Regeling vervallen per 01-01-2014

Nota Voortgang Coffeeshopbeleid Schiedam

Geldend van 01-01-2014 t/m 31-12-2013

Intitulé

Nota Voortgang Coffeeshopbeleid Schiedam

Inleiding

De burgemeester heeft in het najaar van 1997, in nauw overleg met de Officier van Justitie en de districtsmanager van de regiopolitie Rotterdam-Rijnmond, het Schiedamse coffeeshopbeleid vastgesteld. Op 27 oktober 1997 is door de gemeenteraad de beleidsnota Coffeeshopbeleid Schiedam vastgesteld. Dit beleid is op 1 februari 1998 in werking getreden.

Door middel van twee korte notities van 2 maart 1998 en 16 september 1998 is de commissie voor Algemene en Economische Zaken geïnformeerd over de stand van zaken van de aanvragen, de uitvoering en de handhaving. In de onderhavige notitie zullen de uitgangspunten van het Schiedamse Coffeeshopbeleid geëvalueerd worden, nieuwe regelgeving en de gevolgen daarvan besproken worden en wordt tenslotte een aanvulling gegeven op het beleid, zoals is geformuleerd in de bovengenoemde beleidsnota Coffeeshopbeleid Schiedam.

1.Evaluatie uitgangspunten van het coffeeshopbeleid Schiedam

In de beleidsnota Coffeeshopbeleid Schiedam zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • 1.

    Consolideren van het aantal coffeeshops in Schiedam;

  • 2.

    Scheiding alcoholschenkende en cannabisverkopende horeca;

  • 3.

    Strikt handhavingsbeleid;

  • 4.

    Geen verkoop buiten de alcoholvrije horeca: hieronder dient te worden verstaan geen verkoop buiten de vergunde verkooppunten.

Deze uitgangspunten zullen hieronder besproken worden.

1.1. Consolideren van het aantal coffeeshops in Schiedam

Uit de door de politie opgestelde inventarisatie van augustus 1997 bleek dat Schiedam op dat moment 12 cannabisverkooppunten had. Zes daarvan hebben vervolgens gekozen voor de speciale exploitatievergunning, waarbij het horecabedrijf zich kan beroepen op de justitiële gedoogrichtlijn (verder in deze notitie "coffeeshop"). Zowel in de korte notitie van 2 maart 1998 als die van 16 september 1998 is aan de commissie voor Algemene en Economische Zaken medegedeeld dat dit aantal van zes geconsolideerd zou worden. Tevens werd daarbij gesteld dat nieuwe aanvragen voor coffeeshops afgewezen zouden worden. Er is in de afgelopen 2 jaar viermaal geïnformeerd naar de mogelijkheden om een nieuwe coffeeshop in Schiedam te mogen exploiteren.

In 1998 zijn aan de volgende vijf coffeeshops exploitatievergunningen verleend:

AdresNaam

  • 1.

    Branderssteeg 3-7 No Return

  • 2.

    Broersveld 3 Mik-Mak

  • 3.

    Hoofdstraat 311 Juijn/Pas op

  • 4.

    Parkweg 373 Spoenk

  • 5.

    Rotterdamsedijk 266 Fat Freddy's Cat

De aanvraag voor de coffeeshop gevestigd op de Vlaardingerdijk 349 BI is door de burgemeester geweigerd. Deze juridische procedure is inmiddels afgerond en dit besluit is inmiddels onherroepelijk geworden.

Zoals bepaald in de beleidsnota zijn de bovenstaande exploitatievergunningen voor een periode van één jaar verleend. Het daaropvolgende jaar hebben dezelfde nog overgebleven vijf coffeeshops wederom een vergunning aangevraagd om hun horecabedrijf voort te mogen zetten als coffeeshop. De aanvraag voor de coffeeshop gevestigd in de Branderssteeg 3-7 heeft de burgemeester geweigerd. Deze juridische procedure is nog niet afgerond. Aan de andere vier coffeeshops zijn wederom voor één jaar de speciale exploitatievergunningen verleend.

