Regeling vervallen per 10-04-2021

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen houdende regels omtrent de schuldhulpverlening (Beleidsregels Schuldhulpverlening 2019 gemeente Schagen)

Geldend van 23-05-2019 t/m 09-04-2021

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen houdende regels omtrent de schuldhulpverlening (Beleidsregels Schuldhulpverlening 2019 gemeente Schagen)

Het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Schagen:

gelet op artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening,

besluit:

vast te stellen de Beleidsregels Schuldhulpverlening 2019 gemeente Schagen, onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels Schuldhulpverlening 2018 gemeente Schagen.

Artikel 1 Begrippen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • b.

      besluit: besluit in het kader van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • c.

      betalingsregeling: bij overeenkomst tussen schuldenaar en schuldeiser(s) vastgestelde regeling, waarin wordt bepaald dat de vastgestelde vordering(en) volledig wordt/worden terugbetaald in een vooraf vastgesteld aantal termijnen

    • d.

      budgetbeheer: geheel van activiteiten in het kader van beheren van de inkomsten van de belanghebbende en het in overeenstemming met het vastgestelde budgetplan verrichten van betalingen;

    • e.

      budgetcoaching: geheel van activiteiten om de belanghebbende te leren op een verantwoorde wijze met zijn inkomen om te gaan;

    • f.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen;

    • g.

      crisisinterventie: het geheel van maatregelen dat noodzakelijk is om een crisis af te wenden;

    • h.

      diagnose-instrument: een wetenschappelijk gefundeerd assessmentinstrument op basis van een vragenlijst en een vaardighedentest die door de verzoeker worden ingevuld. Het instrument meet gedrag en vaardigheden, bereidheid tot gedragsverandering, zelfregie en overtuiging, evenals aanwezige risicofactoren en mogelijke zelfoverschatting van belangrijke vaardigheden;

    • i.

      duurzame financiële dienstverlening: geheel van activiteiten met als doel het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van de belanghebbende, waarbij is vastgesteld dat het bestaande schuldprobleem door of in bij die belanghebbende gelegen omstandigheden (nog) niet kan worden opgelost; als dit evenwicht is bereikt en naar verwachting duurzaam is, kan de dienstverlening worden stopgezet;

    • j.

      gemeente: de gemeente Schagen;

    • k.

      informatie en advies: het geven van informatie en advies over het zelfstandig bereiken van duurzaam financieel evenwicht zonder gebruik te maken van de producten stabilisatie, duurzame financiële dienstverlening, schuldregeling, budgetbeheer, budgetcoaching, begeleiding naar de WSNP en crisisinterventie. Onder informatie en advies wordt ook verstaan de doorverwijzing naar derden;

    • l.

      intake: de fase waarin de gegevens van de verzoeker, waaronder diens inkomen, uitgaven, vermogens- en schuldposities, worden geïnventariseerd. Deze geïnventariseerde gegevens, de uitkomsten van een eventueel in zetten diagnose-instrument, alsmede het verslag van het keukentafelgesprek, vormen de input voor de analyse en het advies tot het volgen van een of meer vervolgstappen in het schuldhulpverleningsproces. Dit advies moet voorzien zijn van een plan van aanpak;

    • m.

      inwoner: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen van de gemeente Schagen is ingeschreven en feitelijk in deze gemeente verblijft;

    • n.

      keukentafelgesprek: een laagdrempelig gesprek waarin de verzoeker zijn of haar (financiële) situatie weergeeft en geïnformeerd wordt over de schuldhulpverlening en de rechten en plichten. Daarnaast wordt tijdens dit gesprek de hulpvraag vastgesteld en de zelfredzaamheid van de verzoeker getoetst. Wanneer de verzoeker tijdens het keukentafel aangeeft een aanvraag voor schuldhulpverlening te willen indienen, maakt het keukentafelgesprek onderdeel uit van de intake;

    • o.

      kredietbank: Stichting Kredietbank Nederland;

    • p.

      nazorg: geheel van activiteiten, dat plaatsvindt na de succesvolle beëindiging van schuldhulpverlening en dat gericht is op het voorkomen van recidive;

    • q.

      netto besteedbaar inkomen: het netto inkomen (het inkomen dat overblijft nadat van het bruto-inkomen belasting en premies zijn afgetrokken) minus de verwervingskosten, voor zover deze niet dan wel niet volledig zijn vergoed.

    • r.

      NVVK: (oorspronkelijk de afkorting voor Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet) is de vereniging van schuldhulpverlening en sociaal bankieren;

    • s.

      problematische schuldsituatie: een situatie waarin van een natuurlijk persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of waarin hij heeft opgehouden te betalen;

    • t.

      recidive: hernieuwde aanvraag van dezelfde aanvrager;

    • u.

      schuldregeling: bemiddeling (voor een problematische schuldsituatie waarbij een betalingsregeling niet mogelijk blijkt) door de schuldhulpverlenersorganisatie tussen de schuldenaar en zijn schuldeisers om een minnelijke regeling tegen finale kwijting voor de totale schuldenlast te bewerkstelligen;

    • v.

      saneringskrediet: : een van de twee soorten van een schuldregeling, te weten een krediet dat wordt verstrekt door de kredietbank en is gericht op het aflossen van een schuld. Bij een saneringskrediet wordt door middel van een krediet (een percentage van) de totale schuldenlast afgekocht tegen finale kwijting;

    • w.

      schuldbemiddeling: een van de twee soorten van een schuldregeling, te weten een overeenkomst tussen cliënt en schuldeiser(s) waarin wordt afgesproken dat de totale schuldenlast gedeeltelijk wordt terugbetaald in termijnen naar draagkracht tegen finale kwijting;

    • x.

      schuldpreventie: is een mix van maatregelen, activiteiten en voorzieningen die erop gericht zijn dat mensen financieel vaardig worden en zich zo gedragen dat zij hun financiën op orde houden;

    • y.

      stabilisatie: geheel van activiteiten met als doel het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van belanghebbende; als dit doel is bereikt kan een betalingsregeling of schuldregeling worden opgestart;

    • z.

      verwervingskosten: kosten die een persoon moet maken bij het verrichten van arbeid, waaronder in ieder geval is begrepen de reiskosten voor woon-werkverkeer en de kosten van kinderopvang;

    • aa.

      verzoeker: de persoon die zich tot het college heeft gewend voor schuldhulpverlening;

    • bb.

      wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs);

    • cc.

      WSNP: Wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (als bedoeld in Titel III van de Faillissementswet);

  • 2. Begrippen die in deze beleidsregels voorkomen en niet nader worden toegelicht, hebben dezelfde betekenis als in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, Algemene wet bestuursrecht, Gemeentewet, Faillisementswet, Participatiewet en de modules van de NVVK.

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

  • 1. Inwoners van de gemeente Schagen van 18 jaar en ouder kunnen zich wenden tot het college voor schuldhulpverlening.

  • 2. Het college kan ten aanzien van inwoners van de gemeente Schagen van 12 tot 18 jaar maatregelen treffen in het kader van schuldpreventie.

