Regeling vervallen per 01-10-2016

Reglement van Orde voor de raad en de raadscommissies 2014

Geldend van 07-05-2014 t/m 30-09-2016

Intitulé

Reglement van Orde voor de raad en de raadscommissies 2014

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van het fractievoorzittersoverleg d.d. 14 april 2014;

gelet op artikel 16 en 82 Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen het

Reglement van Orde voor de raad en de raadscommissies 2014

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of raadscommissie, of zijn vervanger;

  • b.

    griffier: griffier van de raad, of zijn vervanger;

  • c.

    commissiegriffier: griffier van een raadscommissie, of zijn vervanger;

  • d.

    vergadering: vergadering van de raad of een raadscommissie;

  • e.

    amendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbeslissing;

  • f.

    subamendement: voorstel van een raadslid tot wijziging van een aanhangig amendement;

  • g.

    motie: verklaring waarmee een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • h.

    initiatiefvoorstel: een voorstel van een raadslid voor een verordening of een ander voorstel;

Artikel 2. Het fractievoorzittersoverleg

  • 1. De raad heeft een fractievoorzittersoverleg.

  • 2. Het fractievoorzittersoverleg bestaat uit de voorzitter van de raad en alle fractievoorzitters.

  • 3. Fractievoorzitters kunnen zich laten vervangen door een ander raadslid uit de fractie.

  • 4. Het fractievoorzittersoverleg wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad.

  • 5. De voorzitter kan bij wijze van uitzondering voorstellen een of meer wethouders of degemeentesecretaris uit te nodigen voor het fractievoorzittersoverleg.

  • 6. De vergaderingen van het fractievoorzittersoverleg zijn besloten, tenzij het fractievoorzittersoverleg anders bepaalt.

  • 7. Alle stukken van het fractievoorzittersoverleg zijn niet openbaar, tenzij het fractievoorzittersoverleg anders bepaalt.

  • 8. Het fractievoorzittersoverleg bespreekt alle raadsbrede onderwerpen die niet in het presidium thuis horen (waaronder personele aangelegenheden en strafrechtelijke zaken).

  • 9. Het fractievoorzittersoverleg heeft als taak het voordragen van voorzitters voor de raadscommissies, en leden van de auditcommissie, het presidium en andere werkgroepen.

  • 10. Het fractievoorzittersoverleg kan voorstellen doen aan de raad.

  • 11. Elke fractievoorzitter heeft een stem in het fractievoorzittersoverleg.

  • 12. Het fractievoorzittersoverleg komt bijeen als de voorzitter dat nodig acht of als drie of meerfractievoorzitters een verzoek daarvoor indienen bij de voorzitter.

Artikel 3. Het presidium

  • 1.

    De raad heeft een presidium.

  • 2.

    Het presidium bestaat uit de voorzitter van de raad, minimaal één van de voorzitters van deraadscommissies en nog maximaal vier raadsleden uit nog niet vertegenwoordigde fracties. Twee leden van het presidium zijn bij voorkeur eveneens lid van de werkgeverscommissie en/of de auditcommissie.

  • 3.

    De leden van het presidium worden door de raad benoemd.

  • 4.

    Het presidium wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad.

  • 5.

    De voorzitter kan voorstellen de gemeentesecretaris en/of een medewerker van de griffie uit te nodigen voor een vergadering.

  • 6.

    De vergaderingen van het presidium zijn besloten.

  • 7.

    Het presidium heeft tot taak:

    • -

      het voorlopig vaststellen van de commissie- en raadsagenda’s, daaronder begrepen het verplaatsen van stukken van de ene commissie naar de andere als dit bijdraagt aan een meer gelijke verdeling,

    • -

      het bespreken van de dagelijkse gang van zaken in de commissies en de raad,

    • -

      het doen van aanbevelingen aan de raad over de organisatie van de werkzaamheden van de raad en de commissies,

    • -

      te zorgen voor een goede onderlinge afstemming tussen commissies en raad, commissies, raad en werkgroepen en werkgroepen onderling,

    • -

      het in overleg met het fractievoorzittersoverleg instellen van werkgroepen,

    • -

      het bewaken van de lange termijn agenda (LTA),

    • -

      het vaststellen van de vergadercyclus van de raad en de raadscommissies.