Allereerst kan worden geconcludeerd dat de gewenste vermindering van het aantal coffeeshops is gerealiseerd. Vóór 1 februari 1998 was immers sprake van 12 cannabisverkooppunten. De doorgevoerde scheiding tussen alcoholschenkende en cannabisverkopende horeca is daar grotendeels debet aan. De helft van de cafés die voorheen ook cannabis verkochten, hebben er de voorkeur aangegeven (meestal min of meer gedwongen door brouwerijcontracten, en dergelijke) hun oorspronkelijke exploitatievorm te handhaven. Daardoor is het aantal aanvragen blijven steken op zes.

Een tweede constatering is dat er ook een sanering is gerealiseerd. Door de weigering van de aanvraag Vlaardingerdijk 349 BI, is eind augustus 1999 het aantal coffeeshops in Schiedam op vijf gekomen. Tevens zal indien het besluit ten aanzien van de aanvraag Brandersteeg 3-7 in de beroepsprocedure stand houdt, het aantal coffeeshops in Schiedam op vier uitkomen.

Een derde constatering is de redelijk goede spreiding van de coffeeshops over het grondgebied van Schiedam. Een en ander is in beeld gebracht door de bijgevoegde overzichtskaart.

1.2. Scheiding alcoholschenkende en cannabisverkopende horeca

Deze beleidsdoelstelling om zo snel mogelijk te komen tot een situatie waarbij de kleinschalige cannabisverkoop uitsluitend voorkomt in – de alcoholvrije – coffeeshop is in principe per 1 februari 1998 bereikt. Twee keer is verkoop van cannabis vastgesteld in een alcohol schenkend horecabedrijf (met een vergunning op grond van de Drank- en Horecawet): Appelmarkt 2b en Vlaardingerdijk 349 BII. Hiertegen is in beide gevallen door middel van een tijdelijke sluiting van 3 maanden opgetreden. Bij deze sluitingen heeft de burgemeester - als derde burgemeester in Nederland (bij de sluiting van Appelmarkt 2b) - gebruik gemaakt van het op 21 april 1999 in werking getreden artikel 13b van de Opiumwet omdat er een middel als bedoeld in artikel 3 van de Opiumwet was verkocht c.q. verstrekt dan wel daartoe aanwezig was. Met deze besluiten heeft de burgemeester een duidelijk signaal afgegeven dat verkoop van cannabisproducten vanuit andere horecabedrijven dan de vergunde coffeeshops, niet door hem getolereerd wordt. Dit uitgangspunt blijft de aandacht van de politie en de burgemeester behouden. Bij een constatering zal zowel strafrechtelijk als bestuurlijk direct opgetreden worden.

1.3. Strikt handhavingsbeleid

De handhaving van het coffeeshopbeleid hebben de diverse wijkteams van de Politie Rotterdam-Rijnmond, district Schiedam, onder de coördinatie van de afdeling Bijzondere Wetten ter hand genomen. In Schiedam worden per jaar structureel drie á vier grote integrale horecacontroles gehouden. Daarbij worden de gecontroleerde horecabedrijven tegelijkertijd door diverse instanties (w.o. de Vreemdelingendienst, Sociale recherche, Belastingdienst, Brandweer en Buma Stemra) bezocht. Daarnaast wordt er door de politie het gehele jaar gecontroleerd, zowel steekproefsgewijs als indien daartoe aanleiding– bijvoorbeeld bij klachten van bewoners - voor is. Bij bovenstaande controles krijgen de coffeeshops en de voormalige cannabisverkooppunten extra aandacht. Het gaat dus hierbij niet alleen om controle van de coffeeshops met de speciale exploitatievergunning, maar zeker ook om controle op de verkoop van cannabisproducten vanuit andere inrichtingen.