Artikel 3 Aanvraag tot schuldhulpverlening

  • 1. Indien een persoon zich wendt tot het college voor schuldhulpverlening vindt binnen 4 weken een keukentafelgesprek plaats, waarin onder meer de hulpvraag wordt vastgesteld. In geval van een bedreigende situatie of een situatie waarin minderjarige inwonende kinderen zijn betrokken vindt dit keukentafelgesprek binnen drie werkdagen respectievelijk tien werkdagen plaats.

  • 2. Binnen een week na het in het eerste lid genoemde keukentafelgesprek verstrekt het college aan de verzoeker een verslag van de uitkomsten van voornoemd gesprek.

  • 3. Verzoeker tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon met wie hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 4. Wanneer het college tijdens het keukentafelgesprek tot de conclusie komt dat het schuldprobleem van verzoeker met een eenmalig advies kan worden opgelost, kan het volstaan met een beknopt verslag.

  • 5. Wanneer het college tijdens het keukentafelgesprek tot de conclusie komt dat ter oplossing van het schuldprobleem van verzoeker schuldhulpverlening van gemeentewege noodzakelijk is, kan het verslag worden aangemerkt als een aanvraag tot schuldhulpverlening, indien het is gedagtekend, voorzien van de naam, het Burgerservicenummer en de geboortedatum van de verzoeker en is ondertekend.

  • 6. Een aanvraag tot schuldhulpverlening leidt tot crisisinterventie, een uitgebreider informatie- en advies gesprek of tot een vervolg van de intake.

  • 7. Indien de omstandigheden van verzoeker daartoe aanleiding geven, kan een crisisinterventie of uitgebreider informatie- en adviesgesprek leiden tot een intake.

Artikel 4 Aanbod van schuldhulpverlening

  • 1. Het college verleent aan de verzoeker schuldhulpverlening, indien het college schuldhulpverlening noodzakelijk acht. De noodzaak voor schuldhulpverlening wordt in een beschikking vastgelegd.

  • 2. Het aanbod van schuldhulpverlening kan bestaan uit het volgende product of producten:

    • a)

      (uitgebreid) informatie- en advies;

    • b)

      schuldhulpverleningstraject met als mogelijke onderdelen:

      • duurzame financiële dienstverlening

      • stabilisatie

      • schuldbemiddeling, inclusief eventueel dwangakkoord

      • saneringskrediet, inclusief eventueel dwangakkoord

      • betalingsregeling (traject beheersbare schulden)

      • budgetbeheer

      • budgetcoaching

      • begeleiding naar de WSNP

      • crisisinterventie.

  • 3. Welk product of combinatie van producten kan worden aangeboden is van meerdere factoren afhankelijk en kan dus per situatie verschillen. De factoren die een rol kunnen spelen zijn:

      • aard en zwaarte van de schulden

      • psychosociale situatie

      • houding en gedrag van verzoeker

      • financiële vaardigheden van de verzoeker en de mate van leerbaarheid

      • eerder gebruik van schuldhulpverlening.

  • 4. Ter oplossing van een problematische schuldensituatie staat het college twee instrumenten ter beschikking, namelijk de schuldbemiddeling en het saneringskrediet. Het saneringskrediet wordt uitsluitend ingezet, indien de persoon op het moment dat deze zich tot de gemeente wendt voor schuldhulpverlening een inkomen heeft dat lager is dan 120% van de voor hem geldende bijstandsnorm en die, gelet op zijn leeftijd, opleidingsniveau, gezondheidstoestand, afstand tot de arbeidsmarkt, werkervaring en de mate van diens employability, geen reëel perspectief heeft om gedurende de aflosperiode van 36 maanden met arbeid een netto besteedbaar inkomen te verdienen dat hoger is dan 130% van de voor hem geldende bijstandsnorm. Voor het saneringskrediet is een maximumbedrag ingesteld van € 5.000,- .

  • 5. Het college is bevoegd aan de stabilisatie, betalingsregeling, schuldbemiddeling en het saneringskrediet de voorwaarde te verbinden dat de verzoeker medewerking verleent aan budgetcoaching, budgetbeheer of beschermingsbewind.

  • 6. In het plan van aanpak dat onderdeel uitmaakt van de beschikking, wordt het aanbod van schuldhulpverlening gemotiveerd en aangegeven wat de doorlooptijd en het beoogde doel van het betreffende schuldhulpverleningstraject is.

  • 7. Bij de inzet van de in lid 2 genoemde producten conformeert het college zich aan de richtlijnen en voorwaarden van de NVVK.

Artikel 5 Verplichtingen

  • 1. Verzoeker of belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de schuldhulpverlening. Van een onverwijlde informatieverstrekking als bedoeld in voormelde zin is sprake als de verzoeker of belanghebbende binnen 10 werkdagen nadat het voor de schuldhulpverlening relevante feit en/of omstandigheid zich heeft voorgedaan het college hierover informeert.

  • 2. Verzoeker of belanghebbende is verplicht aan het college desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van schuldhulpverlening. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      het nakomen van gemaakte afspraken in het kader van schuldhulpverlening;

    • b.

      het beschikken over een basisbankrekening;

    • c.

      geen nieuwe schulden aangaan;

    • d.

      het zich houden aan alle bepalingen en voorwaarden als genoemd in het plan van aanpak en in de overeenkomsten tot schuldregeling;

    • e.

      het actief deelnemen aan een cursus of cursussen, financiële coaching en training die gericht zijn op het voorkomen van (nieuwe) schulden;

    • f.

      zoveel mogelijk afloscapaciteit creëren door het verruimen van inkomen, inzetten van beschikbaar vermogen en het minimaliseren van uitgaven, en deze afloscapaciteit te gebruiken ter delging van de schulden;

    • g.

      mee te werken aan de uitvoering van het diagnose-instrument;

    • h.

      het ondertekenen van een plan van aanpak.

Artikel 6 Weigeren verzoek

Het college weigert in ieder geval de schuldhulpverlening, indien:

  • a.

    verzoeker verplichtingen als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, niet of onvoldoende is nagekomen;

  • b.

    verzoeker meerdere keren, zonder geldige reden, niet verschijnt op een afspraak met de schuldhulpverlener;

  • c.

    er geen sprake is van een stabiel inkomen op minimaal de van toepassing zijnde bijstandsnorm;

  • d.

    verzoeker niet bereid is de beschikbare aflossingscapaciteit in middelen en vermogen te gebruiken voor delging van zijn schulden;

  • e.

    verzoeker niet heeft aangetoond gemotiveerd te zijn om de onderliggende oorzaak van de schulden te willen oplossen, bijvoorbeeld door de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening te zoeken en te aanvaarden.

