Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Súdwest-Fryslân 2021gemeente Súdwest-Fryslân

Geldend van 01-01-2021 t/m heden

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Súdwest-Fryslân 2021gemeente Súdwest-Fryslân

De raad van de gemeente Súdwest-Fryslân;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 augustus 2020;

gelet op artikel 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vijfde en zevende lid, van de Participatiewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de

Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Súdwest-Fryslân 2021

Hoofdstuk I Algemeen

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen in deze verordening die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Anw-er: persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Algemene nabestaandenwet en als werkzoekende zonder werk staat ingeschreven bij het UWV;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;

    • c.

      doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, en 10f van de Participatiewet;

    • d.

      mantelzorg: langdurige zorg die wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie, de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden;

    • e.

      niet-uitkeringsgerechtigde: persoon zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a, van de Participatiewet;

    • f.

      premie: een subsidievoorziening zoals bedoeld in artikel 31 lid 2 onder j. van de Participatiewet.

    • g.

      uitkeringsgerechtigde: persoon die algemene bijstand ontvangt grond van de Participatiewet of een inkomensvoorziening op de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

    • h.

      voorziening: de voorziening als bedoeld in artikel 7 eerste lid, van de Participatiewet en bij of krachtens deze verordening;

    • i.

      vrijwilligerswerk: het geheel van activiteiten die op vrijwillige basis worden uitgevoerd, zonder financiële vergoeding (buiten eventuele onkostenvergoedingen), in georganiseerd verband en met een maatschappelijk doel en voor anderen, hetzij individuen, groepen of de samenleving in haar geheel.

Artikel 2 Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1.

    Het college houdt bij het aanbieden van de voorzieningen in deze verordening rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk.

  • 2.

    Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • 3.

    Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de Participatiewet. Het verslag bevat in ieder geval het oordeel van de Cliëntenraad als bedoeld in artikel 47 van de Participatiewet.

Hoofdstuk II Voorzieningen

Artikel 3 Opdracht aan het college

  • 1.

    Het college biedt aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, niet uitkeringsgerechtigden met een gezinsinkomen lager dan 150% van het wettelijk minimumloon, alsmede aan personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid en 10f van de Participatiewet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid, van de Participatiewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het college bepaalt welke voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de persoon als bedoeld in het eerste lid, het meest doelmatig is met het oog op diens arbeidsinschakeling.

Artikel 4 Soorten voorzieningen

  • 1.

    Het college kan aan personen genoemd in artikel 3, eerste lid, voorzieningen aanbieden in de vorm van:

    • a.

      advies en begeleiding;

    • b.

      scholing;

    • c.

      werkstages, training, proefplaatsing en detachering bij bedrijven en instellingen;

    • d.

      een participatieplaats;

    • e.

      gesubsidieerd werk;

    • f.

      ondersteuning bij een beroep op maatschappelijke opvang of medische zorg;

    • g.

      ondersteuning bij maatschappelijke participatie (sociale activering en vrijwilligerswerk);

    • h.

      diagnose-instrumenten;

    • i.

      premies;

    • j.

      gerichte verwijzing naar ondersteunende instrumenten, waaronder kinderopvang, schuldhulpverlening, onderzoeken door deskundigen en taal- en beroepsgerichte scholing.

  • 2.

    De voorzieningen in het eerste lid worden, waar dat mogelijk is, in collectieve vorm aangeboden.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de vorm van de voorzieningen in het eerste lid, de wijze waarop deze voorzieningen worden verstrekt en welke voorzieningen aan welke doelgroep worden aangeboden.

  • 4.

    De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening één keer per vier jaar, op voorstel van het college, een beleidsplan vast. Dit beleidsplan omvat in elk geval: een omschrijving van het beleid ten aanzien van de arbeidsinschakeling en de wijze waarop aandacht wordt besteed aan de verschillende doelgroepen.

Artikel 5 Subsidies

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen aan werkgevers, die met een persoon als bedoeld in artikel 2 , eerste lid, van deze verordening een arbeidsovereenkomst sluiten gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college kan subsidie verlenen aan een persoon als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze verordening, bedoeld voor arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de duur van de subsidie, de hoogte alsmede de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

  • 4.

    Op de subsidies bedoeld in dit artikel is de Algemene subsidieverordening gemeente Súdwest-Fryslân van toepassing.

Artikel 6 Subsidie- en budgetplafonds

  • 1.

    Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

  • 3.

    Indien een door het college ingesteld plafond bereikt is, wordt de aanspraak door een persoon op een specifieke voorziening geweigerd, uitgesteld tot er een nieuw plafond gaat gelden, dan wel een alternatief geboden.