Met uitzondering van de coffeeshops Vlaardingerdijk 349BI en Branderssteeg 3-7 zijn er weinig overtredingen bij de coffeeshops geconstateerd. In geen van de geregistreerde verkooppunten zijn harddrugs of alcohol aangetroffen. Wel is een aantal klachten van omwonenden ontvangen. Deze hadden betrekking op het exploiteren van een terras, het verstrekken van cannabisproducten aan een minderjarige en het te vroeg openen van de coffeeshop. Naar aanleiding van de geuite klachten zijn ter zake mondelinge waarschuwingen gegeven en is een begin gemaakt met dossiervorming. Er is echter geen aanleiding geweest om het stappenplan van bestuurlijke handhaving toe te passen. Wel is de aanvraag voor het tweede jaar voor de coffeeshop Branderssteeg 3-7 geweigerd. Dat het stappenplan in het laatste geval niet gevolgd is, heeft o.a. te maken met de korte geldigheidsduur van de speciale exploitatievergunningen van één jaar. Doordat nu de geldigheidsduur van de speciale exploitatievergunning wordt verlengd van 1 naar 2 jaar, is de verwachting dat meer behoefte zal gaan bestaan aan het gebruik van de handhavinginstrumenten.

Binnen het politiekorps Rotterdam-Rijnmond, district Schiedam had en heeft de handhaving van de horeca – waaronder de coffeeshops - prioriteit. In het districtsjaarplan is dit wederom vastgelegd. Het is belangrijk dat er voortdurend door alle partijen aan de handhaving aandacht wordt besteed. Deze nota is dan ook besproken in het Bestuurlijk Justitieel Overleg (BJO).

1.4.Geen verkoop buiten de vergunde verkooppunten

Ook ten aanzien van niet-vergunde verkooppunten voert de burgemeester een strikt handhavingbeleid. Verwezen wordt naar de incidenten vermeld onder 1.2.

2.Nieuwe wetgeving: de Wet ‘Damocles’

2.1.Bestuursdwangbevoegdheid in artikel 13b van de Opiumwet

Op 21 april 1999 is de Wet ‘Damocles’ in werking getreden. De Wet ‘Damocles’ komt neer op het in de Opiumwet opnemen van een bestuursdwangbevoegdheid van de burgemeester. Tot dan toe was het Openbaar Ministerie de enige handhaver van de Opiumwet en kon tegen overtredingen van de Opiumwet uitsluitend strafrechtelijk worden opgetreden. Sinds de wetwijziging is de burgemeester op grond van het nieuwe artikel 13b van de Opiumwet bevoegd bestuursdwang toe te passen, als er in voor publiek toegankelijke lokalen drugs worden verhandeld. Voor coffeeshops hangt dit nieuwe bestuurlijke instrument als het spreekwoordelijke zwaard boven het hoofd: als zij zich niet aan de in het lokale coffeeshopbeleid gestelde regels houden, kan bestuursrechtelijk worden opgetreden.

Door deze nieuwe bevoegdheid is de effectiviteit van de uitvoering van het lokale coffeeshopbeleid vergroot. De bestuursrechtelijke handhaving van de AHOJG-criteria en eventuele aanvullende gemeentelijke voorwaarden is namelijk aanmerkelijk eenvoudiger geworden. Voor de inwerkingtreding van de Wet ‘Damocles’ moest gemeentelijk optreden steeds worden gebaseerd op het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Na invoering van de Wet ‘Damocles’ kan een enkele overtreding van de Opiumwet reeds de grondslag vormen voor bestuurlijk optreden, mits ondersteund door consistent beleid.

Met de invoering van ‘Damocles’ ontstaat er een nieuwe juridische grondslag en zal het lokale coffeeshopbeleid voortaan mede worden gebaseerd op artikel 13b van de Opiumwet.

