Regeling vervallen per 01-01-2012

Algemene subsidieverordening Schiedam 2006

Geldend van 26-01-2012 t/m 31-12-2011 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Algemene subsidieverordening Schiedam 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    budgetsubsidie: een subsidie waarbij de gemeente de activiteiten die met de subsidie worden verricht inhoudelijk stuurt op prestaties en resultaten;

  • b.

    investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van de bouw, herstel, verbouwing en uitbreiding van gebouwen of de inrichting daarvan;

  • c.

    waarderingssubsidie: een subsidie waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de ontvanger maakt en de subsidie die zij ontvangt, bedoeld om een bepaalde activiteit of groep van activiteiten aan te moedigen dan wel waardering daarvoor kenbaar te maken;

  • d.

    tussentijdse subsidie: een subsidie ten behoeve van een activiteit dan wel investering die verricht wordt in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt gedaan;

  • e.

    activiteitenplan: een overzicht dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd aangeeft met de daarmee nagestreefde doelstellingen en beoogde effecten en de relatie met het gemeentelijk beleid;

  • f.

    de raad: de raad van de gemeente Schiedam;

  • g.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Schiedam.

Artikel 1.2 De aanvrager

  • 1. Een subsidie kan slechts worden aangevraagd door een rechtspersoon naar burgerlijk recht die zich als doel stelt de behartiging van belangen op een of meer terreinen waarvoor deze verordening van toepassing is, met uitzondering van openbare lichamen, die zijn ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een subsidie ook kan worden aangevraagd door een natuurlijke persoon of een groep natuurlijke personen.

Artikel 1.3 Reikwijdte

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen:

    • a.

      welzijn;

    • b.

      educatie;

    • c.

      sport en recreatie;

    • d.

      kunst en cultuur;

    • e.

      belangenbehartiging;

    • f.

      jeugd- en jongerenwerk;

    • g.

      kinderopvang;

    • h.

      emancipatie;

    • i.

      maatschappelijke dienstverlening;

    • j.

      volksgezondheid;

    • k.

      ouderenwerk;

    • l.

      evenementen;

    • m.

      stadspromotie en toerisme;

    • n.

      internationale samenwerking; en

    • o.

      natuur

    • p.

      bouwen en milieu.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening van toepassing verklaren op andere dan in het eerste lid genoemde beleidsterreinen, voor zover daarvoor op de gemeentebegroting gelden zijn aangewezen.

  • 3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter zake van onderwerpen in deze verordening genoemd nadere beleidsregels te stellen.

Artikel 1.4 Subsidieplafond

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks, al dan niet per beleidsterrein, subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, bepalen burgemeester en wethouders hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 1.5 Begrotingsvoorbehoud

Indien burgemeester en wethouders besluiten subsidie te verlenen ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd door de raad, nemen zij in het besluit omtrent de subsidieverlening op dat de subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat door de raad voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

De subsidieverstrekking kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen worden geweigerd, indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd zich niet in hoofdzaak richten op Schiedam en de ingezetenen van Schiedam, dan wel niet ten goede komen aan de Schiedamse gemeenschap;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    in het beoogde doel of de voorgenomen activiteiten al op andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

  • f.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • g.

    de subsidieaanvrager gelieerd is aan een commerciële instelling die dezelfde of vergelijkbare activiteiten biedt.

Hoofdstuk 2 De subsidieverlening

Artikel 2.1 Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een subsidie wordt bij burgemeester en wethouders ingediend voor 1 april van het jaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft. Bij aanvragen die na deze datum worden ingediend kunnen burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

  • 2. Een aanvraag voor een tussentijdse subsidie kan gedurende het hele jaar worden ingediend bij burgemeester en wethouders tot 8 weken voordat met de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd een begin wordt gemaakt.

  • 3. Voor zover door burgemeester en wethouders hiervoor formulieren zijn vastgesteld, dient voor het aanvragen van een subsidie gebruik te worden gemaakt van deze formulieren.

  • 4. Bij een aanvraag worden de volgende stukken overlegd:

    • a.

      een activiteitenplan;

    • b.

      een begroting;

    • c.

      een dekkingsplan, respectievelijk een opgave van eventueel bij anderen aangevraagde subsidie voor dezelfde activiteiten met daarbij de stand van zaken van die aanvragen;

  • 5. Bij een eerste aanvraag legt de aanvrager tevens over:

    • a.

      een afschrift van de notariële akte, waarin de statuten zijn opgenomen;

    • b.

      een bewijs van inschrijving in een van de door de Kamer van Koophandel gehouden registers;

    • c.

      een opgave van haar bestuurssamenstelling;

    • d.

      een overzicht van de financiële situatie op het moment van de aanvraag, indien mogelijk in de vorm van een jaarrekening over het voorafgaande boekjaar.

  • 6. Bij een aanvraag voor een investeringssubsidie legt de aanvrager tevens over:

    • a.

      een plan tot investering en financiering;

    • b.

      een specificatie of raming van de kosten;

    • c.

      de raming van de gevolgen voor de exploitatie die uit de investering voortvloeien.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen binnen een door hen te bepalen termijn overlegging van andere stukken of anderszins verstrekking van nadere informatie verlangen, indien zij dit ter beoordeling van de aanvraag nodig achten.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een of meer van de in dit artikel vermelde stukken niet hoeven te worden overlegd, indien daarmee geen aantoonbaar belang is gediend of indien dit redelijkerwijs niet van de aanvrager verlangd kan worden.

Artikel 2.2 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 voor 31 december voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een tussentijdse subsidie binnen 8 weken nadat de aanvraag, met de daartoe benodigde bescheiden, ontvangen is.

Artikel 2.3 Overleg bij budgetsubsidies

  • 1. Burgemeester en wethouders treden in overleg met de aanvrager teneinde tot overeenstemming te komen omtrent de gewenste activiteiten en prestaties en de te verstrekken subsidie, tenzij hier met goedvinden van de aanvrager van wordt afgezien.

  • 2. Leidt het overleg tot overeenstemming dan kan ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een overeenkomst worden gesloten.

  • 3. Leidt het overleg niet tot overeenstemming dan wordt in het besluit melding gemaakt van de afwijkende opvatting van de aanvrager.

Artikel 2.4 Meerjarige budgetsubsidie

  • 1. Subsidieverlening voor een langere periode dan een jaar geschiedt door de raad.

  • 2. De periode waarvoor subsidie wordt verleend bedraagt maximaal vier jaar.

  • 3. In de beschikking tot subsidieverlening wordt aangegeven op welk bedrag de aanvrager voor ieder jaar recht heeft, dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 4. Indien er sprake is van indexering passen burgemeester en wethouders jaarlijks het subsidiebedrag aan.

