Regeling vervallen per 01-01-2017

Verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet

Geldend van 28-01-2016 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

Verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 6 januari 2015;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast te stellen.

Verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • -

      publieke taak: die taken waarvan de gemeenteraad op politiek-bestuurlijke gronden heeft bepaald, welke taken de gemeente dient uit te voeren;

    • -

      administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

    • -

      financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie, ten einde te komen tot een goed inzicht in:

      1. de financieel-economische positie;

      2. het financiële beheer;

      3. de uitvoering van de begroting;

      4. het afwikkelen van vorderingen en schulden;

      5. alsmede het afleggen van rekening en verantwoording daarover;

    • -

      financiële positie: het vermogen van gemeenten in relatie tot de exploitatie, met inachtneming van de risico’s. Belangrijk daarbij is dat het bij de financiële positie uitdrukkelijk gaat om het beeld van de financiën van de gemeente in het recente verleden (rekeningen), over het begrotingsjaar en de daarop volgende jaren (meerjarenraming);

    • -

      financieel beheer: het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten;

    • -

      rechtmatigheid: het tot stand komen van baten, lasten en balansmutaties in overeenstemming met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen en raadsbesluiten;

    • -

      doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen;

    • -

      doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

    • -

      domein: een samenhangend geheel van programma’s, als zodanig door de raad bepaald;

    • -

      programma: een samenhangend geheel van producten, als zodanig door de raad bepaald;

    • -

      product: eenheid waarin programma’s zijn onderverdeeld, als zodanig door het college bepaald;

    • -

      overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.

    • -

      compensabele omzetbelasting: omzetbelasting die gedeclareerd wordt bij het BTW-compensatiefonds

  • 2. De in deze verordening vermelde bedragen zijn geschoond van eventuele compensabele c.q. verrekenbare omzetbelasting.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Domein- en programma-indeling

  • 1. De raad stelt één keer per raadsperiode de domein-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt één keer per raadsperiode een programma-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 3. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de programma’s toegewezen producten de onderverdeling van de programma’s vast.

  • 4. De raad stelt in principe één keer per raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per product weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per product weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de aflossingsverplichtingen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en de meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

Het college biedt de gemeenteraad een Perspectiefnota aan. De raad stelt deze nota voor 15 juli van het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar vast.

In de Perspectiefnota wordt een actueel inzicht gegeven in de financiële positie, de autonome ontwikkelingen en aangepast en/of nieuw beleid. Tevens worden de financiële kaders, die voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming worden gehanteerd, daarin opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

  • 5. Indien, nadat de raad het Investeringsprogramma heeft vastgesteld, niet binnen 3 jaar een investeringskrediet is opgevoerd vervalt deze voorgenomen investering.

  • 6. De door de raad geautoriseerde investeringskredieten vallen na toekenning weer vrij indien 3 jaar lang geen uitgaven verricht zijn, tenzij door het college van burgemeester en wethouders aannemelijk kan worden gemaakt dat het investeringskrediet behouden dient te blijven.

  • 7. Indien, nadat de raad een investeringskrediet heeft vastgesteld, alsnog niet geraamde baten worden verkregen (bijvoorbeeld subsidies of bijdragen van derden) worden die bijdragen alsnog in mindering gebracht op het netto door de raad vastgestelde krediet. Hetzelfde is van toepassing als blijkt dat het krediet na vaststelling door de raad alsnog compensabel of verrekenbaar is voor de omzetbelasting.

Artikel 6. Afwikkeling investeringskredieten

  • 1. De inhoudelijke en financiële afwikkeling van investeringskredieten moet binnen 6 maanden na ingebruikname geschieden.

  • 2. Bij de jaarrekening biedt het college de raad een overzicht aan van de afgewikkelde investeringskredieten.

Artikel 7. Tussentijdse rapportages (Bestuursrapportages)

  • 1. Het college informeert de raad door middel van een 1e tussentijdse rapportage over een aantal speerpunten en bestuurlijk relevante thema’s. De raad stelt de 1e tussentijdse rapportage in juni vast.

  • 2. Het college informeert de raad door middel van een 2e tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 7 maanden van het lopende boekjaar en een prognose voor het gehele begrotingsjaar. De raad stelt deze tussentijdse rapportage in oktober vast.

  • 3. De 2e tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en de eventuele bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma;

    • b.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten;

    • c.

      speerpunten en bestuurlijk relevante thema’s.

  • 4. In de 2e tussentijdse rapportage worden afwijkingen op de ramingen van lasten en baten per programma en per investeringskrediet groter dan € 100.000 toegelicht.

Artikel 8. Jaarstukken

In de jaarrekening worden afwijkingen op de ramingen van baten en lasten per programma en per investeringskrediet groter dan € 100.000 toegelicht.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Activa waarvan de afschrijving voor 1 januari 2011 is gestart worden niet herrekend naar de in deze verordening opgenomen bepalingen. Hetzelfde is van toepassing op de activa afkomstig van overgenomen en nog over te nemen (delen van) publiekrechtelijke lichamen. Ook na een stelselwijziging zullen de activa waarvan de afschrijving al is gestart niet worden herrekend. De bijgestelde afschrijvingstermijnen worden in de komende jaren voor deze activa niet toegepast.

