Regeling vervallen per 01-01-2020

Subsidieregelingen 2019 gemeente Súdwest-Fryslân

Geldend van 27-07-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Subsidieregelingen 2019 gemeente Súdwest-Fryslân

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Subsidieverordening gemeente Súdwest-Fryslân;

besluit vast te stellen de Subsidieregelingen gemeente Súdwest-Fryslân:

Deze nadere regels bestaan uit:

Inleiding

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Programma Sociaal

Hoofdstuk 2 Onderwijs

2.1 Peuteropvang en voorschoolse educatie (VVE)

2.2 Vroegschoolse Educatie (basisschool)

2.3 Zorg voor leerlingen

Hoofdstuk 3 Sport

3.1 Sport opleidingen

3.2 Sport technisch kader gymnastiek

3.3 Sport evenementen

3.4 Sport vitalisering

3.5 Sport gehandicapten

Hoofdstuk 4 Cultuur

4.1 Boeken en films

4.2 Folkloristische activiteiten

4.3 Friese taal

4.4 Kunstroute

4.5 Muziek, zang en toneel, jaarlijks

4.6 Muziek en zang, eenmalig

4.7 Musea, eenmalig

4.8 Cultuurfonds

4.9 Opstartregeling versterken artistiek klimaat

Hoofdstuk 5 Voorliggend veld

5.1 Jeugd

5.2 Multi Functionele Centra, dorpshuizen en wijkgebouwen

5.3 Kernenfonds

5.4 Wijkaanpak 2.0

5.5 Vrijwilligerswerk en informele zorg

5.6 Ouderenorganisaties

5.7 Mei-Inoar Stipejild

Programma 2 Ruimte

Hoofdstuk 6 Werken

6.1 Toeristische evenementen

Hoofdstuk 7 Leefomgeving

7.1 Cultureel erfgoed

7.2 Open monumentendag

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Toelichting

Inleiding

In dit document staan de subsidieregelingen van de gemeente Súdwest-Fryslân.

Waarom zijn deze regelingen gemaakt?

We hebben deze gemaakt omdat:

  • hierin staat wanneer een persoon of organisatie subsidie kan krijgen;

  • we aanvragen hierdoor sneller kunnen behandelen;

  • we er zo voor zorgen dat we niet meer geld uitgeven dan we willen;

  • hiermee een goede juridische grond bestaat voor de keuzes die we maken.

Welke regels zijn er?

We kennen landelijke regels en eigen regels. Deze staan in:

  • de Algemene wet bestuursrecht en uitspraken van rechters;

  • de Algemene Subsidieverordening;

Wat staat in deze documenten?

In de Algemene wet bestuursrecht en Algemene Subsidieverordening staan de stappen die we nemen als we een aanvraag krijgen. Verder is beleid gemaakt. Hierin staat wat we op dat onderdeel willen bereiken, wat we hiervoor willen doen en hoeveel we daarvoor over hebben.

Wat staat in de regelingen?

In een regeling kan staan:

  • wat we bedoelen met bepaalde woorden;

  • wie subsidie kan krijgen;

  • voor welke activiteiten de subsidie is;

  • welke regels er zijn om subsidie te krijgen;

  • wanneer de gemeente geen subsidie geeft;

  • wanneer de aanvraag moet zijn ingeleverd;

  • hoeveel budget er is voor de regeling en hoe dit wordt verdeeld.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In de regelingen gebruiken we afkortingen en bepaalde begrippen. Verder hebben sommige woorden een juridische betekenis. Hieronder leggen we ze uit.

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • b.

    Asv: Algemene Subsidieverordening Súdwest-Fryslân

  • c.

    De gemeente: de gemeente Súdwest-Fryslân

  • d.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders

  • e.

    Subsidie: de Awb legt in artikel 4:21 uit wat subsidie is.

  • f.

    Voorlopig verlenen van subsidie: een besluit van het college waarin staat dat de gemeente subsidie verleent. Er zijn wel voorwaarden. De aanvrager moet achteraf wel bewijzen dat de activiteiten zijn uitgevoerd. In de Awb heet dit het verlenen van subsidie.

  • g.

    Definitief verlenen van subsidie: een besluit van het college waarin staat dat de gemeente subsidie verleent. Soms geeft de gemeente de subsidie direct definitief en soms geeft de gemeente eerst voorlopig geld en dan definitief. In de Awb heet dit het vaststellen van subsidie.

  • h.

    Bewijs geven: hierbij laat de aanvrager zien aan welke activiteiten de subsidie is uitgegeven. In de Awb heet dit het verantwoorden van subsidie.

  • i.

    Rechtspersoon: een groep mensen die volgens de wet als één persoon mag handelen. Dit is bijvoorbeeld een vereniging of stichting.

  • j.

    Budget: het maximale bedrag dat de gemeente in een jaar ergens aan uit wil geven. In de Awb (artikel 4.22) heet dit het subsidieplafond.

  • k.

    Subsidieregeling: deze subsidieregelingen zijn nadere regels zoals bedoeld in artikel 2.2 van de Asv.

  • l.

    Activiteitensubsidie: subsidie voor activiteiten die bijdragen aan de gestelde beleidsdoelen en uitgevoerd worden door rechtspersonen zoals vrijwilligersorganisaties of natuurlijke (groepen van) personen.

  • m.

    Budgetsubsidie: activiteiten die de gemeente wil of moet doen. De gemeente laat ze uitvoeren door een professionele organisatie. Hiervoor krijgt de organisatie subsidie. Soms maakt de gemeente schriftelijke afspraken met de organisatie. Dit heet een uitvoeringsovereenkomst.

  • n.

    Projectsubsidie: een eenmalige subsidie aan een rechtspersoon voor het uitvoeren van activiteiten. Het gaat hier om activiteiten die in een bepaalde tijd en in opdracht van iemand worden gedaan.

  • o.

    Investeringssubsidie: een eenmalige subsidie voor het bouwen, inrichten, goed onderhouden, vervangen of kopen van een bouwwerk.

  • p.

    Activiteitenplan: overzicht van de geplande activiteiten.

  • q.

    Investeringsplan: overzicht van de geplande uitgaven voor bouwwerken. De uitgaven worden gedaan volgens een onderhoudsplan.

  • r.

    Projectplan: overzicht van de geplande activiteiten. Hierin staat het doel en de resultaten die de aanvrager wil halen. In het plan staat ook hoe de kosten worden betaald en wanneer het plan wordt uitgevoerd.

  • s.

    Subsidiabele kosten: kosten waar de gemeente subsidie voor verleent. Deze kosten moeten direct te maken hebben met de activiteit(en). De aanvrager betaalt de kosten. Het kunnen ook kosten zijn voor werk dat de eigen vrijwilligers doen of afschrijving.

Artikel 1.2 Inleverdatum aanvraag

  • 1.

    Bij een eenmalige subsidie moet de gemeente de aanvraag ontvangen voordat de activiteiten zijn gestart.

  • 2.

    Bij een jaarlijkse subsidie moet de gemeente de aanvraagt ontvangen voor 1 november. Het gaat hier om het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de activiteiten zijn.

  • 3.

    Bij een subsidie voor een project of investering moet de gemeente de aanvraag uiterlijk 4 weken voordat het project start of de investering wordt gedaan ontvangen.

  • 4.

    Bij het aanvragen en verantwoorden van subsidie voor schoolzwemmen, moet de aanvraag uiterlijk 1 mei door de gemeente zijn ontvangen.

Artikel 1.3 Weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen of minder subsidie te geven als:

  • 1.

    het minder dan € 100 is;

  • 2.

    de aanvraag niet voldoet aan de regels;

  • 3.

    de gemeente de aanvraag achteraf krijgt, dus als de activiteit al is gestart of is afgelopen;

  • 4.

    het gaat om kosten die zijn gemaakt voordat de gemeente de aanvraag heeft ontvangen;

  • 5.

    de aanvrager winst wil maken;

  • 6.

    de aanvrager geen rechtspersoon is, behalve als in de regeling staat dat dit wel kan;

  • 7.

    het onduidelijk is of de activiteit op de langere termijn ook uitgevoerd of betaald kan worden;

  • 8.

    de uitgaven van de activiteit hoger zijn dan de inkomsten;

  • 9.

    de aanvrager in verhouding tot de subsidie zelf geen grote bijdrage levert aan het uitvoeren van de activiteiten;

  • 10.

    het college vindt dat de kosten te hoog zijn vergeleken met de activiteit die gedaan wordt of het verwachte resultaat;

  • 11.

    het college vindt dat al genoeg vergelijkbare activiteiten worden uitgevoerd die bijdragen het doel te halen;

  • 12.

    de gemeente voor de activiteit al subsidie heeft gegeven;

  • 13.

    het college vindt dat de activiteit niet genoeg toegankelijk is.

Hoofdstuk 2 Onderwijs

Paragraaf 2.1 Peuteropvang en voorschoolse educatie (VVE)

Artikel 2.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Aanbieder: de aanbieders van peuteropvang in 2019.

  • b.

    Adviestabel ouderbijdrage: de adviestabel ouderbijdrage peuterwerk voor het betreffende jaar, zoals gepubliceerd op www.VNG.nl

  • c.

    Gemeentetoeslag: de subsidie die via de aanbieder wordt toegekend aan niet kinderopvangtoeslag gerechtigde ouders als tegemoetkoming in de kosten voor het afnemen van Peuteropvang;

  • d.

    Kinderopvangtoeslag: de toeslag die kinderopvangtoeslag gerechtigden ontvangen van de belastingdienst voor peuter-opvang dan wel kinderopvang;

  • e.

    Koptarief: subsidie die aan de aanbieder wordt toegekend als tegemoetkoming voor de ouders om het verschil tussen de kostprijs per uur en het maximum uurtarief adviestabel peuterwerk VNG te overbruggen;

  • f.

    Lokaal Educatieve Agenda (LEA): overleg tussen basisonderwijs, Fultura (voortgezet onderwijs, MBO) organisaties voor kinderopvang, Peuteropvang en de gemeente.

  • g.

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang;

  • h.

    Maximum uurtarief: dit is het maximum uurtarief voor de kinderopvangtoeslag;

  • i.

    Ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder/verzorger van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft conform Wkkp;

  • j.

    Ouderbijdrage: de inkomensafhankelijke bijdrage die door Ouders betaald wordt aan de aanbieder;

  • k.

