Verordening antidiscriminatievoorziening gemeente Schiedam 2010

Geldend van 28-01-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening antidiscriminatievoorziening gemeente Schiedam 2010

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Wet: de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • 2. Besluit: het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • 3. De antidiscriminatievoorziening: antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • 4. Klacht: klacht bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de wet.

  • 5. Klachtbehandelaar: klachtbehandelaar als bedoeld in artikel 1 van het besluit.

  • 6. Klager: Klager als bedoeld in artikel 1 van het besluit.

  • 7. Ingezetene: ingezetene als bedoeld in artikel 2 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Zorgplicht college van burgemeester en wethouders

  • Het college van burgemeester en wethouders van Schiedam biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.

Artikel 3 Inrichting antidiscriminatievoorziening

  • Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de voorziening gewaarborgd.

    • 1.

      De antidiscriminatievoorziening draagt er zorg voor dat de klachtbehandelaars voldoen aan de voor klachtenbehandeling vereiste deskundigheid en biedt de klachtbehandelaars de mogelijkheid hun deskundigheid te onderhouden en verder te ontwikkelen.

    • 2.

      De klager heeft in ieder geval de mogelijkheid om een klacht te melden:

      • -

        Per post;

      • -

        Per e-mail;

      • -

        Telefonisch;

      • -

        Op een door de gemeente beschikbaar gestelde locatie als bedoeld in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 4 Protocol klachtenbehandeling

  • Het protocol voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 6 van de wet regelt in ieder geval:

    • a.

      De afdoeningstermijn van klachten;

    • b.

      De wijze van afdoening van klachten;

    • c.

      De registratie van klachten.

Artikel 5 Laagdrempeligheid antidiscriminatievoorziening

    • 1.

      Ingezetenen worden in de gelegenheid gesteld een klacht in hun directe leefomgeving te melden.

    • 2.

      De gemeente Schiedam, die aansluiting heeft bij een regionaal antidiscriminatiebureau, kan overeenkomen dat deze melding op een locatie in Schiedam plaatsvindt.

    • 3.

      Het college draagt zorg voor de deskundigheid van de medewerkers die deze meldingen op adequate manier opneemt en doorverwijst.

    • 4.

      Klager wordt door de medewerkers doorgeleid naar de antidiscriminatievoorziening.

Artikel 6 Verslaglegging

  • 1. De antidiscriminatievoorziening brengt jaarlijks vóór 1 maart verslag uit aan het college van burgemeester en wethouders van Schiedam over de door de antidiscriminatievoorziening in het daaraan voorafgaande kalenderjaar geregistreerde klachten. 2. Het college van burgemeester en wethouders van Schiedam zendt dit verslag jaarlijks vóór 1 april door aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De gemeenteraad ontvangt hiervan een afschrift.

Artikel 7 Inwerkingtreding

  • Deze verordening treedt in werking op 28 januari 2010.

Artikel 8 Citeertitel

  • Deze verordening wordt aangehaald als:

    Verordening antidiscriminatievoorziening Schiedam 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 4 november 2010 De griffier, J. Gordijn
De voorzitter, W.M. Verver-Aartsen

TOELICHING

ALGEMEEN

Artikel 1 van de wet legt het college van burgemeester en wethouders op om toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening. Zie ook de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.

Artikel 2, tweede lid, van de wet wordt opgedragen dat de gemeenteraad stelt “met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast omtrent de inrichting van de antidiscriminatievoorziening , bedoeld in artikel 1, en de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.” De wet is als bijlage toegevoegd aan deze verordening.

De wet is nader ingevuld in een Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld op 16 september 2009, het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorziening. Het besluit is als bijlage toegevoegd aan deze verordening.

Nu veel van de nadere invulling die de wet behoeft is geregeld in het besluit, kan deze verordening beknopt blijven.

De Handreiking Iedereen=Gelijk: lokale aanpak discriminatie zal als ondersteuning dienen bij de uitvoering van de Algemene Maatregel van Bestuur en deze verordening.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 2

Zoals in het algemene deel van deze toelichting al aangegeven, is deze zorgplicht opgenomen in artikel 1 van de wet. In wetstechnische zin is het dan ook niet noodzakelijk om deze hier te herhalen. Er is voor gekozen om dat wel te doen, nu deze zorgplicht zozeer de kern van deze regelgeving uitmaakt, dat het opnemen ervan sterk bijdraagt aan de begrijpelijkheid van deze verordening.

