Beleidsregel van de directeur van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, directie Sport, Onderwijs en Cultuur van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent capaciteit ten behoeve van voorschoolse educatie programma peuteropvang (Beleidsregels capaciteit ve 2020)

Geldend van 01-08-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van de directeur van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, directie Sport, Onderwijs en Cultuur van de gemeente Rotterdam houdende regels omtrent capaciteit ten behoeve van voorschoolse educatie programma peuteropvang (Beleidsregels capaciteit ve 2020)

De directeur van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling, directie Sport, Onderwijs en Cultuur,

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel A.1 van Deel A van Bijlage III van de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Rotterdam 2019;

overwegende:

  • -

    dat het college van burgemeester en wethouders het wenselijk vindt om aan het bevoegd gezag van scholen voor basisonderwijs aanvullende huisvestingscapaciteit ter beschikking te stellen ten behoeve van voorschoolse educatie voor peuters,

  • -

    en dat het college van burgemeester en wethouders het wenselijk vindt om aan te geven in welke situaties, onder welke voorwaarden en op welke wijze hij met dat doel op grond van Bijlage III, Deel A, artikel A.1 van de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Rotterdam 2019 kan besluiten de overeenkomstig de verordening vastgestelde capaciteit in overeenstemming met het bevoegd gezag te verminderen zodat de daardoor beschikbare ruimten kunnen worden ingezet voor voorschoolse educatie;

besluit tot het vaststellen van:

Beleidsregels vaststellen capaciteit ten behoeve van voorschoolse educatie programma peuteropvang Rotterdam 2020

1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • -

    aantal leerlingen: het aantal leerlingen van de school dat op 1 oktober van het jaar waarin de school de aanvraag als bedoeld in deze beleidsregels heeft gedaan op de school is ingeschreven;

  • -

    bevoegd gezag: het bevoegd gezag van een school in de zin van deze beleidsregels;

  • -

    schoolweging: de schoolweging zoals door het CBS vastgesteld op 1 oktober van elk jaar;

  • -

    hoge schoolweging: een schoolweging van 35 of meer;

  • -

    lage schoolweging: een schoolweging van minder dan 35;

  • -

    school: een school voor basisonderwijs in de zin van artikel 1 van de wet, waarvoor de gemeente Rotterdam op grond van de wet en de verordening in een voorziening in de huisvesting voorziet, met een separaat brinnummer;

  • -

    subsidieregeling: de op het moment van de beschikking als bedoeld in artikel 5 lid 1 van deze verordening geldende Subsidieregeling voorschoolse educatie Rotterdam;

  • -

    vastgestelde capaciteit: de capaciteit van de gebouwen van de school zoals vastgesteld met de methodiek die is opgenomen in Deel A van Bijlage III van de verordening;

  • -

    verordening: de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Rotterdam 2019;

  • -

    ve: voorschoolse educatie, zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang voor peuters en gesubsidieerd door het college op grond van de subsidieregeling;

  • -

    ve -groep: groep van peuters die samen ve volgen;

  • -

    ve -programma peuteropvang: een ve-programma peuteropvang zoals bedoeld in de subsidieregeling en gesubsidieerd door het college op grond van de subsidieregeling;

  • -

    wet: Wet op het primair onderwijs.

2. Reikwijdte

Het bepaalde in deze beleidsregels heeft uitsluitend betrekking op aanvragen tot vermindering van de capaciteit van scholen voor basisonderwijs om de daarmee beschikbaar komende ruimte in te zetten voor ve op grond van artikel A.1 van Deel A van Bijlage III van de verordening.

3. Indienen aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor het nemen van een besluit tot het verminderen van de vastgestelde capaciteit om de daardoor beschikbaar komende ruimte(n) in te kunnen zetten voor ve wordt door het bevoegd gezag van de school bij het college ingediend en moet uiterlijk 15 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar dat het betreffende programma, als bedoeld in artikel 1 van de verordening, wordt vastgesteld zijn ontvangen.

