Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schagen houdende regels omtrent (Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Schagen 2019)

Geldend van 16-07-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schagen houdende regels omtrent (Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Schagen 2019)

[Deze bekendmaking betreft een rectificatie vanwege een verkeerde versie. De oorspronkelijke bekendmaking is op 08-07-2019 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2019, 163536.]

De raad van de gemeente Schagen;

Gelezen het voorstel van het college van 27 juni 2019 inzake de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Schagen 2019

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Gelet op artikel 166 de Wet op het Primair Onderwijs;

Overwegende dat het wenselijk is

- de verlening, betaalbaarstelling en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang bij verordening te regelen;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Schagen 2019.

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen.

Wet Oke: Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (2010)

Wko: Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (2004)

Peuteropvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen van 2 en 3 jaar gericht op het voorbereiden op de basisschool, anders dan gastouderopvang.

VVE: Voor- en vroegschoolse educatie, waarbij Voorschoolse educatie volgens een VE- programma gegeven wordt aan kinderen van 2,5 en 3 jaar door een voorschoolse voorziening en vroegschoolse educatie is een voortzetting hiervan en wordt gegeven aan kinderen van 4 jaar tot zij naar groep 3 gaan door de basisschool.

VE: Voorschoolse Educatie: zie VVE

VE-programma: een erkend programma voor voorschoolse educatie gericht op de vier ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling en is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI).

Doelgroepkinderen: kinderen die in aanmerking komen voor een VE-peuterplaats en VE-programma, op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie.

Ouder(s)/verzorger(s): de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de adoptief- of pleegouder van een kind dat opgevangen wordt in een peuterplaats of VE-peuterplaats.

Voorschoolse voorziening: peuterspeelzalen en kinderdagverblijven, die ingeschreven staan in het Landelijke Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) en die gevestigd zijn in de gemeente Schagen.

Houder (aanbieder van voorschoolse voorziening):degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een voorschoolse voorziening exploiteert.

Tegemoetkoming kosten peuterplaats: een financiële bijdrage van de gemeente aan de ouder(s)/verzorger(s) in de kosten van een peuterplaats bij een voorschoolse voorziening.

Tegemoetkoming kosten VE-peuterplaats: een financiële bijdrage van de gemeente aan de ouder(s)/verzorger(s) in de kosten van het 7etot en met het 12euur van de VE-peuterplaats bij een voorschoolse voorziening.

VE-vergoeding: een vergoeding aan de instelling voor een ingevulde VE-peuterplaats

Ouderbijdrage: Het deel van de kosten die de ouder(s)/verzorger(s) moeten betalen voor de deelname van hun kind aan een (VE) peuterplaats of kinderopvang aan de houder.

Tarieventabel: een door de gemeente opgesteld overzicht van de financiële bijdrage die de gemeente aan ouders/verzorgers vergoedt, wanneer deze geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. De meerkosten voor een peuter- of VE-peuterplaats moeten ouders/verzorgers zelf betalen. De gemeentelijke vergoeding wordt afgestemd op het gezamenlijk verzamelinkomen van het gezin.

Kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

Kinderdagverblijf: een voorziening waar kinderopvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar plaatsvindt, anders dan gastouderopvang.

Kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van de Belastingdienst aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.

Peuterplaats: peuteropvang van twee dagdelen van 3,5 uur per week gedurende 40 weken per jaar bij een voorschoolse voorziening.

VE-peuterplaats: peuteropvang met een VE-programma van 12 uur verdeeld over ten minste 3 dagdelen per week gedurende 40 weken per jaar.

Gastouder: Gastoudervoorziening zoals bedoeld in de Wko en geregistreerd in het LRKP

SMI kinderopvang: Sociaal Medische Indicatie: kinderopvang in het belang van het kind op basis van een sociaal medische indicatie.

Sociaal medisch geïndiceerde: de ouder die:

  • -

    Een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking heeft en voor wie is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken; Of

  • -

    een kind heeft waarbij is vastgesteld dat er kinderopvang noodzakelijk is voor een goed gezonde ontwikkeling van het kind.

LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. Register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.

IB60 inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst met daarop vermeld de inkomensgegevens van een bepaald belastingjaar.

Bsn-nummer: het burgerservicenummer is een uniek persoonsnummer dat iedereen krijgt die ingeschreven staat in de Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Gba).

Verzamelinkomen: Het verzamelinkomen is het totaal van inkomsten en aftrekposten in de drie boxen in enig kalenderjaar als bedoeld in de Wet Inkomenstenbelasting 2011.

  • 2. De in deze verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (Oke), de Algemene wet bestuursrecht (Awb)en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.

§ 2. Bepalingen van de vergoeding

Artikel 2 Doel en toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening voorziet in het verstrekken van financiële tegemoetkomingen in de kosten van gebruikmaking van peuterplaatsen, VE-peuterplaatsen of kinderopvang op basis van een sociaal en/of medische indicatie.

  • 2. Deze verordening heeft tot doel het financieel toegankelijk maken van:

    • a.

      voorschoolse voorzieningen in Schagen voor peuters die volgens de basisadministratie Persoonsgegevens wonen in Schagen.

