Regeling vervallen per 25-04-2019

Treasurystatuut Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland 2011

Geldend van 01-01-2012 t/m 24-04-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2011

Intitulé

Treasurystatuut Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland 2011

Inleiding

Per 1 januari 2001 is de Wet financiering lagere overheden (Wet filo) vervangen door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). In deze nieuwe wet zijn de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De treasuryfunctie wordt hierbij gedefinieerd als:

het sturen e n beh e ersen van, h e t v e rantw o o r den over en h et toezicht h o uden o p :

de f ina n ci ë le verm o ge ns waa r de n , d e f inanci ë le g el d s t rom e n, de f ina n ci ë le pos i ti e s en de hiera a n verbonden risic o ’s

Het Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

In verband met de vereisten van de Wet fido, voert onze organisatie het instrument op het gebied van treasury in. In dit treasurystatuut is de “beleidsmatige infrastructuur” van de trea- suryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het treasurystatuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut zal de organisatie jaarlijks een treas u ryparagraafopne- men in zowel de begroting als in het jaarverslag. Hierin worden de specifieke beleidsvoorne- mens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken. In de periodieke rapportages wordt de tussentijdse verslaglegging opgenomen.

Daarnaast is op grond van artikel 212 van de Gemeentewet en het besluit begroting en ver- antwoording provincies en gemeenten de Financiële verordening Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland vastgesteld.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden en de Uitvoeringsregeling Financiering decentrale overheden). Teneinde de transparantie van het treasurystatuut te bevorderen is, voor zover dit relevant is, aansluiting gezocht bij de door

het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties opgestelde “Handreiking Treasury”.

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de trea- suryfunctie geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, bedrijfsfinanciering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbijligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en ver- antwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

Tenslotte dient het treasurystatuut te worden geïmplementeerd in de organisatie. Een succes- volle implementatie vereist een breed draagvlak binnen de organisatie voor de geformuleerde beleidskeuzes. Een goede communicatie behoort hierbij tot de belangrijkste succesfactoren. Dit statuut is gerelateerd aan de Financiële verordening van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland en aan de Controleverordening van het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland.

Artikel 1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Derivaten: Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de organisatie bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • -

    Liquiditeitenbeheer: Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • -

    Organisatie: het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland

  • -

    Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • -

    Renterisico: Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de organisatie door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm: Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de organisatie dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • -

    Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Rentevisie: Toekomstverwachting over de renteontwikkeling;

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0%: Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, Ijsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • -

    Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, bedrijfs- financiering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de organisatie dient tot:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van bedrijfsvermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financië- le risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Risicobeheer

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

  • 1. Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

    • 1.

      De organisatie mag leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” uitsluitend verstrekken aan door het bestuur goedgekeurde derde partijen, waarbij vooraf advies van de afdeling Financiën wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardig- heid van de betreffende partij.

    • 2.

      De organisatie kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uit- zettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

    • 3.

      Het gebruik van derivaten is niet toegestaan.

Artikel 4 Renterisicobeheer

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4, streeft de organisatie tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

Artikel 5 Koersrisicobeheer

  • 1. De organisatie beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daar- bij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, dag- geld, deposito’s.

  • 2. Tevens beperkt de organisatie de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 Kredietrisicobeheer

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten: Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij:

  • -

    Instellingen voor wiens waardepapier een solvabiliteitsratio van 0% geldt;

  • -

    Financiële instellingen met een AA-rating van twee van de volgende erkende ra- tingbureaus: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;

  • -

    Als de rating van een instelling wonder het aangegeven niveau zakt wordt dit aan het Dagelijks Bestuur gerapporteerd en besluit het Dagelijks Bestuur hoe hiermee om te gaan.

Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

De organisatie beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te base- ren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar).

Artikel 8 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de organisatie uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in Euro’s.

Bedrijfsfinanciering

Artikel 9 Langlopende financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de vol- gende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publie- ke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door pri- mair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse lenin- gen, kasgeldleningen, deposito’s;

  • 4.

    De organisatie vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken.

Artikel 10 Langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van langer dan één jaar gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaar- den;

  • 2.

    De organisatie vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan.

Artikel 11 Relatiebeheer

De organisatie beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 2.

    Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht1 te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer en te voldoen aan de be- schrijving zoals vermeld in artikel 1 van de laatst vastgestelde “Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden”.

Kasbeheer

Artikel 12 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op organisatieniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De organisatie streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatie- circuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de organisatie kortlopende middelen aan- trekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, de- posito’s, kasgeldleningen, onderhandse leningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, deposito’s;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 ge- noemde tegenpartijen toegestaan;

  • 6.

    De organisatie vraagt bij minimaal 2 instellingen offertes op alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het ge- bied van administratieve organisatie en interne controle.

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belang- rijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier- ogen-principe);

    • b.

      toetsing van de offertes voor het aangaan en uitzetten van gelden wordt door mini- maal twee functionarissen verricht;

    • c.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • d.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonder- lijke functionarissen.

