Eilandsverordening regelende de heffing en invordering van een belasting op de verhuur van motorrijtuigen (Verhuurmotorrijtuigenbelastingverordening Saba 1992)

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Eilandsverordening regelende de heffing en invordering van een belasting op de verhuur van motorrijtuigen (Verhuurmotorrijtuigenbelastingverordening Saba 1992)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze eilandsverordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het hoofd van de afdeling financiën: degene die is belast met de leiding van deze afdeling;

  • b.

    de ontvanger: de ontvanger van het eilandgebied Saba;

  • c.

    verhuren: het tegen betaling ter beschikking stellen van een verhuurmotorrijtuig, op welke manier dan ook;

  • d.

    verhuurmotorrijtuigen: alle rij- en voertuigen bestemd om uitsluitend of mede door een mechanische kracht op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig, te worden voortbewegen, die zonder bestuurder worden verhuurd en zijn ingericht voor het vervoer van personen dan wel kennelijk voornamelijk voor dergelijk vervoer worden gebruikt.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘verhuurmotorrijtuigenbelasting’ wordt in het eilandgebied Saba een directe belasting geheven op het voor verhuur ter beschikking hebben van een of meer verhuurmotorrijtuigen.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die verhuurmotorrijtuigen verhuurt of voor de verhuur ter beschikking heeft.

  • 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting te verhalen op degene aan wie hij het verhuurmotorrijtuig verhuurt door de basis verhuurprijs met 5% te verhogen.

Artikel 4 Belastinggrondslag

De grondslag van de belasting is het aantal motorrijtuigen dat verhuurder voor verhuur beschikbaar heeft.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1. Het tarief bedraagt voor een motorrijtuig op drie of meer wielen Naf 70,- per kalendermaand.

  • 2. Het tarief bedraagt voor een motorrijtuig op twee wielen, al dan niet met een zijspan, Naf 40, - per kalendermaand.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Aangifte

  • 1. Direct na afloop van een kalenderjaar zendt het hoofd van de afdeling financiën een aangiftebiljet aan de belastingplichtige.

  • 2. Ieder aan wie een aangiftebiljet is toegezonden, is verplicht dit aangiftebiljet duidelijk, volledig en naar waarheid in te vullen en te ondertekenen en dit vervolgens binnen een maand na toezending bij het hoofd van de afdeling financiën in te dienen.

  • 3. De belastingplichtige aan wie geen aangiftebiljet is toegezonden, is verplicht voor 1 februari van het eerstvolgende kalenderjaar bij het hoofd van de afdeling financiën een aangiftebiljet aan te vragen en dit voor 1 maart daaropvolgend, volledig naar waarheid ingevuld en ondertekend, bij het hoofd van deze afdeling in te dienen.

  • 4. Het hoofd van de afdeling financiën is bevoegd bij het opleggen van de definitieve aanslag af te wijken van de aangifte. Hij motiveert die afwijking schriftelijk. Indien geen aangifte is gedaan, is bij bevoegd over te gaan tot het opleggen van een ambtshalve aanslag.

  • 5. Het model van het in het eerste lid bedoelde aangiftebiljet wordt vastgesteld bij eilandsbesluit.

Artikel 8 Voorlopige aanslag

  • 1. Het hoofd van de afdeling financiën kan in de loop van een kalenderjaar een of meer voorlopige aanslagen opleggen over dat kalenderjaar.

  • 2. De over een kalenderjaar opgelegde voorlopige aanslagen worden verrekend met de op dat kalenderjaar betrekking hebbende definitieve aanslag.

Artikel 9 kohier/aanslagbiljetten

  • 1. De voorlopige en definitieve aanslagen worden op kohier gebracht.

  • 2. De kohieren worden, dadelijk nadat zij door het hoofd van de afdeling financiën zijn vastgesteld, aan de ontvanger ter invordering gezonden.

  • 3. De aanslagbiljetten worden door de ontvanger aan de belastingplichtige toegezonden.

Artikel 10 Invordering

  • 1. Een voorlopige aanslag is vorderbaar in het aantal termijnen, dat gelijk is aan het aantal kalendermaanden waarop die aanslag betrekking heeft.

  • 2. Een definitieve aanslag is invorderbaar een termijn, vervallende een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet, wanneer over het kalenderjaar waarop de definitieve aanslag betrekking heeft een of meer voorlopige aanslagen zijn opgelegd.