    • -

      het vaststellen van vergaderingen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Gemeentewet en lid 10 van dit artikel.

  • 8.

    Elk lid heeft een stem in het presidium.

  • 9.

    De vergaderingen van het presidium gaan door als ten minste de helft van het aantal leden,onder wie ten minste de voorzitter aanwezig is.

  • 10.

    Het presidium vergadert in ieder geval in de week waarin de commissiestukken wordengepubliceerd en verder als de voorzitter het nodig acht of ten minste twee leden daarom verzoeken.

Artikel 4. Fractie

  • 1. Raadsleden die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd.

  • 2. Als boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Als daar geen aanduiding was geplaatst, deelt de fractie in de eerste raadsvergadering aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad zal voeren.

  • 3. De namen van de fractievoorzitter en diens plaatsvervanger worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Als één of meer raadsleden van één of meer fracties als zelfstandige fractie gaan optreden of als één of meer raadsleden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5. Een nieuwe naam van een fractie voldoet aan de eisen uit artikel G3 van de Kieswet en wordt gebruikt met ingang van de eerstvolgende raadsvergadering na naamswijziging.

Artikel 5. De griffier

De griffier is in elke raadsvergadering, het presidium en het fractievoorzittersoverleg aanwezig of wordt vervangen door een door de raad aangewezen plaatsvervanger

Artikel 6. Commissiegriffier

  • 1. De griffier stelt ter ondersteuning van iedere raadscommissie een medewerker van de griffie beschikbaar als commissiegriffier.

  • 2. De commissiegriffier is in iedere commissievergadering aanwezig of wordt vervangen door een daartoe door de griffier aangewezen medewerker van de griffie.

Artikel 7. Benoeming raadsleden en wethouders

  • 1. De raad stelt aan het begin van elke raadsperiode een vaste commissie in bestaande uit drie leden en een plaatsvervanger afkomstig uit de raad.

  • 2. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven en de daarop betrekkinghebbende stukken van nieuw benoemde leden en brengt vervolgens advies uit aan de raad over de toelating van de nieuw benoemde raadsleden tot de raad. In het verslag wordt indien van toepassing ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste raadsvergadering in oude samenstelling na de raadsverkiezingen.

  • 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste raadsvergadering in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter in afwijking van het voorgaande een nieuw benoemd raadslid op voor de raadsvergadering waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 6. Bij de benoeming van een wethouder onderzoekt de commissie genoemd in het eerste lid of de kandidaat voldoet aan de vereisten van de artikelen 36a, 36b, 41b eerste, derde en vierde lid en 41c, eerste lid van de Gemeentewet. Op de werkwijze van deze commissie is het tweede lid van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 2. Raadscommissies

Artikel 8. Instelling raadscommissies

De raad stelt de volgende raadscommissies in:

  • a.

    Doarp, Stêd en Omkriten;

  • b.

    Boarger en Mienskip

  • c.

    Bestjoer en Finânsjes.

Artikel 9 Kommisje Doarp, Stêd en Omkriten

De raadscommissie Doarp, Stêd en Omkriten adviseert en overlegt over de volgende

onderwerpen:

  • a.

    Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting;

  • b.

    Monumentenzorg;

  • c.

    Vergunningverlening;

  • d.

    Verkeer en Vervoer;

  • e.

    Openbare werken;

  • f.

    Duurzaamheid;

  • g.

    Water;

  • h.

    Recreatie en toerisme.

Artikel 10 Kommisje Boarger en Mienskip

De raadscommissie Boarger en Mienskip adviseert en overlegt over de volgende

onderwerpen:

  • a.

    Kernenbeleid;

  • b.

    Leefbaarheidsprojecten;

  • c.

    Sociale zaken, werk en zorg;

  • d.

    Onderwijs;

  • e.

    Jeugdbeleid;

  • f.

    Cultuur;

  • g.

    Frysk.

Artikel 11 Kommisje Bestjoer en Finânsjes

De raadscommissie Bestjoer en Finânsjes adviseert en overlegt over de volgende

onderwerpen:

  • a.

