Eilandsverordening houdende regelen in verband met de economische exploitatie van vis in de territoriale wateren rondom het eilandgebied Saba

Geldend van 10-10-2010 t/m heden

Intitulé

Eilandsverordening houdende regelen in verband met de economische exploitatie van vis in de territoriale wateren rondom het eilandgebied Saba

Hoofdstuk I Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze Eilandsverordening wordt verstaan onder:

    Het Bestuurscollege: het Bestuurscollege van het Eilandgebied Saba;

    Visserijlandsverordening: de Landsverordening van de 11de juli 1991 houdende regelen in verband met de visserij in de territoriale zee en de visserijzone van de Nederlandse Antillen (P.B. 1991 no. 74);

    Visserijlandsbesluit: het Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 5de november 1992 ter uitvoering van de artikelen 3 en 12 van de Visserijlandsverordening (P.B 1992 no. 108);

    Vissen: het te water brengen, te water hebben, lichten, ophalen of anderszins bedrijfsgereed hebben van vistuigen, alsmede het aanwenden van enig ander middel om vis te bemachtigen;

    Territoriale zee: de territoriale wateren rondom het Eilandgebied Saba.

  • 2. In deze Eilandsverordening wordt onder vis mede verstaan:

    • a.

      schaaldieren, schelpdieren en overige weekdieren, zeewieren, koralen, zeezoogdieren, schildpadden, zeesterren en zee-egels;

    • b.

      kuit en broed van vis;

    • c.

      broed en zaad van schaal- en schelpdieren.

Hoofdstuk II Algemene bepalingen

Artikel 2

  • 1. Het is verboden in de territoriale zee te vissen met een vaartuig met een inhoud van minder dan zes bruto registerton of lengte van minder dan twaalf meter zonder vergunning van het Bestuurscollege. De lengte van het vaartuig wordt hierbij gemeten van de aansnijding van het dek of het doorgestrekte dek met de voorsteven tot aan de binnenkant van de spiegel.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde verbod is niet van toepassing op degene die vist met een vaartuig waarop ten hoogste vier sleep- of handlijnen in gebruik zijn.

  • 3. De vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt door of namens het Bestuurscollege verleend.

  • 4. Door of namens het Bestuurscollege kan ontheffing worden verleend van het verbod genoemd in het eerste lid ten behoeve van het verrichten van wetenschappelijk onderzoek.

  • 5. Een ontheffing als bedoeld in het vierde lid wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat de resultaten van het onderzoek ter beschikking zullen worden gesteld aan het Eilandgebied Saba en aan het land de Nederlandse Antillen.

  • 6. Door of namens het Bestuurscollege kan ontheffing worden verleend van het verbod genoemd in het eerste lid ten behoeve van het houden van viswedstrijden. De ontheffing wordt verleend aan de instantie die de wedstrijd organiseert en heeft betrekking op alle voor de wedstrijd ingeschreven vaartuigen. De ontheffing geldt voor de daarbij aangegeven dagen.

Artikel 3

De regels gesteld in het Visserijlandsbesluit ten aanzien van:

  • a.

    vistuigen waarmee het is toegestaan te vissen;

  • b.

    de te vangen vis; alsook de regels gesteld in het genoemde Visserijlandsbesluit ten aanzien van de gegevens die door de vergunninghouders dienen te worden bijgehouden en de wijze waarop dit dient te geschieden zijn van overeenkomstige toepassing op deze Eilandsverordening.

Artikel 4

Op de plaatsen waar de territoriale zee tussen eilandgebieden minder breed is dan 24 zeemijlen wordt voor de toepassing van deze Eilandsverordening de grens tussen de twee eilandgebieden gevormd door de middellijn. De middellijn is de lijn waarvan elk punt gelegen is op de basislijn van waaraan de breedte van de territoriale zee rondom de eilandgebieden wordt gemeten.

Artikel 5

Het Bestuurscollege kan voor een bepaald tijdvak een visverbod instellen. Dit tijdvak kan voor de verschillende vissoorten verschillend worden vastgesteld.