    Ouderbijdragetabel: de ouderbijdrage wordt vastgesteld op basis van de adviestabel ouderbijdragen van de VNG;

  • l.

    Overdrachtsformulier: het formulier dat gebruikt wordt door de aanbieder om de kennis, zoals opgebouwd in het kind-volgsysteem, over te dragen aan de basisschool waar de peuter naar toegaat;

  • m.

    Peuter: bij de gemeente in het basisregistratiepersonen ingeschreven kind van 2 tot 4 jaar;

  • n.

    Peuteropvang: peuteropvang is kinderopvang voor Peuters van 2 tot 4 jaar die wonen in de gemeente aangeboden door een Peuteropvang aanbieder werkend met peutergroepen (leeftijdscategorie2 tot 4 jaar) die zijn opgenomen in het LRK;

  • o.

    Reguliere Peuteropvang: de reguliere peuteropvang omvat minimaal twee dagdelen opvang met een maximale dagdeel-lengte van 3 uren, gedurende maximaal 40 weken per kalenderjaar1 bij een aanbieder, zijnde niet VVE-aanbod;

  • p.

    Rekentool 2019: rekentool waarmee de hoogte van de (mogelijke) subsidie wordt vastgesteld. Aanbieders dienende ingevulde Rekentool 2019 als bijlage op te nemen in hun subsidieaanvraag;

  • q.

    VVE-aanbod: het aanbod Voor- en Vroegschoolse Educatie dat 2 extra dagdelen bovenop de reguliere peuteropvang betreft, gericht op het verminderen van onderwijsachterstanden van VVE-doelgroep peuters;

  • r.

    VVE-doelgroep Peuter; een peuter in de leeftijd van 2 tot 4 jaar die een VVE indicatie heeft gekregen van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ);

  • s.

    VVE-programma: een erkend voor- en of vroegschools programma dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut;

  • t.

    VVE-registratie: een registratie van de aanbieder in het LRK waaruit blijkt dat de aanbieder voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen voor het aanbieden van VVE Súdwest-Fryslân aan de aanbieder op basis van deze nadere regels;

  • u.

    Warme overdracht: de mondelinge overdracht van relevante informatie over een peuter door de pedagogisch medewerker naar de basisschool;

  • v.

    Wet OKE: Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie.

Artikel 2.1.2 Welke activiteiten

Het college kan een jaarlijkse budgetsubsidie verlenen aan reguliere peuteropvang instellingen in de gemeente op basis van het aantal bezette peuterplaatsen voor de peuteropvang (2 dagdelen) waarop de gemeentetoeslag van toepassing is, het koptarief en voor extra VVE dagdelen.

Artikel 2.1.3 Voorwaarden peuteropvang en VVE

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie geldt dat aanbieders:

    • a.

      gebruik maken van het aanvraagformulier;

    • b.

      bij de berekening van de hoogte van de subsidie gebruik maken van de Rekentool 2019 en deze als bijlage opnemen in hun subsidieaanvraag.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie gelden voor aanbieders de volgende voorwaarden:

  • Algemeen:

    • a.

      de peuteropvang heeft minimaal 8 en maximaal 16 peuters per groep, in de leeftijd van 2 tot 4 jaar;

    • b.

      de (VVE) peuteropvang voldoet aan de landelijke kwaliteitseisen zoals omschreven in de Wet OKE en ARBO-wetgeving. Dit blijkt uit een goedgekeurd inspectierapport van de GGD;

    • c.

      de peuteropvang functioneert minimaal op ambitieniveau 2 zoals omschreven in de Wet OKE;

    • d.

      de peuteropvang werkt samen met andere peuteropvang locaties, kinderopvang en basisonderwijs gericht op het uitwisselen van kennis, expertise en het realiseren van een goede overdracht;

    • e.

      de peuteropvang heeft de taak in het (vroeg)signaleren en in de preventie van ontwikkelingsachterstanden en/of opvoedingsproblemen;

    • f.

      het bestuur waar de peuteropvang onder valt neemt via de LEA deel aan gestructureerd inhoudelijk overleg tussen peuteropvang, kinderopvang en basisscholen over voor- en vroegschoolse educatie, toeleiding, kwaliteitsbewaking en doorgaande leerlijn;

    • g.

      de peutersopvang gebruikt het overdrachtsformulier voor de overdracht van peuters naar de basisschool;

    • h.

      de peutersopvang zorgt voor een warme overdracht van alle peuters als zij de peuteropvang verlaten.

  • VVE:

    • i.

      VVE peuteropvang voldoet aan ambitieniveau 2 plus van de Wet OKE, ARBO-wetgeving, het toetsingskader van de GGD en de Inspectie van Onderwijs;

    • j.

      op een VVE peuteropvang locatie wordt gewerkt met een bewezen effectief VVE programma;

    • k.

      op een VVE peuteropvang locatie zijn alle pedagogisch medewerkers geschoold of worden (bij)geschoold in de erkende VVE-methodiek;

    • l.

      we streven naar een evenwichtige verdeling (maximaal 50%) op een VVE locatie van peuters en VVE-doelgroep peuters;

    • m.

      VVE doelgroeppeuters volgen de Voorschoolse Educatie minimaal 4 dagdelen per week of minimaal 10 uur per week;

    • n.

      een VVE peuteropvang locatie mag in overleg met de gemeente ook 3 dagdelen van 3,5 uur per week VVE bieden, wanneer het niet mogelijk is om 4 dagdelen te bieden;

    • o.

      VVE doelgroeppeuters worden met voorrang geplaatst op een VVE peuteropvang;

    • p.

      de VVE peuteropvang heeft ouderbeleid ontwikkeld en uitgewerkt in een ouderbeleidsplan. Ouders kunnen het ouderbeleidsplan op de peuterspeelzaal inzien.

Artikel 2.1.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 822.272.

Artikel 2.1.5 Verdeling

  • 1.

    De subsidie per bezette peuterplaats (2 dagdelen reguliere peuteropvang van 3 uur) waarop de gemeentetoeslag van toepassing is bedraagt € 1.898,40.

  • 2.

    De subsidie per bezette peuterplaats (2 dagdelen reguliere peuteropvang van 3,5 uur) waarop de gemeentetoeslag van toepassing is bedraagt € 2.214,90 (alleen bij locaties met 3 dagdelen van 3,5 uur en altijd in overleg met gemeente).

  • 3.

    De subsidie per bezette peuterplaats (koptarief) waarop de kinderopvangtoeslag van toepassing is bedraagt € 180. Dit is gebaseerd op € 0,75 p/u bij 240 uur peuteropvang.

  • 4.

    De subsidie per bezette peuterplaats voor de twee extra dagen VVE bedraagt € 2.104,80.

  • 5.

    De subsidie per bezette peuterplaats voor één extra VVE dagdeel (bij 10 uur VVE) bedraagt € 1.227,80 (altijd in overleg met gemeente).

Artikel 2.1.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan subsidieverlening weigeren wanneer een evenwichtige spreiding van voorzieningen naar het oordeel van het college onvoldoende is gewaarborgd.

Artikel 2.1.7 Voorwaarden gemeentetoeslag

Voor ouders die in aanmerking willen komen voor gemeentetoeslag via de aanbieder, gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    de peuter bezoekt minimaal twee dagdelen (van 3 of 3,5 uren) per week de peuteropvang van een aanbieder met een maximum van 40 weken per kalenderjaar.

  • 2.

    zij niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag.

  • 3.

    zij een Inkomensverklaring hebben overgelegd aan de aanbieder.

  • 4.

    zelfstandig ondernemers kunnen in plaats van een Inkomensverklaring een kopie sturen van de meest recente definitieve aanslaginkomstenbelasting van het betreffende belastingjaar.

Artikel 2.1.8 Ouderbijdrage

  • 1.

    Ouders die gebruik maken van (VVE) peutervang betalen een inkomensafhankelijke ouderbijdrage over de eerste twee dagdelen.

  • 2.

    Bij de verlening van het voorschot gaat de gemeente uit van een gemiddelde ouderbijdrage. Deze ouderbijdrage is voor 2019 vastgesteld op € 0,86 per uur (€ 17,20 per maand bij afname 6 uur en € 20,06 bij afname 7 uur).

  • 3.

    Na afloop van de voorschotperiode vindt de verrekening met het voorschot plaats op basis van de registratie van het werkelijk gebruik per bezette peuterplaats per maand en de vastgestelde ouderbijdrage per peuter per maand.

  • 4.

    Bij de berekening van de ouderbijdrage wordt de adviestabel ouderbijdragen van de VNG 2019 gevolgd.

Artikel 2.1.9 Maximum uurtarief peuteropvang

In 2019 is het maximum uurtarief voor de peuteropvang in de gemeente € 8,02.

Artikel 2.1.10 Subsidiëring koptarief voor alle ouders aan de aanbieder

De gemeente betaalt in 2019 een koptarief van € 0,75 per uur aan de aanbieder. Dit geldt zowel voor ouders die gebruik maken van peuteropvang op basis van de gemeentetoeslag als voor ouders die peuteropvang afnemen op basis van kinderopvangtoeslag. De hoogte van het koptarief voor 2019 zal in 2018 opnieuw vastgesteld worden.

Artikel 2.1.11 Subsidiering extra dagdelen VVE

  • 1.

    Voor elke geplaatste VVE-doelgroeppeuter vanaf 2 jaar ontvangt de aanbieder subsidie voor 2 extra dagdelen van 3 uren per week, mits de aanbieder kan aantonen (via de Overeenkomst) dat de peuter ook gebruik maakt van de reguliere peuteropvang van 2 dagdelen (in totaal 4 dagdelen van 3 uren).

  • 2.

    De subsidie voor de 2 extra dagdelen per VVE-doelgroeppeuter per jaar wordt verrekend naar rato van het aantal maanden dat een VVE-doelgroeppeuter geplaatst is op de Peuteropvang.

  • 3.

    In overleg met de gemeente kan in uitzonderlijke gevallen ook 10 uur VVE worden aangeboden, verspreid over drie dagdelen. In deze gevallen wordt 1 extra dagdeel van 3,5 uur door de gemeente gesubsidieerd.

  • 4.

    De subsidie van de 2 extra dagdelen (of 1 extra dagdeel van 3,5 uur) bestaat uit het maximum uurtarief 2019, het koptarief en de gemiddelde ouderbijdrage per uur.