Artikel 2.5 Vorming reserves en voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening in de beschikking bepalingen opnemen over de vorming van reserves en voorzieningen.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 3.1 Uitvoering van activiteiten

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten uit te voeren die in de beschikking tot subsidieverlening vermeld staan.

Artikel 3.2 Informatieverstrekking

  • 1. De subsidieontvanger verstrekt burgemeester en wethouders tijdig informatie over feiten en ontwikkelingen die voor de subsidieverlening relevant kunnen zijn.

  • 2. Indien de voortgang van de uitvoering van de activiteiten of de realisatie van de prestaties niet correspondeert met de planning, geeft de ontvanger aan of en op welke wijze realisatie van het activiteitenplan alsnog zal worden bereikt.

Artikel 3.3 Tussentijdse rapportages bij budgetsubsidies

  • 1. Uiterlijk op 1 november van het subsidiejaar doet de ontvanger verslag van de voortgang van de activiteiten in de eerste negen maanden van het jaar.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aangeven in welke vorm deze rapportage dient plaats te vinden.

  • 3. Indien gedurende het subsidiejaar aanmerkelijke verschillen tussen werkelijke en begrote uitgaven en inkomsten ontstaan, doet de ontvanger daarvan direct verslag onder vermelding van de oorzaak daarvan.

Artikel 3.4 Besluiten van de subsidieontvanger

1.De subsidieontvanger mag, zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders, geen besluiten nemen over:

  • a.

    het wijzigen van zijn doelstelling;

  • b.

    het ontbinden van zijn rechtspersoon;

  • c.

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van surseance van betaling;

  • d.

    het aangaan van overeenkomsten waarbij hij zich verbindt tot zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor eenderde sterk maakt.

  • 2

    De subsidieontvanger mag zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders geen risicovolle beleggingen aangaan.

  • 3

    De subsidieontvanger mag geen stille verpanding op gemeentelijke subsidies of vorderingen aangaan.

  • 4

    Burgemeester en wethouders kunnen in bepaalde gevallen vastgelegd in beleidsregels van het in lid 1 tot en met 3 bepaalde afwijken.

Artikel 3.5 Inzage in administratie

De subsidieontvanger verleent op verzoek van burgemeester en wethouders inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang zijn.

Artikel 3.6 Onderzoek

De subsidieontvanger verleent de nodige medewerking indien door burgemeester en wethouders of na overleg met burgemeester en wethouders door andere overheden of de Rekenkamercommissie onderzoeken worden ingesteld.

Artikel 3.7 Verzekering

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht zijn roerende en onroerende zaken behoorlijk te verzekeren en verzekerd te houden.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht zijn wettelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door afsluiting van een verzekering voor de onder zijn verantwoordelijkheid werkende vrijwilligers en in dienst zijnde personeel. Burgemeester en wethouders kunnen van deze verplichting in bepaalde gevallen vastgelegd in beleidsregels vrijstelling verlenen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in voorkomende gevallen aan de subsidieontvanger de verplichting opleggen zich genoegzaam te verzekeren tegen andere risico's, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

Artikel 3.8 Vergoeding vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger aan burgemeester en wethouders een vergoeding van de vermogenswaarden verschuldigd, voor zover deze vermogenswaarden zijn opgebouwd door middel van gemeentelijke subsidies.

  • 2. De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot verlening, vaststelling of beëindiging van de subsidie.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 3.9 Invloed en klachtenregeling

  • 1. De subsidieontvanger betrekt de deelnemers, vrijwilligers en werknemers bij het beleid van haar organisatie.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger verplichten een klachtenregeling in te stellen.

Artikel 3.10 Bestuurssamenstelling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een organisatie die subsidie aanvraagt aanbevelingen doen omtrent de samenstelling van haar bestuur.

  • 2. Worden deze aanbevelingen niet gevolgd dan kunnen burgemeester en wethouders deze aanbeveling als verplichting aan de subsidie verbinden.

Hoofdstuk 4 De subsidievaststelling

Artikel 4.1 Vaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient “voor 1 mei na afloop van het jaar, volgend op het jaar” waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 4:44 van de Algemene wet bestuursrecht in, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen acht weken nadat de aanvraag daartoe is ontvangen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid bedoelde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van deze verlenging doen zij mededeling aan de subsidieontvanger die de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

  • 4. De subsidie kan door burgemeesters en wethouders geheel of gedeeltelijk ambtshalve worden vastgesteld binnen 16 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen, zonder waarschuwing vooraf, een korting opleggen van 20% op het verleende subsidiebedrag indien de termijn van aanvraag zoals bedoeld in artikel 4:44, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht, tot subsidievaststelling is verstreken. De korting kan met 5% worden verhoogd voor elke week dat de aanvraag tot vaststelling niet door burgemeester en wethouders is ontvangen tot een maximum van 50% van de verleende subsidie. Blijft de aanvraag tot subsidievaststelling achterwege dan wordt de subsidie op nihil vastgesteld.

Artikel 4.2 Gegevens bij de aanvraag tot vaststelling

  • 1. De subsidieontvanger voldoet aan de in artikel 4:45, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde verplichting door een door het bestuur gewaarmerkt verslag van de activiteiten te overleggen. Het verslag bevat in ieder geval:

    • a.

      een beschrijving van de aard en de omvang van de activiteiten;

    • b.

      een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen; en

    • c.

      een toelichting op de verschillen.

  • 2. De subsidieontvanger voldoet aan de in artikel 4:45, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde verplichting door een door het bestuur gewaarmerkte rekening van baten en lasten en een balans met een toelichting daarop te overleggen.

  • 3. Indien zulks naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig is, legt de subsidieontvanger naast de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens tevens een verklaring van een accountant over.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van een of meer onderdelen van het eerste en tweede lid, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden of daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

Hoofdstuk 5 Betaling en bevoorschotting

Artikel 5.1 Bevoorschotting

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten als bedoeld in artikel 4:54 van de Algemene wet bestuursrecht verlenen.

  • 2. Indien geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot bevoorschotting, kunnen burgemeester en wethouders bij de subsidievaststelling bepalen dat het subsidiebedrag in gedeelten wordt betaald.

Artikel 5.2 Betaling

Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

  • 1. In bijzondere gevallen en voor zover de toepassing van de bepalingen van deze verordening leidt tot een bijzondere hardheid zijn burgemeester en wethouders bevoegd te beslissen in afwijking van deze verordening.