    • b.

      kinderopvang op basis van SMI voor kinderen die volgens basisadministratie Persoonsgegevens wonen in Schagen

§ 2.1. (VE)-peuterplaatsen

Artikel 3 Te vergoeden activiteiten

  • a) Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming in de kosten van één peuterplaats per kind aan de ouders/verzorgers voor zover zij niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

  • b) Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming in de kosten van één VE-peuterplaats per kind aan de ouders/verzorgers die in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, indien er uitbreiding nodig is van een bestaand contract met de kinderopvang om te voldoen aan het aantal uren benodigd voor een VE-peuterplaats.

  • c) Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming in de kosten van het 8etot en met het 12euur van één VE-peuterplaats per kind aan de ouders/verzorgers indien lid b niet van toepassing is.

  • d) Er wordt een VE-vergoeding verstrekt aan de voorschoolse voorziening voor elke ingevulde VE-peuterplaats. Deze is bedoeld als tegemoetkoming in de extra kosten die de instelling maakt voor een VE- aanbod.

Artikel 4 Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 3 wordt er geen tegemoetkoming of vergoeding verstrekt indien:

  • a)

    de voorschoolse voorziening niet geregistreerd is in het LRKP of niet aan de gemeentelijke kwaliteitseisen voldoet;

  • b)

    de aanvragende ouder(s)/verzorger(s) en/of betreffend kind niet woonachtig is (zijn) in de gemeente Schagen

  • c)

    de opvanglocatie niet gevestigd is in de gemeente Schagen;

  • d)

    voor het kind bij een andere voorschoolse voorziening in Schagen een tegemoetkoming verstrekt wordt;

  • e)

    het kind dat gebruik maakt van een VE-peuterplaats geen VE indicatie heeft; of

  • f)

    in het geval van een peuterplaats het door de gemeenteraad vastgestelde subsidieplafond is bereikt.

Artikel 5 Hoogte van de tegemoetkoming en vergoeding

  • a) De hoogte van de tegemoetkoming voor een peuterplaats is afhankelijk van de soort peuterplaats, de uurprijs, de mate waarin ouder(s) recht hebben op een eventuele kinderopvangtoeslag van de belastingdienst en de hoogte van het verzamelinkomen van de ouder(s)/verzorger(s).

  • b) De hoogte van de VE-vergoeding aan de houder, de hoogte van de maximale uurprijs en het gemeentelijke vergoedingspercentage per inkomenscategorie, een eventuele inkomensgrens per opvangsoort wordt vastgesteld door het college in een Tarievenbesluit. Alsmede kan het college de leeftijd van de peuteropvang zoals genoemd in artikel 1 lid wijzigen..

Artikel 6 Voorwaarden tegemoetkoming (VE)-peuterplaats

In aanvulling op de voorwaarden uit de wet worden aan de tegemoetkoming voor (VE)-peuterplaatsen de volgende voorwaarden gesteld:

  • a)

    De houder zorgt ervoor dat een beroepskracht voorschoolse educatie, die werkzaam is in de VE-groep, beschikt over een certificaat van een met goed gevolg afgelegd erkend VE-programma.

  • b)

    De houder legt in het pedagogisch plan vast op welke wijze het VE-programma door de hiervoor gecertificeerde beroepskrachten wordt uitgevoerd, de vier onderscheiden ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, sociaal-emotionele ontwikkeling en motoriek zijn ingericht en met welke frequentie kinderen aan het taalintensieve aanbod kunnen deelnemen.

  • c)

    De houder registreert per dagdeel de aanwezigheid van de kinderen in een aanwezigheidsregistratiesysteem.

  • d)

    De houder registreert het recht op gemeentelijke tegemoetkoming en houdt een deugdelijke administratie bij.

  • e)

    De houder legt de vorderingen van de kinderen op VE-peuterplaatsen vast in een door gemeente erkend kindvolgsysteem.

  • f)

    De houder legt in een protocol vast hoe hij zorgt voor de overdracht van de VE geïndiceerde peuter naar de basisschool. Bij de overdracht is er persoonlijk contact tussen de beroepskracht en de leerkracht, met als doel de school te informeren over de ontwikkeling en de leefsituatie van het kind, de pedagogische en didactische aansluiting en de zorgbehoefte van het kind.

  • g)

    De houder legt bij inschrijving van het kind op een VE-peuterplaats met de ouders vast:

    • -

      dat zij om redenen van continuïteit hun kind ten minste één jaar ononderbroken deel laten nemen of tot het kind de leeftijd van 4 jaar bereikt;

    • -

      dat zij deelnemen aan de ouderactiviteiten, zoals die omschreven zijn in het pedagogische plan van de organisatie;

    • -

      of zij instemmen met overdracht van gegevens over hun kind aan de door hen gekozen basisschool;

    • -

      of zij instemmen met overdracht van gegevens over hun kind aan de indicatieadviseur.

Artikel 7 Bevoegdheden college

  • 1. Het college beslist op aanvragen om een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 3, onderdeel a, b en c met inachtneming van het bepaalde in de wet en deze verordening.