Hoofdstuk III Rechten en plichten

Artikel 7 Aanspraak/recht op ondersteuning

  • 1.

    Personen als bedoeld in artikel 3 eerste lid hebben recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op een naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling, indien zij er niet in slagen op eigen kracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, dan wel een beroep kunnen doen op een andere wettelijke voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.

Artikel 8 Verplichtingen van de cliënt

  • 1.

    Een persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Participatiewet, de IOAZ, de IOAW, de wet SUWI en deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 2.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan de verplichtingen in het eerste lid, kan het college diens uitkering of inkomensvoorziening verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Participatiewet gemeente Súdwest-Fryslân.

  • 3.

    Indien een niet-uitkeringsgerechtigde of een Anw-er, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan de verplichtingen in het eerste lid, kan het college de kosten van de voorziening geheel of gedeeltelijk terugvorderen op grond van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 9 Beëindiging van voorzieningen

Het college kan een voorziening beëindigen als:

  • a.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de Participatiewet, de artikelen 13 en 37 van de IOAW of de artikelen 13 en 37 van de IOAZ niet nakomt;

  • b.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

  • c.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;

  • d.

    naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

  • e.

    de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

  • f.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

  • g.

    de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 10 Detacheringsbaan

  • 1.

    Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De werknemer wordt voor het verrichten van arbeid gedetacheerd bij een onderneming. De detachering wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst tussen zowel de werkgever en inlenende organisatie als tussen de werknemer en inlenende organisatie.

  • 3.

    Een werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 11 Werkstage

  • 1.

    Het college kan een persoon een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep, en

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft.

  • 2.

    Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3.

    Het college plaatst de persoon uitsluitend als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

  • 4.

    In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkstage, en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

  • 5.

    De duur van de stage bij eenzelfde werkgever is maximaal zes maanden.

Artikel 12 Sociale activering

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen.

  • 2.

    Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 13 Scholing

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2.

    Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      zonder inzet van de scholing is het verwerven of behouden van arbeid naar het oordeel van het college niet haalbaar;

    • b.

      de scholing moet aansluiten bij de krachten of bekwaamheden van de persoon;

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet.

Artikel 14 Participatieplaats

  • 1.

    Het college kan een persoon van 27 jaar of ouder met recht op algemene bijstand overeenkomstig artikel 10a van de Participatiewet onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat de te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door het college, de werkgever en de persoon die de additionele werkzaamheden gaat verrichten.

  • 3.

    De premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid, van de Participatiewet bedraagt € 100 per zes maanden, mits in die zes maanden voldoende is meegewerkt aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Artikel 15 Participatievoorziening beschut werk

  • 1.

    Om de in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken, of

    • c.

      aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 2.

    Voor zover nodig worden aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet, daarnaast de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

    • a.

      arbeidsmatige dagbesteding als bedoeld in de Verordening maatschappelijke ondersteuning Súdwest-Fryslân 2018;

    • b.

      sociale activering als bedoeld in artikel 12;

    • c.

      scholing als bedoeld in artikel 13;

    • d.

      persoonlijke ondersteuning als bedoel in artikel 16;

    • e.

      schuldhulpverlening als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Artikel 16 Persoonlijke ondersteuning

  • 1.

    Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

  • 2.

    De jobcoach wordt indien noodzakelijk in ieder geval ingezet voor een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

Artikel 17 No-riskpolis

  • 1.

    Een werkgever komt in aanmerking voor een no-riskpolis als:

    • a.

      de werkgever voor ten minste de duur van zes maanden een arbeidsovereenkomst aan gaat met een werknemer;

    • b.

      de werknemer voorafgaande aan de aanvang van de arbeid behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de werknemer een structurele functionele of andere beperking heeft of de werkgever ten behoeve van de werknemer een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet ontvangt;

    • d.

      artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is, en

    • e.

      de werknemer zijn woonplaats heeft binnen de gemeente.

  • 2.

    De no-riskpolis vergoedt:

    • a.

      het loon van de werknemer tot 120 procent van het minimumloon, en

    • b.

      15 procent boven de dekking voor extra werkgeverslasten.

  • 3.

    Om de werkgever een no-riskpolis te kunnen verstrekken, sluit de gemeente een verzekering af met de verzekeraar en treedt op als verzekeringnemer. De begunstigde is de werkgever.

  • 4.

    Het college verstrekt de no-riskpolis tot en met 12 maanden na indiensttreding van de werknemer bij de werkgever.

Artikel 18 préstart traject eigen onderneming of zelfstandige

  • 1.

