Regeling vervallen per 01-01-2016

Gebruiksverordening Tweede Woningen Gemeente Súdwest-Fryslân

Geldend van 03-12-2012 t/m 31-12-2015

Intitulé

Gebruiksverordening Tweede Woningen Gemeente Súdwest-Fryslân

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d 6 november 2012;

 

gelet op artikel 30 e.v. van de huisvestingswet;

 

overwegende dat het wenselijk is om in verband met het aanzien en de leefbaarheid in de gemeente regels te stellen met betrekking tot het gebruik van voor permanente bewoning geschikte woning als tweede woning;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de

Gebruiksverordening Tweede Woningen gemeente Súdwest-Fryslân

Artikel 1 Begrippenlijst

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Wet: Huisvestingswet

b. Woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden.

c. Rechthebbende: een natuurlijk persoon die eigenaar en/of huurder is voor onbepaalde tijd.\

d. Tweede Woning: woonruimte in gebruik anders dan voor daadwerkelijke permanente bewoning.

 

Artikel 2 Werkingsgebied

Deze verordening is van toepassing op alle woonruimten binnen de gemeente Súdwest-Fryslân, met uitzondering van de woonruimten die bij bestemmingsplan voor recreatief gebruik (mede) zijn aangewezen.

Artikel 3 Verbodsbepaling

  • 1 Het is de rechthebbende op een woning verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders deze woning te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als tweede woning of voor andere recreatieve doeleinden.

  • 2 Onder het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken van een tot bewoning bestemd gebouw als tweede woning, wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van een woning ten behoeve van zichzelf of van een ander, zonder dat hij of die ander zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft en er een redelijke termijn is verstreken, na welke het beschikbaar hebben of houden niet meer geacht kan worden te geschieden met het doel het gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken als hoofdverblijf. Deze bepaling geldt niet ten aanzien van woningruil in vakantieperioden of daarmee vergelijkbare gevallen.

  • 3 Als criterium voor de vaststelling of iemand zijn hoofdverblijf in een gebouw heeft geldt dat hij of zij op het betreffende adres een woonadres heeft als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert. Voor het vaststellen of iemand zijn hoofdverblijf in een gebouw heeft, geldt of hij of een ander gedurende een aaneengesloten periode van 180 dagen tenminste 2/3 van die tijd zijn hoofdverblijf heeft in dat gebouw.

Artikel 4 Overgangsrecht

  • 1 Het verbod, vervat in artikel 3, geldt niet in de gevallen waarin woonruimte als tweede woning legaal in gebruik is op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening;.

     

  • 2 De uitzondering zoals bepaald in lid 1 heeft een persoonlijk karakter en geldt voor de rechthebbende op een tot permanente bewoning bestemd gebouw op het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening. Voor het overige geldt het verbod onverkort.

  • 3 Het bepaalde in lid 1 is niet meer van toepassing zodra de woning weer voor permanente bewoning in gebruik wordt genomen.

Artikel 5 Verlening onttrekkingvergunning

  • 1 Burgemeester en Wethouders kunnen vergunning verlenen tot het gebruik van een woning als tweede woning en aan een zodanige vergunning voorschriften verbinden op grond van:

    1. Vererving

    2. Schenking

    3. Ongeschiktheid voor permanente bewoning 

    Om hiervoor in aanmerking te komen, dient aan de criteria te worden voldaan die worden vermeld in de bijlage met betrekking tot artikel 5.

     

  • 2 De vergunning heeft een persoonlijk karakter; voor een opvolgende eigenaar geldt het verbod onverkort.

  • 3 Degene die in strijd handelt met een aan een vergunning verbonden voorschrift wordt geacht te hebben gehandeld zonder vergunning. De verleende vergunning kan in dat geval worden ingetrokken.

Artikel 6 Nadere regels

De bevoegdheid tot het opstellen van de nadere regels als bedoeld in artikel 35 van de Huisvestingswet wordt overgedragen aan het college van Burgemeester en Wethouders.