  • 2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 6.2 Rijkssubsidies

Indien de rijksoverheid aan het beschikbaar stellen van specifieke bijdragen voorwaarden verbindt, die afwijken van de bepalingen in deze verordening, prevaleren de rijksvoorschriften.

Artikel 6.3 Intrekking en overgangsbepaling

  • 1. De "Algemene subsidieverordening 2000" vastgesteld in de raad van 4 oktober 1999 wordt ingetrokken.

  • 2. De bepalingen van de in het eerste lid genoemde verordening blijven van kracht voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling en afrekening van in voorgaande jaren op grond van die verordening verleende subsidies.

Artikel 6.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006

Artikel 6.5 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene subsidieverordening Schiedam 2006” of als “ASV Schiedam 2006”.

Algemene toelichting op de Algemene subsidieverordening Schiedam 2006 Inleiding

Deze verordening vervangt de Algemene subsidieverordening 2000.

De nieuwe verordening is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

de verordening bevat algemene, procedurele regels en criteria voor subsidiering.

Beleidsinhoudelijke criteria worden vastgesteld in algemene beleidsnota's en beleidsnota’s voor het betreffende beleidsterrein. Dit bevordert de flexibiliteit en de mate van inhoudelijke sturing;

  • ·

    de subsidie wordt in beginsel verstrekt voor te verrichten activiteiten en prestaties;

  • ·

    bij de voorwaarden die gelden voor subsidieverlening en subsidievaststelling en bij de verplichtingen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de individuele omstandigheden van de subsidieontvanger (maatwerk).

Algemene wet bestuursrecht (Awb) Afdeling 4.2 regelt de subsidieverhouding tussen overheid en burger. Hoofdregel is dat een wettelijke grondslag is vereist voor het verstrekken van subsidies. Oogmerk is verbetering van de rechtszekerheid van aanvragers en ontvangers van subsidie en van de doelmatigheid van overheidsuitgaven. De bedoelde wettelijke grondslag voor gemeentelijke subsidies wordt gevormd door een verordening, in dit geval de Algemene subsidieverordening Schiedam 2006.

De Awb onderscheidt drie fasen in het subsidieproces:

  • 1.

    de subsidieverlening

  • 2.

    de subsidievaststelling

  • 3.

    de uitbetaling.

De subsidieverlening

Het subsidieproces begint met een subsidieaanvraag. Op deze aanvraag neemt de subsidieverstrekker een besluit of de subsidie wordt verleend: de beschikking tot subsidieverlening. In deze beschikking moet of een maximumbedrag worden opgenomen óf de wijze waarop de subsidie wordt berekend met daarbij een maximumbedrag. Bovendien moet in de beschikking tot subsidieverlening een omschrijving staan van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend.

Deze beschikking geeft de aanvrager aanspraak op uitbetaling van de subsidie, op voorwaarde dat de aanvrager de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt en de daaraan verbonden verplichtingen ook daadwerkelijk uitvoert. Zonodig kunnen aan de aanvrager voorschotten worden verstrekt ter uitvoering van deze activiteiten.

De subsidievaststelling

Wanneer de activiteiten zijn afgerond, dient de aanvrager een verzoek tot vaststelling van de subsidie in. In dit verzoek legt de aanvrager tevens rekening en verantwoording af. De subsidieverstrekker stelt vervolgens de definitieve subsidie vast: de beschikking tot subsidievaststelling.

Het bedrag van de subsidievaststelling kan lager zijn dan het bedrag genoemd in de beschikking tot subsidieverlening, bijvoorbeeld indien de aanvrager niet alle overeengekomen activiteiten heeft uitgevoerd.

De Awb biedt de mogelijkheid om de subsidieverlening en subsidievaststelling samen te laten vallen. In dat geval wordt meteen het definitieve subsidiebedrag vastgesteld en is er geen sprake van een (voorafgaande) beschikking tot subsidieverlening.

De uitbetaling

De beschikking tot de subsidievaststelling verplicht de subsidieverstrekker tot uitbetaling, tenzij de subsidie op € 0,-- wordt vastgesteld. De uitbetaling is een privaatrechtelijke rechtshandeling en dus geen beschikking in de zin van de Awb. Op uitbetalingen is het privaatrecht van toepassing.

Bij de uitbetaling vindt een verrekening plaats met eventueel verstrekte voorschotten.

In deze fase van het subsidieproces kunnen ook terugvordering van voorschotten en onverschuldigd betaalde subsidies plaatsvinden.

Voor de verschillende subsidiesoorten wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 1.1. De verordening volgt de opbouw van de subsidietitel in de Awb.

Artikelsgewijze toelichting van de Algemene subsidieverordening Schiedam 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    budgetsubsidie: een subsidie waarbij de gemeente de activiteiten die met de subsidie worden verricht inhoudelijk stuurt op prestaties en resultaten; n

  • b.

    investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van de bouw, herstel, verbouwing en uitbreiding van gebouwen of de inrichting daar van;

  • c.

    waarderingssubsidie: een subsidie waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de ontvanger maakt en de subsidie die zij ontvangt, bedoeld om een bepaalde activiteit of groep van activiteiten aan te moedigen dan welwaardering daarvoor kenbaar te maken. Waarderingssubsidies zijn vrijwel altijd structureel en dienen te worden aangevraagd voor 1 april voorafgaande aan het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • d.

    tussentijdse subsidie: een subsidie ten behoeve van een activiteit dan wel investering die verricht wordt in het jaar waarin de subsidieaanvraag wordt gedaan. Een tussentijdse subsidie kan gedurende het hele jaar -mits niet structureel van aard; dan betreft het een waarderingssubsidie- worden aangevraagd. Een tussentijdse subsidie kan overigens wel het karakter van een waarderingssubsidie hebben;

  • e.

    activiteitenplan: een overzicht dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd aangeeft met de daarmee nagestreefde doelstellingen en beoogde effecten en de relatie met het gemeentelijk beleid;

  • f.

    de raad: de raad van de gemeente Schiedam

  • g.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Schiedam.

Subsidie

Het begrip subsidie wordt in de begripsomschrijvingen niet opgenomen, aangezien de Awb dit al definieert in artikel 4:21. Dit artikel bepaalt dat onder subsidie wordt verstaan: "de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten".

Deze definitie is bepalend voor beantwoording van de vraag of een

bepaalde relatie tussen de gemeente en een instelling is te kwalificeren als subsidierelatie. Zo is het leveren van goederen en diensten om niet of onder de kostprijs (denk aan het beschikbaar stellen van (sport)accommodaties) geen subsidie. Geld van particuliere instellingen en particuliere fondsen valt evenmin onder het subsidiebegrip, aangezien deze instellingen geen bestuursorganen zijn.