  • f.

    verzoeker zich ernstig misdraagt ten opzichte van medewerkers die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening;

  • g.

    verzoeker in staat is om zijn schulden zelf te regelen;

  • h.

    verzoeker zich meldt voor schuldhulpverlening binnen 3 jaar na afwijzing van de WSNP, tenzij de afwijsreden van de WSNP- aanvraag ten tijde van een nieuwe aanvraag niet meer van toepassing is;

  • i.

    verzoeker geen stabiele woon- of leefsituatie heeft en er geen zicht is op een verbetering van de situatie binnen 3 maanden;

  • j.

    verzoeker een gezamenlijke huishouding voert met een niet rechtmatig in Nederland verblijvende partner en/of kinderen;

  • k.

    verzoeker bezig is met een echtscheidingsprocedure en de echtscheiding nog niet staat opgenomen in de gemeentelijke basisadministratie;

  • l.

    verzoeker in staat van faillissement verkeert dan wel de wettelijke schuldsanering van toepassing is verklaard op verzoeker.

Artikel 7 Beëindiginggronden

Het college besluit in ieder geval tot beëindiging van de schuldhulpverlening, indien:

  • a.

    belanghebbende niet of in onvoldoende mate heeft voldaan aan één of meerdere verplichtingen als genoemd in artikel 5, eerste en tweede lid;

  • b.

    belanghebbende door de rechter tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen is toegelaten, met uitzondering van budgetbeheer en budgetcoaching indien dit noodzakelijk is;

  • c.

    het besluit is genomen op grond van gegevens die nadien blijken onjuist te zijn en, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;

  • d.

    belanghebbende is komen te overlijden;

  • e.

    belanghebbende niet langer inwoner is en er nog geen schuldbemiddeling of betalingsregeling tot stand is gekomen;

  • f.

    belanghebbende zich misdraagt ten opzichte van medewerkers die zijn belast met de uitvoering van schuldhulpverlening;

  • g.

    belanghebbende in staat is om zijn schulden zelf te regelen dan wel in staat de schulden zelfstandig te beheren;

  • h.

    de geboden hulp, gelet op de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende, niet (langer) passend is;

  • i.

    belanghebbende zich niet naar vermogen inspant om de onderliggende oorzaak van de schuldenproblematiek op te lossen;

  • j.

    belanghebbende zelf verzocht heeft om het traject schuldhulpverlening te beëindigen;

  • k.

    het beoogde doel is bereikt:

  • l.

    belanghebbende zijn beschikbare aflossingscapaciteit niet wil gebruiken voor de aflossing van schulden;

  • m.

    belanghebbende meerdere keren, zonder geldige reden, niet verschijnt op een afspraak met de schuldhulpverlener.

Artikel 8 Nazorg

  • 1. Het college bepaalt na afloop van de schuldhulpverlening het aanbod en de duur van de nazorg.

  • 2. De vorm waarin de gemeente nazorg aanbiedt, is gebaseerd op een analyse van het daaraan voorafgaande traject, de onderliggende problematiek en de verdere prognose.

  • 3. Het college legt de wijze en de duur van de nazorg vast in een beschikking.

  • 4. De verplichtingen, zoals neergelegd in artikel 5 van deze beleidsregels, blijven gedurende de nazorg onverminderd van toepassing.

Artikel 9 Recidive

  • 1. Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening, indien minder dan zes maanden voorafgaande aan het verzoek de schuldhulpverlening is geweigerd of voortijdig beëindigd:

    • a.

      op grond van artikel 6 onder a en b;

    • b.

      op grond van artikel 7 onder a, b, en/of h en er nog geen schuldregeling dan wel betalingsregeling tot stand is gekomen.

  • 2. Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening, indien minder dan drie jaar voorafgaande aan het verzoek de schuldhulpverlening voortijdig is beëindigd op grond van artikel 7 onder a, h en er al sprake was van een schuldregeling dan wel betalingsregeling.

    Het college doet evenmin een aanbod schuldhulpverlening, indien minder dan drie jaar voorafgaande aan het verzoek de schuldhulpverlening op verzoek van de belanghebbende is beëindigd en er al sprake was van een schuldregeling dan wel betalingsregeling .

  • 3. In afwijking van het gestelde in het eerste en tweede lid van dit artikel kan het college wel een aanbod schuldhulpverlening doen, indien iedere vorm van verwijtbaarheid bij de beëindiging of weigering ontbrak of als de verzoeker in een acute noodsituatie verkeert.

  • 4. Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening, indien minder dan drie jaar voorafgaande aan het verzoek tot schuldhulpverlening een schuldregeling dan wel betalingsregeling is uitgevoerd.

  • 5. Het college doet geen aanbod schuldhulpverlening, indien verzoeker binnen drie jaar voorafgaand aan het verzoek tot schuldhulpverlening een traject in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen heeft doorlopen.

Artikel 10 Bijzondere omstandigheden

Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 11 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Schuldhulpverlening 2019 gemeente Schagen.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na die waarop deze beleidsregels zijn bekendgemaakt.

  • 2. De Beleidsregels Schuldhulpverlening 2018 gemeente Schagen worden ingetrokken met ingang van de dag waarop deze beleidsregels in werking treden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen op 14 mei 2019.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

de secretaris,

N. Swellengrebel

de burgemeester,

M.J.P. van Kampen-Nouwen

Toelichting Beleidsregels schuldhulpverlening 2019 Gemeente Schagen

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

De in dit artikel opgenomen definities zijn gebaseerd op artikel 1 van de Wgs en de modules van de NVVK.

De volgende twee begrippen verdienen nadere toelichting, namelijk de begrippen duurzame financiële dienstverlening en stabilisatie.

Het doel van duurzame financiële dienstverlening is het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van de cliënt, waarbij is vastgesteld dat het bestaande schuldprobleem door of in bij die cliënt gelegen omstandigheden (nog) niet duurzaam kan worden opgelost. Duurzame financiële dienstverlening is erop gericht om de maatschappelijke positie niet te laten verslechteren. De schuldhulpverlener draagt hieraan bij door voor een financiële basis te zorgen. Dit product kan worden ingezet om die klanten te kunnen helpen van wie het schuldprobleem niet kan worden opgelost door middel van schuldbemiddeling of een betalingsregeling; bijvoorbeeld bij schulden die niet regelbaar zijn.

Het doel van stabilisatie is het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van de cliënt. Van belang hierbij is dat de inkomsten van de klant worden gemaximaliseerd, de uitgaven tot een minimum worden beperkt, er geen crisis is en de beslagvrije voet wordt gegarandeerd. Als bovenstaande is bereikt, kan een betalingsregeling of schuldbemiddeling worden opgezet. Bij de start van een stabilisatietraject moet de schuldhulpverleningsorganisatie er zorg voor dragen dat de klant een zogenaamde stabilisatieovereenkomst ondertekent. Het stabilisatietraject leidt altijd tot een van de twee vormen om schulden te regelen en kent een maximale tijdsduur van vier maanden.

Uit het vorenstaande volgt dat duurzame financiële dienstverlening een geheel ander doel heeft dan stabilisatie.

Artikel 2 Doelgroep gemeentelijke schuldhulpverlening

Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van de gemeente Schagen van 18 jaar en ouder. Er is sprake van een brede toegankelijkheid conform de Wgs.

