Erfgoedverordening gemeente Rucphen 2019

Geldend van 01-10-2019 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Rucphen 2019

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

- cultuurhistorisch waardevolle bebouwing: een cultuurhistorisch waardevol pand, object of andere vorm van bebouwing dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

- minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

- monumentencommissie: de (gecombineerde) welstands- en monumentencommissie gemeente Rucphen;

- omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

1. Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed (gemeentelijk erfgoedregister).

2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat de 'lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gemeente Rucphen' met daarop per object gegevens over de inschrijving en ter identificatie van de aangewezen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

Artikel 3. Aanwijzing als cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

1. Burgemeester en wethouders stellen een 'lijst cultuurhistorische waardevolle bebouwing gemeente Rucphen' vast.

2. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten cultuurhistorisch waardevolle bebouwing die van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als 'cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' en toe te voegen aan de 'lijst cultuurhistorische waardevolle bebouwing gemeente Rucphen'.

3. De aanwijzing betreft uitsluitend het exterieur.

4. Dit artikel is niet van toepassing op:

a. rijksmonumenten, en

b. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

Artikel 4. Voornemen tot aanwijzing

1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan de eigenaar van de onroerende zaak.

Artikel 5. Voorbescherming

1. De bescherming van artikelen 11 tot en met 14 is van overeenkomstige toepassing op cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 4 is bekendgemaakt.

2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment dat de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is opgenomen op de 'lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gemeente Rucphen' welke onderdeel is van het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.

Artikel 6. Advies monumentencommissie

1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, lid 2 advies aan de monumentencommissie waarbinnen enkele leden deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg. Van de monumentencommissie maken geen deel uit leden van het gemeentebestuur.

2. De monumentencommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

3. De monumentencommissie brengt binnen 8 weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

Artikel 7. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

1. Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

2. De definitieve aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing, de datum van aanwijzing en een beschrijving van de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.

Artikel 8. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan de eigenaar van de onroerende zaak.

2. Zodra een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt deze onverwijld opgenomen op de 'lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gemeente Rucphen' welke onderdeel is van het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 9. Aanwijzing als voorlopig cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

1. In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders cultuurhistorisch waardevolle bebouwing als 'voorlopig cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'. In afwijking van artikel 6 wordt in dat geval aan de monumentencommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als 'voorlopig cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'.

2. Een aanwijzing als 'voorlopig cultuurhistorisch waardevolle bebouwing' vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 3, lid 2.

3. Artikelen 11 tot en met 14 zijn van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat belanghebbenden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing als 'voorlopig cultuurhistorisch waardevolle bebouwing'. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 10. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister en vervallen aanwijzing

1. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en voorlopig cultuurhistorisch waardevolle bebouwing ambtshalve wijzigingen aanbrengen in de 'lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gemeente Rucphen' welke onderdeel is van het gemeentelijk erfgoedregister.

2. Als de wijziging ziet op het schrappen uit de 'lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gemeente Rucphen' zijn artikelen 3 tot en met 9 van overeenkomstige toepassing, tenzij de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in de 'lijst cultuurhistorisch waardevolle bebouwing gemeente Rucphen'.

Artikel 11. Opname in bestemmingsplan / omgevingsplan

1. Cultuurhistorisch waardevolle bebouwing wordt bij de eerstvolgende gelegenheid opgenomen in het bestemmingsplan dan wel omgevingsplan.

2. In het bestemmingsplan dan wel omgevingsplan wordt ten behoeve van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing een sloopregeling opgenomen.

Artikel 12. Instandhoudingsplicht cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

Het is verboden cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 13. Omgevingsvergunning cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders cultuurhistorisch waardevolle bebouwing:

a. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

b. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

2. Het eerste lid is niet van toepassing op de uitvoering van normaal onderhoud zolang dit gebaseerd is op de criteria uit hoofdstuk 2.3 van de 'Nota uiterlijk van bouwwerken Rucphen 2019'. Indien een omgevingsvergunning voor bouwen noodzakelijk is, geldt het bepaalde in lid 1.

3. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 14. Intrekken van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 13, eerste lid, kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:

a. als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

b. voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.

Artikel 15. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

Artikel 16. Advies omgevingsvergunning rijksmonument

Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om omgevingsvergunning voor een rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor advies aan de monumentencommissie, bedoeld in artikel 6, eerste lid. Artikel 6, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 17. Vangnet archeologie

1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:

a. voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;

b. het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

c. de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of;

d. met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

Artikel 18. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 12 of het bepaalde krachtens artikel 13, derde lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 19. Toezichthouders

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het bevoegd gezag aangewezen toezichthouders.

2. Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Artikel 20. Intrekken oude verordening

1. De 'Erfgoedverordening 2012 gemeente Rucphen' wordt ingetrokken per 1 oktober 2019.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2019.

2. Deze verordening wordt aangehaald als 'Erfgoedverordening gemeente Rucphen 2019'.

   

  • Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Rucphen

    in zijn openbare vergadering van 18 september 2019

     

    de griffier,

    de voorzitter,

         

    J.C.W.M. Rosiers-Goorden MSc.

    mr. M. van der Meer Mohr.