Regeling vervallen per 31-12-2012

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Geldend van 09-04-1998 t/m 30-12-2012

Intitulé

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen

Het college van burgemeester en wethouders:

gelet op de artikelen 6, derde lid, 13, eerste lid en 14, eerste lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikelen 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid van de Gemeentewet en de betreffende bepalingen van de belastingverordeningen;

Besluit:

vast te stellen de volgende:

Regeling met betrekking tot de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 1 Reikwijdte van de regeling

De in deze regeling opgenomen regels gelden bij de heffing en de invordering van de gemeentelijke belastingen op grond van de onderscheiden belastingverordeningen voor zover deze regels in artikel 4 voor de betreffende gemeentelijke belasting van toepassing is verklaard.

Artikel 2 Aangifte

  • 1. De belastingplichtige die niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar is uitgenodigd tot het doen van aangifte of aan wie niet binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen een maand na afloop van die zes maanden bij artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de gemeentewet bedoelde gemeente-ambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeente-ambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

Artikel 3 Rente

  • 1. Het percentage van de invorderingsrente volgt het percentage dat op grond van artikel 29 van de Invorderingswet 1990 voor het betreffende kalenderkwartaal voor de rijksbelastingen is vastgelegd.

  • 2. Bij de invordering van de gemeentelijke belastingen vindt de ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 overeenkomstige toepassing.

  • 3. In afwijking van de in het tweede lid bedoelde regeling wordt geen invorderingsrente in rekening gebracht indien deze in totaal een bedrag van f 50.- niet te boven gaat.

Artikel 4 Gelding voor gemeentelijke belastingen

Met betrekking tot:

  • a.

    de onroerende-zaakbelastingen vinden de artikelen 2, eerste lid, en 3 van toepassing;

  • b.

    de forensenbelasting vinden de artikelen 2, eerste lid en 3 toepassing;

  • c.

    de toeristenbelasting vinden de artikelen 2, eerste lid en 3 toepassing;

  • d.

    de hondenbelasting vinden de artikelen 2 en 3 toepassing;

  • e.

    het rioolrecht vinden de artikelen 2 en 3 toepassing;

  • f.

    de afvalstoffenheffing vindt artikel 3 toepassing;

  • g.

    begrafenisrechten vindt artikel 3 toepassing;

  • h.

    de leges vindt artikel 3 toepassing;

  • i.

    het staangeld vindt artikel 3 toepassing;

  • j.

    de lig- en kadegelden vindt artikel 3 toepassing;

  • k.

    de precariobelasting vindt artikel 3 toepassing;

Artikel 5 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als Regeling gemeentelijke belastingen.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van 24 maart 1998,
, burgemeester
, secretaris