Artikel 3

Met deze bepaling wordt nader invulling gegeven aan artikel 3 van het besluit, dat luidt: “Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening gewaarborgd”. Ook op de verantwoordelijkheid met de omgang met gegevens zal worden toegezien. Er is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk.

De antidiscriminatievoorziening dient aan te geven of ze beschikt over een opleidingprotocol waar klachtbehandelaars gebruik van kunnen maken. Ook moet worden aangegeven hoe vaak van behandelaars wordt verwacht aan een opleiding deel te nemen. Het landelijke expertisebureau van Art.1 kan de opleidingen en cursussen verzorgen.

De gemeente draagt er zorg voor dat de burger zich zowel fysiek als niet- fysiek kan melden.

De mogelijkheid om zich fysiek op locatie te kunnen melden betekent tevens dat een burger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn waar hij of zij terecht kan om te melden. De gemeente draagt zorg voor de aanwezigheid van een locatie. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een bestaande balie (zie ook de toelichting bij artikel 5). Uiteraard kan ook worden afgesproken dat de antidiscriminatievoorziening op locatie aanwezig is, zodat klachten direct bij de voorziening kunnen worden ingediend.

Bij niet-fysiek wordt verstaan dat de mogelijkheid bestaat voor de burger via sms, telefoon (0900 landelijk en 0900 ADV), brief of email om de klacht te melden of in te dienen.

Ook hier geldt dat op de gemeente een zorgplicht rust om ervoor zorg te dragen dat burgers kennis kunnen nemen van deze mogelijkheden.

Artikel 4

Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 6 van het besluit dat luidt: “De antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten”. Daarbij is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk.

Artikel 5

De wet vermeldt dat de antidiscriminatievoorziening zich in de leefomgeving van burgers moet bevinden. De memorie van toelichting geeft aan dat het gemeenten vrij staat om daar op een praktische wijze invulling aan te geven. De voorziening hoeft dan ook niet in de gemeente zelf aanwezig te zijn. Een gemeente kan zich bijvoorbeeld aansluiten bij een (bestaande) regionale antidiscriminatievoorziening. Ook kan de gemeente aansluiting zoeken bij het regionaal discriminatieoverleg (RDO) waar politie, openbaar ministerie en antidiscriminatievoorzieningen overleg voeren over discriminatie incidenten en deze in zaaksoverzichten opnemen.

Voor de nodige laagdrempeligheid kan dan worden gezorgd door een doorverwijsfunctie of meldpunt te creëren bij bestaande gemeentelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een loket burgerzaken, slachtofferhulp of WMO-loket.

Een gemeente kan er ook voor kiezen deze toegang een meer inhoudelijk karakter te geven door een eigen frontoffice in te richten. Daarbij moet het voor klagers ondubbelzinnig duidelijk zijn dat een gemeentelijk loket een luisterend oor en de nodige deskundigheid kan bieden, maar dat het zijn taak is om de klager door te geleiden naar de antidiscriminatievoorziening. In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de antidiscriminatievoorziening onafhankelijk is en op geen enkele wijze onder het gezag van de (gemeentelijke) overheid kan vallen. Het gemeentelijk loket kan dan ook op geen enkele manier in de plaats treden van de antidiscriminatievoorziening.

Artikel 6

Op grond van artikel 3 van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen rust op het college de plicht om jaarlijks (vóór 1 april) verslag uit te brengen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de door de antidiscriminatievoorziening in het daaraan voorafgaande kalenderjaar geregistreerde klachten. Het is duidelijk dat de informatie voor dit verslag bij de antidiscriminatievoorziening zelf gezocht moet worden. Daarom is in dit artikel de plicht om verslag uit te brengen overgeheveld van het college op de antidiscriminatievoorziening zelf. Omdat aan de antidiscriminatievoorziening de plicht wordt opgelegd om te voldoen aan het gestelde in de wet en het besluit, berust de wettelijke plicht te voldoen aan artikel 3 van de wet, via deze verordening bij de antidiscriminatievoorziening. Om het college een maand te tijd te geven het verslag dat zij binnenkrijgt van de antidiscriminatievoorziening door te sturen aan de Minster van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, wordt de antidiscriminatievoorziening verplicht dit verslag aan het college te sturen vóór 1 maart.

Artikel 7

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 8

Deze bepaling behoeft geen toelichting.