Ook inkomensvoorzieningen op grond van de Wet Bijzondere Bijstand, de Wet voorzieningen gehandicapten of de Wet individuele huursubsidies zijn geen subsidies. Deze gelden worden namelijk niet verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, maar om te voorzien in de kosten van het bestaan. De subsidietitel van de Awb is tenslotte ook niet van toepassing op uitkeringen waarvoor een wettelijke grondslag geldt en waarvan de ontvanger een publiekrechtelijke rechtspersoon is (bijvoorbeeld uitkeringen van de rijksoverheid aan de andere overheden en uitkeringen aan gemeenschappelijke regelingen).

De verschillen tussen de genoemde subsidies zijn de volgende.

Budgetsubsidies worden gekenmerkt door een primair inhoudelijke sturing vanwege de gemeente op de prestaties en resultaten die met activiteiten worden bereikt. Dit wordt ook wel output- of troughputsturing genoemd. Strikt genomen is de omvang van de afspraken en de subsidie niet van belang als criterium voor deze subsidievorm; meestal worden ze niettemin toegepast bij grotere instellingen.

Een investeringssubsidie is een subsidievorm die louter betrekking heeft op het subsidiëren van investeringen in gebouwen, terreinen en/of inrichtingen (en dus niet activiteiten). Achteraf vindt de vaststelling van de subsidie plaats op basis van toegestane subsidiabele kosten.

Van een waarderingssubsidie is sprake indien de gemeente niet nadrukkelijk op prestaties of resultaat wil sturen. Het betreft meestal kleine subsidies voor activiteiten die men (op basis van vastgesteld beleid) graag wil stimuleren respectievelijk in stand wil houden. Deze subsidies worden direct vastgesteld en dus niet meer achteraf 'afgerekend'.

Het verschil tussen de voorgaande subsidies en de tussentijdse subsidie is dat de eerdergenoemde subsidies aangevraagd (en toegekend) worden in het jaar vóórdat de activiteiten plaats vinden en dat de tussentijdse subsidie pas in het lopende begrotingsjaar wordt aangevraagd. Toekenning vindt dan meestal plaats uit stelposten in de begroting. Subsidiëring kan zowel in de vorm van directe vaststelling (dan lijkt het op een waarderingssubsidie of op een budgetsubsidie 'zonder afrekening') als in de vorm van verlening met vaststelling achteraf (dan lijkt het op een investeringssubsidie of op een budgetsubsidie met 'afrekening').

Artikel 1.2 De aanvrager

  • 1.

    Een subsidie kan slechts worden aangevraagd door een rechtspersoon naar burgerlijk recht die zich als doel stelt de behartiging van belangen op een of meer terreinen waarvoor deze verordening van toepassing is, met uitzondering van openbare lichamen, die zijn ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een subsidie ook kan worden aangevraagd door een natuurlijke persoon of een groep natuurlijke personen. De ASV 2006 biedt de mogelijkheid om zowel aan natuurlijke als aan rechtspersonen subsidie toe te kennen, waarbij de voorkeur uitgaat naar toekenning aan rechtspersonen.

Artikel 1.3 Reikwijdte

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor activiteiten op de volgende beleidsterreinen:

  • a.

    welzijn;

  • b.

    educatie;

  • c.

    sport en recreatie;

  • d.

    kunst en cultuur;

  • e.

    belangenbehartiging;

  • f.

    jeugd- en jongerenwerk;

  • g.

    kinderopvang;

  • h.

    emancipatie;

  • i.

    maatschappelijke dienstverlening;

  • j.

    volksgezondheid;

  • k.

    ouderen werk;

  • l.

    evenementen;

  • m.

    stadspromotie en toerisme;

  • n.

    intemationale samenwerking;

  • o.

    natuur

  • p.

    bouwen en milieu.

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening van toepassing verklaren op andere dan in het eerste lid genoemde beleidsterreinen, voor zover daarvoor op de gemeentebegroting gelden zijn aangewezen.

  • 3

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter zake van onderwerpen in deze verordening genoemd nadere beleidsregels te stellen.

Deze verordening heeft het oog op de verstrekking van alle gemeentelijke subsidies, tenzij hiervoor een andere verordening van toepassing is.

Uitgangspunt is dat de raad gelet op haar budgetrecht het (financiële) beleidskader stelt en dat de uitvoering binnen deze kaders een zaak is voor het college van burgemeester en wethouders. Dit is in lijn met wat met de dualisering wordt voorgestaan.

Het derde lid bepaalt dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om nadere beleidsregels vast te stellen.

Artikel 1.4 Subsidieplafond

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks, al dan niet per beleidsterrein, subsidieplafonds vaststellen.

  • 2.

    Indien van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, bepalen burgemeester en wethouders hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Bij subsidiering kan zich de situatie voordoen dat het geld op is, maar dat weigering van een aanvraag niet goed mogelijk is wegens strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Indien er door het college een subsidieplafond is ingesteld geldt bij het bereiken hiervan het principe "op is op". Het subsidieplafond is volgens artikel 4:22 van de Awb het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Het artikel is zo dat het college per beleidsterrein de ruimte heeft om te bepalen of de noodzaak voor het vaststellen van een subsidieplafond aanwezig is.

Beleidsterreinen waarvoor een subsidieplafond kan worden vastgesteld zijn bijvoorbeeld die in artikel 1.2 genoemd zijn. De Awb stelt aan een subsidieplafond de eis dat in de subsidieverordening de mogelijkheid van een subsidieplafond is opgenomen en dat verdeelregels worden opgesteld. Bovendien moet het subsidieplafond vastgesteld en bekend gemaakt worden voor de aanvang van het subsidietijdvak. Voor de verdeel regels zijn verschillende methoden te gebruiken, variërend van procedurele ("wie het eerst komt, wie het eerst maalt") tot inhoudelijke bepalingen. Deze verdeelregels maken deel uit van de beleidsregels voor het betreffende terrein en zijn dus niet in de ASV 2006 terug te vinden.

Artikel 1.5 Begrotingsvoorbehoud

Indien burgemeester en wethouders besluiten subsidie te verlenen ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd door de raad, nemen zij in het besluit op dat de subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat door de raad voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Het begrotingsvoorbehoud is bedoeld voor situaties waarbij de beschikking tot subsidieverlening uitgaat, voordat de raad de begroting heeft goedgekeurd. Het voorbehoud dient ook in de beschikking tot subsidieverlening te worden opgenomen uit oogpunt van rechtszekerheid.