2.2.Volksgezondheidsaspecten

Op dit moment is het zo dat het lokale beleid via de ‘omweg van de overlast’ is gemotiveerd. De juridische titel voor het gemeentelijke coffeeshopbeleid is immers beperkt tot de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Volksgezondheidsbelangen zijn in de motivering van het beleid derhalve vaak bewust omzeild. Argumenten als de bescherming van jeugdigen, het voorkomen van verslaving enzovoorts speelden wel altijd al een rol, maar werden of niet expliciet genoemd, of in relatie gebracht met de overlast die dit tot gevolg heeft. Nu kunnen volksgezondheidsaspecten voortaan expliciet aan het beleid ten grondslag worden gelegd en kunnen er met een beroep op de volksgezondheid in het kader van de preventie en voorlichting ook verdergaande eisen worden gesteld aan coffeeshops. Hierbij geldt als begrenzing dat het gebruik van het volksgezondheidsbelang niet mag indruisen tegen het eveneens op de volksgezondheid gebaseerde landelijke beleid op dit punt.

3. Verdere beleidsontwikkeling

3.1.Aantal verkooppunten

De eerste doelstelling van het coffeeshopbeleid – consolideren van het aantal verkooppunten - is bereikt. Het aantal verkooppunten is zelfs verminderd. De vraag doet zich voor in hoeverre daarmee ruimte is ontstaan voor een verdere uitbouw van het coffeeshopbeleid. Het gaat daarbij zowel om kwantitatieve als om kwalitatieve criteria.

Nu het aantal verkooppunten is gereduceerd, komt de vraag op of er ruimte is voor, dan wel behoefte is aan uitbreiding van het aantal verkooppunten. Noch van politie, noch van de GGD-NWN en het Boumanhuis zijn signalen ontvangen dat het huidige aantal verkooppunten niet in voldoende mate in de vraag naar cannabisproducten kan voorzien. Er is geen sprake van een groeiend illegaal circuit. Evenmin zijn signalen ontvangen dat het huidige aantal verkooppunten nog steeds veel te hoog is. Dit leidt tot de voorlopige conclusie dat het huidige aantal coffeeshops kennelijk voorziet in een redelijk evenwicht tussen vraag en aanbod.

Volgens cijfers van het Trimbos-instituut wordt het aantal regelmatige gebruikers van softdrugs in Nederland geschat op 675.000. Dit komt neer op 4,6 % van de totale bevolking. Door deze landelijke gegevens te extrapoleren naar de Schiedamse situatie krijgt men 4,6 % van 75.723 inwoners van Schiedam per 1 februari 2000 = 3483 gebruikers. Bij een aanbod van 4 coffeeshops is dit 871 gebruikers per coffeeshop.

Het aanbod van 4 coffeeshops in Schiedam sluit overigens aan bij de landelijke norm van 1 coffeeshop per 15.000 à 20.000 inwoners.

Vermeldenswaardig is dat in het Regionaal College op 18 mei 1998 overeenstemming is bereikt over een regionale kadernotitie inzake het lokale coffeeshopbeleid. Kern van deze notitie is dat, met inachtneming van de lokale autonomie op dit punt, elk gebied voor zijn eigen gebruikers zorgt. Dit impliceert afstemming binnen de verschillende Bestuurlijk Justitiële Overleggen (BJO’s). Momenteel heeft Rotterdam (592.665 inwoners op 1 januari 1999) 62, Vlaardingen (73.728 inwoners op 1 januari 1999) 3 verkooppunten en Maassluis (33.060 inwoners op 1 januari 1999) 1 verkooppunt.

Aanvullend beleid: op basis van het voorgaande wordt het aantal verkooppunten voor de komende twee jaar bevroren op 4.

Mocht als gevolg van de lopende procedure – de weigering van de aanvraag voor de coffeeshop gevestigd in de Branderssteeg 3-7 - onverhoopt het aantal coffeeshops op 5 uitkomen, dan zal een uitsterfbeleid worden gevoerd totdat het vastgestelde maximum van 4 coffeeshops is bereikt.