  • 2. Het college kan jaarlijks, of indien daar aanleiding toe is, de te vergoeden uren, de maximale uurprijs en vergoedingspercentages per inkomenscategorie, eventuele inkomensgrens voor peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen vaststellen dan wel wijzigen, als bedoeld in artikel 5.

  • 3. Het college kan bij nadere regels en aanvullende kwaliteitseisen stellen inzake de uitvoering van peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen, de te voeren administratie, de te verantwoorden gegevens.

  • 4. Het college kan een toezichthouder aanwijzen voor de controle op de kwaliteit van de (VE)- peuterplaatsen.

  • 5. Het college stelt nadere regels op over de indicering VE en kan een indicatieadviseur aanwijzen.

  • 6. Het college kan de tegemoetkomingen en vergoedingen lager vaststellen dan wel intrekken indien niet is voldaan aan de uitvoerings- en kwaliteitseisen voor peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen zoals vermeld in deze verordening. Danwel de verlening van de tegemoetkoming /vergoeding was gebaseerd op onjuiste informatie.

  • 7. Het college stelt jaarlijks de VE-vergoeding vast die instellingen ontvangen per VE-peuter per uur, als bedoeld in artikel 5.

  • 8. In afwijking van artikel 12, eerste lid en artikel 13 derde lid kan het college de tegemoetkoming voor (VE)-peuterplaatsen direct vaststellen.

§ 2.2. Vergoeding voor Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie

Artikel 8 Te vergoeden activiteiten

Het college kan aan de ouders/verzorgers woonachtig in Schagen een tijdelijke tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang aan de organisatie, die geregistreerd staat in het LRKP, op basis van een sociaal medische indicatie verstrekken. De basis hiervoor is dat er sprake is van een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking bij de ouder en is vastgesteld dat een of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maken of er sprake is van een kind heeft waarbij is vastgesteld dat er kinderopvang noodzakelijk is voor een goed gezonde ontwikkeling van het kind.

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1. Het college weigert de tegemoetkoming indien:

    • a)

      Er geen sociale en/of medische indicatie aanwezig is.

    • b)

      Er sprake is van een voorliggende voorziening:

      • 1.

        op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen recht bestaat op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst

      • 2.

        de Algemene Wet Bijzonder Ziektekosten (AWBZ)

      • 3.

        de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

      • 4.

        een medisch kinderdagverblijf

      • 5.

        een vergoeding VE-peuterplaats zoals bedoeld in artikel 3

      • 6.

        hulp uit het eigen sociale netwerk

    • c)

      Het verzamelinkomen van de ouder(s)/verzorger(s) boven de inkomensgrens ligt, die het college in het Tarievenbesluit vaststelt.

  • 2. Het college kan een tegemoetkoming weigeren indien er geen (professionele) begeleiding aantoonbaar wordt gezocht / ingezet om de problematiek weg te nemen.

  • 3. Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouders niet aantoonbaar zoeken naar een andere oplossing waardoor de voorziening goedkoper dan wel overbodig wordt.

Artikel 10 Hoogte en duur van de tegemoetkoming

  • 1) De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van het verzamelinkomen van de ouder(s)/verzorger(s).

  • 2) De tegemoetkoming is gemaximeerd tot 6 dagdelen opvang per week per kind jonger dan 4 jaar, en maximaal op 3 dagen voor kinderen van 4 jaar en ouder.

  • 3) De tegemoetkoming wordt toegekend voor maximaal 6 maanden en kan daarna middels nieuwe aanvraag éénmaal worden verlengd.

  • 4) De tegemoetkoming wordt berekend op basis (van de offerte) van de goedkoopste adequate opvang voorziening.

  • 5) De hoogte is afhankelijk van de maximale uurprijs en de gemeentelijke vergoedingspercentage per inkomenscategorie, die door het college worden vastgesteld in het Tarievenbesluit en/of beleidsregels.

§ 3. Procedurele bepalingen

§ 3.1 (VE) peuterplaatsen

Artikel 11 Aanvraag tegemoetkomingen

  • 1. Het college kan bepalen dat de aanvraag voor tegemoetkoming geschiedt volgens een bepaalde procedure en met behulp van door het college vastgestelde en beschikbaar gestelde aanvraagformulieren, voor zowel de houder als de ouders/verzorgers.

  • 2. Een aanvraag voor tegemoetkomingen voor (VE)peuterplaatsen kan door de houder namens de ouders/verzorgers worden ingediend.

  • 3. Een aanvraag voor een VE-vergoeding kan door de houder worden ingediend in combinatie met de aanvraag genoemd in artikel 11.2.

  • 4. De aanvraag door de houder bevat de naam en het adres van de houder, de locatie waar de opvang plaatsvindt en het bijbehorende registratienummer in het Lrkp en daarnaast het bankrekeningnummer van de organisatie.