Artikel 1.6 Weigeringsgronden

De subsidieverstrekking kan naast de in de artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen worden geweigerd, indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd zich niet in hoofdzaak richten op Schiedam en de ingezetenen van Schiedam, dan wel niet ten goede komen aan de Schiedamse gemeenschap;

  • b.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de aanvrager ook zonder subsidie verstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

  • e.

    in het beoogde doel of de voorgenomen activiteiten al op andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

  • f.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • g.

    de subsidieaanvrager gelieerd is aan een commerciële instelling die dezelfde of vergelijkbare activiteiten biedt.

Artikel 4:25 Awb luidt: "Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden."

Artikel 4:35 Awb luidt:

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • b.

    failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daar toe bij de rechtbank is ingediend."

Artikel 4:25 Awb betreft het vaststellen van een subsidieplafond. Een subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift. Overschrijding van een subsidieplafond is een weigeringsgrond voor subsidieverlening.

In artikel 4:35 Awb is een aantal subjectieve en objectieve weigeringsgronden vastgelegd. De subjectieve weigeringsgronden bieden de subsidieverstrekker de gelegenheid na te gaan of er gegronde redenen bestaan om aan te nemen, dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

De objectieve weigeringsgronden voor het weigeren van subsidies hebben betrekking op frauduleus handelen (verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens door de aanvrager) en op faillissement van de aanvrager dan wel surseance van betaling.

Vooral de weigeringsgrond onder f is van belang. Deze maakt het mogelijk subsidies te weigeren die niet binnen het beleid van de gemeente vallen. Dit kan worden uitgewerkt in algemene beleidsnota’s of beleidsnota's per beleidsterrein. Van belang is dat dit beleid dient te worden gepubliceerd, voor dat er een beroep op kan worden gedaan.

Het komt voor dat commerciële instellingen een vereniging oprichten ten einde in aanmerking te komen voor bijvoorbeeld een sportsubsidie. De vereniging biedt dan dezelfde of vergelijkbare activiteiten aan tegen een gereduceerd tarief dankzij de subsidie. In zo'n geval is er sprake van een nauwe verbondenheid tussen de commerciële instelling en de vereniging. Bij een dergelijke constructie is de subsidiering van de vereniging in feite een verkapte subsidiering van de commerciële instelling die aan de vereniging gelieerd is.

Die verwevenheid komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de deelname van de eigenaar van de commerciële instelling aan het verenigingsbestuur. De bepaling in artikel 1.7, sub g beoogt subsidieverlening aan dergelijke verenigingen uit te sluiten.

Hoofdstuk 2 De subsidieverlening

De artikelen 4.29 tot en met 4:36 van de Awb regelen de subsidieverlening. Een beschikking tot subsidieverlening moet aan twee eisen voldoen, tenzij in de subsidieverordening iets anders is bepaald. De twee eisen die de Awb stelt zijn:

  • 1.

    de beschikking moet een omschrijving bevatten van de activiteiten ("iedere vorm van menselijk handelen, voor zover de overheid dat wil stimuleren") waarvoor subsidie wordt verleend; en

  • 2.

    het maximale subsidiebedrag óf de wijze waarop het bedrag wordt bepaald plus maximale bedrag moet in de beschikking worden vermeld.

Artikel 2.1 Subsidieaanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie wordt bij burgemeester en wethouders ingediend voor 1 april van het jaar, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een tussentijdse subsidie kan gedurende het hele jaar worden ingediend bij burgemeester en wethouders tot 8 weken voordat met de activiteit waarvoor de subsidie wordt aangevraagd een begin wordt gemaakt.

  • 3.

    Voor zover door burgemeester en wethouders hiervoor formulieren zijn vastgesteld, dient voor het aanvragen van een subsidie gebruikt te worden gemaakt van deze formulieren.

  • 4.

    Bij een aanvraag worden de volgende stukken overlegd:

  • a.

    een activiteitenplan;

  • b.

    een begroting;

  • c.

    een dekkingsplan, respectievelijk een opgave van eventueel bij anderen aangevraagde subsidie voor dezelfde activiteiten met daarbij de stand van zaken van die aanvragen;

  • 5.

    Bij een eerste aanvraag legt de aanvrager tevens over:

  • a.

    een afschrift van de notariële akte, waarin de statuten zijn opgenomen;

  • b.

    een bewijs van inschrijving in een van de door de Kamer van Koophandel gehouden registers;

  • c.

    een opgave van haar bestuurssamenstelling;

  • d.

    een overzicht van de financiële situatie op het moment van de aanvraag, indien mogelijk in de vorm van een jaarrekening over het voorafgaande boekjaar.

  • 6.

    Bij een aanvraag voor een investeringssubsidie legt de aanvrager tevens over:

  • a.

    een plan tot investering en financiering;

  • b.

    een specificatie of raming van de kosten;

  • c.

    de raming van de gevolgen voor de exploitatie die uit de investering voortvloeien.

  • 7.

    Burgemeester en wethouders kunnen binnen een door hen te bepalen termijn overlegging van andere stukken of anderszins verstrekking van nadere informatie verlangen, indien zij dit ter beoordeling van de aanvraag nodig achten.

  • 8.

    Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een of meer van de in dit artikel vermelde stukken niet hoeven worden overlegd, indien daarmee geen aantoonbaar belang is gediend of indien dit redelijkerwijs niet van de aanvrager verlangd kan worden.

Volgens de Awb is een aanvraag "een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen".

Een besluit is "een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling".

Afdeling 4.1.1 van de Awb omvat bepalingen over het indienen van de aanvraag, de vereisten waaraan de aanvraag moet voldoen e.d. In de subsidietitel van de Awb zijn geen extra bepalingen voor subsidieaanvragen opgenomen. De Awb laat de mogelijkheid open in een subsidieverordening aanvullende bepalingen op te nemen die de subsidieaanvraag uitgebreider regelen.

Indien een aanvraag na de in de ASV 2006 genoemde termijn wordt ingediend, kunnen burgemeester en wethouders in beginsel besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. Bij een dergelijk besluit dienen de belangen van de subsidieaanvrager echter meegewogen te worden. Indien bijvoorbeeld de begrotingsprocedure nog in het beginstadium is en de aanvraag zonder problemen verwerkt kan worden of indien de aanvrager zwaarwegende redenen kan aanvoeren waarom zijn aanvraag niet voor een bepaalde termijn is of kon worden ingediend, kan besloten worden de aanvraag alsnog in behandeling te nemen.

Verder is nog van belang dat burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat bepaalde stukken niet te hoeven worden ingediend om onnodige administratieve last of bureaucratisering te voorkomen.