Artikel 6

  • 1. Vergunningen als bedoeld in artikel 2 kunnen voor zover het voortbestaan en de natuurlijke ontwikkeling van de visstand zich er niet tegen verzetten, worden verleend aan:

    • a.

      natuurlijke personen, ingezetenen van de Nederlandse Antillen;

    • b.

      in de Nederlandse Antillen gevestigde naamloze vennootschappen waarvan hetzij aandelen, welke ten minste twee derde van het geplaatste kapitaal vertegenwoordigen, luiden ten name van ingezetenen van de Nederlandse Antillen en tevens de meerderheid der bestuurders ingezetenen van de Nederlandse Antillen zijn, hetzij alle bestuurders ingezetenen van de Nederlandse Antillen zijn;

    • c.

      in de Nederlandse Antillen gevestigde stichtingen en rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen, waarvan alle bestuurders ingezetenen van de Nederlandse Antillen zijn.

  • 2. Vergunningen als bedoeld in het eerste lid worden evenwel niet verleend wanneer het gaat om het vissen met vaartuigen, die vanaf een moederschip, gelegen buiten de territoriale zee, kunnen opereren.

Artikel 7

  • 1. Een vergunning wordt slechts op schriftelijk verzoek verleend. Het Bestuurscollege kan algemene regelen stellen betreffende de gegevens welke bij het verzoek dienen te worden verstrekt alsmede de wijze waarop het verzoek dient te worden ingediend.

  • 2. De vergunning vermeldt de naam en het registratienummer van het vaartuig.

  • 3. Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden. De aan een vergunning verbonden voorschriften kunnen ambtshalve of op verzoek van de vergunninghouder worden gewijzigd of ingetrokken.

  • 4. De beslissing op het verzoek wordt schriftelijk aan de verzoeker medegedeeld; de weigering geschiedt schriftelijk onder opgave van redenen daarvan.

  • 5. Een verzoek om vergunning wordt niet in behandeling genomen zolang de voor de beoordeling ervan benodigde gegevens niet volledig zijn, zulks naar het oordeel van het Bestuurscollege. De beschikking tot niet in behandeling nemen van een verzoek om vergunning wordt niet genomen dan nadat de verzoeker schriftelijk van het Bestuurscollege een maand de gelegenheid heeft gekregen zijn verzoek te completeren.

  • 6. Een vergunning kan door of namens het Bestuurscollege worden ingetrokken:

    • a.

      indien de voor de verkrijging daarvan verschafte gegevens zodanig onjuist blijkt te zijn, dat de vergunning niet zou zijn verleend als de juiste gegevens bekend waren geweest;

    • b.

      indien wordt gehandeld in strijd met het bij of krachtens deze Eilandsverordening bepaalde;

    • c.

      indien wordt gehandeld in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 7. Een beschikking tot intrekking van een vergunning of wijziging van de aan de vergunning verbonden voorschriften is met redenen omkleed en wordt schriftelijk aan de vergunninghouder medegedeeld.

  • 8. Ingeval van een beschikking

    • -

      een verzoek om vergunning niet in behandeling te nemen;

    • -

      een vergunning te weigeren;

    • -

      een vergunning in te trekken;

    • -

      de aan een vergunning verbonden voorschriften te wijzigen; kan de verzoeker, dan wel de vergunninghouder het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba verzoeken die beschikking ongegrond te verklaren. De derde titel van het eerste Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is op deze procedure van toepassing. Verklaart dit Hof de beschikking ongegrond dan beschikt het bestuurscollege opnieuw op dit verzoek, met inachtneming van de beschikking van het Hof. Tegen de beschikking van het Hof staat geen rechtsmiddel open.

  • 9. Het niet beschikken binnen drie maanden na indiening ervan, wordt behoudens het bepaalde in het vierde lid van artikel 8, voor de mogelijkheid van beroep gelijk gesteld met een weigering.