Artikel 2.1.12 Procedurebepalingen

  • 1.

    Ouders kunnen gemeentetoeslag aanvragen via de aanbieder, door middel van een aanvraagformulier.

  • 2.

    De subsidie voor gemeentetoeslag van de ouders wordt uitbetaald aan de aanbieder. De aanbieder dient daarvoor een registratie bij te houden.

  • 3.

    De aanbieder toetst de volledig door de ouders ingevulde aanvraagformulieren met de gevraagde inkomensgegevens. Ouder(s) hoeven maar eenmaal de gevraagde inkomensverklaring aan de aanbieder aan te leveren. De uitkomst van de toetsing dient schriftelijk vastgelegd te worden.

  • 4.

    De aanbieder houdt maandelijks het aantal peuters, recht op kinderopvangtoeslag of gemeentetoeslag en de toepasselijke ouderbijdrage bij en stuurt dit overzicht per kwartaal op aan de gemeente.

  • 5.

    De aanbieder int de ouderbijdrage bij de ouders en is verantwoordelijk voor een eventueel optredend debiteurenverlies.

  • 6.

    Als de inkomenssituatie zodanig wijzigt dat ouders in aanmerking komen voor de Kinderopvangtoeslag, dan vervalt het recht op de gemeentetoeslag nadat het recht op Kinderopvangtoeslag is ingegaan. Ouders of verzorgers zijn verplicht per omgaande te melden aan de aanbieder dat zij in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Dit wordt door de aanbieder van te voren mondeling en schriftelijk met ouders gecommuniceerd en na een jaar herhaald.

  • 7.

    Indien ondernemende ouders (inclusief Zzp-ers) niet de meest recente aanslag inkomstenbelasting kunnen of willen overleggen, moeten zij aantonen startend ondernemer te zijn door middel van een bewijs van de Kamer van Koophandel, waarbij ze in de laagste categorie ingeschaald kunnen worden. Indien geen sprake is van een startende onderneming, kan de ondernemer ingeschaald worden in de middelste inkomenscategorie, waarbij het recht op herziening is voorbehouden.

  • 8.

    Wanneer een verlaging van het inkomen zodanig is dat ouders in een lagere inkomenscategorie van de adviestabel ouderbijdrage valt, kan een aanvraag tot herziening van de ouderbijdrage worden gedaan op basis van de meest recente loongegevens, loonstrook, uitkeringsbeschikking of de meest recente inkomensverklaring.

  • 9.

    Indien sprake is van inkomenswijziging door werkeloosheid, kunnen kinderopvanggerechtigden nog gedurende een half jaar aanspraak maken op de kinderopvangtoeslag, nadat deze termijn verstreken is kunnen zij in aanmerking komen voor de gemeentetoeslag.

  • 10.

    Indien bij de jaarlijkse toetsing blijkt dat de ouders of verzorgers de voorgaande periode wel rechtop kinderopvangtoeslag hebben en de ouders of verzorgers dit niet (tijdig) hebben gemeld, wordt de gemeentetoeslag door de gemeente teruggevorderd bij de aanbieder vanaf de datum dat het recht op de kinderopvangtoeslag is ingegaan. De aanbieder is zelf verantwoordelijk voor het terugvorderen van deze gemeentetoeslag bij de ouders.

  • 11.

    De gemeentetoeslag wordt stopgezet op de dag dat de peuter vier jaar wordt of als een tussentijdse wijziging plaats heeft gevonden waardoor niet meer aan de voorwaarden voor de gemeentetoeslag wordt voldaan.

  • 12.

    Indien de aanbieder vaststelt dat ouders die gemeentetoeslag ontvangen drie keer binnen een half jaar de ouderbijdrage niet betalen aan de aanbieder en de aanbieder de ouders hiertoe schriftelijk heeft aangemaand, dan vervalt het recht op deze gemeentetoeslag en wordt de peuteropvang beëindigd. Er wordt dan via een e-mail een signaal aan de gemeente gegeven.

  • 13.

    Ouders die geen Inkomensverklaring of andere documenten willen overleggen komen niet in aanmerking voor de gemeentetoeslag en moeten tegen het volledige tarief peuteropvang afnemen.

Paragraaf 2.2 Vroegschoolse Educatie (basisschool)

Artikel 2.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Vroegschoolse educatie: educatie die wordt aangeboden in de eerste twee leerjaren van de basisschool.

  • b.

    VVE-programma: programma als bedoeld in artikel 2.1.1.

  • c.

    VVE-peuteropvang: peuteropvang als bedoeld in artikel 2.1.1

  • d.

    gewichtenleerling: een leerling als bedoeld in de gewichtenregeling van de minister van OC&W.

Artikel 2.2.2 Welke activiteiten

Het college kan een jaarlijkse subsidie verlenen aan basisscholen in de gemeente die structureel samenwerken met een VVE-peuterspeelzaal en meer dan 10% gewichtenleerlingen met een minimum van 24 gewichtenleerlingen hebben.

Artikel 2.2.3 Voorwaarden

Een basisschool kan alleen subsidie krijgen als:

  • 1.

    het bedrag wordt ingezet voor de bekostiging van een tutor die in de klas aanwezig is;

  • 2.

    het bedrag wordt ingezet voor de aanschaf van en scholing in een bewezen effectief VVE-programma waarbij de doorgaande lijn met de VVE-peuteropvang wordt bewerkstelligd;

  • 3.

    de rijksmiddelen die de basisschool zelf ontvangt voor het bestrijden van onderwijsachterstanden volledig worden ingezet als cofinanciering;

  • 4.

    de school meewerkt en uitvoering geeft aan de resultaatafspraken tussen gemeente en de betreffende schoolbesturen.

Artikel 2.2.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 89.000.

Artikel 2.2.5 Verdeling

Het budget wordt naar rato verdeeld over de basisscholen die subsidie krijgen. Dit gebeurt op basis van het totaal aantal gewichtenleerlingen in de gemeente en het aantal ingeschreven gewichtenleerlingen op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar.

Artikel 2.2.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen wanneer een juiste spreiding van voorzieningen naar het oordeel van het college onvoldoende is gewaarborgd.

Paragraaf 2.3 Zorg voor leerlingen

Artikel 2.3.1 Begripsbepalingen

  • a.

    preventieve zorg: vormen van lichte hulp, signalering, preventief werken en opvoedingsondersteuning.

Artikel 2.3.2 Welke activiteiten

Het college kan een jaarlijkse subsidie verlenen aan scholen voor primair onderwijs, SBO en (V)SO in de gemeente voor het verlenen van preventieve zorg aan haar leerlingen.

Artikel 2.3.3 Voorwaarden

De zorgmiddelen van de gemeente en scholen moeten in samenhang worden ingezet en ondersteunend werken aan de doelstellingen van Passend Onderwijs en de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor zorg voor jeugd.

Artikel 2.3.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 120.000.

Artikel 2.3.5 Verdeling

  • 1.

    Het bedrag bedraagt € 15 per leerling per jaar.

  • 2.

    Als het totaal van de te verlenen subsidies meer bedraagt dan het budget, worden de subsidiebedragen evenredig gekort.

Artikel 2.3.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als het gaat om taken die primair de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur zijn, te weten kwaliteitszorg, interne begeleiding, systeembegeleiding, professionalisering, schoolontwikkeling, implementatie van onderwijsconcepten en onderwijsmethoden.

Hoofdstuk 3 Sport

Paragraaf 3.1 Sport opleidingen

Artikel 3.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Sportvereniging: een vereniging of stichting die sport als belangrijkste activiteit heeft.

  • b.

    Opleiding: sporttechnische opleiding die de cursist gaat volgen. Deze opleiding moet door de sportbond zijn erkend. Voorbeelden: (jeugd)trainer of (jeugd)coach, bestuurlijk kader, wedstrijdleiding, scheidsrechter en/of ondersteunde opleidingen zoals EHBO of gebruik AED.

  • c.

    Cursist: persoon die de opleiding nodig heeft en betrokken is bij een sportvereniging.

Artikel 3.1.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan een sportvereniging in de gemeente voor het (gedeeltelijk) betalen van een opleiding.

Artikel 3.1.3 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 20.808.

Artikel 3.1.4 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten. Het gaat hierbij om kosten voor de opleiding, boeken, lesmateriaal en examengeld.

  • 3.

    De subsidie is maximaal € 500 per cursist.

Artikel 3.1.5 Aanvullende weigeringsgronden

Het college verleent geen subsidie als de opleiding van de cursist al is afgelopen.

Paragraaf 3.2 Sporttechnisch kader gymnastiek

Artikel 3.2.1 Begripsbepalingen

Gymvereniging: een vereniging in de gemeente die is aangesloten bij de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie.

Artikel 3.2.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijkse subsidie aan gymverenigingen voor het gedeeltelijk betalen van de werkgeverslasten sociale verzekeringen.

Artikel 3.2.3 Voorwaarden

De gymvereniging kan alleen subsidie krijgen als ze de uitvoering van het werkgeverschap laat doen door Stichting Sport Werkgever Fryslân.

Artikel 3.2.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 15.942.

Artikel 3.2.5 Verdeling

  • 1.

    Het bedrag is 50% van de werkgeverslasten sociale verzekeringen.

  • 2.

    Als er niet genoeg budget is, wordt het budget naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers.

Paragraaf 3.3 Sport evenementen

Artikel 3.3.1 Begripsbepalingen

  • a.

    NOC*NSF: Nationaal Olympisch Comité * Nederlandse Sport Federatie.

  • b.

    Breedtesportevenement: een sportactiviteit waar iedereen mag komen. De activiteit moet gaan om het meer laten bewegen van mensen en het ontwikkelen van talent.

  • c.

    Topsportevenement: een sportactiviteit waar iedereen mag komen. De landelijke sportbond of het NOC*NSF moet van mening zijn dat het een activiteit van topniveau is.

  • d.

    Sportevenement: een breedtesportevenement of een topsportevenement.

Artikel 3.3.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan een organisatie uit de gemeente voor het organiseren van een sportevenement.

Artikel 3.3.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Het evenement moet helemaal of voor een groot deel plaatsvinden in de gemeente plaats.

  • 2.

    Als de aanvrager geen sportvereniging is, moet er tijdens het evenement worden samengewerkt met een lokale sportvereniging.

  • 3.