De datum 1 april is gekozen, opdat de afdelingen een nauwkeurige inschatting kunnen maken van het bedrag van de aangevraagde subsidies ten behoeve van de financiële kadernota.

Artikel 2.2 Beslistermijn

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 voor 31 december voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een tussentijdse subsidie binnen 8 weken nadat de aanvraag, met de daartoe benodigde bescheiden, ontvangen is.

De in het eerste lid genoemde termijn is dusdanig ruim gekozen dat hiermee ook eventuele probleemgevallen binnen de termijn kunnen worden afgehandeld. Natuurlijk kunnen burgemeester en wethouders ook eerder besluiten tot het verlenen van een subsidie. Behoorlijk bestuur brengt met zich mee dat ze dit indien mogelijk ook doen. Gebeurt dit voor vaststelling van de begroting, dan zal op grond van artikel1.5 een begrotingsvoorbehoud moeten worden opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 2.3 Overleg bij budgetsubsidies

  • 1.

    Burgemeester en wethouders treden in overleg met de aanvrager teneinde tot overeenstemming te komen omtrent de gewenste activiteiten en prestaties en de te verstrekken subsidie, tenzij hier met goedvinden van de aanvrager van wordt afgezien.

  • 2.

    Leidt het overleg tot overeenstemming dan kan ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening een overeenkomst worden gesloten.

  • 3.

    Leidt het overleg niet tot overeenstemming dan wordt in het besluit melding gemaakt van de afwijkende opvatting van de aanvrager.

Bij budgetsubsidiëring gaat het met name om het leveren van de afgesproken prestaties. Hetgeen van de subsidieontvanger verlangd wordt, dient in meetbare prestaties te worden uitgedrukt. Hierop is het inhoudelijke overleg met name gericht.

Met de grote instellingen die een budgetsubsidie ontvangen kan op grond van artikel 4:36, tweede lid van de Awb een uitvoeringsovereenkomst worden aangegaan (convenant). Hiertoe wordt in de beschikking tot subsidieverlening het voorschrift opgenomen dat een uitvoeringsovereenkomst wordt aangegaan.

De uitvoeringsovereenkomst kan de beschikking niet vervangen. Het vormt een bijlage bij de beschikking. De beschikking moet in ieder geval een omschrijving van de activiteiten, de verplichtingen en het subsidiebedrag omvatten. In de uitvoeringsovereenkomst kunnen de activiteiten uitgebreid worden omschreven en kunnen meetbare prestatieafspraken worden opgenomen.

Artikel 2.4 Meerjarige budgetsubsidie

  • 1.

    Subsidieverlening voor een langere periode dan een jaar geschiedt door de raad.

  • 2.

    De periode waarvoor subsidie wordt verleend bedraagt maximaal vier jaar.

  • 3.

    In de beschikking tot subsidieverlening wordt aangegeven op welk bedrag de aanvrager voor ieder jaar recht heeft, dan wel op welke wijze het toegekende bedrag jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 4.

    Indien er sprake is van indexering passen burgemeester en wethouders jaarlijks het subsidiebedrag aan.

Voor grotere instellingen is een zekere continuïteit van belang. Vandaar dat in de verordening subsidieverlening voor meerdere jaren mogelijk wordt gemaakt. In plaats van het college is de raad bevoegd om deze subsidie te verlenen. Zou het college dit doen dan zou hier mee het budgetrecht van de raad worden gefrustreerd. Ook hier kunnen ter uitvoering van de beschikking overeenkomsten worden gesloten.

Artikel 2.5 Vorming reserves en voorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening in de beschikking bepalingen opnemen over de vorming van reserves en voorzieningen.

Dit artikel biedt de mogelijkheid bepalingen te stellen aan het vormen van reserves (spaartegoeden) al dan niet voor een specifiek doel (voorziening). Zie ook de bepalingen in artikel 3.8.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 3.1 Uitvoering van activiteiten

De subsidieontvanger is verplicht de activiteiten uit te voeren die in de beschikking tot subsidieverlening vermeld staan.

In zijn algemeenheid verplicht een beschikking tot subsidieverlening de subsidieaanvrager niet tot het daadwerkelijk uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie beschikbaar is gesteld. Als de aanvrager de activiteiten niet uitvoert, krijgt hij niet de middelen waarop hij aanspraak kon maken. Er zijn echter geen sancties voor het niet uitvoeren van de overeengekomen activiteiten.

De Awb biedt subsidieverstrekkers twee mogelijkheden om daadwerkelijke uitvoering van activiteiten af te dwingen:

  • 1.

    de verplichting tot uitvoering van activiteiten opnemen in de subsidieverordening, of

  • 2.

    op grond van artikel 4:36, tweede lid een overeenkomst afsluiten met daarin een verplichting tot uitvoering van de overeengekomen activiteiten, dit kan gebeuren bij de verstrekking van budgetsubsidies.

Artikel 3.2 Informatieverstrekking

  • 1.

    De subsidieontvanger verstrekt burgemeester en wethouders tijdig informatie over feiten en ontwikkelingen die voor de subsidieverlening relevant kunnen zijn.

  • 2.

    Indien de voortgang van de uitvoering van de activiteiten of de realisatie van de prestaties niet correspondeert met de planning, geeft de ontvanger aan of en op welke wijze realisatie van het activiteitenplan alsnog zal worden bereikt.

Bij de bedoelde informatie kan gedacht worden aan wijzigingen in de bestuurssamenstelling en belangrijke organisatorische wijzigingen, veranderingen in beleid en ontwikkelingen op het werkterrein van de subsidieontvanger. Het gaat met name om zaken die voor de gemeente van belang zijn om tijdig haar beleid en subsidiëring te kunnen aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen en veranderende omstandigheden.

Artikel 3.3 Tussentijdse rapportages bij budgetsubsidies

  • 1.

    Uiterlijk op 1 november van het subsidie jaar doet de ontvanger verslag van de voortgang van de activiteiten in de eerste negen maanden van het jaar.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aangeven in welke vorm deze rapportage dient plaats te vinden.

  • 3.

    Indien gedurende het subsidiejaar aanmerkelijke verschillen tussen werkelijke en begrote uitgaven en inkomsten ontstaan, doet de ontvanger daarvan direct verslag onder vermelding van de oorzaak daarvan.

Lid 1

Tegenover de toegenomen vrijheid van de instellingen met betrekking tot de bedrijfsvoering staat dat de gemeente zich meer zal richten op de beoordeling van de geleverde prestaties.

Art. 4:70 Awb luidt:

"Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten, doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen."

Het bestuursorgaan is in dit geval burgemeester en wethouders.