    Het college kan aan personen, met een uitkering op grond van de Participatiewet of de IOAW, die het voornemen hebben een eigen bedrijf of zelfstandig beroep op te starten met behoud van uitkering, in aanmerking brengen voor een advies- en begeleidingstraject, gericht op de voorbereiding op zelfstandig ondernemerschap.

  • 2.

    Gedurende het traject zijn deze personen vrijgesteld van de arbeidsverplichtingen.

  • 3.

    De maximale duur van het traject is zes maanden.

Artikel 19 Participatiepremie

  • 1.

    Aan een uitkeringsgerechtigde van 27 jaar of ouder wordt een premie vrijwillig werken met behoud van uitkering toegekend indien:

    • a.

      de uitkeringsgerechtigde minimaal 24 maanden uitkeringsgerechtigd is en vrijwilligerswerk verricht als bedoeld in artikel 4 lid 1 onder g van deze verordening. Het college kan bij uitzondering bepalen dat de uitkeringsgerechtigde de premie ook kan ontvangen voor succesvolle afronding van een voorziening die zich richt op sociale activering als bedoeld in artikel 4 lid 1 onder g van deze verordening. Dit moet vooraf schriftelijk worden vastgelegd;

    • b.

      het college voor het verrichten van de activiteiten vooraf toestemming heeft verleend;

    • c.

      de activiteiten het verkrijgen van betaalde arbeid niet verhinderen of bemoeilijken;

    • d.

      de uitkeringsgerechtigde meewerkt aan een overeengekomen traject gericht op het verkrijgen van betaalde arbeid of aan andere opgelegde activeringsactiviteiten;

    • e.

      de activiteiten gedurende tenminste vier uren per week worden verricht en ten minste zes maanden in een kalenderjaar hebben plaatsgevonden.

  • 2.

    De premie bedraagt maximaal € 750 netto per kalenderjaar.

  • 3.

    Op de premie wordt de ontvangen kostenvergoeding, als bedoeld in artikel 31 tweede lid onder k van de Participatiewet, van de organisatie waarbij vrijwillig wordt gewerkt, in mindering gebracht.

  • 4.

    Uitbetaling vindt plaats na ontvangst van een door de organisatie, waarbij vrijwillig wordt gewerkt, ondertekende verklaring, waaruit blijkt dat:

    • a.

      aan de voorwaarden van het eerste lid onder e is voldaan;

    • b.

      of en welke kostenvergoeding is ontvangen als bedoeld in het derde lid.

  • 5.

    Werk dat is uitgevoerd bij wijze van tegenprestatie komt niet in aanmerking voor de premie.

Artikel 20 Proefplaatsing

  • 1.

    Onder proefplaatsing wordt verstaan het tijdelijk verrichten van reguliere werkzaamheden met behoud van uitkering of salaris.

  • 2.

    Het college kan een proefplaatsing inzetten voor personen met een lange en korte afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 3.

    De proefplaatsing kan alleen worden ingezet als de werkgever de intentie heeft om na de proefplaatsing een arbeidsovereenkomst met belanghebbende aan te gaan voor ten minste zes maanden.

  • 4.

    De proefplaatsing duurt maximaal drie maanden en kan in uitzonderlijke gevallen, zoals bij tijdelijke en niet verwijtbare uitval, eenmalig met drie maanden worden verlengd.

Artikel 21 Arbeidsbemiddeling of regulier traject inclusief sollicitatietraining

  • 1.

    Het college kan voor personen met een korte of lange afstand tot de arbeidsmarkt arbeidsbemiddeling of een regulier traject inclusief sollicitatietraining inzetten.

  • 2.

    Het college kan voor personen met een korte of lange afstand tot de arbeidsmarkt trajecten in eigen beheer inzetten.

  • 3.

    Het college kan als onderdeel van een re-integratietraject voor personen met een lange afstand tot de arbeidsmarkt een zorgtraject inzetten om specifieke belemmeringen weg te nemen.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van doelgroep, de noodzaak, de hoogte van de vergoedingen, de inzet van personen en de begeleiding.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 22 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 23 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening.

Artikel 24 Overgangsrecht

  • 1.

    Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re-integratieverordening gemeente Súdwest-Fryslân 2017, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re-integratieverordening gemeente Súdwest-Fryslân 2017 voor de duur:

    • a.

      van een periode van 12 maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of

    • b.

      dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college kan na afloop van de periode in het eerste lid, onderdeel a, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

  • 3.

    De Re-integratieverordening gemeente Súdwest-Fryslân 2017 blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 25 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2.

    De Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Súdwest-Fryslân 2017 wordt ingetrokken per 1 januari 2021.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Súdwest-Fryslân 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 september 2020,

mr. drs. J.A. de Vries, voorzitter

G.W. Stegenga, griffier