    Het evenement moet voor het eerst worden georganiseerd, tenzij:

    • a.

      het bestaande evenement zo wordt aangepast dat mensen met een lichamelijke / verstandelijke beperking mee kunnen doen, en/of

    • b.

      het bestaande evenement nieuwe sportieve elementen wil uitproberen, waarin het meedoen van inwoners voorop staat.

Artikel 3.3.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 19.285.

Artikel 3.3.5 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    De subsidie voor een breedtesportevenement bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 2.000.

  • 3.

    De subsidie voor een topsportevenement bedraagt maximaal 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 3.000.

Artikel 3.3.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan het verlenen van subsidie weigeren als de organisatie in de afgelopen 5 jaren subsidie heeft gekregen voor een vergelijkbare activiteit.

Paragraaf 3.4 Sport vitalisering

Artikel 3.4.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Sportvereniging: een vereniging of stichting die sport als belangrijkste activiteit heeft.

Artikel 3.4.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan een sportvereniging voor het uitvoeren van plannen om de vereniging te vitaliseren en/of verduurzamen. Denk hierbij aan het aanspreken van nieuwe doelgroepen, innovatie binnen de vereniging of het promoten van de activiteiten van de vereniging via een eenmalige (sportieve) activiteit.

Artikel 3.4.3 Voorwaarden

  • 1.

    Het bestuur staat achter de uitvoering van het plan. Dit blijkt uit het door het voltallige bestuur ondertekende aanvraagformulier.

Artikel 3.4.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 25.000.

Artikel 3.4.5 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    De subsidie is maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximaal bedrag van € 5.000.

  • 3.

    Voor o.a. de volgende kosten geeft de gemeente geen subsidie; vergaderkosten, consumpties en prijzen voor deelnemers.

Artikel 3.4.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan het geven van subsidie weigeren wanneer:

  • 1.

    er voorafgaand aan het insturen van de aanvraag geen contact is geweest met een Buurtsportcoach of verenigingsondersteuner van de gemeente;

  • 2.

    het plan volgens het college onvoldoende bijdraagt aan vitalisering of verduurzaming.

Paragraaf 3.5 Sport, G-teams

Artikel 3.5.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Sportvereniging: een vereniging of stichting die sport als belangrijkste activiteit heeft.

  • b.

    G-team: team binnen de sportvereniging waar mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking kunnen sporten.

Artikel 3.5.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan sportverenigingen in de gemeente, die extra kosten maken voor een G-team. De subsidie kan onder andere worden gebruikt voor meerkosten in vervoer en aanschaf van aangepaste materialen.

Artikel 3.5.3 Budget

Voor 2019 is het budget € 10.000.

Artikel 3.5.4 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste binnen krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    De subsidie is maximaal € 250 per aangepast sportteam, met een maximum bedrag van in totaal € 1.000 per vereniging.

  • 3.

    Voor accommodatiekosten geeft de gemeente geen subsidie.

Hoofdstuk 4 Cultuur

Paragraaf 4.1 Boeken en Films

Artikel 4.1.1 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan personen, groepen van personen of rechtspersonen. De subsidie is bedoeld een boek, film of vergelijkbaar materiaal te maken.

Artikel 4.1.2 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als het materiaal, genoeg kwaliteit heeft. Het gaat hierbij zowel om de inhoud als om hoe het er uit ziet.

Artikel 4.1.3 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 6.090.

Artikel 4.1.4 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    De subsidie is maximaal € 1.000. De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het overzicht van inkomsten en uitgaven.

Artikel 4.1.5 Aanvullende weigeringsgronden

Een aanvrager kan per jaar maximaal 1 keer subsidie krijgen.

Artikel 4.1.6 Inleverdatum aanvraag

Het inleveren van aanvragen kan per 1 januari van het jaar waarin het boek wordt uitgegeven. Wanneer de aanvraag eerder wordt ontvangen, neemt de gemeente deze niet in behandeling.

Paragraaf 4.2 Folkloristische activiteiten

Artikel 4.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    FFGN: Federatie van Folkloristische Groepen in Nederland.

  • b.

    Traditioneel folkloristische groep: een groep mensen die de volksculturen uit de gemeente bekend maakt. Dit zijn de oude gebruiken en gewoonten.

  • c.

    Folkloristische activiteiten: de activiteiten van een traditioneel folkloristische groep. Hieronder vallen dans, muziek en presentaties over oude gewoonten/gebruiken en kostuums.

  • d.

    Leden: personen die op 1 september van het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen staan ingeschreven bij de groep. Leden helpen bij het uitvoeren van de activiteiten.

  • e.

    Optreden: een folkloristische activiteit voor publiek.

Artikel 4.2.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan een traditioneel folkloristische groep voor folkloristische activiteiten.

Artikel 4.2.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als:

  • 1.

    Het aantal leden minimaal 10 is.

  • 2.

    Het aantal optredens in de gemeente minimaal 2 per jaar is.

Artikel 4.2.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 10.820.

Artikel 4.2.5 Verdeling

  • 1.

    Het budget bestaat uit 3 onderdelen, namelijk:

Onderdeel 1: € 5.410

Onderdeel 2: € 2.705

Onderdeel 3: € 2.705

Dit bedrag wordt in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal leden:

Klein (10-20 leden): basisbedrag x 1

Groot (20+ leden) : basisbedrag x 2

Dit bedrag wordt in gelijke verhouding verdeeld. Dit gebeurt volgens het aantal optredens in het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen.

Dit bedrag wordt gelijk verdeeld over de traditioneel folkloristische groepen die zijn aangesloten bij de FFGN.

  • 2.

    De volgende activiteiten tellen hierbij niet mee als optredens:

    • a.

      een optreden tijdens een jubileumfeest of receptie;

    • b.

      een optreden bij een bruiloft of rouwdienst;

    • c.

      een optreden waar geen vergoeding voor wordt ontvangen.

Paragraaf 4.3 Friese taal

Artikel 4.3.1 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan één of meer personen uit de gemeente. Het bedrag is bedoeld een activiteit te organiseren die de Friese taal meer zichtbaar maakt in de gemeente.

Artikel 4.3.2 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als de activiteit iets extra’s te bieden heeft vergeleken met andere activiteiten die al in de gemeente worden georganiseerd.

Artikel 4.3.3 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 10.150.

Artikel 4.3.4 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    Het bedrag is maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per activiteit.

Artikel 4.3.5 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Een aanvrager kan per jaar maximaal 1 keer subsidie krijgen.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als:

    • a.

      de aanvrager in de afgelopen 3 jaar voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit geld heeft gekregen;

    • b.

      de activiteit niet samen met minimaal twee andere partijen wordt georganiseerd. Hierbij moet minimaal één partij uit de gemeente komen.

Paragraaf 4.4 Kunstroute

Artikel 4.4.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Beeldende kunst: vormen van kunst waarbij de afbeelding voorop staat, zoals schilderkunst, textiele werkvormen, grafiek, beeldhouwkunst, fotografie en film.

  • b.

    Kunstroute: activiteiten langs een route die helemaal of voor een groot deel door de gemeente gaat. De activiteiten hebben als doel beeldende kunst te laten zien van kunstenaars die nog steeds actief zijn.

Artikel 4.4.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan rechtspersonen die een kunstroute te organiseren.

Artikel 4.4.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als de activiteit samen met 2 of meer organisaties uit de gemeente wordt uitgevoerd.

Artikel 4.4.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 6.344.

Artikel 4.4.5 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    Het bedrag is maximaal 70% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.250 per activiteit.

Artikel 4.4.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Een aanvrager kan per jaar maximaal 1 keer subsidie krijgen.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen voor activiteiten op plaatsen waar niet iedereen mag komen.

  • 3.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen wanneer de rechtspersoon niet statutair in de gemeente is gevestigd.

Paragraaf 4.5 Muziek, zang en toneel, jaarlijks

Artikel 4.5.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Amateurkunst: activiteiten in de gemeente op het gebied van muziek, zang of toneel. De activiteiten worden in de vrije tijd uitgevoerd.

  • b.

    Leden: personen die op 1 september van het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen staan ingeschreven. Leden helpen bij het uitvoeren van de activiteiten en betalen een bijdrage.

  • c.

    Spelers: een lid die in het afgelopen seizoen 2 keer of vaker heeft meegespeeld in één of meer voorstellingen.

  • d.

    Optreden: een activiteit in of buiten de gemeente tegen betaling voor publiek. Het moet hierbij gaan om minimaal 50 bezoekers.

  • e.

    Voorstelling: een activiteit in of buiten de gemeente voor publiek. Het moet hierbij gaan om minimaal 50 bezoekers.

Artikel 4.5.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie voor amateurkunst.

Artikel 4.5.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als deze aan de volgende voorwaarden voldoet:

Minimum aantal leden/spelers

Minimum aantal repetities per jaar

Minimum aantal optredens/voorstellingen per jaar in de gemeente zelf

Muziek

15

20

2

Zang

10

20

2

Toneel

4

16

2

Artikel 4.5.4 Budget

  • 1.

    Voor het jaar 2019 is het budget voor muziek € 124.996.

  • 2.

    Voor het jaar 2019 is het budget voor zang € 57.479.

  • 3.

    Voor het jaar 2019 is het budget voor toneel € 13.170.

Artikel 4.5.5 Verdeling

Muziek

  • 1.

    Een bedrag van € 5.000 wordt in gelijke verhouding verdeeld. Dit gebeurt volgens het aantal internationale optredens in het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen. Het gaat hier om maximaal € 500 per optreden tot maximaal € 2.500 per vereniging.

  • 2.

    Hierna wordt 75% van wat over is in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal leden.

  • 3.

    De overige 25% wordt in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal optredens in het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen.

Zang

  • 4.

    75% van het budget wordt in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal leden.

  • 5.

    25% van het budget wordt in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal optredens in het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen.

Toneel

  • 6.

    Het budget voor toneel wordt als volgt verdeeld:

50% spelers

25% opleiding / kwaliteit

25% voorstellingen

€ 6.585 wordt in gelijke verhouding verdeeld volgens het aantal spelers:

  • Klein (5-14 spelers): basisbedrag x 1

  • Groot (15+ spelers): basisbedrag x 2

€ 3.293 wordt gelijk verdeeld over het aantal aanvragers.

€ 3.293 wordt in gelijke verhouding verdeeld. Dit gebeurt volgens het aantal voorstellingen in het jaar voordat het bedrag wordt ontvangen.