  • 5. De houder beschikt over onderliggende gegevens en stelt deze beschikbaar aan de gemeente. Het gaat daarbij onder meer om:

    • a)

      een door de ouder(s) ondertekende aanvraag met daarin de naam en adres en bsn-nummer van de ouder(s)/verzorger(s);

    • b)

      indien van toepassing: de naam en het bsn-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder/verzorger, het adres van de partner. De aanvraag is dan ook mede ondertekend door de partner;

    • c)

      naam en bsn-nummer en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d)

      inkomensgegevens van de ouder(s)/verzorger(s) namelijk, indien van toepassing IB60-verklaring of een kopie van het definitieve vastgestelde verzamelinkomen van de Belastingdienst van t – 2 jaar of van voorafgaande jaar;

    • e)

      de wijze waarop het Tarievenbesluit is toegepast;

    • f)

      een plaatsingsovereenkomst van de voorschoolse voorziening die de opvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: de naam en het adres van de instelling, de soort opvang, het aantal

      Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Schagen Pagina 10 uren opvang per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum en (verwachte) einddatum van de opvang;

    • g)

      indien het gaat om een VE-peuterplaats, een bewijs van indicatiestelling.

  • 6. Naast de in lid 4 en 5 genoemde gegevens kan het college gegevens opvragen die het voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk acht.

Artikel 12 Verlening van de tegemoetkoming

  • 1. Het college geeft binnen twaalf weken na ontvangst van alle benodigde gegevens door de gemeente een beschikking over de aanvraag voor peuterplaatsen, VE-peuterplaatsen en VE-bijdragen.

  • 2. De beschikking tot verlening van de tegemoetkoming voor (VE)-peuterplaatsen bevat in ieder geval:

    • a)

      de soort opvang waarvoor de vergoeding wordt gegeven;

    • b)

      de periode waarvoor de vergoeding wordt gegeven;

    • c)

      de vergoeding en het tarief per peuterplaats en/of VE-peuterplaats;

    • d)

      de voorwaarden en verplichtingen waaraan de aanvrager/houder moet voldoen;

    • e)

      de wijze waarop de vergoeding wordt betaald;

    • f)

      de wijze waarop de vergoeding wordt vastgesteld.

  • 3. De beschikking houdende de verlening van de VE-vergoeding aan de instelling bevat het aantal VE-peuterplaatsen waarvoor de vergoeding wordt verstrekt en de in het vorige lid bedoelde gegevens, met uitzondering van die genoemd in sub a en c.

Artikel 13 Vaststelling van de tegemoetkoming en vergoeding

  • 1. De vaststelling van de tegemoetkoming voor peuterplaatsen en/of VE-peuterplaatsen vindt plaats op grond van het aantal bezette peuterplaatsen en het door de Belastingdienst vastgestelde verzamelinkomen van de ouder(s) wiens/wier kind een peuterplaats heeft bezet.

  • 2. De vaststelling van de hoogte van de VE-vergoeding vindt plaats op grond van het aantal bezette VE-peuterplaatsen.

  • 3. De houder dient uiterlijk binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor de tegemoetkomingen en vergoedingen zijn verleend een aanvraag tot vaststelling in bij het college en verstrekt hierbij een overzicht van het feitelijke aantal bezette peuterplaatsen en/of VE-peuterplaatsen over het voorbije kalenderjaar, de wijze waarop het Tarievenbesluit per peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen is toegepast en de overige gegevens die het college nodig heeft om de hoogten vast te stellen.

  • 4. Het college geeft binnen twaalf weken na ontvangst van de benodigde gegevens voor vaststelling van de tegemoetkomingen voor (VE)-peuterplaatsen en VE-vergoedingen een beschikking. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis.

  • 5. De beschikking vermeldt het bedrag van de tegemoetkomingen / vergoeding en de wijze waarop verrekening van eventueel betaalde voorschotten plaatsvindt.

§ 3.2. Kinderopvang op basis van SMI

Artikel 14 Aanvraag tegemoetkoming en indicatiestelling

  • 1) Een aanvraag voor tegemoetkoming van een deel van de kosten kinderopvang bevat:

    • a)

      naam, adres en bsn-nummer van de ouder/verzorger;

    • b)

      indien van toepassing: naam en bsn-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c)

      naam, geboortedatum en bsn-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d)

      het aantal uren kinderopvang per kind dat de ouders/verzorgers noodzakelijk achten;

    • e)

      gegevens waaruit blijkt, dat de ouder(s)/verzorger(s) geen recht hebben op toeslag kinderopvang van de Belastingdiensten de hoogte van het definitieve vastgestelde verzamelinkomen van de Belastingdienst van t – 2 jaar of van voorafgaande jaar;

    • f)

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2) De aanvraag van de indicatiestelling kan gelijktijdig met de aanvraag voor de tegemoetkoming ingediend worden.

  • 3) Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 4) Indien de ouder/verzorger een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 15 Onderzoek en indicatiestelling

  • 1. Het college kan regels vaststellen over de wijze waarop de noodzaak van kinderopvang op grond van SMI wordt vastgesteld.