  • 10. Het verzoek waarbij de voorziening wordt gevraagd, is met redenen omkleed.

Artikel 8

  • 1. Een vergunning wordt verleend voor een periode van ten hoogste zesendertig maanden.

  • 2. Na het verstrijken van de periode waarvoor de vergunning is verleend, wordt deze telkens door of namens het bestuurscollege verlengd voor ten hoogste zesendertig maanden, tenzij het voortbestaan of de natuurlijke ontwikkeling van de visstand zich hiertegen verzetten. Artikel 7 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Verlenging van een vergunning dient te worden aangevraagd tenminste drie maanden voor het verstrijken van de termijn van geldigheid van een vergunning. Indien het verzoek om een verlenging tijdig is ingediend, en de beslissing op dat verzoek niet binnen drie maanden na haar indiening is genomen wordt de vergunning geacht te zijn verlengd tot het moment waarop de beslissing aan de verzoeker is medegedeeld.

Artikel 9

  • 1. Een vergunning kan slechts op een, in de vergunning aangewezen, vaartuig betrekking hebben.

  • 2. De vergunning dient aan boord van het vaartuig aanwezig te zijn en op eerste vordering van de opsporingsambtenaren te worden getoond.

  • 3. Het Bestuurscollege of een door het Bestuurscollege aan te wijzen instantie kan toestemming verlenen om tijdelijk gebruik te maken van een vaartuig ter vervanging van het in de vergunning aangewezen.

  • 4. In de schriftelijke toestemming wordt de periode waarvoor deze geldt, alsmede de naam en het registratienummer van het andere vaartuig vermeld.

Artikel 10

Vergunninghouders zijn uitsluitend ten behoeve van de verzameling van statistisch materiaal verplicht op verzoek van het Bestuurscollege of een door het Bestuurscollege aan te wijzen instantie, gegevens te verstrekken met betrekking tot de omvang en de samenstelling van hun vangst alsmede van de vangstgebieden.

Artikel 11

Een vergunning is niet overdraagbaar.

Hoofdstuk III Geheimhoudingsplicht

Artikel 12

Het is aan een ieder, die uit hoofde van deze Eilandsverordening of van het krachtens deze Eilandsverordening bepaalde een taak vervult, verboden van gegevens of inlichtingen, ingevolge of krachtens deze Eilandsverordening verkregen, verder of anders gebruik te maken of daarvan verder of anders bekendheid te geven dan voor de uitoefening van zijn taak strikt noodzakelijk is.

Hoofdstuk IV Strafbepalingen

Artikel 13

  • 1. Overtreding van het bij of krachtens de artikel 2, 3 en 5 bepaalde, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden en geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden, hetzij met een van deze straffen.

  • 2. Het niet voldoen aan een verzoek als bedoeld in artikel 10, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee weken of geldboete van ten hoogste duizend gulden.

  • 3. Het niet voldoen aan een vordering als bedoeld in het eerste lid van artikel 15, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van ten hoogste tweeduizend gulden.

  • 4. De feiten, strafbaar gesteld bij dit artikel, worden beschouwd als overtredingen.

  • 5. Indien tijdens het plegen van een overtreding als bedoeld in dit artikel nog geen jaar is verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een gelijke overtreding onherroepelijk is geworden, kan hechtenis en geldboete worden opgelegd tot het dubbel van het voor elk van de overtredingen gesteld maximum.

Artikel 14

Met het toezicht op de naleving en het opsporen van de overtredingen van deze Eilandsverordening zijn behalve de in artikel 8 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen aangewezen personen belast de door het Bestuurscollege daartoe aangewezen personen.

