Regeling vervallen per 23-01-2018

verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 22-01-2018

Intitulé

verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2018

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 3 oktober 2017;

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2018

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Súdwest-Fryslân een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon;

gehandicaptenparkeerkaart: parkeervergunning verstrekt ingevolge artikel 13, lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 49 en 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de artikelen 85 en 86 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 juncto de Regeling gehandicaptenparkeerkaart;

houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990, met inbegrip van brommobielen zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

parkeerprovider: diensten die via applicaties op smartphones mogelijkheid bieden om in de gemeente parkeerbelasting te voldoen;

parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een

motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam 'parkeerbelastingen' worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat

      1e. als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd

      2e. als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene aan wie de vergunning is verleend.

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 5 Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte dan wel bij wege van aanslag.

Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 3. Indien de belastingplicht bedoeld in artikel 3, lid 4, in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien de belastingplicht bedoeld in artikel 3, lid 4, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Het vierde lid is alleen van toepassing indien de belastingplichtige voor tenminste één kalendermaand betaalt.

Artikel 7 Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald volgens de voorwaarden van de parkeerprovider, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt via een applicatie op een smartphone bij een parkeerprovider.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald na afloop van het parkeren indien geparkeerd wordt in een parkeergarage.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. Indien de belasting bij wege van aanslag wordt geheven moet de belasting binnen een maand na dagtekening van het aanslagbiljet worden betaald.

  • 5. Een naheffingsaanslag moet binnen een maand na dagtekening van de kopie naheffingsaanslag worden betaald.

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

Artikel 9 Vrijstelling gehandicapten

Houders van een gehandicaptenparkeerkaart zijn voor de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, vrijgesteld, mits deze gehandicaptenparkeerkaart met de daartoe bestemde zijde op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats, direct achter de voorruit van het motorvoertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dient de gehandicaptenparkeerkaart op een van buitenaf zichtbare plaats leesbaar te worden aangebracht.

Artikel 10 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 62,00.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. De “Verordening Parkeerbelastingen 2017” van 10 november 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2018.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Parkeerbelastingen 2018”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare rtaadsvergadering van 14 november 2017

drs. H.H. Apotheker,

voorzitter.

G.W. Stegenga,

griffier

Bijlage 1 Tarieventabel

behorende bij de ‘Verordening Parkeerbelastingen 2018’

Artikel 1

Parkeertarieven

1.

Het tarief voor het parkeren als bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de verordening parkeerbelasting 2018, in de stad Sneek bedraagt voor:

a. Straten en terreinen binnen de stadsgrachten (kort parkeren) van Sneek, per uur:

€ 1,20

b. Straten en terreinen buiten de stadsgrachten (kort parkeren) van Sneek, per uur:

€ 1,00

c. Straten en terreinen buiten de stadsgrachten (lang parkeren) van Sneek

(m.u.v. Boschpleingarage en Normandiagarage), per uur

per dag

per week

€1,00

€2,00

€12,00

d. Boschpleingarage en Normandiagarage, per uur

maximum per dag

€1,00

€2,00

2.

De tarieven in de parkeergarage Boschplein en de Normandiagarage, als bedoeld in het vorige lid, onderdeel d, zijn inclusief omzetbelasting.

3.

Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de verordening parkeerbelastingen 2018, in de stad Bolsward bedraagt voor:

a. Straten en terreinen in het centrum (kort parkeren) m.u.v. de Marktstraat in Bolsward:

voor de eerste 15 minuten

voor elke volgende 7 minuten

€0,20

€0,10

b. Marktstraat in Bolsward:

voor de eerste 8 minuten

voor de volgende 7 minuten

€0,50

€0,50

Artikel 2

Parkeervergunningen

1.

Het tarief voor een parkeervergunning in Sneek als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de verordening parkeerbelastingen 2018, bedraagt voor:

a. bewonersvergunning, bij parkeerapparatuurplaatsen binnen de stadsgrachten, per jaar

€106,00

b. bedrijfsvergunning, bij parkeerapparatuurplaatsen binnen de stadsgrachten, per jaar

€495,00

c. een bedrijfsvergunning bij parkeerapparatuurplaatsen buiten de stadsgrachten (kort parkeren), per jaar

€495,00

d. een vergunning bij parkeerapparatuurplaatsen buiten de stadsgrachten (lang parkeren), per maand

per jaar

€30,00

€300,00

2.

Het tarief voor een parkeervergunning in Bolsward als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de verordening parkeerbelastingen 2018, bedraagt voor:

een bedrijfsvergunning, bij parkeerapparatuurplaatsen in het centrum, per jaar

€412,50

3.

Het tarief voor een parkeervergunning in Sneek en Bolsward als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de verordening parkeerbelastingen 2018, bedraagt voor:

a. Een dagvergunning, bij parkeerapparatuurplaatsen in het centrum van Sneek en Bolsward, per dag

€5,00

b. Een functionele vergunning voor instellingen die voor de uitoefening van de functie of taak structureel een motorvoertuig parkeren bij parkeerapparatuur in Sneek en Bolsward,

per maand

per jaar

€41,25

€495,00

Behoort bij raadsbesluit van 14 november 2017

De griffier van Súdwest-Fryslan