Artikel 3.4 Besluiten van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger mag, zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders, geen besluiten nemen over:

  • a.

    het wijzigen van zijn doelstelling

  • b.

    het ontbinden van zijn rechtspersoon,

  • c.

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van surseance van betaling;

  • d.

    het aangaan van overeenkomsten waarbij hij zich verbindt tot zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt.

  • 2

    De subsidieontvanger mag zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders geen risicovolle beleggingen aangaan.

  • 3

    De subsidieontvanger mag geen stille verpanding op gemeentelijke subsidies of vorderingen aangaan.

  • 4

    Burgemeester en wethouders kunnen in bepaalde gevallen vastgelegd in beleidsregels van het in lid 1 tot en met 3 bepaalde afwijken.

In principe zijn de uitvoerende instellingen verantwoordelijk voor de eigen bedrijfsvoering. Niettemin zijn er enkele gevallen waarbij een zekere inbreuk op de handelingsvrijheid van de subsidieontvanger noodzakelijk wordt gevonden. Niet dat deze vrijheid al bij voorbaat is ingeperkt, maar de gemeente wil bij kunnen sturen indien zich een (te) groot risico aandient. Dit artikel beoogt bijvoorbeeld te voorkomen dat de subsidieontvanger zijn financiële positie tot inzet maakt van risico's (bijv. het deelnemen in een andere rechtspersoon of het geven van zekerheidsstelling voor schulden van derden), zonder dat dit het gevolg is van de normale activiteiten van de subsidieontvanger zelf.

Artikel 3.4, tweede lid, verbiedt het zonder voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders aangaan van risicovolle beleggingen. Voor richtlijnen die kunnen worden gehanteerd bij het bepalen of een belegging risicovol is wordt verwezen naar het Treasurystatuut van de gemeente Schiedam.

Artikel 3.4, derde lid, verbiedt stille verpanding. Van stille verpanding is sprake als zonder medeweten van de subsidieverstrekker de subsidiestroom als onderpand bij leningen wordt gebruikt. Indien de afbetalingen niet op tijd plaatsvinden geeft stille verpanding de betreffende bank het recht de subsidie te gebruiken voor afbetaling van de lening. De subsidie wordt dan niet gebruikt voor het doel waarvoor het bedoeld is. Om dit te voorkomen is in de ASV 2006 de bepaling opgenomen dat stille verpanding niet is toegestaan.

Gewezen wordt op artikel 4:71 Awb. Dit artikel luidt -voor zover van belang- als volgt:

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor ……………;

  • 2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3.

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4.

    lndien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend."

Artikel 3.5 Inzage in administratie

De subsidieontvanger verleent op verzoek van burgemeester en wethouders inzage in de administratie en verstrekt de inlichtingen die voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang zijn.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 3.6 Onderzoek

De subsidieontvanger verleent de nodige medewerking indien door burgemeester en wethouders en de Rekenkamercommissie of na overleg met burgemeester en wethouders door andere overheden onderzoeken worden ingesteld.

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 3.7 Verzekering

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht zijn roerende en onroerende zaken behoorlijk te verzekeren en verzekerd te houden.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht zijn wettelijke aansprakelijkheid ten opzichte van derden te dekken door afsluiting van een verzekering voor de onder zijn verantwoordelijkheid werkende vrijwilligers en in dienst zijnde personeel. Burgemeester en wethouders kunnen van deze verplichting in bepaalde gevallen vastgelegd in beleidsregels vrijstelling verlenen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in voorkomende gevallen aan de subsidieontvanger de verplichting opleggen zich genoegzaam te verzekeren tegen andere risico's, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

De subsidieontvanger dient verzekerd te zijn tegen schade en wettelijke aansprakelijkheid om te voorkomen dat subsidiegelden daaraan besteed worden.

Artikel 3.8 Vergoeding vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger aan burgemeester en wethouders een vergoeding van de vermogens waarden verschuldigd, voor zover deze vermogenswaarden zijn opgebouwd door middel van gemeentelijke subsidies.

  • 2.

    De wijze waarop de hoogte van de vergoeding wordt bepaald, wordt vermeld in de beschikking tot verlening, vaststelling of beëindiging van de subsidie.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van goederen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 4.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige.

Artikel 4:41 Awb bepaalt dat "de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan, mits:

  • a.

    dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

  • b.

    daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald".

Door het opnemen van artikel 3.8 in de subsidieverordening wordt het mogelijk een vergoeding voor eventuele vermogensvorming te vragen aan de subsidieontvanger. Indien de vermogensvorming uitsluitend door het eigen spaargeld van een vereniging is opgebouwd, kan er geen sprake zijn van het vragen van een vergoeding (bijvoorbeeld een sportvereniging die gespaard heeft voor een nieuwe kantine). In het tweede lid van artikel 4:41 Awb wordt bepaald dat de vergoeding voor vermogensvorming slechts verschuldigd is, indien:

  • a.

    de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • b.

    de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • d.

    de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • e.

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

De vergoeding dient te worden vastgesteld "binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling" (artikel 4:41, derde lid Awb).

Artikel 3.9 Invloed en klachtenregeling

  • 1.

    De subsidieontvanger betrekt de deelnemers, vrijwilligers en werknemers bij het beleid van haar organisatie.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieontvanger verplichten een klachtenregeling in te stellen.

Het college kan het bepaalde in het eerste en tweede lid opleggen indien dit naar haar oordeel van belang is om het doel van de subsidie te helpen verwezenlijken.

Artikel 3.10 Bestuurssamenstelling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een organisatie die subsidie aanvraagt aanbevelingen doen omtrent de samenstelling van haar bestuur.

  • 2.

    Worden deze aanbevelingen niet gevolgd dan kunnen burgemeester en wethouders deze aanbeveling als verplichting aan de subsidie verbinden.

Volgens artikel 4:39 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie slechts aan de subsidie worden verbonden, voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Vandaar dat deze twee bepalingen in deze verordening (=wettelijk voorschrift) worden opgenomen.

Bij artikel 3.10 kan gedacht worden aan de eis dat het bestuur van een wijkvereniging een afspiegeling vormt van de bevolkingssamenstelling van die wijk.

Hoofdstuk 4 De subsidievaststelling

Artikel 4.1 Vaststelling

  • 1.

    De aanvraag voor de subsidievaststelling (het financiële en inhoudelijke jaarverslag) dient te worden ingediend voor 1 mei na afloop van het jaar, volgend op het subsidiejaar. Met deze wijziging wordt een verruiming van de termijn aangebracht. Dat is redelijk, maar ook noodzakelijk. Daarmee hebben de instelling meer respijt en tijd om de benodigde stukken op orde te krijgen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen acht weken nadat de aanvraag daartoe is ontvangen.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de in het tweede lid bedoelde termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van deze verlenging doen zij mededeling aan de subsidieontvanger die de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

  • 4.