Artikel 4.5.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college verleent geen subsidie als de aanvrager niet in het Nederlands Handelsregister (NHR) staat.

Paragraaf 4.6 Muziek en zang, eenmalig

Artikel 4.6.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Vernieuwende activiteiten: een activiteit die een aanvulling is op de normale/eerdere activiteiten van de aanvrager en gericht is op één of meer van de volgende punten:

    • 1.

      nieuwe leden te krijgen;

    • 2.

      de Friese taal/cultuur te stimuleren;

    • 3.

      de kwaliteit te verbeteren

    • 4.

      promotie van de gemeente op provinciaal of hoger niveau.

  • b.

    Femuza: de federatie van muziek- en zangverenigingen uit de gemeente.

  • c.

    Masterclass: het moet hier gaan om een masterclass die wordt gegeven door een professionele muzikant. Dit is een persoon die afgestudeerd is, of student, aan het conservatorium.

Artikel 4.6.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan muziek- en/of zangverenigingen die:

  • a.

    een vernieuwende activiteit organiseren;

  • b.

    meedoen aan een concours op nationaal of hoger niveau.

Femuza adviseert over de aanvragen vernieuwende activiteiten.

Artikel 4.6.3 Voorwaarden

Een aanvrager kan per jaar maximaal 2 keer subsidie krijgen.

Artikel 4.6.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 11.551.

Artikel 4.6.5 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    De subsidie voor vernieuwende activiteiten is maximaal 70% van de subsidiabele kosten. Per activiteit wordt maximaal € 1.000 gegeven.

  • 3.

    De subsidie voor deelname aan een concours is € 500.

  • 4.

    De subsidie voor het organiseren van een masterclass is € 250.

Artikel 4.6.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college verleent geen subsidie als de aanvrager geen jaarlijks bedrag krijgt volgens paragraaf 4.5.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen voor deelname aan een concours als de aanvrager in de afgelopen 3 jaar hiervoor al geld heeft gekregen.

  • 3.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen voor vernieuwende activiteiten als de activiteit volgens het college geen aanvulling is op de normale activiteiten van de aanvrager.

Paragraaf 4.7 Musea, eenmalig

Artikel 4.7.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Museum: volgens het International Council of Museums (ICOM) is dit: “een permanente instelling, niet gericht op het behalen van winst, toegankelijk voor publiek, die ten dienste staat van de samenleving en haar ontwikkeling. Een museum verwerft, behoudt, onderzoekt, presenteert, documenteert en geeft bekendheid aan de materiële en immateriële getuigenissen van de mens en zijn omgeving, voor doeleinden van studie, educatie en genoegen”.

  • b.

    (voorlopig) Geregistreerd museum: dit is een museum uit de gemeente die:

    • 1.

      (voorlopig) is opgenomen in het Museumregister Nederland;

    • 2.

      de museumnormen volgt die bij de (voorlopige) registratie horen;

    • 3.

      (bijna) in het bezit is van het Certificaat Geregistreerd Museum.

  • c.

    Potentieel geregistreerd museum: een instelling uit de gemeente die volgens een intentieovereenkomst binnen 3 tot 5 jaar een geregistreerd museum wil zijn.

  • d.

    SSM-ZWF: Stichting Samenwerking Musea Zuidwest Friesland.

Artikel 4.7.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan (voorlopig of potentieel) geregistreerde musea in de gemeente en aan SSM-ZWF. Het moet gaan om vernieuwende activiteiten die zich richten op:

  • 1.

    een belangrijke vernieuwing in het programma en de presentatie;

  • 2.

    de publieksgerichtheid te verbeteren;

  • 3.

    een duidelijke verbetering van de kwaliteit. Het kan hierbij ook gaan de kennis te verhogen van vrijwillige medewerkers of personeel in loondienst van de aanvrager;

  • 4.

    meer of nieuwe vormen van samenwerking tussen de aanvrager en andere (culturele) instellingen.

Artikel 4.7.4 Inleverdatum aanvraag

Aanvragen moeten voor de volgende datums zijn ingeleverd:

  • a.

    vóór 1 mei als de activiteit plaatsvindt in de periode van 1 juli tot en met 31 december van hetzelfde jaar.

  • b.

    vóór 1 november als de activiteit plaatsvindt in de periode van 1 januari tot en met 30 juni van het volgende jaar.

Artikel 4.7.5 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 17.057.

Artikel 4.7.6 Verdeling

  • 1.

    Voor 2 periodes kan subsidie worden aangevraagd. Per periode wordt € 9.047,50 gegeven.

  • 2.

    Als na de eerste periode nog budget over is, wordt dit gebruikt bij de tweede periode.

  • 3.

    Als de inleverdatum voorbij is, wordt gekeken welke aanvragen het meest belangrijk zijn voor de gemeente.

    • a.

      Als een aanvrager geen jaarlijkse subsidie krijgt van de gemeente, gaat deze aanvraag voor op aanvragen van aanvragers die wel jaarlijks een subsidie krijgen.

    • b.

      Hierna krijgen de aanvragen die volgens het college het meeste helpen het doel van de subsidie te bereiken, als eerste subsidie totdat het budget op is.

  • 4.

    De subsidie is maximaal 70% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.500 per activiteit.

  • 5.

    Voor de volgende kosten geeft de gemeente geen subsidie: de aanschaf van apparatuur zoals (vervanging van) machines, computers, beamers, touchscreens etcetera).

Artikel 4.7.7 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Een aanvrager kan per periode maximaal 1 keer subsidie krijgen.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als:

    • a.

      de aanvrager in de afgelopen 3 jaar voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit subsidie heeft gekregen volgens deze regeling.

    • b.

      de activiteit volgens het college geen aanvulling is op de normale activiteiten van de aanvrager.

Paragraaf 4.8 Cultuurfonds

Artikel 4.8.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Cultuur: activiteiten op het terrein van kunst, ontspanning en vermaak.

  • b.

    Amateurkunstenaars: kunstenaars die niet van hun culturele activiteiten hoeven te leven.

Artikel 4.8.2 Welke activiteiten

Het college geeft eenmalig subsidie voor het uitvoeren van activiteiten die bijdragen aan het culturele leven in de gemeente.

Artikel 4.8.4 Voorwaarden

Een aanvrager kan alleen subsidie krijgen als aan 4 of meer van de volgende regels is voldaan.

De activiteit moet:

  • 1.

    nieuw publiek en/of bijzondere publieksgroepen bereiken, zowel in dorpen/steden als daarbuiten;

  • 2.

    plaatsvinden op nieuwe of bijzondere plekken;

  • 3.

    georganiseerd worden door, voor en met jongeren;

  • 4.

    verschillende vormen van kunst laten zien;

  • 5.

    er aan bijdragen dat mensen een positief beeld krijgen van de gemeente;

  • 6.

    samen met 2 of meer partijen worden uitgevoerd, waarvan minimaal 1 partij uit de gemeente komt;

  • 7.

    georganiseerd worden met amateurkunstenaars uit de gemeente. Zij spelen een belangrijke rol bij de uitvoering.

Artikel 4.8.4 Inleverdatum aanvraag

Aanvragen moeten voor de volgende datums zijn ingeleverd:

  • 1 april : bij uitvoering activiteit in de periode mei – augustus

  • 1 juli : bij uitvoering activiteit in de periode september – december

  • 1 november : bij uitvoering activiteit in de periode januari - april

Artikel 4.8.5 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 45.574.

Artikel 4.8.6 Verdeling

  • 1.

    Voor 3 periodes kan subsidie worden aangevraagd. Per periode wordt maximaal 1/3 van het budget gegeven.

  • 2.

    Als de inleverdatum voorbij is, worden alle aanvragen beoordeeld. De aanvragen die volgens het college het meeste helpen het doel te bereiken van het budget, krijgen als eerste subsidie, totdat het budget op is.

  • 3.

    Het bedrag is maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.500 per activiteit.

  • 4.

    Als na een periode budget over is, kan dit worden gebruikt voor de volgende periode. Het kan ook worden gebruikt voor het geven van een eenmalige subsidie volgens paragraaf 4.9.

Artikel 4.8.7 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als:

  • 1.

    de aanvrager in de afgelopen 3 jaar voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit subsidie heeft gekregen volgens deze regeling;

  • 2.

    de activiteit bestaat uit het organiseren van een (dorps- of buurt)feest, borrel, optocht, braderie, barbecue of iets wat daar op lijkt.

  • 3.

    de activiteit geen aanvulling is op het aanbod aan activiteiten dat er al is

Paragraaf 4.9 Stimuleringsregeling versterken artistiek klimaat

Artikel 4.9.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Evenement: een culturele, informatieve of historische activiteit waar publiek mag komen.

  • b.

    Agenda 2028 ambities: het gaat hier om

    • het verbeteren van het artistieke klimaat via bijvoorbeeld ruimte voor nieuwe evenementen en experimenteren.

    • het versterken van de economie en cultuurtoerisme via bijvoorbeeld onderscheidende culturele producties.

    • het bijdragen aan kennis en begrip over ecologie en duurzaamheid.

    • dat iedereen mee kan doen en zijn talent kan inzetten.

    • in woord en beeld zichtbaar maken van meertaligheid (bv. Fries, Stadfries en Hylpers).

Artikel 4.9.2 Welke activiteiten

Het college kan eenmalig subsidie geven voor het ontwikkelen en voorbereiden van een evenement of project in de gemeente. De activiteit moet in ieder geval bijdragen aan het versterken van het artistieke klimaat en één of meer andere Agenda 2028 ambities.

Artikel 4.9.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Het evenement of de activiteiten moeten naar de mening van het college voldoende invulling geven aan het verbeteren van het artistieke klimaat.

  • 2.

    Er wordt geen geld gegeven voor kosten die volgens het college horen bij de reguliere activiteiten van de aanvrager.

  • 3.

    Vrijwilligersuren kunnen bij de inkomsten en uitgaven voor € 10 per uur per vrijwilliger worden meegeteld.

Artikel 4.9.4 Inleverdatum aanvraag

Aanvragen moeten voor de volgende datums zijn ingeleverd:

  • 1 april : bij uitvoering activiteit in de periode mei – augustus

  • 1 juli : bij uitvoering activiteit in de periode september – december

  • 1 november : bij uitvoering activiteit in de periode januari - april

Artikel 4.9.5 Budget

Voor het jaar 2020 is het budget € 32.500.