Met betrekking tot de schuldhulp aan zelfstandigen kan het volgende worden opgemerkt. In het Aanhangsel van de Handelingen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 2017 -2018, gepubliceerd op 9 oktober 2017 om 16.24 uur, staat het volgende. Door de leden Hijink en Jasper van Dijk (beiden SP) zijn vragen gesteld aan de Minister van Economische Zaken en de Staatsecretaris van SZW over het bericht dat zelfstandigen door gemeenten worden uitgesloten van schuldhulp. Staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft -voor zover hier van belang- de Kamer het volgende medegedeeld:

“Gemeenten mogen geen uitsluitingsgronden in het kader van de schuldhulpverlening hanteren. Zij moeten, ook in geval van mensen met een onderneming, een individuele afweging maken. Op grond van de individuele omstandigheden kan vervolgens de toegang tot de schuldhulpverlening worden geweigerd. Het simpele feit dat er sprake is van een onderneming is niet voldoende om geen schuldhulpverlening aan te bieden.

De belangrijkste reden die gemeenten kunnen hebben om mensen met een onderneming niet toe te laten tot de schuldhulpverlening is dat zij van mening zijn dat het Besluit bijstandverlening zelfstandigen ( Bbz 2004) passend en toereikend is. Het Bbz 2004 is een bijzondere bijstandsregeling voor startende en gevestigde zelfstandigen bedoeld als tijdelijk sociaal vangnet en uitstroominstrument. Als een zelfstandige met schulden bij de gemeente voor hulp aanklopt, stelt de gemeente in het kader van het Bbz eerst vast of die schulden de continuïteit van het bedrijf bedreigen en of het bedrijf nog levensvatbaar is. Als het bedrijf levensvatbaar is, maar door schulden in de problemen is gekomen, kan de gemeente het Bbz inzetten, bijvoorbeeld door een lening voor herfinanciering te verstrekken. Kern van de regeling is dat het bedrijf van de gevestigde zelfstandige of het op te starten bedrijf levensvatbaar moet zijn.

In gevallen waarbij het inzetten van het Bbz niet tot de mogelijkheden behoort, komt de schuldhulpverlening door de gemeente in beeld. In dat kader behoren verschillende vormen van dienstverlening tot de mogelijkheden, allen erop gericht dat de betrokkene op termijn zijn financiën weer verantwoord zelf ter hand kan nemen. Denk hierbij aan stabilisatie, budgetadvies/-beheer of het treffen van een schuldregeling met schuldeisers. Als het gaat om het treffen van een schuldregeling (zowel minnelijk, als wettelijk) mag van de schuldenaar worden verwacht dat hij geen nieuwe schulden maakt en dat hij een (in zekere mate) stabiel inkomen heeft waarmee hij een deel van zijn schulden kan aflossen. Voor mensen met een onderneming kan het lastig zijn aan deze voorwaarden te voldoen. Als niet aan de voorwaarden kan worden voldaan, behoort een schuldregeling niet tot de mogelijkheden en is de schuldenaar aangewezen op andere vormen van dienstverlening.

Bij gehuwden of geregistreerde partners met een verbintenis in gemeenschap van goederen kan een schuldregeling alleen voor beide echtgenoten worden opgezet. Zij moeten gezamenlijk een verzoek indienen dat door beiden ondertekend dient te zijn. De schuldregeling, die is gebaseerd op een gezamenlijke afloscapaciteit, is van toepassing op beide echtgenoten.

Bij een huwelijk met huwelijkse voorwaarden is de hoofdregel dat er twee aparte aanvragen worden ingediend. Wanneer echter alle schulden op beide partners verhaald kunnen worden en er sprake is van een afloscapaciteit die voor beiden gezamenlijk gelijk is aan die voor ieder afzonderlijk opgeteld, dan kan op praktische gronden worden gehandeld als bij een echtpaar gehuwd in gemeenschap van goederen. In het geval één de gehuwden of geregistreerde partners met een verbintenis in gemeenschap van goederen permanent in een Wlz-instelling verblijft, dienen beide partners tegelijkertijd een afzonderlijk verzoek tot schuldhulpverlening in te dienen. Dit in verband met beider en wederzijdse aansprakelijkheid.

In het tweede lid is bepaald dat het college ten aanzien van inwoners van 12 tot 18 jaar maatregelen kan treffen in het kader van schuldpreventie. Onder schuldpreventie wordt verstaan een mix van maatregelen, activiteiten en voorzieningen die erop gericht zijn dat mensen financieel vaardig worden en zich zo gedragen dat zij hun financiën op orde houden.

Artikel 3 Aanvraag tot schuldhulpverlening

Indien een persoon zich wendt tot het college voor schuldhulpverlening vindt binnen 4 weken een keukentafelgesprek plaats. Een keukentafelgesprek is een laagdrempelig gesprek, waarin de verzoeker zijn of haar financiële situatie weergeeft en geïnformeerd wordt over de schuldhulpverlening en de rechten en plichten. Daarnaast wordt tijdens dit gesprek de hulpvraag vastgesteld. Als sprake is van een bedreigende situatie, dient voornoemd keukentafelgesprek binnen 3 werkdagen plaats te vinden. In artikel 4, lid 2, van de Wgs wordt onder bedreigende situatie het navolgende verstaan: gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, stadsverwarming of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.

Indien sprake is van en een situatie waarin minderjarige kinderen zijn betrokken, dient binnen 10 werkdagen een keukentafelgesprek plaats te vinden. Het college verstrekt de verzoeker binnen een week na het keukentafelgesprek een verslag, waarin de uitkomsten van het keukentafelgesprek zijn vastgelegd. Verzoeker dient het verslag binnen 5 werkdagen voor gezien of akkoord te tekenen en te retourneren aan de gemeente.

Tijdens het keukentafelgesprek wordt de situatie en de hulpvraag in kaart gebracht. Ook wordt de zelfredzaamheid getoetst. Er wordt ingeschat of er sprake is van een problematische schuld. Als tijdens het keukentafelgesprek blijkt dat er hoogstwaarschijnlijk sprake is van een niet- problematische schuld, dan kan worden volstaan met informatie en advies. Het betreft in dat geval informatie en advies over het zelfstandig bereiken van duurzaam financieel evenwicht zonder gebruik te maken van de producten betalingsregeling, duurzame financiële dienstverlening (stabilisatie), schuldbemiddeling, budgetbeheer, budgetcoaching, begeleiding naar de WSNP en crisisinterventie. Onder informatie en advies wordt ook verstaan de doorverwijzing naar derden.

Als het college tijdens het keukentafelgesprek tot de conclusie komt dat het schuldprobleem van verzoeker met een eenmalig advies kan worden opgelost, kan het dus volstaan met een beknopt verslag. In dit verslag dient te worden vastgelegd welke informatie en welk advies in het onderhavige geval aan de verzoeker is c.q. wordt gegeven.