  • 2. Het college kan onderzoeken hoeveel uren opvang nodig zijn en zo nodig een offerte bij kinderopvangorganisatie(s) opvragen

Artikel 16 De verlening van de tegemoetkoming en indicatiestelling

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen twaalf weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. De beschikking van de tegemoetkoming voor kinderopvang op basis van SMI bevat in ieder geval:

    • a)

      Naam van het kind of kinderen;

    • b)

      De geldigheidsduur van de beschikking;

    • c)

      de soort en de omvang van de opvang waarvoor de tegemoetkoming wordt gegeven;

    • d)

      de hoogte van de tegemoetkoming, het uurtarief, naam en adres van de uitvoerende kinderopvang (waaronder ook gastouder);

    • e)

      de voorwaarden en verplichtingen waaraan de aanvrager moet voldoen;

    • f)

      naam en adres van de in het LRKP geregistreerde kinderopvangorganisatie waaraan de tegemoetkoming wordt overgemaakt op basis van de werkelijke nota;

Artikel 17 Verplichtingen van de ouder

  • 1. De ouder(s)/verzorgers zijn zelf verantwoordelijk voor het aangaan en beëindigen van het contract met de kinderopvang

  • 2. De ouders overleggen de gemeente een contract met een kinderopvangorganisatie afgestemd op de geldigheidstermijn van de beschikking.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 18 Verplichtingen van de ouder

  • 1. De ouder(s)/verzorgers zijn verplicht wijzigingen in hun omstandigheden die van invloed kunnen zijn op het recht op de tegemoetkoming onverwijld te melden aan het college.

Artikel 19 Overgangsrecht

  • 1. Voor mensen met een lopende vergoeding in de kosten van SMI geldt, dat het reeds beschikte recht voortduurt tot en met uiterlijk 31 december 2014. Per 1 januari 2015 vervalt de oude regelgeving ook voor deze mensen.

Artikel 20 Plafond in begroting

  • 1. De raad kan een plafond vaststellen voor de tegemoetkomingen voor peuterplaatsen, VE-vergoedingen en SMI.

  • 2. Bij de vaststelling van het plafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare gedrag wordt verdeeld. Bij de verdeling van het beschikbare bedrag wordt het navolgende in acht genomen:

    • a)

      aan de tegemoetkomingen van kinderen en houders waarvoor de toegekende voorziening nog niet is verstreken wordt prioriteit gegeven;

    • b)

      bij nieuwe aanvragen is de volgorde van binnenkomst bepalend: een eerder ontvangen aanvraag heeft prioriteit boven een later ontvangen aanvraag.

  • 3. Het college kan met inachtneming van het bepaalde in lid 2 nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4. Een tegemoetkoming/vergoeding ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.

Artikel 21 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet

Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 23 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking één dag na publicatie.

Artikel 24 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang Schagen 2019.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 27 juni 2019,

De griffier,

E. Zwagerman

De Voorzitter,

M.J.P. van Kampen-Nouwen

Toelichting op de Verordening tegemoetkoming kosten voorschoolse voorzieningen en kinderopvang op SMI

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

De begripsbepalingen in de artikelen 1.1 en 1.1a en 2.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitsregels peuterspeelzalen zijn van toepassing op deze verordening. Begrippen die niet in deze artikelen zijn gedefinieerd zijn omschreven en opgenomen in art 1.

§ 2. Bepalingen van de vergoeding

Artikel 2 Doel en toepassingsbereik

De verordening heeft betrekking op drie soorten voorzieningen. Enerzijds regelt de verordening de tegemoetkomingen voor ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst en wel hun peuters op school willen voorbereiden door twee maal per week een paar uur met andere kinderen te kunnen spelen (en ontwikkelen) bij een voorschoolse voorziening. Tevens wordt de bekostiging van Voorschoolse educatie (VE) voor een peuter met ontwikkelingsachterstand geregeld. Deze bekostiging van VE is tweeledig. Ten eerste is er een tegemoetkoming in de kosten voor de ouders, omdat de kinderen niet 7 uur maar 12 naar een voorschoolse voorziening moeten gaan om het volledige VE-programma aangeboden te krijgen. De eerste 7 uur worden opgevat als een reguliere situatie, met algemeen gebruikelijke kosten. Maar als het kind om het programma te volgen vaker naar de kinderopvang moet gaan, kan dat meer kosten met zich mee brengen. De gemeente vindt het niet wenselijke als deze extra kosten een drempel in het gebruik zouden vormen. Daarom springt de gemeente voor de kosten van het 8et/m 12efinancieel bij. Ten tweede is er een forfaitaire vergoeding voor de extra kosten die het geven van VE voor een houder met zich mee brengt.

Daarnaast regelt de verordening wanneer de gemeente bijspringt om op basis van een Sociale Medische Indicatie inwoners tijdelijk te ondersteunen door een (zo kort mogelijke) periode een vergoeding te verstrekken voor kinderopvang om een crisissituatie te overbruggen en de gelegenheid (tijd) te bieden naar een andere structurele oplossing te zoeken.