  • 2. Artikel 6, eerste en tweede lid, van de verordening zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag

  • 1. Een aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van het bevoegd gezag;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de naam en het brinnummer van de school en het adres van het gebouw waar het ve-programma peuteropvang zal worden uitgevoerd;

    • d.

      het aantal leerlingen dat op 1 oktober van het jaar waarin de school de aanvraag als bedoeld in deze beleidsregels heeft gedaan op de school is ingeschreven;

    • e.

      de omvang van de vermindering van capaciteit die wordt aangevraagd;

    • f.

      de datum met ingang waarvan het ve-programma peuteropvang in de school zal worden aangeboden.

  • 2. Artikel 7, tweede en derde lid, van de verordening zijn van overeenkomstige toepassing.

5. Verminderen vastgestelde capaciteit

  • 1. Het college besluit overeenkomstig de volgende staffel tot vermindering van de vastgestelde capaciteit als naar het oordeel van het college uit de aanvraag van het bevoegd gezag blijkt dat de door de beoogde vermindering van capaciteit beschikbaar komende ruimten zullen worden ingezet voor een ve-programma peuteropvang en als de aanvraag aan de overige daaraan gestelde eisen voldoet:

  •  
     

    Schoolweging van de school

     
     

    Laag

    Hoog

    Aantal leerlingen van de school

    Minder dan 250 leerlingen

    0 m²

    100 m²

    250 – 450 leerlingen

    100 m²

    200 m²

    Meer dan 450 leerlingen

    200 m²

    300 m²

  • Staffel voor verminderen vastgestelde capaciteit om de beschikbaar komende ruimten in te zetten voor voorschoolse educatie

  • 2. In alle andere gevallen wordt de aanvraag afgewezen.

  • 3. De aanvraag wordt, in afwijking van het eerste lid, ook afgewezen als de locatie van de hoofdvestiging van de school waarvoor de aanvraag is ingediend is gevestigd in een wijk waar naar het oordeel van het college al voldoende aanbod van ve voor peuters wordt gerealiseerd. Van voldoende aanbod is in ieder geval sprake als de peuteropvang met ve dekkend is voor plaatsing van alle twee- en driejarige peuters in de wijk geteld op de teldatum 1 oktober van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan.

  • 4. De aanvraag kan ook afgewezen worden als de schoolweging van de school laag is en het aantal leerlingen van de school minder dan 250 is.

  • 5. Indien de schoolweging niet bekend is, wordt uitgegaan van een lage schoolweging.

6. Voorwaarden

  • 1. De door de vermindering van de capaciteit beschikbaar komende ruimten worden ingezet ten behoeve van het ve-programma peuteropvang.

  • 2. Per 100 m² aan verminderde capaciteit worden twee ve-groepen verzorgd: een ve-groep in de ochtend en een ve-groep in de middag.

  • 3. Als de door de vermindering van de capaciteit beschikbaar gekomen ruimten geheel of gedeeltelijk niet langer voor het ve-programma peuteropvang worden gebruikt, meldt het bevoegd gezag dit binnen drie maanden aan het college.

  • 4. Als het aantal leerlingen of de schoolweging verandert waardoor het bevoegd gezag op grond van de staffel in deze beleidsregels voor een beperktere vermindering van de vastgestelde capaciteit in aanmerking zou komen dan in het laatste besluit van het college is bepaald, meldt het bevoegd gezag dit binnen drie maanden aan het college.

7. Wijzigen of intrekken besluit tot verminderen van de vastgestelde capaciteit

  • 1. Het college wijzigt of trekt het besluit tot vermindering van de vastgestelde capaciteit in als de door de vermindering van de capaciteit beschikbaar gekomen ruimten geheel of gedeeltelijk niet langer voor het ve-programma peuteropvang worden gebruikt.

  • 2. Het college wijzigt of trekt het besluit tot vermindering van de vastgestelde capaciteit in als het aantal leerlingen of de schoolweging is veranderd en het bevoegd gezag op grond van de staffel in deze beleidsregels voor een beperktere of geen vermindering van de capaciteit in aanmerking komt.

  • 3. Het college wijzigt of trekt het besluit tot vermindering van de vastgestelde capaciteit in als de voorwaarden van artikel 6 van deze beleidsregels niet worden nageleefd.

8. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op 1 augustus 2020.

9. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels capaciteit ve 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 15 juli 2020.

Namens het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

De directeur directie Sport, Onderwijs, Cultuur

Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling

M.J.G. Beckers

Dit gemeenteblad is uitgegeven op 16 juli 2020 en ligt op dins-, woens- en donderdagen van 9.00 tot 13.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Wachtruimte Timmerhuis, Halvemaanpassage 1 (trap op, melden bij Informatiebalie)

(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)

Toelichting

Algemeen

Voorschoolse educatie (ve) is gericht op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten.

Het college verstrekt op grond van de Subsidieregeling voorschoolse educatie al subsidie aan instellingen die ve-programma’s peuteropvang verzorgen.

In aanvulling daarop wil het college via de regeling voor onderwijshuisvesting scholen in staat stellen in hun eigen schoolgebouw ruimte te bieden aan ve-instellingen voor het aanbieden van voorschoolse educatie. Het is de bedoeling een verdere bijdrage te leveren aan een succesvolle instroom in het basisonderwijs door kinderen in het gebouw van de school waar zij vanaf hun vierde jaar naar toe kunnen, voorschoolse educatie te laten volgen.

De Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs Rotterdam 2019 (de verordening) biedt hiervoor de mogelijkheid. In de Wet op het primair onderwijs (WPO) is bepaald dat het college verantwoordelijk is voor de onderwijshuisvesting. In de verordening is uitgewerkt hoe het college aan die verantwoordelijkheid invulling geeft, en hoe voorzieningen in de huisvesting worden toegekend. Dat gebeurt onder meer door een vergelijking te maken tussen enerzijds de capaciteit waar de school al over beschikt en anderzijds de ruimte waar de school behoefte aan heeft. Als de ruimtebehoefte van de school groter is dan de beschikbare capaciteit, kan zij in aanmerking komen voor een voorziening in de huisvesting volgens de regels van de verordening.

De methodiek van de vaststelling van de capaciteit is uitgewerkt in Deel A van Bijlage III van de verordening. Op grond van artikel A.1 van Deel A, bijlage III, van de verordening kan het college in overeenstemming met het bevoegd gezag van een school besluiten om de - met de in Deel A opgenomen methodiek vastgestelde - capaciteit te verminderen, als de hiertoe beschikbaar komende ruimten worden ingezet voor onderwijskundige, culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden. Voorschoolse educatie valt onder deze doeleinden. Door de vermindering van capaciteit wordt een deel van de capaciteit van de school niet meegeteld, en komt de school dus eerder in aanmerking voor een (aanvullende) voorziening in de huisvesting. De extra capaciteit die door het realiseren van een (aanvullende) voorziening beschikbaar komt, kan de school inzetten voor voorschoolse educatie.

In deze beleidsregels geeft het college aan hoe het van zijn bevoegdheid op grond van artikel A.1, Deel A, bijlage III, van de verordening gebruik maakt. Deze beleidsregels hebben uitsluitend betrekking op de vermindering van capaciteit ten behoeve van voorschoolse educatie.

Een besluit tot vermindering van de capaciteit kan de basis vormen voor meer ruimte voor de school. Die (aanvullende) voorziening in de huisvesting dient volgens de reguliere regels van de verordening te worden aangevraagd, en wordt ook via de regels van de verordening behandeld. Deze beleidsregels zijn daar niet op van toepassing, maar hebben uitsluitend betrekking op de bevoegdheid om tot vermindering van de capaciteit te besluiten.

De school dient de extra ruimte in te zetten voor voorschoolse educatie. Daartoe dient de ruimte in gebruik te worden gegeven aan een instelling die op grond van de subsidieregeling wordt gesubsidieerd om voorschoolse educatie aan te bieden.

Het college gaat niet over tot vermindering van capaciteit voor het realiseren van kinderdagopvang. De extra ruimte die het college via deze beleidsregels en de onderwijshuisvestingsregels ter beschikking stelt, is daarvoor niet bedoeld. Als scholen een gedeelte van een gebouw tijdelijk niet gebruiken, kunnen zij overeenkomstig de regels van artikel 108 van de WPO toestemming vragen voor verhuur, waaronder verhuur aan een kinderopvangorganisatie. Daarop zijn dus de reguliere regels van de WPO en de verordening van toepassing.