Indien het college tijdens het keukentafelgesprek tot de conclusie komt dat ter oplossing van het schuldprobleem van verzoeker schuldhulpverlening van gemeentewege noodzakelijk is, kan het uiteraard niet volstaan met een beknopt verslag. In dat geval dient een uitgebreid verslag te worden gemaakt. Een verslag van het keukentafelgesprek kan worden aangemerkt als een aanvraag tot schuldhulpverlening, indien het is gedagtekend, voorzien van de naam, het Burgerservicenummer en de geboortedatum van de verzoeker en is ondertekend

Als tijdens het keukentafelgesprek blijkt dat er hoogstwaarschijnlijk sprake is van een problematische schuldensituatie, zal zo snel mogelijk worden vervolgd met de intake (het eerste keukentafelgesprek maakt in dat geval onderdeel uit van de intake). Zo nodig wordt een tweede of derde gesprek gevoerd, waarin dieper ingegaan wordt op financiële zelfredzaamheid van de cliënt en de oorzaken van diens financiële problemen. De gegevens van de verzoeker, waaronder diens inkomen, uitgaven, vermogens- en schuldposities, worden geïnventariseerd. Tijdens de inventarisatie worden gegevens geregistreerd en bewijsstukken verzameld. Genoemde geïnventariseerde gegevens, alsmede de uitkomsten van een eventueel in zetten diagnose-instrument, vormen de input voor de analyse en het advies tot het volgen van een of meer vervolgstappen in het schuldhulpverleningsproces. Dit advies moet voorzien zijn van een plan van aanpak dat door verzoeker dient te worden ondertekend.

Het gespreksverslag kan – zoals vermeld- als aanvraag worden aangemerkt, indien het is gedagtekend, voorzien van de naam, het Burgerservicenummer en de geboortedatumdatum van de verzoeker en is ondertekend. De datum waarop het door de belanghebbende ondertekende gespreksverslag wordt ontvangen, wordt gezien als de datum van ontvangst van de aanvraag. Het college dient op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag (het door belanghebbende getekende verslag) een beschikking te geven.

Een aanvraag tot schuldhulpverlening kan behalve tot het vervolg van een intake leiden tot crisis- interventie of een uitgebreider informatie- en adviesgesprek.

Met betrekking tot het uitgebreidere informatie- of adviesgesprek kan het volgende worden opgemerkt. Het kan gebeuren dat de schuldensituatie bij nader inzien minder problematisch is dan tijdens het keukentafelgesprek is ingeschat en dat met een of meer uitgebreide informatie- en adviesgesprekken een duurzaam financieel evenwicht kan worden bereikt. Met andere woorden, zonder inzet van een schuldhulpverleningsproduct, zoals een betalings- of schuldregeling, kan een duurzaam financieel evenwicht worden bereikt.

Wat de crisisinterventie betreft, kan nog het volgende worden opgemerkt. Als bij de aanmelding blijkt dat er sprake is van een bedreigende situatie, dan zullen van gemeentewege maatregelen moeten worden getroffen die noodzakelijk zijn om een crisis af te wenden Bij crisisinterventie moet de gemeente:

  • -

    de crisis verifiëren;

  • -

    analyseren of landelijke, regionale of lokale afspraken kunnen worden gebruikt om de crisis af te wenden;

  • -

    analyseren of herfinanciering mogelijk is;

  • -

    actie ondernemen om de crisis af te wenden en als de gemeente hiertoe niet in staat is dient zij de verzoeker direct door te verwijzen naar derden;

  • -

    de verzoeker informeren over de wettelijke mogelijkheden om de crisis af te wenden.

Indien de omstandigheden van verzoeker daartoe aanleiding geven, kan een crisisinterventie of uitgebreider informatie- en adviesgesprek leiden tot een intake.

Artikel 4 Aanbod van schuldhulpverlening

In het eerste lid is aangegeven dat het college schuldhulpverlening verleent indien het schuldhulpverlening noodzakelijk acht. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt van de eigen verantwoordelijkheid. Daar waar de burger in staat moet worden geacht om de (dreigende) schuldenproblematiek zelf aan te pakken en te regelen, kan schuldhulpverlening achterwege blijven. Anderzijds wordt in dit lid recht gedaan aan het beleidsmatige uitgangspunt dat schuldhulpverlening selectief en gericht ingezet dient te worden. Het gaat om maatwerk. De inzet van producten kan per situatie verschillen. Dit wordt in een beschikking gemotiveerd. Doorverwijzing naar flankerende hulp kan aan de orde zijn.

In het tweede lid wordt aangegeven uit welk(e) product(en) een aanbod tot schuldhulpverlening kan bestaan.

Ingevolge het derde lid is de mate waarin de gemeente één of meerdere producten schuldhulpverlening aanbiedt, van meerdere factoren afhankelijk waaronder:

  • a)

    zwaarte en/of omvang van de schulden;

  • b)

    houding en gedrag van verzoeker (motivatie en vaardigheden);

  • c)

    psychosociale situatie;

  • d)

    eerder gebruik van schuldhulpverlening.

Dit betreft geen limitatieve opsomming. Beoordeling vindt gemotiveerd plaats door het college.

Toelichting ad a:

Om een aanbod voor schuldbemiddeling te krijgen, moet er sprake zijn van een problematische schuldensituatie. Er zijn verschillende definities van problematische schulden in omloop. Onze definitie is in de lijn met de definitie die het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hanteert in de Monitor Betalingsachterstanden (Bleeker e.a., 2010): “Er is sprake van een problematische schuld als een huishouden meer aan afbetalingen/leningen moet aflossen dan de aflossingscapaciteit die bij het schuldregelen wordt gehanteerd en als met die aflossingscapaciteit in 36 maanden minder dan de totale schuld kan worden afgelost.”

Toelichting ad b en c:

Het aanbod schuldhulpverlening wordt afgestemd op de persoonlijke en financiële situatie van de belanghebbende. In sommige gevallen kan het college niet of nauwelijks iets betekenen voor een aanvrager. Als iemand zo verslaafd is dat hij nieuwe schulden blijft maken dan kan dit een schuldhulpverleningstraject belemmeren. Bij beoordeling van het doen van een aanbod vindt een analyse plaats waarbij gekeken wordt of:

  • -

    er sprake is van een regelbare schuld (aanvrager heeft bijvoorbeeld geen fraudevorderingen of niet-saneerbare CJIB boetes dan wel omstandigheden waarbij de hoogte van de vorderingen niet kan worden vastgesteld zoals bij een nog lopende scheidingsprocedure) en/of;

  • -

    er sprake is van een regelbare schuldenaar (aanvrager houdt zich onder andere aan afspraken en is gemotiveerd).

Toelichting ad d:

Als er sprake is van zogenaamde draaideurklanten die telkens na de verstreken recidiveperiode (zie artikel 9 van deze beleidsregels) zich weer tot het college wenden voor schuldhulpverlening, dan kan het college het aanbod hierop aanpassen dan wel kiezen om geen aanbod te doen. Beoordeling hiervan is maatwerk. Als het college besluit geen aanbod te doen, dan vindt waar mogelijk overdracht naar flankerende hulpverlening plaats (bijvoorbeeld een bewindvoerder of De Wering).