§ 2.1. Tegemoetkoming voor (VE)-peuterplaatsen en VE-vergoeding

Artikel 3 Te vergoeden activiteiten

De vergoeding is een tegemoetkoming in de kosten van peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen en beoogt de toegankelijkheid van peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen voor alle peuters in de gemeente Schagen te borgen. Het doel is de peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen betaalbaar te houden voor de ouder(s)/ verzorger(s) van het kind dat daarvan gebruik maakt. Aan de vergoeding voor de peuterplaatsen zijn per definitie beperkingen in omvang verbonden.

Ouders kunnen hun kind aanmelden bij de opvangorganisatie in de gemeente Schagen. Het is aan de houder om de gegevens van de ouder(s)/verzorger(s) op te vragen (zie artikel 11 lid 4 over de aanvraag van de vergoeding) en te beoordelen of de betreffende ouder aanspraak kan maken op een vergoeding voor kinderopvangtoeslag van de belastingdienst of van de gemeente.

Aan de hand van de bij de ouder(s)/verzorger(s) opgevraagde gegevens en de ouderbijdragentabel (indien van toepassing) bepaalt de houder in hoeverre de ouder(s)/verzorger(s) gebruik kan/kunnen maken van een gemeentelijke vergoeding.

Lid b en c

Dit artikel heeft betrekking op de vergoeding voor VE-plaatsen.

Een VE-peuterplaats heeft een duur van 12 uur per week. Twee maal zo veel als een reguliere peuterplaats. De kosten verbonden aan de eerste 6 uur ziet de gemeente als algemeen gebruikelijk. De kosten verbonden aan de tweede 6 uur zijn meerkosten. De gemeente vindt het niet wenselijk als het gebruik van de VE-peuterplaats belemmerd wordt door financiële beperkingen. Daarom ontvangen ouders/verzorgers met een inkomen onder een bepaalde inkomensgrens een vergoeding van de meerkosten ten opzicht van een reguliere situatie. Dat wil zeggen, dat ouders de eerste 7 uur volgens de reguliere situatie moeten betalen en compenseren. Deze compensatie kan bestaan uit de kinderopvangtoeslag of de tegemoetkoming van de gemeente. Voor de extra uren die nodig zijn om het VE-programma te kunnen geven, namelijk het 8etot en met het 12euur verstrekt het college een hogere vergoeding. Het college kan daarvoor een inkomensgrens instellen.

Als er op een moment een ontwikkelingsachterstand bij het kind geconstateerd wordt en de ouders hebben al met een kinderopvang een contract voor 12 uur verdeeld over 3 dagdelen hoeft er niets te wijzigen. Het kind gaat voldoende uren

naar een kinderopvang om een VE programma te volgen. Ook de financiële situatie blijft voor de ouders ongewijzigd. Alle uren blijven betaald door de ouders en worden gecompenseerd door een tegemoetkoming van de belastingdienst. De ouders hadden immers deze kosten ook gemaakt als er geen ontwikkelingsachterstand bij het kind was geconstateerd. Deze situatie was voor deze ouders/verzorgers algemeen gebruikelijk (regulier). De houder krijgt echter wel een VE-vergoeding, want zij zullen extra inspanningen moeten verrichten om de peuter VE-programma te laten verlopen.

Het college stelt in het Tarievenbesluit vast hoe hoog de vergoeding van de meerkosten is.

Artikel 4 Weigeringsgronden

In dit artikel wordt aangegeven, dat de voorziening alleen van toepassing is voor peuters, ouders en voorschoolse voorzieningen gevestigd in de gemeente Schagen. Voor elk kind kan maar bij één voorziening een vergoeding aangevraagd worden. Hoe een VE-indicatie verkregen kan worden, stelt het college nader vast (artikel 7.5)

Artikel 5

De hoogte van de tegemoetkomingen en vergoedingen en vergoedingspercentages per inkomenscategorie wordt door het college bepaald en vast gelegd in een tarievenbesluit. Dit houdt in, dat het college kan besluiten voor bepaalde inkomenscategorieën het vergoedingspercentage op nul vast te stellen. Het college kan de tarieven wijzigen wanneer daar aanleiding toe is. Zij kunnen jaarlijks besluiten prijsindexatie toe te passen. Tevens kan het college in het tarievenbesluit aangeven hoe de betaalbaarstelling plaats vindt.

Artikel 6 Voorwaarden tegemoetkoming (VE)-peuterplaats en VE-vergoeding

De houders van een voorschoolse voorziening zijn verplicht de locatie te laten registreren in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen. De opvang dient te voldoen aan de eisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de hieruit voortvloeiende regelgeving.

De opvanglocatie waar VE plaatsvindt moet ook voldoen ook aan de vereisten uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voor- en vroegschoolse educatie. De gemeente heeft echter bij wijze van eigen beleid, de organisaties tot augustus 2015 de tijd gegeven, hun opleidingstraject voor VE-leidsters af te ronden (artikel 23).

Artikel 7 Bevoegdheden college

Het college heeft de bevoegdheid om in aanvulling op deze verordening nadere regels te stellen aan onder meer de uitvoering en kwaliteit van peuterplaatsen en VE-peuterplaatsen. Ook kan het college bepalen, dat het werkproces vereenvoudigd wordt, door de subsidieverlening en vaststelling gelijktijdig te laten plaatsvinden. Bijvoorbeeld door de tegemoetkomingen pas achteraf op basis van werkelijke declaraties uit te betalen.

