Regeling vervallen per 01-01-2015

Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ

Geldend van 26-06-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2013

Intitulé

Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ

AFSTEMMINGSVERORDENING WWB, IOAW en IOAZ

Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen(IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      college : het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rozendaal;

    • b

      uitkering : algemene bijstand op grond van de WWB, en een uitkering op grond van de IOAW en de IOAZ;

    • c

      bijstandsnorm : de van toepassing zijnde bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5 onderdeel c WWB of de grondslag van de uitkering als bedoeld in artikel 5 IOAW respectievelijk artikel 5 IOAZ;

    • d

      benadelingsbedrag : de uitkering waarop eerder, langer of tot een hoger bedrag een beroep wordt of is gedaan ten gevolge van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan;

    • e

      zeer ernstig misdragen : gedrag dat in het algemeen maatschappelijk verkeer als onacceptabel wordt beschouwd;

    • f

      tekortschietend besef van : het verrichten van handelingen door belang-

      verantwoordelijkheid voor de hebbende, dan wel het nalaten daarvan waardoor

      voorziening in het bestaan onnodig een beroep op bijstand wordt gedaan;

g aanvullende verplichtingen : de overige aan de uitkering verbonden verplichtingen uit de wet, alsmede de individueel opgelegde verplichtingen welke in de beschikking en het door het college en belanghebbende ondertekende uitvoeringsplan en/of Plan van Aanpak zijn opgenomen;

h agressieprotocol : het door het college vastgestelde protocol ter voorkoming en beheersing van agressie.

i recidive : het binnen een bepaalde periode opnieuw plegen van een verwijtbare handeling uit dezelfde of hogere categorie;

j onverwijld uit eigen : het via een daartoe beschikbaar gesteld formulier

beweging - mutatieformulier of anderszins - op de daarop opgenomen wijze direct mededeling doen van alle voor het recht op bijstand van belang zijnde feiten en omstandigheden.

Artikel 2 Afstemming van de uitkering

  • 1

    In het besluit tot het opleggen van een verlaging worden in ieder geval vermeld: de reden van de verlaging, de duur van de verlaging, het bedrag waarmee de uitkering wordt verlaagd en, als dit van toepassing is, de reden om af te wijken van de standaardverlaging.

  • 2

    Het college stemt de uitkering van belanghebbende af door een verlaging van de uitkering indien:

a belanghebbende niet of in onvoldoende mate de verplichtingen nakomt die voortvloeien uit de wet, met inbegrip van de verplichtingen die in de beschikking tot toekenning of voortzetting van de bijstand zijn opgenomen;

b belanghebbende tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan, dan wel de uit de wet of artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder het zich jegens het college zeer ernstig misdragen.

3Een verlaging wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1 De verlaging wordt toegepast op de bijstandsnorm of grondslag.

  • 2 In afwijking van het eerste lid kan de verlaging ook toegepast worden op de bijzondere bijstand, indien:

    • a

      aan de belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet;

    • b

      het beroep op bijzondere bijstand het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid;

    • c

      belanghebbende zich zeer ernstig heeft misdragen als bedoeld in artikel 10.

  • 3 Bij toepassing van het tweede lid, onderdeel a, moet bijstandsnorm worden gelezen als ‘bijstandsnorm plus de op grond van artikel 12 WWB verleende bijzondere bijstand’.

  • 4 Bij toepassing van het tweede lid, onderdeel b, moet de bijstandsnorm worden gelezen als ‘de verleende bijzondere bijstand’.

Artikel 4 Horen van belanghebbende

  • 1 Voordat een verlaging wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2 Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

  • a de vereiste spoed zich daartegen verzet;

  • b de belanghebbende reeds in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.