Concreet houdt dit in dat ook in de komende twee jaar aanvragen om vergunning voor de exploitatie van een nieuwe (dat wil zeggen nu nog niet bestaande) coffeeshop zullen worden geweigerd. Het uitsterfbeleid komt er op neer dat tegen de coffeeshops die in het verleden op grond van het beleid zijn toegelaten, maar overtallig zijn, niet wordt opgetreden, zolang de coffeeshop in handen blijft van dezelfde exploitant. De coffeeshop kan niet worden overgedragen aan een andere eigenaar/exploitant. Dit is ook het geval als een eenmanszaak wordt omgezet in een vennootschap onder firma, een besloten vennootschap of naamloze vennootschap. Als de zittende exploitant zijn activiteiten staakt, betekent dit dat de coffeeshop verdwijnt. Er mag zich dan geen nieuwe coffeeshop vestigen.

3.2.Geldigheidsduur van de speciale exploitatievergunning

In het Coffeeshopbeleid Schiedam is bepaald dat de speciale exploitatievergunningen ten behoeve van de exploitatie van een coffeeshop met een beperkte geldigheidsduur van 1 jaar verleend dienen te worden. In de nota Coffeeshopbeleid Schiedam wordt gesteld dat dit een noodzakelijke voorwaarde is voor een effectief beleid om periodieke controle en strikte handhaving mogelijk te maken. Sinds de inwerkingtreding van het coffeeshopbeleid op 1 februari 1998 hebben de vier overgebleven coffeeshops niet gezorgd voor gevaar voor de openbare orde noch voor een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de woon- en leefsituatie in de omgeving. De indruk bestaat dat deze vier coffeeshops er alles aan doen om te exploiteren op een wijze zoals gesteld in het coffeeshopbeleid en de vergunningvoorschriften. Toetsing om de twee jaar lijkt bij het bestaande aanbod van coffeeshops afdoende. Daarbij kan, gezien de ervaringen sinds de invoering, gesteld worden dat continuering van periodieke controles en een strikte handhaving ook zonder de jaarlijkse vergunningverlening gewaarborgd blijven.

Aanvullend beleid: de beperkte geldigheidsduur van de speciale exploitatievergunning wordt veranderd van 1 naar 2 jaar.

3.3.Afstandscriterium

Bij de discussies over het coffeeshopbeleid is herhaaldelijk gesproken over de wenselijkheid van het invoeren van een afstandscriterium, een minimaal in acht te nemen afstand tussen coffeeshops onderling en tussen coffeeshops en scholen en andere jeugdinstellingen.

Op de overzichtskaart (zie bijlage) is e.e.a. in beeld gebracht. Op deze kaart zijn de bestaande coffeeshops ingetekend. Vervolgens is bekeken welke verkooppunten op minder dan 200 meter, gemeten over de weg (de kortst mogelijke verbindingsroute), ten opzichte van scholen en dergelijke gelegen zijn. In dat geval is die relatie met een lijn tussen de coffeeshop en de school aangegeven.

Alle bestaande coffeeshops zijn onderling 200 meter of meer van elkaar gelegen. Ten aanzien van de afstand van de coffeeshops ten opzichte van scholen en dergelijke valt direct op dat de afstand tussen de coffeeshop op de Rotterdamsedijk 266a en de basisschool op de Singel 5 slechts 70 meter bedraagt. De overige coffeeshops zijn wel meer dan 200 meter, gemeten over de weg (de kortst mogelijke verbindingsroute), van scholen en dergelijke verwijderd.

Aanvullend beleid: op basis van het voorgaande wordt, ten aanzien van de vestiging van een coffeeshop op een nieuwe locatie, een afstandscriterium van 200 meter ingevoerd, welke minimaal in acht te nemen afstand, gemeten over de weg (de kortst mogelijke verbindingsroute), zowel tussen coffeeshops onderling, als tussen coffeeshops en scholen, andere jeugd- en jongereninstellingen en centra voor verslavingszorg geldt.