    Financiën;

  • b.

    Lokale lastendruk;

  • c.

    Veiligheidsbeleid;

  • d.

    Communicatie;

  • e.

    Dienstverlening;

  • f.

    Regionale aangelegenheden;

  • g.

    Intergemeentelijke samenwerking;

  • h.

    Brandweer;

  • i.

    Economische Zaken;

  • j.

    Grondzaken;

  • k.

    Handhaving en toezicht;

  • l.

    Burger en bestuur.

Artikel 12. Taken

Een raadscommissie heeft de volgende taken:

  • a.

    het uitbrengen van advies aan de raad over die onderwerpen waarop haar werkzaamheden betrekking hebben;

  • b.

    het uitbrengen van advies aan de raad over andere onderwerpen dan bedoeld onder a;

  • c.

    het voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval de door hen verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de onderwerpen bedoeld onder a.

Artikel 13. Samenstelling

  • 1. Een raadscommissie bestaat uit ten minste één en maximaal drie commissieleden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad.

  • 2. Een commissielid wordt door de raad op voordracht van een fractie benoemd.

  • 3. Een commissielid kan zowel raadslid als niet-raadslid zijn, met dien verstande dat elk raadslid zitting heeft in of voorzitter is van ten minste één van de drie raadscommissies. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op commissieleden die geen raadslid zijn. De commissieleden dienen daarnaast tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de betreffende fractie.

  • 4. Een commissielid dat afwezig is, kan worden vervangen door een raads- of commissielid van dezelfde fractie.

  • 5. De voorzitter van een raadscommissie en zijn plaatsvervanger worden door de raad benoemd. De voorzitter van een raadscommissie is geen commissielid.

Artikel 14. Zittingsduur en vacatures

  • 1. De zittingsperiode van een commissielid en -voorzitter eindigt in ieder geval met het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2. Een commissielid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie als zij niet meer voldoen aan de in artikel 13, derde lid, gestelde eisen.

  • 3. De raad kan een commissielid ontslaan op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen voor benoeming.

  • 4. De raad kan de voorzitter van een raadscommissie ontslaan.

  • 5. Een commissielid en de commissievoorzitter kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijk mededeling aan de raad. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als hun opvolger is benoemd.

  • 6. Als door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, beslist de raad zo spoedig mogelijk over de vervulling daarvan met inachtneming van artikel 13.

  • 7. Als een fractie niet langer vertegenwoordigd is in de raad, vervalt het lidmaatschap van het commissielid dat op voordracht van die fractie is benoemd van rechtswege.

Artikel 15 Spreekrecht

  • 1. Burgers hebben spreekrecht in de vergaderingen van een raadscommissie. Zij kunnen het woord voeren over zowel geagendeerde als niet-geagendeerde onderwerpen.

  • 2. Het woord kan niet gevoerd worden over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen een bezwaar- en/of beroepsschrift is ingediend of de rechter om een uitspraak is gevraagd en de uitspraak nog niet onherroepelijk is;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

  • 3. Degene die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit binnen een redelijke termijn voor de aanvang van de vergadering aan de commissiegriffier onder vermelding van zijn naam, adres en telefoonnummer en het onderwerp waarover hij het woord wil.

  • 4. De commissievoorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De commissievoorzitter kan van de volgorde afwijken, als dit in het belang is van de orde van de vergadering.

  • 5. De inspreker voert het woord, nadat de commissievoorzitter hem dit heeft verleend. De commissievoorzitter kan de deelnemers aan de vergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen een inspreker en deelnemers van de vergadering.

  • 6. De totale spreektijd bedraagt maximaal 30 minuten, met een maximum van 5 minuten per inspreker. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over het aantal insprekers als het aantal insprekers meer dan 6 bedraagt. De voorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

Artikel 16 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing

Artikel 20 (Opening vergadering en quorum) en artikel 26 (Handhaving orde en schorsing) van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op raadscommissies.