Artikel 7 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager (tijdelijk) af te wijken van deze verordening.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Gebruiksverordening Tweede Woningen Gemeente ”.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 3 december 2012. Op dat moment vervallen zowel de Gebruiksverordening Tweede Woningen van de voormalige gemeente Nijefurd van 14 maart 1995 als de Gebruiksverordening Tweede Woningen van de gemeente Wymbritseradiel van 1 oktober 1997.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2012
 
drs. H.H. Apotheker,
 
voorzitter.
 
G.W. Stegenga,
 
wnd. griffier.
 

BIJLAGE BIJ ARTIKEL 5 1

Vergunningscriterium vererving

De verordening moet de mogelijkheid bieden om een onttrekkingvergunning te verlenen aan nieuwe eigenaren van de woning. Deze vergunning wordt dan verleend als er aan de volgende criteria is voldaan:

1. De eigenaar die zijn woning nalaat aan een erfgenaam moet, de voor permanente bestemde woning die in gebruik is als tweede woning, al in gebruik hebben op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze Verordening

2. De erfgenaam dient een opeenvolgende rechthebbende te zijn. Onder het begrip “de opeenvolgende rechthebbende” in geval van vererving wordt verstaan: die rechthebbende die conform de regels van het erfrecht “de opeenvolgende rechthebbende” zou zijn. Onder het begrip “vererving” wordt verstaan datgene wat bepaald is in boek 4 van het Burgerlijk Wetboek. Als de woning door testament/uiterste wil door een andere opeenvolgende rechthebbende verkregen wordt, wordt aan deze nieuwe rechthebbende geen vergunning verleend. 

Voorbeeld: door een testament/uiterste wil verkrijgt niet het kind van de rechthebbende de woning, maar een vriend of kleinkind van de rechthebbende. In dit geval vervalt de bestaande vergunning en wordt er aan de nieuwe rechthebbende (kleinkind of vriend) geen vergunning verleend omdat deze geen opeenvolgende rechthebbenden zijn.

1. De opeenvolgende rechthebbende dient een natuurlijk persoon te zijn en geen rechtspersoonlijkheid.

2. De vergunningstermijn moet een persoonlijk karakter hebben en is object gerelateerd, zo wordt het gekoppeld aan het leven van de vergunningsverkrijger.

3. De te verlenen vergunning wordt slechts eenmalig verleend. Overdragen door middel van vererving, schenking of legaat kan hierna niet meer plaatsvinden 

De vergunning verliest zijn kracht op het moment dat:

1. De woning permanent bewoond wordt

2. Op het moment dat de woning wordt verkocht 

Vergunningscriterium schenking

Door middel van schenking is het mogelijk om, naast vererving, een onttrekkingvergunning “door te geven”. Door bijvoorbeeld belastingtechnische- of emotionele redenen kan een burger meer belang hebben bij schenking in plaats van vererving. Het verschil tussen schenking en vererving is gelegen op het moment van de eigendomswisseling. Dit moment is bij schenking vervroegd ten opzichte van vererving. De criteria voor de vergunningverlening zoals die beschreven staat bij vererving kunnen ook bij schenking in acht worden genomen.

Vergunningscriterium op grond van ongeschiktheid voor permanente bewoning

Een onttrekkingvergunning kan ook verleend worden als de woonruimte ongeschikt is voor permanente bewoning. Uit de volgende criteria kan worden bepaald wanneer een woning ongeschikt is voor permanente bewoning:

1. De kwaliteit van de woning (indeling, onderhoudstoestand, oppervlakte, bereikbaarheid).

2. De bouwkosten voor het geschikt maken van de woning voor permanente bewoning zijn onredelijk.

De vergunning verliest zijn kracht op het moment dat:

1. De woning permanent bewoond wordt;

2. Op het moment dat de woning wordt verkocht. 

Toelichting 1 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING TWEEDE WONINGEN VAN DE GEMEENTE SÚDWEST-FRYSLÂN.