Op de te verstrekken onderwijshuisvesting blijft het regime van de Wet op het primair onderwijs, waaronder artikel 110 WPO waarin het zogenaamde economisch claimrecht is opgenomen, en de verordening geheel van toepassing. Dat regime geldt dus ook voor de ruimten die na een vermindering van capaciteit voor voorschoolse educatie worden ingezet.

Berekenen vermindering vastgestelde capaciteit

Een combinatie van het aantal leerlingen van de school en de schoolweging van de school bepaalt of, en zo ja, met hoeveel de vastgestelde capaciteit wordt verminderd. Daarbij wordt gewerkt met een staffel met stappen van 100 m2. Dat komt overeen met grofweg een lokaal. Per 100 m² aan verminderde capaciteit kunnen dan twee ve-groepen worden gegeven; een ve-groep in de ochtend en een ve-groep in de middag.

De uitkomst van de staffel wordt vervolgens afgetrokken van de capaciteit die op basis van Deel A, Bijlage III, van de verordening is vastgesteld.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: begripsbepalingen

In artikel 1 zijn onder meer de begrippen die van belang zijn voor de toepassing van de staffel gedefinieerd.

Zo is het begrip “school” gedefinieerd, met als gevolg dat uitsluitend aanvragen van scholen voor basisonderwijs voor een vermindering van capaciteit op grond van deze beleidsregels in aanmerking komen. Verder is in de definitie van het begrip “school” opgenomen dat een school alles is wat onder één brinnummer valt (het nummer dat scholen meekrijgen in het basisregister instellingen van het ministerie van OCW).

Het begrip “bevoegd gezag” is eveneens zo gedefinieerd dat uitsluitend een aanvraag van een bevoegd gezag van een school zoals bedoeld in de beleidsregels – dus uitsluitend van een school voor basisonderwijs - voor inwilliging in aanmerking komt.

Bij het bepalen van de verminderde capaciteit maakt het college onderscheid tussen hoge en lage schoolwegingen. De grens tussen een “hoge schoolweging” en een “lage schoolweging” is neergelegd bij 35. Daarmee valt de helft van de Rotterdamse basisscholen in de categorie laag en de andere helft in de categorie hoog. Hierdoor kan de gemeente goede spreiding realiseren van de ve bij scholen die dit het meest nodig hebben.

Bij de begrippen “ve” en “ve-programma peuteropvang” is aangesloten bij het begrip voorschoolse educatie uit de Wet kinderopvang, maar ook bij de Subsidieregeling voorschoolse educatie Rotterdam. Op die manier vallen uitsluitend de door de gemeente gesubsidieerde ve-programma’s peuteropvang onder deze beleidsregels; daarmee gaat het dus alleen om ve-programma’s peuteropvang die aan de eisen van de gemeente voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 2: reikwijdte

In het algemeen deel van de toelichting is (de beperking van) het toepassingsbereik van de beleidsregels al toegelicht. Aanvragen die buiten de reikwijdte van de beleidsregels vallen, worden op grond van artikel 5, eerste en tweede lid, afgewezen.

Artikel 3: indienen aanvraag

Het college kan op grond van artikel A.1, Deel A, Bijlage III van de verordening alleen een besluit nemen in overeenstemming met het bevoegd gezag. Het college gaat daarom uitsluitend tot vermindering van de vastgestelde capaciteit over als het bevoegd gezag daar een aanvraag voor doet. Voor de eisen die aan een aanvraag worden gesteld, is aangesloten bij artikel 6 van de verordening, zoals de eis dat een aanvraag elektronisch moet worden ingediend. Voor de datum waarop een aanvraag uiterlijk moet zijn ingediend, is eveneens bij artikel 6 van de verordening aangesloten.