Concreet betekent dit dat tegen de coffeeshop op de Rotterdamsedijk 266a, die in het verleden op die plek is toegelaten, maar dicht bij een school is gevestigd, niet wordt opgetreden, zolang de coffeeshop in handen blijft van dezelfde exploitant. De coffeeshop kan niet op dezelfde plek worden overgedragen aan een andere eigenaar/exploitant. Dit is ook het geval als de vennootschap onder firma wordt omgezet in een eenmanszaak, een besloten vennootschap of naamloze vennootschap. Als de zittende exploitant zijn activiteiten staakt, betekent dit dat de coffeeshop op deze plek verdwijnt. Vervolgens zal er ten aanzien van de vestiging van deze coffeeshop op een nieuwe locatie, het bovenstaande afstandscriterium gelden. Invoering van het afstandscriterium kan op de lange termijn bijdragen aan een situatie waarbij coffeeshops uitsluitend nog op locaties zijn gevestigd die de aanwezigheid van een coffeeshop kunnen verdragen.

3.4.Volksgezondheidsaspecten

Met de invoering van 'Damocles' (zie onder 2.2) is de mogelijkheid ontstaan om voortaan ook volksgezondheidsaspecten expliciet aan het beleid ten grondslag te leggen. Met een beroep op de volksgezondheid kunnen in het kader van de preventie en voorlichting verdergaande eisen aan coffeeshops gesteld worden.

Er is een streven om vanuit een oogpunt van voorlichting, preventie en gezondheidszorg aan een coffeeshop voorwaarden te stellen ten aanzien van hygiëne, warenkennis en kwaliteitscontroles ten aanzien van mogelijke schadelijke stoffen.

De GGD-NWN en het Boumanhuis zijn er voorstander van dat coffeeshophouders zodanig geschoold worden dat zij weten wat zij verkopen en hun klanten kunnen informeren over de effecten en risico’s. Ook zouden zij dan op bepaalde vormen van hulpverlening kunnen wijzen.

De GGD-NWN wijst erop dat uit de landelijke scholierenenquête van 1996 onder leerlingen vanaf 10 jaar (een samenwerkingsproject van het Trimbos Instituut en 32 GGD-en, waaronder de GGD-NWN) en ook uit de GGD-NWN-enquete (meten Aan jezelf, MAZ uit de schooljaren 1996/1997 en 1997/1998) onder derdeklassers van het voorgezet onderwijs in de NWN-gemeenten het beeld naar voren komt, dat het softdrugsgebruik onder jongeren toeneemt. Een beeld dat overigens niet door het Boumanhuis wordt bevestigd. Momenteel bestaat de discussie of de leeftijdsgrens omlaag moet naar 16 jaar. De zestien- en zeventienjarigen mogen nu de coffeeshops niet in, maar roken wel. Zij komen nu terecht in het ongereguleerde straatcircuit. Uit de zojuist verschenen landelijke notitie “Het pad naar de achterdeur” blijkt echter dat de Minister van Justitie het huidige gedoogbeleid blijft voortzetten. De minister maakt bezwaar tegen het verlagen van de leeftijdsgrenzen. Volgens hem zal een verlaging een verdere legitimatie van drugsgebruik door jonge gebruikers met zich brengen. De regering zal wel hoge prioriteit blijven geven aan het stimuleren van vernieuwde benaderingen in de voorlichting en de preventie, gericht op ontmoediging van het gebruik van cannabis onder jongeren.

Aanvullend beleid: Nu de mogelijkheid daarvoor bestaat, legt de gemeente Schiedam volksgezondheidsaspecten aan haar coffeeshopbeleid ten grondslag. Op basis van het voorgaande worden de volgende uitgangspunten aan de nota Coffeeshopbeleid Schiedam toegevoegd:

  • -

    de bescherming van de jeugdigen;

  • -

    het voorkomen van verslaving en

  • -

    de ontmoediging van het gebruik van cannabis.