Hoofdstuk 3. Vergadering

Paragraaf 1. Voorbereiding

Artikel 17. Oproep en voorlopige agenda

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden een oproep en de voorlopige agenda met de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid en artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen. Deze wordt met de daarbij behorende stukken aan de leden verzonden en openbaar gemaakt, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid en artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad of de raadscommissie de agenda vast.

Artikel 18. Ter inzage leggen van stukken

De agenda en de daarbij behorende stukken zijn voor een ieder elektronisch raadpleegbaar via de gemeentelijke website na het verzenden van de oproep, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid en artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken. Als na het verzenden van de oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.

Artikel 19. Openbare kennisgeving

Vergaderingen worden ter openbare kennis gebracht door aankondiging in het gemeenteblad ‘Ta jo tjinst’.

Paragraaf 2. Vergaderorde

Artikel 20. Presentielijst

  • 1. De (commissie)griffier draagt zorg voor het bijhouden van presentielijsten van vergaderingen.

  • 2. Na binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de (commissie)griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 21. Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad of raadscommissie anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Per onderwerp is er maximaal een woordvoerder per fractie.

  • 4. Een lid mag in een termijn niet vaker dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 5. Het vierde lid is niet van toepassing op het raadslid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 6. Bij de bepaling hoe vaak een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 22. Deelname aan de beraadslaging door anderen

Onverminderd artikel 21 van de Gemeentewet kan de raad of een commissie op enig moment besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 23. Voorstellen van orde

Leden kunnen tijdens een vergadering mondeling een voorstel van orde betreffende de vergadering doen. De raad of commissie beslist hier direct over.

Paragraaf 3. Stemmingen

Artikel 24. Advies raadscommissie

  • 1. Als de raadscommissie een advies aan de raad uitbrengt, beslissen de leden op voorstel van de voorzitter over de inhoud van het advies.

  • 2. De raadscommissie adviseert de raad een raadsvoorstel als bespreek- of hamerstuk te agenderen voor de eerstvolgende raadsvergadering.

  • 3. Als een voorstel op advies van slechts één of twee fracties als bespreekstuk wordt geagendeerd voor de eerstvolgende raadsvergadering, moet dit verzoek tijdens de vergadering worden gemotiveerd.

  • 4. In een commissievergadering vinden slechts stemmingen plaats over geheimhouding en met betrekking tot de orde. Ieder ter vergadering aanwezig lid heeft bij stemming een stem.

Artikel 25. Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    Wanneer de voorzitter van de raad vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

  • 3.

    Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder raadslid het recht zijn stemgedrag te motiveren.

  • 4.

    De voorzitter van de raad vraagt de raadsleden of zij stemming verlangen. Als geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 5.

    Als een voorstel zonder stemming wordt aangenomen kunnen de in de raadsvergadering aanwezige raadsleden aantekening in het verslag vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming te hebben deelgenomen.

  • 6.

    Als een raadslid om stemming of hoofdelijke stemming vraagt, doet de voorzitter daarvan mededeling aan de raad.

  • 7.

    Bij hoofdelijke stemming roept de griffier de raadsleden bij naam op hun stem uit te brengen. De voorzitter wijst het lid aan bij wie de stemming begint. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 8.

    Bij hoofdelijke stemming brengen ter vergadering aanwezig raadsleden, tenzij zijovereenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen, hun stem uit door 'voor' of 'tegen' uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 9.

    Een raadslid dat zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, kan deze vergissing herstellen totdat het volgende raadslid heeft gestemd. Bemerkt het raadslid zijn vergissing pas later, dan kan deze nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt aantekening vragen van zijn vergissing. Dit brengt geen verandering in de uitslag van de stemming.

  • 10.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mee en doet daarbij tevensmededeling van het genomen besluit.

Artikel 26. Stemming over amendementen en moties

  • 1. Als een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd en vervolgens over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel.

  • 2. Als een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement waarop dat betrekking heeft.

  • 3. Als meerdere amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, wordt, onverminderd het eerste en tweede lid, eerst over het meest verstrekkende amendement of subamendement gestemd.

  • 4. Als aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 27. Stemming over personen

  • 1. Bij stemming over personen voor voordrachten of het opstellen van voordrachten of aanbevelingen, benoemt de voorzitter drie raadsleden tot stembureau.

