Regeling vervallen per 01-03-2017

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren Scherpenzeel 2010

Geldend van 01-04-2013 t/m 28-02-2017

Intitulé

Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren Scherpenzeel 2010

De raad van de gemeente Scherpenzeel,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 april 2010,

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8a van de Wet werk en bijstand en artikel 12 eerste lid onderdeel c van de Wet investeren in jongeren,

besluit

  • 1.

    De Handhavingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren Scherpenzeel 2010 vast te stellen.

  • 2.

    De Handhavingsverordening Wet werk en bijstand Scherpenzeel welke is vastgesteld op 10 juli 2008 in te trekken.

HANDHAVINGSVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND EN WET INVESTEREN IN JONGEREN SCHERPENZEEL 2010

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB)en de Algemene wet bestuursrecht (Awb.)

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Scherpenzeel

    • b.

      wet: de Wet werk en bijstand (WWB) en de Wet investeren in jongeren (WIJ);

    • c.

      bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

    • d.

      algemene bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 5, sub b van de WWB;

    • e.

      bijzondere bijstand; de bijstand bedoeld in artikel 5 , sub d van de WWB;

    • f.

      bestuurlijke boete: het opleggen van een boete op grond van artikel 18a van de Wwb.

    • g.

      [vervallen]

    • h.

      [vervallen]

Artikel 2 Fraudepreventie

  • 1. Het college voert een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel daarvan is de wijze waarop het college belanghebbenden informeert over de rechten en de plichten die aan het ontvangen van bijstand zijn verbonden en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

  • 2. Ter controle van de aanvraag wordt onder meer gebruik gemaakt van bestandsvergelijingen met actuele gegevens en van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen.

Artikel 3 Controle

  • 1. Het college doet stelselmatig onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand en kan daarbij gebruik maken van huisbezoeken, bestandsvergelijkingen alsmede de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het college onderzoekt daarnaast overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op bijstand, een werkleeraanbod en/of een inkomensvoorziening.

  • 2. Het college doet onderzoek naar de reden van de beëindiging van de bijstand en neemt op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de verstrekte voorzieningen alsmede de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

Artikel 4 Varlagen van de bijstand/inkomensvoorziening

  • 1. Indien belanghebbende onjuiste, onvolledige of in het geheel geen inlichtingen verstrekt die van invloed zijn of kunnen zijn op het recht op bijstand legt het college een bestuurlijke boete op met inachtneming van de artikelen 18a van de Wwb.

  • 2. De bestuurlijke boete wordt betaald of verrekend met inachtneming van de artikelen 8 lid 1 onder i., 60, 60a, 60b , 60c van de Wwb.

Artikel 5 Aangifte bij het Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 4 leidt tot benadeling van de gemeente, doet het college, onverminderd de mogelijkheden als in eerder vermeld artikel gesteld, aangifte bij het openbaar Ministerie, in overeenstemming met de door het Openbaar Ministerie op dit punt gehanteerde uitgangspunten.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening als toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Handhavingsverordening Wet werk en bijstand Scherpenzeel”.

Artikel 8 Ingangsdatum

Deze verordening treedt met ingang van 1 juli 2010 in werking.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 20 mei 2010,
 
 
 
 
B.S. van Ginkel-Schuur                     J.J.H. Colijn-de Raat Griffier (wnd.)                                               voorzitter

TOELICHTING

Algemene toelichting

Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 8a van de Wet werk en bijstand (WWB) en artikel 12 van de Wet investeren in jongeren (WIJ) gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van beide wetten.

Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken.

Mede gelet op de grote verwantschap tussen beide wetten en de toepasbaarheid wordt het gemeentelijk beleid over misbruik en oneigenlijk gebruik in één Handhavingsverordening vastgelegd.

De verordening mag slechts betrekking hebben op (uitgangspunten voor) het financiële beleid en het financiële beheer bij de gemeente. De wetgever heeft niet beoogd de gemeenteraad de bevoegdheid te geven door middel van de in artikel 8a van de WWB bedoelde verordening te interveniëren in de bij de artikelen 58 en 59 van de WWB aan het college toegekende discretionaire bevoegdheid.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.