Als aan de voorwaarden voor inwilliging van de aanvraag wordt voldaan, kan dat tot vermindering van de capaciteit en daarmee extra ruimte voor de school leiden. Het gaat daarbij uitsluitend om extra ruimte in de school, en niet ook om extra ruimte voor het schoolplein. Het bevoegd gezag zal er dus mee moeten instemmen dat de ve-groepen gebruik maken van het schoolplein van de school. Met het indienen van een aanvraag drukt het bevoegd gezag ook uit dat het zich kan vinden in de komst van een voorschool in de school, en met het gebruik van het schoolplein door de voorschool. Als het bevoegd gezag zich daar niet in kan vinden, moet het geen aanvraag indienen. Het bevoegd gezag hoeft dat ook niet te doen; deze beleidsregels geven het bevoegd gezag de mogelijkheid gebruik te maken van extra voorschoolfaciliteit, maar dat is vanzelfsprekend geen verplichting.

Artikel 4: inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag; niet behandelen onvolledige aanvraag

In het eerste lid is aangegeven wat in ieder geval bij de aanvraag moet worden gevoegd. Zo moet onder andere het aantal leerlingen worden opgegeven. Voor het bepalen van het aantal leerlingen is aangesloten bij het aantal leerlingen op basis waarvan de ruimtebehoefte voor een school wordt vastgesteld, zoals bepaald in artikel B.1.1, tweede lid, artikel B.1.2, eerste lid en artikel B.1.3, eerste lid, Deel B, Bijlage III van de verordening.

In het tweede lid wordt aangesloten bij artikel 7, tweede en derde lid, van de verordening. Daar is onder meer geregeld wanneer de aanvraag niet in behandeling wordt genomen.

Artikel 5: verminderen vastgestelde capaciteit

Het college gaat uitsluitend over tot het verminderen van de vastgestelde capaciteit als er (1) een aanvraag is gedaan die voldoet aan de daaraan gestelde eisen, (2) waaronder dat de aanvraag is gedaan door het bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs (zie daarvoor ook artikel 1 van de beleidsregels met de definitie van “bevoegd gezag” en de definitie van “school”), (3) de school op basis van de staffel voor vermindering van capaciteit in aanmerking komt en (4) uit de aanvraag naar het oordeel van het college voldoende blijkt dat de door de beoogde vermindering van capaciteit daadwerkelijk zal worden ingezet voor een ve-programma peuteropvang.

Het college wijst een aanvraag af als de locatie van de hoofdvestiging van de school waarvoor de aanvraag is ingediend is gevestigd in een wijk waar naar het oordeel van het college al voldoende aanbod van ve voor peuters wordt gerealiseerd. Van voldoende aanbod is in ieder geval sprake als de peuteropvang met ve dekkend is voor plaatsing van alle twee- en driejarige peuters in de wijk geteld op de teldatum 1 oktober van het jaar waarin de aanvraag wordt gedaan.

Artikel 6: voorwaarden

In artikel 6 zijn de voorwaarden waaraan moet worden voldaan, om voor vermindering van de capaciteit in aanmerking te komen en te blijven komen. Hierbij wordt teruggegrepen op de begrippen ve-programma peuteropvang en ve-groep zoals gedefinieerd in artikel 1 van de beleidsregels. Dat betekent dat uitsluitend aan de voorwaarden wordt voldaan als een ve-programma peuteropvang zoals bedoeld in de wet en de subsidieregeling, en gesubsidieerd door het college, wordt verzorgd. Er wordt dus niet aan de voorwaarden voldaan als er (ook) kinderdagopvang in de vrijkomende ruimte wordt aangeboden. Gebeurt dat wel, dan leidt dat tot het wijzigen of intrekken van het besluit tot verminderen van de vastgestelde capaciteit op grond van artikel 7. Voor verhuur voor kinderdagopvang is overigens toestemming van het college nodig. Het college zal er ook over die band op toezien dat ruimte die voor het in gebruik geven voor ve is bedoeld, niet voor kinderdagopvang wordt gebruikt.

Artikel 7: wijzigen of intrekken besluit tot verminderen van de vastgestelde capaciteit

Ook hier wordt, net als onder andere in artikel 6, teruggegrepen op de begrippen zoals gedefinieerd in artikel 1 van de beleidsregels.