  • 2. Aanwezige raadsleden zijn verplicht een door het stembureau verstrekt stembriefje in te leveren, tenzij zij overeenkomstig artikel 28 van de Gemeentewet niet aan de stemming deel behoren te nemen.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van het stembureau beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad op voorstel van het stembureau.

Paragraaf 4 Verslaglegging; ingekomen stukken

Artikel 28. Besluitenlijst

  • 1. De (commissie)griffier draagt zorg voor verslagen en besluitenlijsten van vergaderingen.

  • 2. De verslaglegging bestaat uit een vastlegging van de vergadering op een digitale gegevensdrager en een besluitenlijst van de vergadering. De digitale vastlegging wordt in het archief bewaard.

  • 3. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitvorming zich daartegen niet verzet, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 4. De besluitenlijst van de raad bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden,wethouders en overige personen die het woord gevoerd hebben alsmede de namen van de leden die afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een overzicht van het verloop van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijkestemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden of zich bij het uitbrengen van hun stem hebben vergist;

    • d.

      de tekst van de ter vergadering ingediende initiatiefvoorstellen, voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wiehet op grond van het bepaalde in artikel 22 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

    • f.

      de genomen besluiten.

  • 5. De besluitenlijst van de raadscommissie bevat ten minste:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de commissiegriffier en de ter vergadering aanwezige leden,wethouders en overige personen die het woord gevoerd hebben alsmede de namen van de leden die afwezig waren;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wiehet op grond van het bepaalde in artikel 22 door de raadscommissie is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen;

    • d.

      het advies van de raadscommissie om een raadsvoorstel als bespreek- of hamerstuk te agenderen voor de raadsvergadering en overige adviezen en genomen besluiten.

    • e.

      als op advies van één of twee fracties een voorstel als bespreekstuk wordt geagendeerdvoor de raadsvergadering, vermeldt de besluitenlijst de naam van die fractie(s) alsmede de motivatie.

  • 6. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de (commissie)griffier ondertekend en vervolgens op de website van de gemeente geplaatst.

Artikel 29. Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad of raadscommissie ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad of raadscommissie, worden voor raads- en commissieleden digitaal ter inzage gelegd.

  • 2. Het college dan wel de burgemeester informeert de raad via digitale terinzagelegging over de wijze van afdoening van aan de raad of raadscommissie gerichte stukken waarvan de afwikkeling tot de bevoegdheden van de burgemeester of het college behoort.

Hoofdstuk 4. Rechten van raadsleden

Artikel 30. Amendementen

  • 1. Raadsleden dienen amendementen en subamendementen in bij de voorzitter voor het sluiten vande beraadslaging van het voorstel waarop deze betrekking hebben.

  • 2. Er wordt alleen beraadslaagd over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door raadsleden die de presentielijst getekend hebben.

  • 3. Intrekking door de indiener van een amendement of subamendement is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 31. Moties

  • 1. Raadsleden dienen moties schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2. De behandeling van een motie vindt gelijktijdig plaats met de beraadslaging over het onderwerp of voorstel waarop het betrekking heeft.

  • 3. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

  • 4. Intrekking door de indiener(s) van de motie is mogelijk totdat de besluitvorming daarover door de raad is afgerond.

Artikel 32. Initiatiefvoorstel

  • 1. Raadsleden dienen initiatiefvoorstellen schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2. Deze voorstellen worden op de agenda van de eerstvolgende raadsvergadering geplaatst, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds verzonden is. In dat geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

Artikel 33. Collegevoorstel

  • 1. Het presidium kan een voorstel van het college terugsturen met een verzoek tot wijziging of aanvulling (op technische aspecten als leesbaarheid en volledigheid) of instemmen met een verzoek van het college tot het terugnemen van een voorstel als dat gebeurt op enig moment voorafgaand een raadscommissievergadering.

  • 2. Een voorstel van het college aan de raad kan met instemming van een commissie gewijzigd, aangevuld of terug genomen worden voordat het voorstel in de raad wordt behandeld.