In het vierde lid wordt bepaald dat het college ter oplossing van een problematische schuldensituatie twee instrumenten ter beschikking staat, namelijk schuldbemiddeling en het saneringskrediet. Tevens wordt in dit lid het afwegingskader geformuleerd: wanneer kiezen we voor een saneringskrediet en wanneer voor schuldbemiddeling? Uit landelijk onderzoek is naar voren gekomen dat bij veel gemeenten de verwachte stabiliteit van het inkomen van de schuldenaar de belangrijkste factor is om te kiezen voor een schuldsaneringskrediet. Bij een stabiel inkomen gaat de voorkeur vaak uit naar een saneringskrediet. Maar wanneer spreken we van een stabiel inkomen? Hiervan is sprake, indien er geen reëel zicht is op een significante inkomensverbetering. De vraag is vervolgens wanneer is er sprake van een significante inkomensverbetering. Uit gegevens van de NVVK kan worden afgeleid dat de afloscapaciteit van een alleenstaande met een bijstandsuitkering

€ 51,00 per maand bedraagt. 1 Bij een netto besteedbaar inkomen tot 105% en 110 % van de bijstandsnorm blijft de aflossingscapaciteit gelijk. Pas bij een netto besteedbaar inkomen vanaf 120% van de bijstandsnorm begint de aflossingscapaciteit te stijgen. Bij de alleenstaande ligt het kantelpunt dus bij 120% van de bijstandsnorm. Bij de alleenstaande ouder is dat ook het geval. Echter, bij een echtpaar ligt het kantelpunt iets hoger, namelijk bij 130% van de bijstandsnorm. De vraag die zich vervolgens aandient is hoe bepalen wij of iemand een reëel zicht heeft op een significante inkomensverbetering. Of een persoon al dan niet een reëel zicht heeft op een significante inkomensverbetering kan worden bepaald aan de hand van de volgende factoren: de gezondheidstoestand, leeftijd, het opleidingsniveau, de afstand tot de arbeidsmarkt en werkervaring van de persoon in kwestie, alsmede de mate waarin diens competenties aansluiten bij de door de werkgevers gestelde kwalificatie-eisen, bijvoorbeeld probleemoplossend vermogen of goede communicatieve vaardigheden.

Onder het begrip ‘netto besteedbaar inkomen’ wordt in deze beleidsregels het navolgende verstaan: het netto inkomen (het inkomen dat overblijft nadat van het bruto-inkomen belasting en premies) minus de verwervingskosten, voor zover deze niet dan wel niet volledig zijn vergoed. Het inkomen dat overblijft na aftrek van belasting en premies is het netto inkomen. Huiselijk gezegd het inkomen dat iemand “schoon in het handje” krijgt. Nadat het netto inkomen is vastgesteld, dient te worden nagegaan of de persoon kosten heeft gemaakt bij het verrichten van arbeid (de zogenaamde verwervingskosten). Onder dit begrip kunnen in ieder geval worden geschaard de reiskosten voor woon-werk verkeer en de kosten van kinderopvang. Als voor deze kosten een vergoeding is ontvangen, dan dienen deze uiteraard op de verwervingskosten in mindering te worden gebracht. Het inkomen dat overblijft na aftrek verwervingskosten waarvoor geen vergoeding is ontvangen, is het netto besteedbaar inkomen.

Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of het saneringskrediet, behalve bij een stabiel laag inkomen, ook kan worden ingezet bij een stabiel hoog inkomen. Nu het college ervoor heeft gekozen om voor een saneringskrediet een maximumbedrag van € 5000,- in te stellen, kan het saneringskrediet niet worden ingezet ingeval de schuldenaar een stabiel hoog (netto besteedbaar) inkomen heeft. Een alleenstaande met een hoger netto besteedbaar inkomen heeft immers een afloscapaciteit van ten minste € 291,00 per maand. Dat is gerekend over een aflosperiode van 36 maanden een bedrag van € 10.476,-, hetgeen hoger is dan voornoemd maximumbedrag. Verhoging van dit maximumbedrag is, gelet op de financiële risico’s die de gemeente loopt als de schuldenaar het krediet niet aflost, niet verstandig. Uit het vorenstaande volgt dat het saneringskrediet uitsluitend wordt ingezet, indien de persoon op het moment dat deze zich tot de gemeente wendt voor schuldhulpverlening een inkomen heeft dat lager is dan 120% van de voor hem geldende bijstandsnorm en die, gelet op zijn leeftijd, opleidingsniveau, gezondheidstoestand, afstand tot de arbeidsmarkt, werkervaring en mate van zijn employability, geen reëel perspectief heeft om gedurende de aflosperiode van 36 maanden met arbeid een netto besteedbaar inkomen te verdienen dat hoger is dan 130% van de voor hem geldende bijstandsnorm.

In vijfde lid wordt het college de bevoegdheid verleend om bij stabilisatie, saneringskrediet en schuldbemiddeling de voorwaarde te verbinden dat de verzoeker zijn medewerking verleent aan budgetcoaching, budgetbeheer of beschermingsbewind. Van deze bevoegdheid kan het college bijvoorbeeld gebruik maken als er een groot gevaar is voor recidive. Of als er aanwijzingen zijn dat de verzoeker niet op eigen kracht in staat is financieel zelfredzaam te worden.

In het zesde lid wordt bepaald dat in het plan van aanpak, dat onderdeel uitmaakt van de beschikking, het aanbod van schuldhulpverlening wordt gemotiveerd. Tevens wordt daarin aangegeven wat de doorlooptijd en het beoogde doel van het desbetreffende schuldhulpverleningstraject is.

Hierbij zij opgemerkt dat als de omstandigheden hierom vragen het plan van aanpak kan worden aangepast. Na de looptijd van het schuldhulpverleningstraject (of eerder wanneer alle genoemde acties zijn uitgevoerd) zal worden beoordeeld of het doel is behaald en welke vervolgstappen mogelijk zijn. Dit zal met de belanghebbende worden besproken en vervolgens in een beschikking worden vastgelegd.

De gemeente Schagen is vanaf februari 2017 lid van de NVVK. De gemeente is dientengevolge verplicht om zich aan de regels en voorwaarden van de NVVK te houden en dit uit te dragen naar de personen die een beroep doen op de onderhavige wet. In het zevende lid wordt deze verplichting nog eens extra benadrukt.

Artikel 5 Verplichtingen

Op grond van het eerste lid van dit artikel rust op de verzoeker of belanghebbende de verplichting om desgevraagd of onverwijld uit eigen beweging de gemeente te informeren over alles wat van belang is voor schuldhulpverlening. De aangeleverde gegevens dienen door het college onderzocht te worden op juistheid en volledigheid.

Naast de in lid 1 genoemde inlichtingenplicht dient de verzoeker of belanghebbende alle medewerking te verlenen die nodig is voor de uitvoering van schuldhulpverlening waaronder een traject financiële coaching en training. De onder a t/m h genoemde lijst verplichtingen is niet limitatief. Afhankelijk van het product en de situatie van de klant kunnen aanvullende verplichtingen gelden.