Om deze uitgangspunten te verwezenlijken, zal de gemeente Schiedam het initiatief nemen om in samenwerking met het Boumanhuis en de GGD-NWN – vooruitlopend op het landelijk project "Uitgaan en drugs"- een cursus preventie voor houders en medewerkers van de Schiedamse coffeeshops organiseren. Deze cursus zal erop gericht zijn de houders en medewerkers van de coffeeshops toe te rusten om in hun werk preventieactiviteiten te kunnen uitvoeren. Dit initiatief sluit overigens aan bij de zojuist door de gemeenteraad vastgestelde beleidsnota Volksgezondheid gemeente Schiedam ‘Toegang tot gezondheid en gezondheidszorg’ (verzameling Raadstukken nr. 137, 1999).

De branche staat positief tegenover dit initiatief. Momenteel is er een voorschrift in de speciale exploitatievergunning opgenomen waarin gesteld wordt dat de coffeeshophouder dient zorg te dragen voor preventie en voorlichting over het gebruik van cannabis. In de praktijk bestaat die preventie en voorlichting uit folders die in de coffeeshops aanwezig zijn.

De volgende verplichtingen voor de houders van coffeeshops worden toegevoegd:

  • -

    de verplichting om voorlichtingsmateriaal op een voor de bezoekers zichtbare plek in de coffeeshop aanwezig te hebben;

  • -

    de verplichting om preventiemedewerkers en ambulante hulpverleners toe te laten in de coffeeshop;

  • -

    de houders en medewerkers van de coffeeshops dienen verplicht de bovenstaande cursus preventie te volgen, zodat zij weten om te gaan met verslavingskenmerken en verslaafden.

Aan het gecombineerd gebruik van cannabisproducten en paddo’s en aanverwante middelen kleven verhoogde gezondheidsrisico’s. Daarom wordt de verkoop van paddo’s en aanverwante middelen in de coffeeshops verboden. Verkoop van dergelijke producten uit de bestaande coffeeshops heeft overigens niet plaatsgevonden.

3.5.Aanwezigheid houder

Het is belangrijk dat in de coffeeshop personeel aanwezig is dat bekend is bij de diverse betrokken partijen. Voor omwonenden en instanties ontstaan hierdoor een aantal vaste aanspreekpunten. Ook is belangrijk dat dit personeel getoetst is aan de criteria, zoals gesteld in artikel 2.3.11 van de Algemene Plaatselijke Verordening Schiedam (verder APV) met betrekking tot de “zedelijkheidseisen” zoals onder andere omschreven in artikel 5 lid 2 onder b van de Drank- en Horecawet: de bedrijfsleiders en de beheerders (in casu de houder) mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn. Om dit te bereiken, zal ten aanzien van het houderschap van een coffeeshop een APV-wijziging nodig zijn.

3.5.Momenteel is in artikel 2.3.1 onder E van de APV bepaald dat een houder van een horecabedrijf degene is die het horecabedrijf feitelijk dient te exploiteren en als zodanig doorgaans in het horecabedrijf gedurende de openingstijden aanwezig dient te zijn. Om ervoor te zorgen dat op drukke tijden een houder aanwezig is, zijn er aan de speciale exploitatievergunningen specifieke voorwaarden verbonden, zodat een bepaalde houder – meestal de ondernemer - elke week waarin het horecabedrijf is geopend minstens 38 uur in het horecabedrijf aanwezig dient te zijn. Tevens wordt gesteld dat deze houder in elk geval op vrijdag- en zaterdagavond van 19:00 uur tot sluitingstijd, aanwezig dient te zijn. Een houder van een coffeeshop is bekend met het Schiedamse coffeeshopbeleid. Zij zijn daarover geïnformeerd en hebben daartoe een verklaring ondertekend.