  • 3. Een voorstel van het college aan de raad dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 4. Als de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het derde lid voor advies terug aan het college moet worden gezonden, bepaalt de raad binnen welke termijn het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 34. Interpellatie

  • 1. Raadsleden dienen verzoeken tot het houden van een interpellatie schriftelijk in bij de voorzitter. Het verzoek bevat in ieder geval de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en de wethouders.

  • 3. Als het verzoek ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering is ingediend of in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, wordt over het verzoek tijdens de eerstvolgende raadsvergadering gestemd. In andere gevallen tijdens de daaropvolgende raadsvergadering.

  • 4. De interpellant voert niet vaker dan tweemaal het woord. De overige raadsleden, de burgemeester en de wethouders niet vaker dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe toestemming geeft.

Artikel 35. Schriftelijke vragen

  • 1. Raadsleden dienen schriftelijke vragen aan het college of de burgemeester in bij de griffier. Daarbij wordt aangegeven of er een voorkeur voor schriftelijke of mondelinge beantwoording bestaat.

  • 2. De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen 30 dagen nadat de vragen zijn ingediend.

  • 4. Als de vragen ten minste 48 uur voor aanvang van een raadsvergadering zijn ingediend, vindt mondelinge beantwoording plaats in de eerstvolgende raadsvergadering, tenzij het college of de burgemeester de griffier gemotiveerd in kennis stelt dat dit onmogelijk is, waarbij tevens aangegeven wordt binnen welke termijn beantwoording zal plaatsvinden.

  • 5. Schriftelijke antwoorden van het college of de burgemeester worden door tussenkomst van de griffier aan de raadsleden toegezonden.

  • 6. De vragensteller kan bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende raadsvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde raadsvergadering nadere inlichtingen vragen over het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 36. Vragenhalfuur

  • 1. Na aanvang van de raadsvergadering is er een vragenhalfuur, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het vragenhalfuur eindigt.

  • 2. Het raadslid dat tijdens het vragenhalfuur vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp voor 12.00 uur op de dag voorafgaand aan de raadsvergadering via de griffier bij de voorzitter.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde, waarin aangemelde onderwerpen tijdens het vragenhalfuur aan de orde worden gesteld.

  • 4. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 5. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 6. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 7. Tijdens het vragenhalfuur kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 37. Inlichtingen

  • 1. Raadsleden dienen verzoeken tot inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid, en 180, derde lid, van de Gemeentewet schriftelijk in bij de griffier .

  • 2. De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige raadsleden en het college of de burgemeester.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk aan de raad verschaft, in ieder geval binnen 30 dagen nadat het verzoek is ingediend.

Hoofdstuk 5. Besloten vergadering

Artikel 38. Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de

vergadering.

Artikel 39. Besluitenlijst

  • 1. De besluitenlijst van een besloten vergadering wordt niet verspreid, maar ligt uitsluitend voor de leden ter inzage bij de griffier.

  • 2. De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad of raadscommissie een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze besluitenlijst.

  • 3. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de (commissie)griffier ondertekend.

Artikel 40. Geheimhouding

  • 1. Als omtrent de inhoud van stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de raadsleden op verzoek inzage.

  • 2. Als omtrent de inhoud van stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het tweede lid onder berusting van de griffier en verleent deze de commissieleden op verzoek inzage.

Artikel 41. Opheffing geheimhouding

Als de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, als daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 6. Toehoorders en pers

Artikel 42. Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 43. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens een openbare raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 44. Uitleg reglement

  • 1. In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslist de raad of raadscommissie op voorstel van de voorzitter ten tijde van de vergadering.

  • 2. Nadere uitwerking van dit reglement kan plaatsvinden door het vaststellen van Richtlijnen door het presidium.

Artikel 45. Intrekken oude reglement

Het Reglement van orde voor de raad en de raadscommissies wordt ingetrokken.

Artikel 46. Inwerkingtreding en citeertitel

1.Dit reglement treedt in werking op 7 mei 2014.

2.Dit reglement wordt aangehaald als Reglement van Orde voor de raad en de raadscommissies 2014.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 mei 2014
drs. H.H. Apotheker,
voorzitter.
G.W. Stegenga,
wnd. griffier.