Artikel 4.9.6 Verdeling

  • 1.

    Voor 3 periodes kan subsidie worden aangevraagd. Per periode wordt 1/3 deel gegeven.

  • 2.

    Als de inleverdatum voorbij is, worden alle aanvragen beoordeeld. De aanvragen die volgens het college het meeste helpen om het artistieke klimaat langdurig te versterken, krijgen als eerste subsidie, totdat het budget op is.

  • 3.

    Het bedrag is maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 5.000 per activiteit.

  • 4.

    Als er na een periode budget over is, kan dit worden gebruikt voor de volgende periode. Het kan ook worden gebruikt voor het geven van een eenmalige subsidie volgens paragraaf 4.8.

Artikel 4.9.7 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als:

  • 1.

    de aanvrager in de afgelopen 3 jaar voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit subsidie heeft gekregen volgens deze regeling.

  • 2.

    de activiteit bestaat uit het organiseren van een (dorps- of buurt)feest, borrel, optocht, braderie, barbecue of iets wat daar op lijkt.

  • 3.

    de activiteit geen aanvulling is op het aanbod aan activiteiten dat er al is.

Hoofdstuk 5 Voorliggend veld

Paragraaf 5.1 Jeugd

Artikel 5.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Jeugd: jongeren van 4 tot en met 23 jaar.

  • b.

    Jeugdvereniging: een vereniging of groep van personen die vrijwillig activiteiten organiseert voor jeugd in de gemeente.

Artikel 5.1.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan jeugdverenigingen activiteiten te organiseren. Daaronder vallen in ieder geval activiteiten om:

  • 1.

    jeugd in de vrije tijd te laten ontspannen;

  • 2.

    jeugd te vormen of bewust te maken van waarden en normen;

  • 3.

    de kansen van jeugd zich te ontwikkelen groter te maken.

Artikel 5.1.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    het moet gaan om minimaal 4 activiteiten per jaar.

  • 2.

    gemiddeld doen minimaal 10 jongeren mee aan de activiteiten.

Artikel 5.1.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 26.025.

Artikel 5.1.5 Verdeling

  • 1.

    € 13.012,50 wordt naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers volgens het aantal activiteiten dat de jeugdvereniging in 2018 organiseert.

  • 2.

    € 13.012,50 wordt naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers volgens het aantal deelnemers dat in 2018 heeft deelgenomen of gaat deelnemen aan de activiteiten.

Artikel 5.1.6 Aanvullende weigeringsgronden

Voor de volgende activiteiten verleent het college geen subsidie:

  • 1.

    financiële acties om winst te maken;

  • 2.

    activiteiten die niet voor jeugd zijn;

  • 3.

    activiteiten die volgens het college niet voor alle jeugd genoeg toegankelijk zijn, zoals catechese en kindernevendiensten.

Paragraaf 5.2 MFC’s, dorpshuizen en wijkgebouwen

Artikel 5.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Mfc: multi functioneel centrum dat dienst doet als dorpshuis.

  • b.

    Bestuur: bestuur van een dorpshuis, mfc en/of wijkgebouw. Hierin zitten personen namens de dorps- of wijkbewoners.

  • c.

    Dorpshuizen, mfc’s en wijkgebouwen: gebouwen waar alle dorps- of wijkbewoners mogen komen. Het maakt hierbij niet uit wat iemand gelooft of wat iemand voor seksuele voorkeur heeft. Het maakt ook niet uit of iemand een lichamelijke of geestelijke beperking heeft. De verenigingen kunnen hier haar activiteiten uitvoeren. Het eigendom en/of beheer wordt gedaan door een bestuur.

  • d.

    Mfc’s/wijkgebouwen: grote accommodaties met verschillende mogelijkheden. Er is ook een sportvoorziening. Meestal hebben zij een bovenlokale of regionale functie.

  • e.

    Middelgrote dorpshuizen/wijkgebouwen: middelgrote accommodaties met verschillende mogelijkheden, vooral voor het eigen dorp of wijk. Er is vaak een gymzaal die de basisschool gebruikt. Twee gebouwen met een specifieke culturele functie horen hier ook bij (De Spylder aan de Bourren 23 in Warns en Ons Gebouw aan het Broereplein 7/8 in Bolsward).

  • f.

    Kleine dorpshuizen: kleine accommodaties met 1 of 2 ruimten. Deze zijn bedoeld voor het dorp waar het dorpshuis staat.

  • g.

    Periode: de door het bestuur gekozen periode van 5 of 10 jaar.

  • h.

    Notitie: de notitie harmonisatie beleid dorpshuizen, mfc’s en wijkgebouwen.

  • i.

    Meerjarenonderhoudsplan (MOP): een onderhoudsplan die de gemeente 1 keer in de 5 jaar maakt. Hierin staat welke onderdelen van het gebouw de komende 10 jaar vervangen moeten worden of aan onderhoud toe zijn. Er staat ook in op welke termijn dit moet gebeuren en wat het ongeveer kost. In het MOP gaat het om groot onderhoud aan de binnen- en buitenkant. Het kan ook gaan om duurzaamheid of toegankelijkheid.

  • j.

    Groot onderhoud: grote onderhoudswerkzaamheden. In bijlage 3 van de notitie staat wat dit zijn.

Artikel 5.2.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan het bestuur voor het uitvoeren van groot onderhoud. Dit is renovatie en/of verbouw aan een dorpshuis, mfc of wijkgebouw.

Artikel 5.2.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    Het werk moet te maken hebben met het meerjarenonderhoudsplan (MOP).

  • 2.

    Het werk moet binnen 1 jaar zijn uitgevoerd. Dit geldt niet als in het besluit van de gemeente een andere datum staat.

Artikel 5.2.4 Verdeling

  • 1.

    De subsidie kan 1 keer in de 5 jaar worden aangevraagd. Wanneer dit is, staat in bijlage 1 van de notitie. Het bedrag is maximaal 60% van de subsidiabele kosten tot:

    • a.

      € 7.500 voor kleine dorpshuizen;

    • b.

      € 15.000 voor middelgrote dorpshuizen/wijkgebouwen;

    • c.

      € 42.500 voor mfc’s en wijkgebouwen.

  • 2.

    Het bestuur kan er voor kiezen het bedrag te reserveren. De aanvraag kan ook worden gecombineerd met de aanvraag voor de volgende periode van 5 jaar. Het bedrag is dan maximaal 60% van de subsidiabele kosten tot:

    • a.

      € 15.000 voor kleine dorpshuizen;

    • b.

      € 30.000 voor middelgrote dorpshuizen/wijkgebouwen;

    • c.

      € 94.500 voor mfc’s en wijkgebouwen.

  • 3.

    Het college kan extra subsidie geven tot maximaal 10% van het bedrag als:

    • a.

      bewezen wordt bijgedragen aan duurzaamheid, bijvoorbeeld op het gebied van duurzame energie; en/of

    • b.

      bewezen wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid en bruikbaarheid van de voorziening voor alle burgers in de maatschappij, met name gehandicapten en chronisch zieken.

  • 4.

    Het bedrag voor personen of ondernemers die vrijwillig helpen het werk uit te voeren, bedraagt per uur € 20 voor personen en € 30 voor ondernemers.

  • 5.

    De bedragen en percentages in lid 4, zijn inclusief btw. Dit geldt niet als een gebouw onder de btw-regeling valt. Als de gemeente de subsidie definitief verleent, kan de gemeente er rekening mee houden dat de aanvrager wel of niet een gedeelte terug krijgt van de omzetbelasting.

Artikel 5.2.5 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college verleent geen subsidie als een dorpshuis, mfc of wijkgebouw in de afgelopen 10 jaar nieuw is gebouwd.

  • 2.

    Het college verleent per dorp of wijk aan maximaal één dorpshuis, mfc of wijkgebouw subsidie.

Paragraaf 5.3: Kernenfonds, kwaliteitsgeld

Artikel 5.3.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Bestuur: dorps-/stads-/wijkbelangen, stichtingen, verenigingen, coöperaties of groepen van minimaal 5 personen.

  • b.

    Draagvlak: de aanvrager kan laten zien dat er vanuit het dorp, de stad of de wijk weinig tot geen bezwaren zijn tegen het plan.

  • c.

    Leefbaarheid: beleving van mensen over hun omgeving, of het prettig wonen is en/of ze zich veilig voelen.

  • d.

    Evenement: een eenmalige culturele, informatieve of historische activiteit waar publiek mag komen.

Artikel 5.3.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan een bestuur voor het uitvoeren van plannen in een stad, dorp of wijk die helpen bij het goed houden of verbeteren van de leefbaarheid.

Artikel 5.3.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    er moet draagvlak zijn;

  • 2.

    binnen 1 jaar moet het plan zijn uitgevoerd en moet de gemeente hiervan bewijs krijgen.

Artikel 5.3.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 304.800.

Artikel 5.3.5 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    De subsidie is maximaal € 15.000 en is afhankelijk van het werk dat wordt uitgevoerd, de kosten die worden gemaakt en hoeveel andere partijen bijdragen.

  • 3.

    Vrijwilligersuren kunnen voor € 10,36 per uur per vrijwilliger worden meegeteld bij de inkomsten en uitgaven.

Artikel 5.3.6 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college verleent geen subsidie als het plan helemaal of voor een deel bestaat uit:

    • a.

      het organiseren van een (dorps- of buurt)feest, borrel, optocht, reünie, braderie, barbecue of een activiteit die hier op lijkt;

    • b.

      het schrijven of uitgeven van een boek, film etc.;

    • c.

      het bedenken, maken of plaatsen van een standbeeld/gedenkplaat;

    • d.

      het bedenken, maken en bijhouden van websites;

    • e.

      een plan dat of activiteit die met regelmaat wordt uitgevoerd of georganiseerd;

    • f.

      exploitatiekosten. Denk hierbij aan normaal onderhoud en kosten het plan na de uitvoering draaiende te houden.

    • g.

      het organiseren en houden van een evenement.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als de aanvraag gaat over kosten aan een dorpshuis, sportaccommodatie, gebouw of bouwwerk.

Paragraaf 5.4 Wijkaanpak 2.0

Artikel 5.4.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Leefbaarheid: beleving van mensen over hun omgeving, of het prettig wonen is en of het veilig is.

  • b.