Gemaakte afspraken in het kader van schuldverlening zijn van essentieel belang. Het betreft hier oproepen van consulenten, gemaakte afspraken tussen belanghebbende en consulent en deelname aan cursussen waarvoor de consulent de cliënt heeft opgegeven. Onder actieve deelname aan een cursus wordt onder meer verstaan: tijdig komen op alle lessen en opdrachten uitvoeren.

Tijdens een traject schuldhulpverlening worden veel uiteenlopende afspraken gemaakt met belanghebbende. Van belanghebbende wordt onder meer verwacht: verschijnen op oproepen en gegevens opvragen bij instanties en inleveren bij de consulent.

Met zowel de verplichting tot het verstrekken van inlichtingen en het verlenen van medewerking wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker of belanghebbende.

Voor wat betreft het verruimen van het inkomen geldt dat verzoeker of belanghebbende zich naar vermogen zal moeten inspannen. Onder deze verplichting valt, in het geval van werkloosheid of parttime werk, ook het aanvaarden van iedere vorm van geaccepteerde arbeid. Verzoeker of belanghebbende dient dan ook actief te solliciteren. Hierbij gaat het om een inspanningsverplichting.

Artikel 6 Weigeren verzoek

In dit artikel is aangegeven in welke situaties of op welke gronden het college het verzoek tot schuldhulpverlening kan weigeren.

Zoals ook in het vorige artikel aangeven is het de eigen verantwoordelijkheid van de verzoeker om de nodige informatie te leveren en medewerking te verlenen. In het geval er niet of in onvoldoende mate aan de verplichtingen is voldaan zal het college het verzoek tot schuldhulpverlening weigeren. Indien er een termijn is gesteld, dan dient deze gelet op bijvoorbeeld de gevraagde informatie redelijk te zijn. Over het algemeen zal twee weken voldoende zijn. De gestelde termijn (en de redelijkheid ervan) hangt echter samen met het type verplichting. Na verzuim wordt altijd één hersteltermijn geboden.

Naast de eigen verantwoordelijkheid is een goede motivatie cruciaal voor het slagen van de schuldhulpverlening. Daarom kan het college het verzoek weigeren indien verzoeker de naar het oordeel van het college benodigde hulpverlening niet wil zoeken en/ of aanvaarden. Zonder die hulpverlening is het immers niet mogelijk om de onderliggende oorzaak van de schulden op te lossen of aan te pakken. De kans dat het traject schuldhulpverlening mislukt is groot en dus is de maatschappelijke investering in een traject ongewenst.

Een nieuwe aanvraag schuldhulpverlening zal na een afwijzing van de WSNP geen zin hebben als de situatie van de belanghebbende ongewijzigd is. Schuldeisers zullen dan hoogstwaarschijnlijk wederom niet akkoord gaan met het voorstel tot regeling van de schulden.

Indien er geen stabiele woon- of leefsituatie is en er geen uitzicht is dat dit binnen drie maanden verandert, heeft een langdurig traject zoals de minnelijke schuldregeling geen zin. Het risico op nieuwe schulden, uitval in het traject en inkomensachteruitgang is dan te groot. De verzoeker is eerst zelf aan zet bij het stabiel krijgen van zijn woon- leefsituatie voordat schuldhulpverlening mogelijk is. In een informatie- en adviesgesprek kan de verzoeker geïnformeerd worden over welke stappen hij kan nemen ter stabilisatie van zijn woon- leefsituatie.

In het geval een van beide partners niet rechtmatig in Nederland verblijft, kan er geen minnelijke schuldregeling worden opgestart. Bij de berekening van de afloscapaciteit kan er geen rekening worden gehouden met de niet rechthebbende en is de inkomensgrondslag gebaseerd op een alleenstaande. Dit terwijl er natuurlijk wel kosten worden gemaakt voor zaken zoals kleding en voedsel. Wel kan er advies en informatie gegeven worden over het zelf regelen en aflossen van schulden. Ook als de verzoeker één of meerdere kinderen heeft die niet rechtmatig in Nederland verblijven is er geen minnelijke regeling mogelijk.

Als verzoeker gescheiden is, moet de echtscheiding staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie. Bij een echtscheidingsprocedure is het over het algemeen zo dat het inkomen en de schuldenlast van een van de beide partners onduidelijk is. Een van de partners moet bijvoorbeeld nog een uitkering aanvragen. Een andere moeilijkheid kan zijn het niet krijgen van een juist schuldoverzicht door een niet meewerkende partner. Aanvragen tot schuldhulpverlening die zijn ingediend door belanghebbenden die zijn verwikkeld in een echtscheidingsprocedure, worden daarom afgewezen.

Bij niet-saneerbare schulden kan een schuldeiser niet worden gedwongen mee te werken aan een minnelijk traject schuldbemiddeling. Schuldbemiddeling is daardoor uitgesloten. Onder niet saneerbare schulden vallen onder meer bepaalde verkeersboetes en schulden die zijn ontstaan door fraude.

Wanneer een verzoek tot schuldhulpverlening wordt geweigerd, zal daar waar mogelijk en noodzakelijk wel begeleiding vanuit het wijkteam worden geboden. Het wijkteam kan verzoeker begeleiden naar voorliggende voorzieningen, of motiverende gesprekken voeren met de verzoeker. De wijkteamconsulent kan tevens maatwerkvoorzieningen op het gebied van Wmo of de Jeugdwet of kortdurende budgetcoaching (maximaal 5 gesprekken) inzetten. De wijkteamconsulent zal zo nodig een melding doen bij het meldpunt Vangnet & Advies dat actief is in de Openbare Geestelijke Gezondheid of een zorgmelding doen bij Veilig Thuis.

Artikel 7 Beëindigingsgronden

In dit artikel is aangegeven in welke gevallen het college kan besluiten om de schuldhulpverlening te beëindigen. Hieronder volgt een korte toelichting op de andere genoemde beëindiginggronden.

Onderdeel a

Het kan gaan om de situatie dat belanghebbende niet of in onvoldoende mate aan de verplichtingen als genoemd in artikel 5 heeft voldaan. In dat geval zal het college de schuldhulpverlening stoppen. Hierbij zij nog aangetekend dat als belanghebbende voor de eerste keer niet voldoet aan verplichtingen en/of onvoldoende medewerking verleent, een waarschuwing zal worden opgelegd. Deze waarschuwing telt mee voor de vaststelling van de recidive.

Onderdeel b

Als belanghebbende door de rechter is toegelaten tot de WSNP, dan kan de schuldhulpverlening worden beëindigd. Het vorenstaande lijdt uitzondering in het geval naar het oordeel van het college budgetbeheer en/of budgetcoaching en training noodzakelijk is.

Onderdeel c

Het kan voorkomen dat de belanghebbende is toegelaten tot de schuldhulpverlening op basis van onjuiste of onvolledige gegevens. Aan de hand van de juiste gegevens dient te worden nagegaan of het bestaande aanbod terecht is gedaan. Indien dit niet het geval is, zal het college het traject schuldhulpverlening beëindigen.

Onderdeel d

Als belanghebbende komt te overlijden, zal het college de schuldhulpverlening beëindigen, ook als nabestaanden verzoeken de schuldhulpverlening voort te zetten. Een uitzondering hierop vormt de weduwe of weduwnaar die in gemeenschap van goederen getrouwd is geweest met de overleden belanghebbende.