§ 2.2. Vergoeding Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie

Artikel 8 Te vergoeden activiteiten

Het college kan ouders die in Schagen woonachtig zijn en geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, maar waarbij het op basis van sociale of medische indicatie wel kinderopvang noodzakelijk is, tijdelijk een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang geven. De kinderen kunnen daardoor gedurende een aantal dagdelen naar een kinderopvang gaan. Een vergoeding wordt alleen gegeven als er geen voorliggende voorziening is. De vergoeding heeft een tijdelijk karakter, om in een noodsituatie tijdelijke ontlasting te kunnen bieden. Het is de bedoeling, dat zo snel mogelijk naar een andere oplossing gezocht wordt. Dat kan enerzijds door het oplossen van de sociaal of medische problematiek, bijvoorbeeld door het inschakelen van (professionele) hulp / therapie etc. Of anderzijds kan het zijn dat de opvang van het kind (de kinderen) op een andere manier georganiseerd worden.

Het betreft situatie waarbij ouder en kind volgens de basisadministratie Persoonsgegevens wonen in de gemeente Schagen (zie ook artikel 2).

Artikel 9 Weigeringsgronden

De tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang wordt alleen verstrekt, als er geen andere voorliggende voorziening is. De aanvrager heeft een inspanningsverplichting om de voorziening overbodig te maken. Tevens wordt in dit artikel een inkomensgrens gesteld.

Artikel 10 Hoogte en duur van de vergoeding

De vergoeding heeft een ontlastende functie, een steuntje in de rug, zodat er gelegenheid is te werken aan een andere blijvende oplossing. Dat is de reden, dat er beperkingen aan frequentie en duur zijn gesteld. Er wordt een vergoeding verstrekt voor de goedkoopste adequate oplossing. Dit vraagt maatwerk per situatie. In de ene situatie kan volstaan worden met een gastouderopvang, maar in een andere situatie zal een kinderopvang in een groep meer adequaat zijn.

§ 3. Procedurele bepalingen

§ 3.1. (VE)-Peuterplaatsen

Artikel 11 Aanvraag tegemoetkoming

Hoewel het recht op de tegemoetkoming bepaald wordt door de inkomenssituatie van de ouders, kunnen de houders van de voorschoolse voorzieningen de aanvraag namens de ouders indienen en wordt de tegemoetkoming rechtstreeks betaald aan de houders. De ouders moeten de houder voldoende en juiste informatie geven om de afweging te kunnen maken. Het college kan een aanvraagformulier vaststellen. Een aanvraag voor een vergoeding moet officieel worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders, maar de houder neemt de aanvraag namens het college in behandeling. Zij dragen daarmee verantwoordelijkheid voor de correcte beoordeling. De aanvraag dient te voldoen aan de eisen zoals genoemd in dit artikel. Bij onvoldoende informatie kan de kinderopvang geen juiste afweging maken. De gemeente stelt de tegemoetkoming betaalbaar aan de houder, dat houdt in, dat bij eventuele terugvordering de gemeente zich zal wenden tot de kinderopvangorganisatie. Het is daarmee in het belang van de kinderopvang organisatie, dat de gemeente de rechtmatigheid van hun afweging tijdig controleert en al dan niet bevestigt in een beschikking.

De houder dient een (verzamel) aanvraag voor de tegemoetkoming(en) en vergoeding(en) in bij het college. De vergoedingen kunnen vooruit worden verleend en achteraf op basis van daadwerkelijk feitelijke gegevens worden vastgesteld. Immers van te voren is niet bekend hoe lang een kind bij de aanbieder blijft of de inkomenssituatie van de ouders kan wijzigen, waardoor het recht wijzigt. De ouders zijn dan ook verplicht om bij wijzigingen die van invloed zijn op het recht van de tegemoetkoming, deze per direct bekend te maken bij de kinderopvangorganisatie (artikel 18). De exacte uitvoeringsprocedures en inrichting van het administratieve proces is een bevoegdheid van het college. Zij kunnen hier nadere regels voor stellen.

De VE-vergoeding wordt maximaal tot het einde van het lopende kalenderjaar verstrekt aan de houder die de vergoeding heeft aangevraagd, met daarbij de door de gemeente gevraagde onderbouwing. De VE-vergoeding is een jaarlijkse vergoeding die de instelling ontvangt voor de extra kosten van een ingevulde VE-plaats. Voor elke maand dat een VE-plaats is ingevuld ontvangt de houder een twaalfde deel van de VE-vergoeding.

Het Consultatiebureau JGZ (Jeugdgezondheidszorg) van de GGD Hollands Noorden begeleidt vrijwel alle kinderen in Schagen bij hun groei, gezondheid en opvoeding. De pedagogisch medewerker van de voorschoolse voorziening begeleidt de kinderen alle weken gedurende meerdere uren. Dankzij de hoogwaardige opleiding en afgestemde observatiemethoden zijn zij goed en eerder in staat een ontwikkelingsachterstand bij kinderen te signaleren. Beide zullen een rol bij de indicatiestelling voor een VE aanbod vervullen. De werkprocedure voor de indicatiestelling wordt door het college vastgesteld.