    Aandachtswijk: een wijk waar mensen naar verhouding minder tevreden zijn over hun leefbaarheid. Het gaat hier om wijken waar:

    • 1.

      naar verhouding meer mensen wonen die minder geld verdienen. Dit volgens de meest recente cijfers van de gemeente uit de zogenaamde sociale index.

    • 2.

      naar verhouding meer mensen een uitkering of steun nodig hebben. Dit volgens de meest recente cijfers van de gemeente (leefbaarheidsonderzoek).

    • 3.

      naar verhouding minder mensen zich veilig voelen en tevreden zijn over hoe hun omgeving er uit ziet. Dit volgens de meest recente cijfers van de gemeente (veiligheidsmonitor).

  • c.

    Wijkorganisatie: een wijkplatform, wijkvereniging of wijkpanel in een aandachtswijk.

  • d.

    Aandachtswijken: De Noorderhoek Sneek, Sperkhem-Tuindorp Sneek, Lemmerweg-west Sneek, Lemmerweg-Oost Sneek, Het Eiland Sneek, Tinga Sneek en Bolsward-Noord II.

  • e.

    Als er nieuwe uitkomsten zijn uit de sociale index, het leefbaarheidsonderzoek en de veiligheidsmonitor, kan de gemeente de lijst van organisaties in lid d aanpassen.

Artikel 5.4.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan wijkorganisaties in aandachtswijken voor activiteiten die helpen de leefbaarheid te verbeteren.

Artikel 5.4.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat de activiteit volgens het college voorziet in een behoefte. Verder moeten alle bewoners in de wijk, of een bepaalde groep bewoners, naar de activiteit toe kunnen gaan.

Artikel 5.4.5 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 13.479.

Artikel 5.4.6 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    Per aandachtswijk is er maximaal € 1.900 subsidie per jaar beschikbaar. Dit is afhankelijk van het werk dat wordt uitgevoerd en de kosten die worden gemaakt.

Paragraaf 5.5 Vrijwilligerswerk en informele zorg

Artikel 5.5.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Zelfhulp: een manier van hulp waarbij mensen zichzelf en anderen kunnen helpen door besef, het delen van ervaringen en het doen van dingen.

  • b.

    Buurthulp (ook burenhulp): buurtbewoners die gratis helpen bij klusjes in het dorp of de wijk. Het kan ook gaan om het geven van zorg voor een langere periode aan iemand in de buurt die erg ziek is, gehandicapt of op een andere manier hulp nodig heeft.

  • c.

    Vrijwilligerszorg: zorg die wordt gegeven door vrijwilligers. De vrijwilliger en de persoon die zorg krijgt, kennen elkaar vooraf meestal niet.

  • d.

    Vrijwilligersgroep: een groep vrijwilligers die activiteiten uitvoert op het gebied van zelfhulp, buurthulp en/of vrijwilligerszorg.

  • e.

    Seizoen: de laatste periode van 1 september tot en met 1 september.

  • f.

    EHBO-groep: een groep van vrijwilligers die eerste hulp biedt bij ongelukken.

Artikel 5.5.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan vrijwilligersgroepen voor:

  • 1.

    het uitvoeren van zelfhulp, buurthulp of vrijwilligerszorg.

  • 2.

    het trainen van EHBO’ers en de inzet bij evenementen.

Artikel 5.5.3 Voorwaarden

Vrijwilligersgroep

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat:

  • 1.

    de groep minimaal 1 jaar actief is in de gemeente als plaatselijke vrijwilligersgroep;

  • 2.

    de groep in het laatste seizoen minimaal 10 mensen heeft geholpen die hulp nodig hadden.

EHBO

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat:

  • 3.

    de groep minimaal 1 jaar actief is als EHBO-groep;

  • 4.

    de groep in het laatste seizoen minimaal 2 evenementen in de gemeente heeft geholpen;

  • 5.

    de groep aangesloten is bij een landelijke (koepel)organisatie zoals de KNV EHBO, de Nationale Bond of het Nederlandse Rode Kruis.

Artikel 5.5.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 18.270.

Artikel 5.5.5 Verdeling

  • 1.

    De subsidie is:

    • a.

      € 450 per aanvrager als het gaat om vrijwilligersgroepen die activiteiten uitvoeren op het terrein van zelfhulp, buurthulp of vrijwilligerszorg;

    • b.

      € 400 voor een EHBO-groep.

  • 2.

    Als er niet genoeg budget is, wordt het budget naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers.

Paragraaf 5.6 Ouderenorganisaties

Artikel 5.6.1 Begripsbepalingen

  • a.

    MbvO: meer bewegen voor ouderen

  • b.

    Vrijwillige ouderenorganisatie: een groep vrijwilligers die activiteiten organiseert voor ouderen. Het gaat hierbij om ouderen die zelfstandig wonen. De activiteiten hebben als doel ontspanning, bewegen of het behartigen van belangen.

  • c.

    Seizoen: de laatste periode van 1 september tot en met 1 september.

Artikel 5.6.2 Welke activiteiten

Het college verleent jaarlijks subsidie aan een vrijwillige ouderenorganisatie die:

  • 1.

    een afwisselend activiteitenprogramma uitvoert in de gemeente. Totaal moeten minimaal 100 ouderen per jaar aan de activiteiten meedoen. Dit mogen dezelfde ouderen zijn;

  • 2.

    MbvO-activiteiten organiseren. Dit kan gymnastiek of volksdansen zijn;

  • 3.

    de belangen van ouderen behartigen.

Artikel 5.6.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat:

Meer bewegen voor Ouderen

  • 1.

    de docent een MbvO-diploma heeft, een vergelijkbaar diploma of aantoonbare ervaring.

  • 2.

    in het afgelopen seizoen minimaal 16 lessen zijn gegeven.

Belangenbehartiging

  • 3.

    de aanvrager is aangesloten bij een landelijke belangenorganisatie.

  • 4.

    de aanvrager zit bij de overleggen van het Seniorenplatform Súdwest-Fryslân. De aanvrager neemt ook deel aan overleggen en werkgroepen voor belangenbehartiging.

Artikel 5.6.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 31.465.

Artikel 5.6.5 Verdeling

  • 1.

    De subsidie is per ouderenorganisatie:

    • a.

      € 300 voor het uitvoeren van een afwisselend activiteitenprogramma;

    • b.

      € 600 voor de organisatie van MbvO-activiteiten;

    • c.

      € 350 voor belangenbehartiging.

  • 2.

    Als er niet genoeg budget is, wordt het budget naar verhouding gelijk verdeeld over de aanvragers.

Artikel 5.6.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college verleent geen subsidie voor een activiteitenprogramma als de activiteiten voor het grootste deel of helemaal worden bezocht door één doelgroep, zoals mannen of vrouwen.

Paragraaf 5.7 Mei-Inoar-Stipejild

Artikel 5.7.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Vrijwilligers: inwoners die vanuit zichzelf activiteiten uitvoeren. Zij worden hiervoor niet betaald.

  • b.

    Vrijwilligersorganisatie: een organisatie uit de gemeente die volledig bestaat uit vrijwilligers.

Artikel 5.7.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan vrijwilligersorganisaties voor vernieuwende activiteiten. De activiteiten moeten mensen helpen zelfstandig te leven of mee te kunnen doen in de samenleving.

Artikel 5.7.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat:

  • 1.

    de activiteit lokaal iets extra’s te bieden heeft.

  • 2.

    voldoende steun bestaat voor de activiteit, bijvoorbeeld vanuit de stads-, dorps- of wijkbelangen.

Artikel 5.7.4 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 23.062.

Artikel 5.7.5 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    De subsidie is maximaal € 5.000. Dit is afhankelijk van het werk dat wordt uitgevoerd en de kosten die worden gemaakt.

Hoofdstuk 6 Werken

Paragraaf 6.1 Toeristische evenementen

Artikel 6.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Toeristisch evenement: een evenement dat zich richt op het toeristisch sterk maken en promoten van de stad, het dorp of de gemeente.

  • b.

    Bovenlokaal evenement: een evenement dat zich mede richt op het aantrekken van bezoekers van buiten de eigen stad of het eigen dorp.

Artikel 6.1.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan een rechtspersoon die een bovenlokaal toeristisch evenement in de gemeente organiseert.

Artikel 6.1.3 Inleverdatum aanvraag

Aanvragen moeten voor de volgende datums zijn ingeleverd:

  • 1 april : bij uitvoering activiteit in de periode mei – augustus

  • 1 juli : bij uitvoering activiteit in de periode september – december

  • 1 november : bij uitvoering activiteit in de periode januari - april

Artikel 6.1.4 Budget

  • 1.

    Voor het jaar 2019 is het budget € 25.375.

  • 2.

    Voor de 1e periode is € 15.375 beschikbaar, voor de 2e periode € 7.000 en voor de 3e periode € 3.000.

  • 3.

    Als na een periode geld over is, kan dit worden gebruikt bij de volgende periode.

Artikel 6.1.5 Verdeling

  • 1.

    Als de inleverdatum voorbij is, worden alle aanvragen beoordeeld. De aanvragen die volgens het college het meeste helpen het doel van het budget te bereiken, krijgen als eerste subsidie, totdat het budget op is.

  • 2.

    Het bedrag is maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 2.000 per evenement.

Artikel 6.1.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als:

  • 1.

    de activiteit geen aanvulling is op het aanbod aan activiteiten dat er al is;

  • 2.

    voor dezelfde of een vergelijkbare activiteit al drie keer of vaker subsidie is gegeven volgens deze regeling.

Hoofdstuk 7 Leefomgeving

Paragraaf 7.1 Cultureel Erfgoed

Artikel 7.1.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Rijksmonumenten: monumenten die in het rijksmonumentenregister van de Erfgoedwet staan.

  • b.

    Gemeentelijke monumenten (GM): monumenten die in de gemeentelijke monumentenlijst van de Erfgoedverordening staan.

  • c.

    Bouwwerk: bijvoorbeeld gebouwen, molens, bruggen, sluizen en grenspalen.

  • d.

    Beschermde stads- en dorpsgezichten (BSD): verschillende bouwwerken bij elkaar die belangrijk zijn. Dit vanwege hun schoonheid, ligging of hun wetenschappelijke / cultuurhistorische waarde. Het kan een rijks- of gemeentelijk BSD zijn.

  • e.