Onderdeel e

Schuldhulpverlening staat open voor inwoners van Schagen. Bij een verhuizing naar een andere gemeente zal schuldhulpverlening in Schagen worden beëindigd. Een lopende minnelijke schuldregeling (schuldbemiddeling of betalingsregeling) zal niet worden beëindigd. Wel zal met de gemeente waar belanghebbende naar vertrekt afspraken worden gemaakt over de continuering van deze schuldregeling.

Onderdeel f

Agressie, fysiek of verbaal, tegen medewerkers die belast zijn met de uitvoering van schuldhulpverlening is onacceptabel. Dit is de reden dat de schuldhulpverlening na misdraging door belanghebbende kan worden beëindigd. Belangrijk criterium voor het al dan niet beëindigen van schuldhulpverlening is de vraag of de gedraging dermate ernstig is, dat er aangifte dient te worden gedaan conform bestaande protocollen binnen de gemeente. Als wordt voldaan aan het genoemde criterium zal de belanghebbende schriftelijk van de beëindiging op de hoogte worden gesteld.

Onderdeel g

Nadat het aanbod is gedaan kan alsnog blijken dat belanghebbende in staat is om zelf of met hulp van zijn omgeving zijn schulden te kunnen regelen. Dit kan aanleiding zijn om de schuldhulpverlening te beëindigen.

Onderdeel h

Gedurende het traject schuldhulpverlening kan blijken dat de hulp niet langer passend is. Het college gaat dan na welke andere hulp mogelijk is.

Onderdeel i

Het is de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende om zich tot het uiterste in te spannen om de aan de schulden ten grondslag liggende oorzaken op te lossen. Indien belanghebbende zich hiertoe niet naar vermogen inspant wordt de schuldhulpverlening beëindigd. De maatschappelijke investering in schuldhulpverlening is dan onverantwoord, omdat het traject nauwelijks kans van slagen heeft. Onder dit artikel valt ook het gebruik maken van mogelijke hulpverlening door belanghebbende.

De onderdelen j tot en m

Deze onderdelen spreken voor zich en behoeven daarom geen nadere toelichting.

Wanneer de schuldhulpverlening wordt beëindigd, zal daar waar mogelijk en noodzakelijk wel begeleiding vanuit het wijkteam worden geboden. Het wijkteam kan belanghebbende begeleiden naar voorliggende voorzieningen, of motiverende gesprekken voeren met de belanghebbende. De wijkteamconsulent kan tevens maatwerkvoorzieningen op het gebied van Wmo of de Jeugdwet of kortdurende budgetcoaching (maximaal 5 gesprekken) inzetten. De wijkteamconsulent zal zo nodig een melding doen bij het meldpunt Vangnet & Advies dat actief is in de Openbare Geestelijke Gezondheid of een zorgmelding doen bij Veilig Thuis.

Artikel 8 Nazorg

Nazorg betreft het geheel van activiteiten, dat plaatsvindt na de beëindiging van schuldhulpverlening en dat gericht is op het voorkomen van recidive. In het eerste lid is bepaald dat het college na afloop van de schuldhulpverlening het aanbod en de duur van de nazorg bepaalt. Ingevolge het tweede lid is de vorm waarin de gemeente nazorg aanbiedt gebaseerd op een analyse van het daaraan voorafgaande traject, de onderliggende problematiek en de verdere prognose.

In het derde lid wordt bepaald dat het college de wijze en de duur van de nazorg vastlegt in een beschikking. Ingevolge het vierde lid blijven de verplichten, bedoeld in artikel 5, onverkort van toepassing.

Artikel 9 Recidive

In verband met de eigen verantwoordelijkheid en de beperkte middelen voor schuldhulpverlening is in dit artikel opgenomen dat het college in het geval van recidive geen aanbod schuldhulpverlening kan doen. De bestaande praktijk was dat burgers na een beëindiging van de schuldhulpverlening door eigen toedoen na korte tijd opnieuw een beroep op de gemeente deden. Hieraan is door middel van dit artikel een grens gesteld. Voor wat betreft de termijn van uitsluiting is een onderscheid gemaakt op basis van de eerdere reden van beëindigen of weigeren.

Indien iedere vorm van verwijtbaarheid ontbrak bij de beëindiging of weigering kan een verzoek niet op basis van dit artikel worden geweigerd. Onder recidive wordt ook verstaan een afgerond traject schuldhulpverlening bij een andere gemeente. Ook in het geval van een acute noodsituatie, waarbij het weigeren van een aanbod schuldhulpverlening leidt tot ernstig en direct leed van de verzoeker en/of zijn kinderen, en er geen alternatieve oplossing binnen het eigen sociale netwerk mogelijk is, kan er alsnog een aanbod schuldhulpverlening gedaan worden. Gedacht kan worden aan een huisuitzetting bij een gezin met jonge kinderen dat geen beroep kan doen op het eigen netwerk voor opvang en dus dakloos dreigt te worden.

Artikel 10 Bijzondere omstandigheden

Het doel van een beleidsregel is om vast te leggen hoe een bestuursorgaan zijn bevoegdheid zal uitoefenen. Een beleidsregel draagt daarmee bij aan de rechtszekerheid. Burgers zullen er in beginsel op mogen vertrouwen dat een bestuursorgaan overeenkomstig zijn beleid zal handelen.

Een bestuursorgaan is verplicht af te wijken van beleid indien de bijzondere omstandigheden van het geval dat met zich meebrengen. Ingevolge artikel 4:84 van de Awb handelt een bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 16 februari 2005, in zaak nr. 200403595/1) dient het bij bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 4:84 van de Awb te gaan om omstandigheden waarmee bij de totstandkoming van het beleid geen rekening is gehouden en welke daarin derhalve niet zijn verdisconteerd.

Deze toets, of sprake is van bijzondere omstandigheden of afwijking van het beleid noodzakelijk is, omvat twee vereisten waaraan moet zijn voldaan:

  • 1.

    er moet sprake zijn van bijzondere omstandigheden;

  • 2.

    handelen conform beleid moet onevenredige nadelige gevolgen met zich brengen.

Bij de vraag of wegens bijzondere omstandigheden afwijking van de beleidsregels geboden kan zijn, is van belang of het gaat om omstandigheden die geacht kunnen worden in de beleidsregel te zijn verdisconteerd, respectievelijk omstandigheden waarvan bewust in de beleidsregel is geabstraheerd. Is het een of het ander het geval, dan doen zich geen bijzondere omstandigheden voor die afwijking van de beleidsregel kunnen rechtvaardigen.

Artikel 11 Citeertitel en artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels behoeven geen nadere toelichting.


Noot
1

Dit betreft een vastgestelde norm (peilmaand maart 2019) vanuit de modules van de NVVK en wordt ieder halfjaar, per 1 januari en per 1 juli, herzien. Voor verschillende woonsituaties horen verschillende normen, echter wordt hierboven als voorbeeld een alleenstaande aangehouden.