  • 3. Indien geen voorlopige aanslagen zijn opgelegd is een definitieve aanslag invorderbaar in twee termijnen, vervallende respectievelijk een en drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 11 Bezwaar/Beroep

  • 1. Degene dat bezwaar heeft tegen de hem opgelegde definitieve aanslag, kan binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet tegen die aanslag bij het hoofd van de afdeling financiën schriftelijk bezwaar indienen.

  • 2. Het hoofd van de afdeling financiën neemt daarop binnen twee maanden een gemotiveerde beslissing, die hij de belanghebbende bij aangetekende brief toezendt of tegen gedagtekend ontvangstbewijs doet uitreiken.

  • 3. Degene dat bezwaar heeft tegen de in het tweede lid bedoelde beslissing kan binnen een maand, nadat de mededeling daarvan ter post is bezorgd of tegen ontvangstbewijs is uitgereikt, in beroep komen bij de Raad van Beroep voor Belastingzaken.

Artikel 12 Ambtshalve vernietiging/vermindering

Het hoofd van de afdeling financiënkan een ten onrechte of tot een te hoogbedrag opgelegde voorlopige of definitieve aanslag ambtshalve vernietigen of verminderen, zolang niet sedert het einde van het jaar waarop de aanslag betrekking heeft vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 13 Navordering

  • 1. Indien enig feit grond oplevert voor het vermoeden dat ten onrechte is afgezien van het opleggen van een aanslag dan wel dat aanslag ten onrechte is vernietigd of verminderd of dat een te lage aanslag is opgelegd, kan het hoofd van de afdeling financiën de te weinig geheven belasting van de belastingplichtige navorderen, zolang niet sedert het einde van het desbetreffende belastingjaar vijf jaren zijn verstreken.

  • 2. Het na te vorderen bedrag wordt met een gelijk bedrag verhoogd, tenzij op grond van dwaling of verschoonbaar verzuim bij de belastingplichtige of van niet aan diens toedoen te wijten oorzaken, redenen aanwezig zijn om deze verhoging niet of slechts gedeeltelijk toe te passen.

  • 3. De na te vorderen belasting en de verhoging zijn invorderbaar in een termijn, vervallende een maand na dagtekening van de navorderingsaanslag.

Artikel 14 Registratie/-informatieplicht

  • 1. De belastingplichtige is verplicht een deugdelijke administratie bij te houden waaruit tenminste blijkt welke motorrijtuigen hij voor verhuur beschikbaar heeft.

  • 2. De belastingplichtige dient aan het hoofd van de afdeling financiën of aan andere personen die daartoe schriftelijk door het bestuurscollege zijn aangewezen, desverlangd alle inlichtingen te verstrekken en inzage te verlenen in alIe boeken en bescheiden indien hij/zij dit nodig oordelen voor het vaststellen van de in deze verordening vermelde aanslagen.

Artikel 15 Overtreding

De feiten die bij deze verordening strafbaar zijn gesteld, worden beschouwd als overtreding.

Artikel 16 Strafmaat

  • 1. Niet of niet volledig naleven van de voorschriften van deze verordening of de ter uitvoering daarvan gegeven regels, daarbij inbegrepen de voorschriften die betrekking hebben op het invullen van formulieren en het vervullen van andere formaliteiten, die tot de juiste heffing van de belasting worden gevorderd, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.

  • 2. Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens overtreding van deze verordening onherroepelijk is geworden, of vrijwillig voldaan is aan de voorwaarden, door de bevoegde ambtenaar van het Openbaar Ministerie krachtens artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht van de Nederlandse Antillen gesteld, kan hechtenis of geldboete tot het dubbele van het in het voorgaande lid gestelde maximum worden opgelegd.

Artikel 17 Rechtspersonen

Indien door de werkingen enige bepaling van deze verordening een verplichting wordt opgelegd of een bevoegdheid wordt gegeven aan een rechtspersoon, rust de verplichting tevens op respectievelijk komt de bevoegdheid tevens toe aan de bestuurders van de rechtspersoon.

Artikel 18 Nadere voorschriften

Voor zover daarin bij deze eilandsverordening niet is voorzien, kunnen bij eilandsbesluit, houdende algemene maatregelen voorschriften worden gegeven ter uitvoering van deze eilandsverordening.

Artikel 19

Deze eilandsverordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 1992 en kan worden aangehaald als " Verhuurmotorrijtuigenbelastingverordening Saba 1992".