Aanvullend beleid: Om er voor te zorgen dat er altijd iemand in de coffeeshop aanwezig is, die bij de gemeente, politie en omwonenden bekend is en als houder op de vergunning staat vermeld, zal tegelijkertijd aan de gemeenteraad worden voorgesteld een nieuwe APV-bepaling op te nemen, zodat er gedurende de openingstijden van het horecabedrijf altijd een houder in de coffeeshop aanwezig is. Als bijkomstigheid zal door deze bepaling ook altijd iemand in de coffeeshop aanwezig zijn die de cursus preventie (zie onder 3.4) voor houders en medewerkers van de Schiedamse coffeeshops heeft gevolgd omdat de verplichting tot het volgen van de cursus onder andere zal worden gekoppeld aan het houderschap.

Het nieuwe artikel 2.3.2, lid 7 APV zal als volgt komen te luiden: "

De burgemeester kan in het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat voor bepaalde categorieën horecabedrijven bepalen dat er gedurende de openingstijden van dit horecabedrijf altijd een houder aanwezig dient te zijn".

4.Samenvattend

Het aanvullend beleid, zoals hierboven opgesomd, leidt tot het volgende beeld voor het Schiedamse coffeeshopbeleid voor de komende periode:

  • 1.

    het aantal verkooppunten voor de komende twee jaar wordt bevroren op 4. Mocht als gevolg van de lopende procedure onverhoopt het aantal coffeeshops op 5 uitkomen, dan zal een uitsterfbeleid worden gevoerd totdat het vastgestelde maximum van 4 coffeeshops is bereikt;

  • 2.

    de beperkte geldigheidsduur van de speciale exploitatievergunning wordt veranderd van 1 naar 2 jaar;

  • 3.

    ten aanzien van de vestiging van een coffeeshop op een nieuwe locatie, wordt een afstandscriterium van 200 meter ingevoerd, welke minimaal in acht te nemen afstand, gemeten over de weg (de kortst mogelijke verbindingsroute), zowel tussen coffeeshops onderling, als tussen coffeeshops en scholen, andere jeugd- en jongereninstellingen en centra voor verslavingszorg geldt;

  • 4.

    de volgende uitgangspunten worden aan de nota Coffeeshopbeleid Schiedam toegevoegd:

    - de bescherming van de jeugdigen;

  • -

    het voorkomen van verslaving en

  • -

    de ontmoediging van het gebruik van cannabis.

    Om deze uitgangspunten te verwezenlijken, worden de volgende verplichtingen voor de houders van coffeeshops aan de nota coffeeshopbeleid Schiedam toegevoegd:

  • -

    de verplichting om voorlichtingsmateriaal op een voor de bezoekers zichtbare plekin de coffeeshop aanwezig te hebben;

  • -

    de verplichting om preventiemedewerkers en ambulante hulpverlenerstoe te laten in de coffeeshop;

  • -

    de houders en medewerkers van de coffeeshops dienen verplicht de cursus preventie te volgen, zodat zij weten om te gaan met verslavingskenmerken en verslaafden.

    Omdat aan het gecombineerd gebruik van cannabisproducten en paddo’s en aanverwante middelen verhoogde gezondheidsrisico’s kleven, wordt de verkoop van paddo’s en aanverwante middelen in de coffeeshops verboden.

  • 5.

    aan de gemeenteraad wordt tegelijkertijd voorgesteld een nieuwe APV-bepaling op te nemen, zodat aan de coffeeshops de eis kan worden gesteld dat er gedurende de openingstijden van het horecabedrijf altijd een houder in de coffeeshop aanwezig dient te zijn;

Bovenstaande wijzigingen gelden als aanvullend beleid op de nota “Coffeeshopbeleid Schiedam” (vastgesteld door de gemeenteraad van Schiedam op 27 oktober 1997, VR Nr. 156 van 1997).

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 2 oktober 2000,

loco secretaris, B.J.M. Hakkenbroek

de voorzitter, R. Scheeres