Als algemene toelichting op de Gebruiksverordening Tweede Woningen geldt de inhoud van het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 oktober 2012.

ARTIKEL 1: Begrippenlijst

Onder een tweede woning moet niet alleen worden volstaan een woonruimte die in gebruik is voor recreatiedoeleinden, maar ook voor andere doeleinden dan permanente bewoning. Gekozen is voor de term “tweede woning” en niet voor het beperkter begrip “recreatiewoning”. Een ander gebruik dan voor daadwerkelijke permanente bewoning is dan ook verboden.

ARTIKEL 2: Werkingsgebied

De verordening geldt voor het gehele gebied van de gemeente. Zij is dus ook van toepassing op het buitengebied. De verordening geldt niet voor woningen die in een bestemmingsplan als recreatiewoning zijn bestemd.

ARTIKEL 3: Verbodsbepaling

In dit artikel is het verbod vastgelegd, inhoudende dat een woning niet mag worden gebruikt als tweede woning. Of iemand een woning al dan niet permanent bewoont, wordt getoetst aan 2 criteria zijnde de inschrijving op het adres in de Gemeentelijke Basisadministratie en het feit of iemand gedurende een aaneengesloten periode van 180 dagen tenminste 2/3 van die tijd zijn hoofdverblijf heeft in dat gebouw. Verder moet het uit het geheel van feiten omstandigheden blijken dat het betreffende adres als zijn/haar hoofdverblijf fungeert.

ARTIKEL 4: Overgangsrecht

Deze bepaling bevat overgangsrecht. In principe kunnen de bestaande rechten van een rechthebbende op woonruimte als tweede woning door het nieuwe regime niet worden aangetast.

Deze uitzondering heeft een persoonlijk karakter en geldt dus enkel voor degenen die de woning in eigendom heeft. Daarnaast geldt eenmalig dat in het geval van vererving bij versterf dan wel bij een schenking een tot bewoning bestemd gebouw het met de verordening strijdig recreatieve gebruik mag worden gecontinueerd. Voor de opeenvolgende rechthebbende die anders dan door vererving of schenking een woning verkrijgt, geldt het verbod onverkort.

ARTIKEL 5: Verlening onttrekkingvergunning

In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen tot het verlenen van een vergunning. Een vergunning wordt slechts in bijzondere gevallen en bij wijze van uitzondering verleend. Dit uitgangspunt sluit nauw aan op de bedoelingen van de verordening en dat is het toeroepen van een halt aan de ongecontroleerde uitbreiding van het aantal (illegale) tweede woningen. De vergunning heeft een persoonlijk karakter. Hiermee is tevens aangegeven dat bij wijziging van het eigendom de vergunning komt te vervallen en de woning waarvoor vergunning is verleend vervolgens weer voor permanente bewoning moet worden gebruikt. De verordening kent 3 vergunningsgronden, namelijk:

1. vererving

2. schenking

3. op grond van ongeschiktheid voor permanente bewoning

De bijlage met betrekking tot dit artikel geeft de criteria aan waaraan men moet voldoen om voor een vergunning in aanmerking te kunnen komen.

ARTIKEL 6: Nadere regels

De Huisvestingswet biedt in artikel 35 de mogelijkheid tot het vaststellen van nadere regels, die overwegend van procedurele aard zijn. Hoewel de Algemene Wet Bestuursrecht hiervoor een goede regelgeving biedt, is zekerheidshalve deze bevoegdheid ook hier vastgesteld.

ARTIKEL 7: Hardheidsclausule

Teneinde onrechtvaardigheden in de toepassing van de verordening te ondervangen, is dit artikel voorzien van een hardheidsclausule.

ARTIKEL 8 EN 9: Citeertitel en inwerkingtreding

Deze artikelen spreken voor zich, zodat een nadere toelichting achterwege kan blijven.