Artikel 15

  • 1. De in artikel 14 bedoelde personen zijn uitsluitend voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs noodzakelijk is, bevoegd:

    • a.

      van iedere vergunninghouder en van ieder waarvan vermoed wordt dat hij zonder vergunning heeft gehandeld, alle inlichtingen te verlangen;

    • b.

      van iedere vergunninghouder en van ieder waarvan vermoed wordt dat hij zonder vergunning heeft gehandeld, inzage te verlangen van alle boeken en bescheiden en daarvan afschrift te nemen;

    • c.

      goederen van vergunninghouders en van ieder waarvan vermoed wordt dat hij zonder vergunning heeft gehandeld, aan opneming en onderzoek te onderwerpen en deze daartoe tijdelijk mee te nemen;

    • d.

      alle plaatsen, met uitzondering van woningen, te betreden, vergezeld van door hen aangewezen personen.

  • 2. Zo nodig verschaffen zij zich de toegang tot een plaats als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, met behulp van de sterke arm.

Artikel 16

  • 1. De in artikel 14 bedoelde personen zijn ter vervulling van hun taak bevoegd te vorderen, dat gezagvoerders van vaartuigen, met uitzondering van openbare vervoermiddelen, deze doen stilhouden en onderzoek toestaan van de zich daarin bevindende voorwerpen. Zij kunnen tevens vorderen, dat de gezagvoerders overeenkomstig hun aanwijzingen terzake medewerking verlenen.

  • 2. De minister van algemene zaken van de Nederlandse Antillen kan, in overeenstemming met de Minister van Justitie van de Nederlandse Antillen, regelen stellen omtrent de wijze waarop een vordering als bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan.

  • 3. Ook buiten het geval van ontdekking op heterdaad kunnen de in artikel 14 bedoelde personen voor inbeslagneming vatbare voorwerpen op elke plaats in beslag nemen. Artikel 15, eerste lid, onderdeel d, is van toepassing.

Artikel 17

  • 1. Indien een bij of krachtens deze Eilandsverordening strafbaar gesteld feit wordt begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafvervolging ingesteld en worden de straffen uitgesproken, hetzij tegen die rechtspersoon, die vennootschap, die vereniging of dat doelvermogen, hetzij tegen hen die tot het feit opdracht hebben gegeven of feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, hetzij tegen hen gezamenlijk.

  • 2. Een bij of krachtens deze Eilandsverordening strafbaar gesteld feit wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, indien zij begaan wordt door de personen, die hetzij uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde handelen in de sfeer van de rechtspersoon, de vennootschap, de vereniging of doelvermogen, ongeacht of deze personen ieder afzonderlijk het strafbaar feit hebben begaan, dan wel bij hen gezamenlijk de elementen van dat feit aanwezig zijn.

  • 3. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of doelvermogen, wordt deze respectievelijk dit tijdens de vervolging vertegenwoordigd door de bestuurder en indien er meer bestuurders zijn, door een dezer. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschijnen. De rechter kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde bestuurder bevelen; hij kan alsdan medebrenging gelasten.

  • 4. Voor wat betreft de bij of krachtens deze Eilandsverordening strafbaar gestelde feiten worden rechtspersonen voor de toepassing van artikel 20 van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen geacht te wonen, waar zij zijn gevestigd.

  • 5. Indien een strafvordering wordt ingesteld tegen een rechtspersoon, een vennootschap, een vereniging van personen of een doelvermogen, geschieden de in het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen voorgeschreven betekeningen, dagvaardingen, oproepingen, kennisgevingen of andere mededelingen aan de persoon of de woonplaats van de bestuurder en indien er meer bestuurders zijn, aan een van deze of op de plaats waar het bestuur zitting of kantoor houdt, behoudens, indien het een dagvaarding betreft, overeenkomstig toepassing van artikel 130, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen.

Hoofdstuk V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 18

Het bepaalde in artikel 2, eerste lid, wordt voor personen genoemd in artikel 6 van toepassing zes maanden na de datum van inwerkingtreding van deze Eilandsverordening.

Artikel 19

  • 1. Deze Eilandsverordening treedt in werking op een bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen te bepalen tijdstip.

  • 2. Zij kan worden aangehaald als "Visserijverordening Saba 1996".