Artikel 5 Indeling in categorieën van verwijtbare gedragingen

Gedragingen van een belanghebbende waarmee de uit de wet voortvloeiende verplichtingen op grond van artikel 9 WWB, artikel 9a WWB, artikel 55 WWB respectievelijk artikel 37 en 38 IOAW, artikel 37 en 38 IOAZ niet of onvoldoende worden nagekomen, dan wel waardoor tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan is betoond door het niet aanvaarden of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid dan wel gesubsidieerde arbeid, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1.Eerste categorie

het niet, niet tijdig of onvolledig voldoen aan administratieve verplichtingen in verband met het recht op bijstand of de daaraan verbonden plicht tot arbeidsinschakeling;

  • 2.

    Tweede categorie

  • a.

    het niet of onvoldoende meewerken aan (de voorbereiding op) de arbeidsinschakeling en activering, waaronder begrepen: onderzoek naar de mogelijkheden daartoe, of deze belemmeren, dan wel niet of onvoldoende meewerken aan het bewerkstelligen van mogelijke vermindering van het bijstandsrecht en niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van het uitvoeringsplan en of plan van aanpak;

  • b.

    het onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 WWB of artikel 55 WWB, voor zover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43 lid 4 en 5 WWB.

  • c.

    het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel c WWB, artikel 37 lid 1 onderdeel f IOAW of artikel 37 lid 1 onderdeel f IOAZ.

  • 3.

    Derde categorie

  • a.

    het door eigen toedoen niet verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid dan wel een andere vorm van inkomen;

  • b.

    het door houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b WWB respectievelijk artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAW en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAZ, niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, zoals bedoeld in artikel 9a lid 1 WWB respectievelijk 38 lid 1 IOAW en artikel 38 lid 1 IOAZ;

  • c.

    het niet of onvoldoende mee (willen) werken aan een voorziening als bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel b WWB en artikel 10 lid 1 WWB respectievelijk artikel 36 lid 1 IOAW en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAW en artikel 36 lid 1 IOAZ en artikel 37 lid 1 onderdeel e IOAZ, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van de voorziening.

Artikel 6 Hoogte en duur van de afstemming

  • 1Onverminderd het bepaalde in artikel 2 lid 3 wordt de verlaging op de uitkering, als bedoeld in artikel 5 gedurende een maand vastgesteld op:

  • a

    € 55,00 bij een gedraging uit categorie 1;

  • b

    € 220,00 bij een gedraging uit categorie 2;

  • c

    de gehele bijstandsnorm, respectievelijk grondslag bij een gedraging uit categorie 3.

2 In afwijking van het gestelde in het eerste lid onder c, wordt de verlaging op de uitkering gedurende maximaal 3 maanden vastgesteld op de gehele bijstandsnorm, respectievelijk grondslag, indien belanghebbende twee maal binnen vijf jaar heeft gefraudeerd met een andere vorm van inkomen dan de uitkering.

3 In afwijking van het gestelde in het eerste lid bedraagt de verlaging niet meer dan het maandbedrag dat voor uitkering in aanmerking komt.

4 Het college kan jaarlijks per 1 januari de bedragen als genoemd in lid 1 aanpassen door middel van indexering. De bedragen na indexering worden naar boven afgerond op een veelvoud van € 5,00.

Artikel 7 Gelijktijdigheid van verwijtbare gedragingen en recidive

  • 1 Als een belanghebbende zich gelijktijdig schuldig maakt aan diverse verwijtbare gedragingen, wordt voor het bepalen van de hoogte van de afstemming, onverminderd het bepaalde in artikel 2, derde lid, uitgegaan van cumulatie van de in artikel 6 genoemde bedragen.

  • 2 De duur van de verlaging als bedoeld in artikel 6 wordt verdubbeld indien een belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit (na de vorige als verwijtbaar aangemerkte gedraging) opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging uit dezelfde of een hogere categorie.

  • 3 Bij een derde en volgende verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit (na de laatste als verwijtbaar aangemerkte gedraging) kan de bijstand voor een langere periode verlaagd worden, rekening houdend met de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

  • 4 Indien de verlaging voor een periode langer dan drie maanden wordt opgelegd, beoordeelt het college uiterlijk binnen drie maanden na de datum van de beschikking of de omstandigheden en het gedrag van belanghebbende aanleiding geven de beslissing te herzien.