  • 4.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te verstu- ren naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • 5.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten.

Artikel 15 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de organisatie staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

Algemeen Bestuur

 Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid en limieten in het treasurystatuut;

 Het vaststellen van de treasuryparagraaf in de begroting;

 Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid;

 Het uitvoeren van de niet aan het Dagelijks Bestuur overgedragen treasuryactiviteiten.

Dagelijks Bestuur

 Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijk- heid);

 Het rapporteren aan het Algemeen Bestuur over de uitvoering van het treasurybeleid;

 Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van trea- sury.

De controller

 Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van trea- sury;

 Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

 Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de

Functie

Verantwoordelijkheden

informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporte- ren aan het bestuur.

Functionaris belast met treasury

 Het uitvoeren van de aan hem gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf

Artikel 16 Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergege- ven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Uitvoering

(eerste handtekening)

Autorisatie

(tweede handtekening)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van geld via callgeld of de- posito

Medewerker belast met treasury

Bij bank geregistreerde wettelijke vertegenwoor- diger

2.Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Medewerker belast met treasury

Bij bank geregistreerde wettelijke vertegenwoor- diger

3.Betalingsopdrachten voorbereiden en ver- sturen

Aangewezen medewer- ker Financiën

Hoofd Middelen, Beheer en Control

Bankrelatiebeheer

4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Hoofd Middelen, Beheer en Control

Bij bank geregistreerde wettelijke vertegenwoor- diger

5.Bankcondities en tarieven afspreken

Hoofd Middelen, Beheer en Control

Bij bank geregistreerde wettelijke vertegenwoor- diger

Financiering en belegging

6.Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Medewerker belast met treasury

Hoofd Middelen, Beheer en Control

7.Het aantrekken van gelden via vaste of onderhandse leningen zoals vastgelegd in het treasurystatuut en de treasurypara- graaf

Medewerker belast met treasury

Hoofd Middelen, Beheer en Control

8.Het uitzetten van gelden via onderhandse leningen zoals vastgelegd in het treasury- statuut en de treasuryparagraaf.

Medewerker belast met treasury

Hoofd Middelen, Beheer en Control

Artikel 17 Informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opge- nomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatiever- strekker

Informatie- ontvanger

1.Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeiten- planning;

Kwartaal / Incidenteel

Afdelingshoofden

Medewerker afd. Financiën

2.Liquiditeitenplanning;

Jaarlijks

Medewerker afd. Middelen, Beheer en Control onderdeel Financiën

Dagelijks Be- stuur/ controller

3.Beleidsplannen treasury in Treasury- paragraaf van begroting;

Jaarlijks

Medewerker afd. Middelen, Beheer en Control onderdeel Financiën

Dagelijks Be- stuur/ controller

4.Evaluatie treasuryactiviteiten in Trea- suryparagraaf van jaarrekening;

Jaarlijks

Medewerker afd. Middelen, Beheer en Control onderdeel Financiën

Dagelijks Be- stuur/ controller

5.Voortgang onderdelen treasurypara- graaf via voor- en najaarsrapportage;

Jaarlijks

Medewerker afd. Middelen, Beheer en Control onderdeel Financiën

Dagelijks Be- stuur/ controller

6.Verantwoording n.a.v. treasurypara- graaf via jaarverslag;

Jaarlijks

Medewerker afd. Middelen, Beheer en Control onderdeel Financiën

Dagelijks Be- stuur/ controller

Slotbepalingen

Artikel 18 Intrekking oude regeling

Het Treasurystatuut samenwerkingsorgaan Holland Rijnland vastgesteld door het Algemeen Bestuur op 15 december 2004, wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verorde- ning ingetrokken.

Artikel 19 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2011, in werking op 1 ja- nuari 2012.

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Het Treasurystatuut samenwerkingorgaan Hol- land Rijnland 2011”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het Algemeen Bestuur van hetSamenwerkingsorgaan Holland Rijnland op 14 december 2011.
de secretaris, de voorzitter,
R.van Netten H.J.J. Lenferink

Inhoudsopgave

Artikel 1 Begrippenkader

Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 4 Renterisicobeheer

Artikel 5 Koersrisicobeheer

Artikel 6 Kredietrisicobeheer

Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 8 Valutarisicobeheer

Artikel 9 Langlopende financiering

Artikel 10 Langlopende uitzettingen

Artikel 11 Relatiebeheer

Artikel 12 Geldstromenbeheer

Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 15 Verantwoordelijkheden

Artikel 16 Bevoegdheden

Artikel 17 Informatievoorziening

Artikel 18 Intrekking oude regeling

Artikel 19. Inwerkingtreding

Artikel 20. Citeertitel

Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut is het treasurybeleid van de organisatie op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeenschappelijke regeling bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryp ara g r a af bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de bedrijfsfinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tus- sen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Er zijn in artikel 6 geen limieten opgenomen omdat de uitzettingen van gelden met name bij de BankNederlandse Gemeenten plaatsvinden.