    Kleine initiatieven: terugbrengen of herstellen van onderdelen in de BSD. De onderdelen moeten de beleving van de geschiedenis groter maken.

  • f.

    Molens: molens die rijksmonument zijn.

  • g.

    Bouwhistorisch onderzoek: een rapport waarin de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische waarden van een monument staan.

  • h.

    Inspecties: een bouwkundige inspectie door de Monumentenwacht Fryslân of een vergelijkbare onafhankelijke organisatie. Er wordt hierbij een rapport gemaakt over de kwaliteit van het onderhoud van het bouwwerk.

  • i.

    Normaal onderhoud: het gebruikelijke onderhoud van een bouwwerk.

  • j.

    Groot onderhoud: werkzaamheden die groter zijn dan normaal onderhoud.

  • k.

    Cascoherstel: repareren van onderdelen van het gebouw die er voor zorgen dat een bouwwerk niet instort. Verder gaat het om waardevolle en bijzondere onderdelen aan de binnen- en buitenkant van het gebouw.

  • l.

    Instandhouding: werkzaamheden die er toe leiden dat de molen, of het zelfstandig onderdeel daarvan, in stand wordt gehouden.

  • m.

    Karakteristieke panden: Het gaat hier om panden die volgens het bestemmingsplan van de gemeente karakteristiek zijn. Er zijn drie categorieën:

    • A.

      karakteristiek 1; dit zijn bouwwerken die het meest waardevol zijn.

    • B.

      karakteristiek of karakteristiek 2; dit zijn bouwwerken die waardevol zijn.

  • n.

    Kerken: historische gebouwen die voornamelijk als gebedshuis zijn opgericht, zonder status als gemeentelijk monument of rijksmonument. Het moet hierbij gaan om gebouwen die ouder zijn dan 50 jaar.

Artikel 7.1.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan personen en rechtspersonen voor gemeentelijke monumenten, kleine initiatieven in beschermde stads- en dorpsgezichten, karakteristieke panden, kerken, inspecties en molens.

Artikel 7.1.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat:

  • 1.

    GM en kleine initiatieven in BSD maximaal 1 keer per 3 jaar subsidie kunnen krijgen;

  • 2.

    Kerkgebouwen maximaal 1 keer per 6 jaar geld kunnen krijgen.

  • 3.

    Karakteristieke gebouwen met de aanduiding karakteristiek 1 kunnen maximaal 1 keer per 3 jaar geld krijgen.

  • 4.

    Karakteristieke panden met de aanduiding karakteristiek 2 of karakteristiek kunnen maximaal 1 keer per 6 jaar geld krijgen.

  • 5.

    Molens alleen voor dezelfde 6 jaarlijkse periode subsidie kunnen krijgen als waarvoor het rijk subsidie heeft gegeven;

  • 6.

    Moleneigenaren mogen schuiven met de bedragen die ze hebben ontvangen. Het moet hierbij gaan om molens die de status “Professionele Organisatie” van het rijk hebben. In sommige gevallen kan nog gebruik worden gemaakt van de (oude) status “Aangewezen Organisatie”. Het totaal van het ontvangen bedrag mag niet worden overschreden;

  • 7.

    De aanvraag ingeleverd moet zijn voordat het werk start. Dit geldt niet voor de inspecties.

Artikel 7.1.4 Budget

  • 1.

    Voor het jaar 2019 is het budget per onderdeel:

    • a.

      gemeentelijke monumenten: € 45.000

    • b.

      kleine initiatieven in beschermde stads- en dorpsgezichten: € 9.000

    • c.

      inspecties: € 2.000

    • d.

      molens: € 40.000

    • e.

      kerken: € 40.000

    • f.

      karakteristieke panden: € 40.000

  • 2.

    Als na 1 oktober voor één of meer onderdelen nog budget over is, worden deze bedragen samengevoegd tot één budget.

Artikel 7.1.5 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    Het bedrag is:

Onderdeel 1 Gemeentelijke monumenten (GM)

Percentage van de kosten

Maximum bedrag

Groot onderhoud en/of cascoherstel

50%

€ 10.000 per GM

Onderdeel 2Bouwhistorisch onderzoek

Percentage van de kosten

Maximum bedrag

Bouwhistorisch onderzoek (alleen wanneer het onderdeel is voor een aanvraag om een omgevingsvergunning)

100%

€ 1.000

Onderdeel 3Kleine initiatieven in beschermde stads- en dorpsgezichten (BSD)

Percentage van de kosten

Maximum bedrag

Kleine initiatieven

50%

€ 2.000 per bouwwerk

Bouwhistorisch onderzoek (alleen als het onderdeel is van een klein initiatief)

100%

€ 500 per bouwwerk

Onderdeel 4Inspecties

Percentage van de kosten

Maximum bedrag

Inspecties

100%

€ 500 per bouwwerk

Onderdeel 5Molens

Percentage van de kosten

Maximum bedrag

Instandhouding (werkzaamheden waar het rijk subsidie voor geeft )

25%

€ 2.083 per molen per jaar

Onderdeel 6Kerken zonder monumentale status

Percentage van de kosten

Maximum bedrag

Groot onderhoud en/of cascoherstel

50%

€ 7.500 per kerk

Onderdeel 7Karakteristieke panden

Percentage van de kosten

Maximum bedrag

Groot onderhoud en/of cascoherstel van het exterieur voor panden met de aanduiding karakteristiek 1

50%

€ 7.500

Groot onderhoud en/of cascoherstel van het exterieur voor panden met de aanduiding karakteristiek 2 en karakteristiek

50%

€ 5.000

  • 3.

    Voor de volgende kosten geeft de gemeente subsidie:

    • a.

      GM, Kerken, Karakteristieke panden en kleine initiatieven in BSD: het gaat hier om kosten voor de concrete uitvoering (materiaal en arbeid);

    • b.

      Bouwhistorisch onderzoek: het gaat hier om kosten die noodzakelijk zijn om het onderzoek op een goede manier uit te voeren. De kosten voor het bekendmaken van de onderzoeksresultaten horen hier niet bij.

  • 4.

    Als de aanvrager de btw kan terug krijgen, wordt over dat deel geen subsidie gegeven.

  • 5.

    Als de aanvrager een deel van de kosten terug krijgt door een verzekering, wordt over dat deel geen subsidie gegeven.

Artikel 7.1.6 Aanvullende weigeringsgronden

Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als:

  • 1.

    Het Rijk geen subsidie heeft gegeven voor molens voor de periode uit het Besluit Rijkssubsidiëring Instandhouding Monumenten 2013 (BRIM).

  • 2.

    De aanvrager geen eigenaar is van het bouwwerk waarvoor subsidie wordt gevraagd. Dit geldt niet als de aanvraag zich richt op een klein initiatief in een BSD.

  • 3.

    Het om een bouwwerk gaat die van een overheidsinstantie is.

  • 4.

    Het om een bouwwerk gaat die al op een andere manier door de gemeente wordt geholpen.

  • 5.

    Het bedrag voor de GM minder is dan € 250.

Paragraaf 7.2 Open Monumentendag

Artikel 7.2.1 Begripsbepalingen

  • a.

    Monument: een gebouw in de gemeente die volgens de Erfgoedverordening of Erfgoedwet een monument is.

  • b.

    Open Monumentendag: een (landelijke) dag of weekend waarop monumenten voor het publiek gratis open zijn.

  • c.

    Eigenaar: de eigenaar van een monument.

  • d.

    Overkoepelende organisatie: een stichting, vereniging en/of dorpsbelangen, die de organisatie van de Open Monumentendag in een dorp of stad uitvoert.

Artikel 7.2.2 Welke activiteiten

Het college verleent eenmalig subsidie aan een eigenaar of overkoepelende organisatie. Het moet hierbij gaan om activiteiten in de gemeente rondom de lokale Open Monumentendag. Denk aan:

  • 1.

    Promotie.

  • 2.

    Een vernieuwend programma of weergave van monument(en).

  • 3.

    Het aantrekken van bepaalde doelgroepen, zoals jongeren of gezinnen.

  • 4.

    Samenwerken met andere organisaties of evenementen.

Artikel 7.2.3 Voorwaarden

Voor het ontvangen van een subsidie geldt dat:

  • 1.

    bezoekers het monument/de monumenten gratis mogen bekijken;

  • 2.

    de activiteiten helpen bij het vergroten van de belangstelling, waardering en betrokkenheid bij monumenten;

  • 3.

    de activiteit volgens het college een aanvulling is op de normale activiteiten van de aanvrager;

  • 4.

    een aanvrager per jaar maximaal 1 keer subsidie kan krijgen;

  • 5.

    een dorp of stad per jaar maximaal 5 keer subsidie kan krijgen.

Artikel 7.2.4 Inleverdatum aanvraag

De aanvraag moet uiterlijk 15 juli zijn ingeleverd in het jaar waarin de activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 7.2.5 Budget

Voor het jaar 2019 is het budget € 9.440.

Artikel 7.2.6 Verdeling

  • 1.

    De aanvragen die de gemeente als eerste krijgt, worden ook als eerste behandeld.

  • 2.

    De subsidie voor overkoepelende organisaties is maximaal 70% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 1.500 per aanvraag.

  • 3.

    De subsidie voor eigenaren is maximaal € 300 per aanvraag.

  • 4.

    Voor de volgende kosten wordt geen subsidie gegeven: de aanschaf van apparatuur zoals (vervanging van) machines, computers, beamers, touchscreens, gereedschap etcetera).

Artikel 7.2.7 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen als het bedrag per dorp of stad meer dan € 1.500 is.

  • 2.

    Het college kan besluiten geen subsidie te verlenen aan eigenaren als een overkoepelende organisatie in diezelfde plaats hiervoor subsidie krijgt.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Naamgeving en inwerkingtreding

  • 1.

    De naam van deze nadere regels is: ‘Subsidieregelingen gemeente Súdwest-Fryslân’.

  • 2.

    Deze regelingen treden in werking nadat ze zijn bekendgemaakt.

  • 3.

    De Subsidieregelingen Gemeente Súdwest-Fryslân van 23 oktober 2018 worden ingetrokken.

  • 4.

    Besluiten die zijn genomen volgens de nadere regels als bedoeld in lid 3, gelden als besluiten volgens deze nadere regels.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 9 juli 2019.

Mrs. Drs. J.A. de Vries

Burgemeester

P. Zondervan

Gemeentesecretaris