Artikel 8 Afzien van verlaging

  • 1 Van het verlagen van de bijstand wordt afgezien indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, dan wel deze verwijtbaarheid verschoonbaar is.

  • 2 Het college ziet af van verlaging van de uitkering bij het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen na verloop van twaalf maanden na constatering door het college van de gedraging.

  • 3 Het college kan besluiten af te zien van de tenuitvoerlegging van een verlaging van de bijstand als er sprake is van dringende redenen. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel afstemming op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan. De gedraging telt wel mee voor de recidive.

Artikel 9 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1 Indien een beroep op bijstand door belanghebbende het gevolg is van een toerekenbaar tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan en er geen sprake is van een gedraging die is ingedeeld in een categorie als omschreven in artikel 5, dan wordt de bijstand verlaagd met het benadelingsbedrag.

  • 2 De verlaging wordt vastgesteld op:

    • a.

      € 55,-- bij een benadelingsbedrag tot € 1.000,--;

    • b.

      € 220,-- bij een benadelingsbedrag van € 1.000,-- tot € 2.000,--;

    • c.

      € 440,-- bij een benadelingsbedrag van € 2.000,-- tot € 4.000,--;

    • d.

      Gehele norm of grondslag bij een benadelingsbedrag boven de € 4000,--.

  • 3 De duur van de verlaging wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 3, afgestemd op de periode dat de belanghebbende als gevolg van zijn gedraging eerder of langer recht heeft op bijstand.

  • 4 In afwijking van lid 2 wordt de bijzondere bijstand geheel verlaagd indien het beroep op bijzondere bijstand het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.

Artikel 10 Zeer ernstig misdragen

  • 1 Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college, zijn ambtenaren of medewerkers van andere organisaties die belast zijn met de uitvoering van de wet, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB, IOAW of IOAZ wordt onverminderd het bepaalde in artikel 2, lid 3, een verlaging opgelegd van ten minste 50% van de bijstandsnorm of grondslag gedurende een maand.

  • 2 De duur van de afstemming wordt met een maand verlengd, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel, als bedoeld in het eerste lid, is opgelegd, sprake is van een zelfde als verwijtbaar aan te merken gedraging.

  • 3 In aanvulling op het eerste lid kan, conform het bepaalde in het gemeentelijk agressieprotocol, door of namens het college aangifte worden gedaan bij de politie dan wel de toegang tot de gemeentelijke gebouwen worden ontzegd.

Artikel 11 De wijze van oplegging van de verlaging

  • 1 De verlaging wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende betaling van de uitkering nadat het besluit tot het opleggen van de verlaging is genomen.

  • 2 Indien de verlaging niet kan worden opgelegd omdat de uitkering inmiddels is beëindigd, dan wordt de verlaging alsnog gerealiseerd door middel van herziening van de eerder verstrekte uitkering.

Artikel 12 Blijvende of tijdelijke weigering IOAW/IOAZ

Als het college de uitkering op grond van artikel 20 lid 1 IOAW of artikel 20 lid 2 IOAZ blijvend of tijdelijk weigert en de gedraging die tot deze weigering heeft geleid tevens op grond van deze verordening tot een verlaging zou kunnen leiden, blijft een verlaging ter zake van die gedraging achterwege.

Slotbepalingen

Artikel 13 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Het college wijkt af van de bepalingen in deze verordening indien het belang van de gemeente bij toepassing van deze verordening niet opweegt tegen het belang van de belanghebbende bij het achterwege laten van deze toepassing.

Artikel 14 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college.

Artikel 15 Intrekking

De Afstemmingsverordening WWB wordt ingetrokken per 1 mei 2013.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 26 juni 2013 en werkt terug tot en met 1 mei 2013.

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ.

Aldus besloten in de openbare vergadering van

de gemeenteraad van Rozendaal d.d. 25 juni 2013,

De griffier (wnd.),

J.van Rooij

de voorzitter

drs. J.H. Klein Molekamp