreffen. Het kan ook zo zijn dat een uitvoeringsinstantie bevoegd is om namens hen steun te verlenen.

Noot
5

Verordening (EU) Nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

Noot
6

Verordening (EU) Nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard.

Noot
7

Besluit van de Commissie van 20 december 2011 betreffende de toepassing van artikel 106, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst, verleend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen.

Noot
8

Artikel 2:10, lid 1, BW (rechtspersonen) en artikel 3:15i BW (ondernemingen en vrije beroepsbeoefenaren).