Voor de gehanteerde begrippen wordt, tenzij anders is vermeld, verwezen naar de Wet werk en bijstand, de Wet investeren in jongeren en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2.

Hierin krijgt het college de opdracht beleid te ontwikkelen ter voorkoming van fraude.

Binnen onze gemeente wordt hieraan uitvoering gegeven middels de methodiek van “Hoogwaardig Handhaven”.

Hoogwaardig handhaven houdt in, dat bij de uitvoering van de regelgeving fraude zo effectief en efficiënt mogelijk wordt voorkomen en bestreden.

Instrumenten die inhoud geven aan hoogwaardig handhaven zijn:

  • -

    Voorlichting: het goed en vroegtijdig informeren van cliënten over hun rechten en plichten alsmede handhaving, bijvoorbeeld door middel van de cursus “In en uit de bijstand”;

  • -

    Poortwachter: het nagaan of aanvrager ook daadwerkelijk recht heeft op een voorziening en of de hoogte daarvan correct wordt vastgesteld, waarbij het uitgangspunt "werk boven uitkering" voorop staat;

  • -

    V erificatie en validatie: het controleren van de noodzakelijke gegevens aan de hand van bewijsstukken die door de klant worden overgelegd, teneinde zekerheid te krijgen omtrent de volledigheid van de gegevens en inlichtingen controle bij externe instanties;

  • -

    Risicoprofielen: cliënten indelen in trajecten aan de hand van risicoprofielen;

  • -

    Afspraken met partners in de keten: afspraken met partners (UWV en re-integratiebedrijven) om de gemeente te informeren wanneer de cliënt zich niet houdt aan zijn/haar verplichtingen;

  • -

    Mutatie formulier: het inleveren van een mutatieformulier bij een wijziging in de situatie van belanghebbende;

  • -

    Signaalsturing (controle op maat): het volgen van cliënten indien zaken opvallen die zouden kunnen duiden op frauduleus gedrag;

  • -

    Bestandsvergelijkingen: koppeling van het cliëntenbestand aan die van andere instanties, hierdoor is maandelijks te zien welke klanten inkomsten hebben waarover belasting en premies worden geheven, waarmee witte fraude zeer snel wordt ontdekt en grotendeels voorkomen. Ook worden via het inlichtingenbureau gegevens beschikbaar gesteld aan UWV, andere gemeenten, ziekenfondsen en de informatiebeheergroep (studiefinanciering).

  • -

    Afstemmen van de WWB dan wel het treffen van een maatregel in het kader van de WIJ: snel en kort na geconstateerd verzuim daadwerkelijk sanctioneren;

  • -

    Sociale recherche: samenwerking met de sociale recherche van de gemeente Amersfoort.

Het bestrijden van fraude verlegt zich meer en meer naar het moment waarop de potentiële klant een beroep doet op een voorziening. Een goede controle op de aanvraag voorkomt dat klanten ten onrechte een voorziening krijgen.

De controle wordt voorafgegaan door voorlichting en heldere communicatie over het fraudebeleid van de gemeente.

Artikel 3.

Tijdens de looptijd van een voorziening wordt fraude eveneens bestreden. Middelen die hiervoor worden ingezet, zijn de bestandkoppelingen. Een voorbeeld hiervan is het Inlichtingenbureau.

Artikel 4.

Als belanghebbende niet aan zijn (inlichtingen)verplichtingen voldoet, wordt conform de Afstemmingsverordening van de WWB en de Maatregelenverordening van de WIJ de uitkering verlaagd, onverminderd de mogelijkheden van terugvordering van bijstand dan wel inkomensvoorziening.

Artikel 5.

Bij benadeling van de gemeente dient met inachtneming van de richtlijnen van het ministerie aangifte van fraude te worden gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Artikel 6.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7.

Verwezen wordt naar het gestelde hierover bij de algemene toelichting.

Artikel 8.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 9.

Verwezen wordt naar het gestelde hierover bij de algemene toelichting.