  • 2. Bijdragen aan derden worden in principe niet geactiveerd. De raad kan in individuele gevallen bepalen dat bijdragen aan derden wel geactiveerd worden. Hiervoor geldt de voorwaarde dat de bijdrage door de derde geïnvesteerd moet worden.

  • 3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. Participaties in een onderneming of deelnemingen in een verbonden partij worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs. Op de verkregen participaties of deelnemingen wordt niet afgeschreven.

  • 5. De afschrijving start op 1 januari volgend op het jaar van ingebruikname van het actief.

  • 6. De materiele vaste activa met een maatschappelijk nut in de openbare ruimte worden in principe niet geactiveerd. De raad kan in individuele gevallen door middel van een raadsbesluit besluiten om bij investeringen van meer dan € 100.000 wel te activeren. Hierbij is uitgangspunt dat in dat geval lineair wordt afgeschreven in maximaal 25 jaar.

  • 7. Materiële vaste activa met economisch nut worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 8. De raad kan besluiten om bij investeringen met economisch nut, in de door de raad te bepalen gevallen, de componentenbenadering toe te passen.

  • 9. Er wordt bij het bepalen van het afschrijvingsbedrag geen rekening gehouden met de restwaarde. Een eventuele restwaarde wordt, indien er sprake is van verkoop, als een eenmalige bate verantwoord.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad jaarlijks een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en bevat in ieder geval:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3. Indien een geval zich voordoet zoals genoemd in artikel 5 lid 6 valt de daarbij behorende bestemmingsreserve vrij.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en de ten laste van de voorzieningen gebrachte kosten voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten (rente en afschrijving) van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij de bepaling van de integrale kostprijs wordt rekening gehouden met de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW).

    Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Raadbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken aan andere overheden voor zover deze leveringen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen;

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten en heffingen

Het college biedt de raad jaarlijks een voorstel aan voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing, rechten en leges.

Artikel 15. Financieringsfunctie

Het college stelt een Treasurystauut vast, waarbij de volgende kaders in acht worden genomen:

  • 1.

    a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

  • 3.

    Het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal mag alleen plaatsvinden uit hoofde van de publieke taak.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

In de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Indien de raad dit wenst kunnen onderdelen aan de verplichte onderdelen worden toegevoegd.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Indien de raad dit wenst kunnen onderdelen aan de verplichte onderdelen worden toegevoegd.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In de paragraaf weerstandsvermogen & risicobeheersing bij de begroting en jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Indien de raad dit wenst kunnen onderdelen aan de verplichte onderdelen worden toegevoegd.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen bij de begroting en jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Indien de raad dit wenst kunnen onderdelen aan de verplichte onderdelen worden toegevoegd.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Indien de raad dit wenst kunnen onderdelen aan de verplichte onderdelen worden toegevoegd.

Artikel 21. Verbonden partijen

In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Indien de raad dit wenst kunnen onderdelen aan de verplichte onderdelen worden toegevoegd.

Artikel 22. Grondbeleid

In de paragraaf grondbeleid bij de begroting en jaarstukken neemt het college de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op. Indien de raad dit wenst kunnen onderdelen aan de verplichte onderdelen worden toegevoegd.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de teams;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • e.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de teams;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de teams over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen periodiek. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiele verordening gemeente Súdwest-Fryslân (vastgesteld in de raadsvergadering van 3 maart 2011) wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt (2014).

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening is van toepassing op het begrotingsjaar 2015 en latere begrotingsjaren.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening 2015 van de gemeente Súdwest-Fryslân.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 februari 2015
 
drs. H.H. Apotheker,
 
voorzitter.
 
G.W. Stegenga,
griffier.

Bijlage afschrijvingsbeleid behorende bij artikel 10

Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van meer dan € 50.000 (bruto, inclusief niet compensabele btw) worden geactiveerd. Gronden, terreinen en deelnemingen in een overheidsbedrijf worden ongeacht de verkrijgingsprijs altijd geactiveerd.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in maximaal:

a1. 50 jaar: schoolgebouwen, gebouwen bestemd voor de ambtelijke organisatie, gebouwen van het Cultureel Kwartier, bibliotheekgebouwen en strategische gebouwen;

a2. 40 jaar: nieuwbouw woonruimten en overige gebouwen;

b. 25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop bestaande woonruimten en bedrijfsgebouwen;

c. 15 jaar: technische installaties;

d. 10 jaar: inventaris;

e. 8 jaar: vrachtwagens en vervoermiddelen (bestelauto’s en heftrucks), tractoren inclusief aanbouwgereedschappen;

f.  5 jaar: telefooninstallaties;

g. 6 jaar: grasmaaiers, onkruidborstelmachines en veegmachines;

h. 10 jaar: materiaal gladheidsbestrijding;

i.  40 jaar: rioolbuizen (vrijverval en druk-/persleidingen);

j. 30 jaar: pompen en gemalen (civieltechnisch);

k. 15 jaar: pompen en gemalen (mechanisch/elektrisch);

l. 5 jaar: telemetrie;

m. 5 jaar: ict (dataopslag, infra/switches, software en applicaties);

n. 4 jaar: ict (infra/servers en PC’s);

o. 3 jaar: ict (infrastructuur);

p.  15 jaar: aanleg en renovatie van (kunst)grasvelden.