Artikelen 12 en 13 Verlening en vaststelling van de tegemoetkoming

De beschikking is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld. De beslistermijn op een aanvraag is twaalf weken, de gemeente zal zich inspannen een besluit binnen acht weken te nemen.

In overleg met de kinderopvangorganisaties worden werkprocedures opgesteld over de frequentie van verantwoording. Het college kan beleidsregels voor de nadere uitvoering opstellen. Tevens is het bij de bevoegdheden van het college opgenomen, dat zij kunnen besluiten het werkproces zodanig vorm te geven, dat de verlening en vaststelling in één handeling verricht wordt.

§ 3.2. Kinderopvang op basis van Sociaal Medische Indicatie

Artikel 14 Aanvraag van de tegemoetkoming

De aanvraag van de indicatiestelling en de aanvraag van de tegemoetkoming kunnen gelijktijdig in één formulier bij het college worden aangevraagd. Ook de toekenning van zowel de indicatiestelling als de tegemoetkoming kunnen in één beschikking plaatsvinden. Bij de behandeling van de aanvraag wordt eerst bepaald of het inkomen niet boven de inkomensgrens ligt en of er een voorliggende voorziening is, daarna wordt de indicatie gesteld en vervolgens de hoogte van de tegemoetkoming bepaald. De tegemoetkoming wordt overgemaakt op basis van de werkelijke kosten aan de kinderopvangorganisatie. De gemeente betaalt de tegemoetkoming op basis van de daadwerkelijk nota achteraf, dit vormt direct de vaststelling van de tegemoetkoming. De verantwoording achteraf is op deze manier vormgegeven. De gemeentelijke tegemoetkoming zal slechts een deel van de totale kosten dekken. Het andere deel van de kosten brengt de kinderopvang bij de ouders in rekening.

Artikel 15 Onderzoek en indicatiestelling

Het college kan bepalen welke gegevens nodig zijn om tot een besluit te komen. De wijze waarop de indicatie gesteld wordt kan nader bepaald worden. Indien er reeds bij de gemeente bijvoorbeeld ten gevolge van het toekennen van andere (WMO) voorzieningen voldoende situationele inhoudelijke gegevens bekend zijn is het mogelijk, dat het college van oordeel is, dat deze gegevens gebruikt mogen worden en deze toereikend zijn. In andere situaties kan het college een onafhankelijke (medisch) adviseur advies vragen.

De indicatie bestaat zowel uit het vaststellen van de noodzaak alsmede de vorm van kinderopvang (gastouder, danwel kinderdagopvang, BSO of medisch kinderdagverblijf), het aantal uren per week en de duur van de indicatie.

Artikel 16 Verplichtingen van de ouder

De ouder(s) / verzorgers gaan een contract aan met de kinderopvangorganisatie en zijn verantwoordelijk voor de inhoud, zoals de geldigheidsduur c.q. afstemming van het aantal uren op de gemeentelijk beschikking. Zij dienen het contract tijdig te beëindigen. Om één en andere procedureel eenvoudig te maken moeten ouder(s) toestemming geven voor het uitwisselen van informaties tussen medisch adviseur en gemeente. Hier wordt in voorzien door een vraag in het aanvraagformulier.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 17 Verplichtingen van de ouder

Ouder(s) verzorgers zijn tevens verplicht wijzigingen die van invloed zijn op het recht op de tegemoetkoming, onverwijld aan het college en aan de houder te melden. De houder is uitvoerder namens het college en moeten namens het college over de juiste informatie beschikken om de tegemoetkoming terecht bij de gemeente te kunnen innen. Onder onverwijld verstaan wij binnen vier weken, nadat de wijziging zich heeft voorgedaan.

Als een ouder / verzorger de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hiervan ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het te veel betaalde bedrag terugvorderen. Ook is het mogelijk om in aanvulling hierop een bestuurlijke boete aan de betreffende ouder op te leggen.

Bij eventuele terugvordering van de vergoedingen en tegemoetkomingen zijn de bepalingen van de subsidietitel van de Awb van toepassing.

Artikel 18 Overgangsrecht

Belanghebbenden met een lopende vergoeding voor kinderopvang op basis van SMI, mogen van deze beschikking gebruik blijven maken tot en met 31 december 2014. Daarna vervalt de oude regeling ook voor hen. Indien de nieuwe regeling gunstiger is voor belanghebbenden, kunnen de belanghebbenden de oude beschikking in laten trekken en een nieuwe aanvraag indienen.

Artikel 19 Subsidieplafond

De gemeenteraad stelt jaarlijks in de begroting een plafond vast voor peuterplaatsen en kinderopvang op basis van SMI. Als het plafond bereikt is, worden er geen aanvragen meer toegekend. Het financieel plafond betreft niet de VE-peuterplaatsen aangezien dat een gemeentelijke verplichting betreft vanuit de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (2010).