    De subsidie kan geheel of gedeeltelijk ambtshalve worden vastgesteld binnen 16 weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, tenzij bij de subsidieverlening een andere termijn is gesteld.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen, zonder waarschuwing vooraf, een korting opleggen van 20% op het verleende subsidiebedrag indien de termijn van aanvraag zoals bedoeld in artikel 4:44, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht, tot subsidievaststelling is verstreken. De korting kan met 5% worden verhoogd voor elke week dat de aanvraag tot vaststelling niet door burgemeester en wethouders is ontvangen tot een maximum van 50% van de verleende subsidie. Blijft de aanvraag tot subsidievaststelling achterwege dan wordt de subsidie op nihil vastgesteld.

Het vierde lid van dit artikel biedt de mogelijkheid een subsidie ambtshalve te laten vaststellen. Ambtshalve vaststelling van subsidies is relevant in situaties waarin er geen reden is een afzonderlijk verzoek tot vaststelling te laten doen. Bijvoorbeeld als de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de subsidie tussentijds al verkregen zijn.

Daarnaast is ambtshalve vaststelling van belang, wanneer sprake is van intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling of wanneer een aanvraag tot subsidievaststelling binnen de daarvoor vastgestelde termijn uitblijft.

Subsidieontvangers hebben de verplichting tijdig te melden indien ze niet aan de overeengekomen activiteiten kunnen voldoen. De vakafdeling heeft op grond van deze gegevens een behoorlijk inzicht voor welk bedrag er aan subsidies zal worden vastgesteld op het moment dat ze deze gegevens dient aan te leveren voor de jaarrekening.

Het vijfde lid bepaalt dat, nadat de door het bestuursorgaan vastgestelde termijn voor het indienen van de aanvraag is verstreken en geen aanvraag is ingediend, burgemeester en wethouders zonder waarschuwing vooraf een korting op kunnen leggen. Met de toevoeging van dit lid hebben burgemeester en wethouders een middel om druk op de instellingen uit te oefenen om de benodigde gegevens te overleggen.

Artikel 4.2 Gegevens bij de aanvraag tot vaststelling

  • 1.

    De subsidieontvanger voldoet aan de in artikel 4:45, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde verplichting door een door het bestuur gewaarmerkt verslag van de activiteiten te overleggen. Het verslag bevat in ieder geval:

  • a.

    een beschrijving van de aard en de omvang van de activiteiten;

  • b.

    een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen; en

  • c.

    een toelichting op de verschillen.

  • 2.

    De subsidieontvanger voldoet aan de in artikel 4:45, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde verplichting door een door het bestuur gewaarmerkte rekening van baten en lasten en een balans met een toelichting daarop te overleggen.

  • 3.

    Indien zulks naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig is, legt de subsidieontvanger naast de in het eerste en tweede lid genoemde gegevens tevens een verklaring van een accountant over.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van een of meer onderdelen van het eerste en tweede lid, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet verlangd kan worden of daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

Artikel 4:45 Awb luidt:

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn."

Intrekking en wijziging van subsidies

Na de afdeling over de vaststelling van subsidies volgt in de Awb afdeling 4.2.6 Intrekking en wijziging. Deze bevat een aantal dwingende bepalingen over intrekking en wijziging van de subsidie. Van deze bepalingen mag niet worden afgeweken. Deze bepalingen zijn rechtstreeks van toepassing op de subsidieverstrekking en derhalve niet in de verordening overgenomen.

Artikel 4:48 Awb bepaalt:

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • e.

    met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Dus de subsidie kan komen te vervallen of lager uitvallen dan gevraagd, als de activiteiten niet doorgaan, de subsidieontvanger zich niet aan zijn verplichten houdt of frauduleus handelt.

Artikel 4:34 Awb heeft betrekking op de begrotingsvoorwaarde en het beroep hierop. De begrotingsvoorwaarde is terug te vinden in artikel1.5 van deze verordening.

Artikel 4:49 Awb bepaalt:

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

  • a.

    op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

  • b.

    indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

  • c.

    indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 4:50 Awb bepaalt:

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

  • a.

    voorzover de subsidieverlening onjuist is;

  • b.

    voorzover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

  • c.

    in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51 Awb bepaalt:

  • 1.

    Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2.

    Voorzover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

Artikel 4:25, tweede lid betreft een weigering vanwege het overschrijden van een subsidieplafond.

Hoofdstuk 5 Betaling en bevoorschotting

De artikelen 4:52 tot en met 4:57 Awb hebben betrekking op de betaling en terugvordering van subsidies. Bepaald wordt dat het subsidiebedrag overeenkomstig de subsidievaststelling moet worden uitbetaald onder verrekening van eventuele voorschotten. De verplichting tot betaling wordt opgeschort, indien de subsidieverstrekker de subsidieontvanger schriftelijk zijn ernstige vermoeden meedeelt dat er grond bestaat voor het toepassen van artikel 4:48 of 4:49 Awb.

Binnen vijf jaar na de subsidievaststelling of het niet nakomen van zijn verplichtingen door de subsidieontvanger kunnen onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten teruggevorderd worden.

Artikel 5.1 Bevoorschotting

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen voorschotten als bedoeld in artikel 4:54 van de Algemene wet bestuursrecht verlenen.

  • 2.

    Indien er geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot bevoorschotting, kunnen burgemeester en wethouders bij de subsidie vaststelling bepalen dat het subsidiebedrag in gedeelten wordt betaald.

Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits in de verordening of in de beschikking tot subsidieverlening (dan wel bij het ontbreken hiervan de beschikking tot subsidievaststelling) is aangegeven hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Ook kunnen voorschotten worden verstrekt, mits deze mogelijkheid in de verordening is opgenomen, zoals bij dit artikel is gebeurd.

Artikel 5.2 Betaling

Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald.

Als uitbetalingstermijn houdt de Awb vier weken aan. Van deze termijn kan worden afgeweken, indien dit in de verordening is vastgelegd.

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6.1 Hardheidsclausule

  • 1.

    In bijzondere gevallen en voor zover de toepassing van de bepalingen van deze verordening leidt tot een bijzondere hardheid zijn burgemeester en wethouders bevoegd te beslissen in afwijking van deze verordening.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders.

Er kunnen zich gevallen voordoen waarin de toepassing van deze verordening ongewenste effecten heeft. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid in die gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening af te wijken.

Artikel 6.2 Rijkssubsidies

Indien de rijksoverheid aan het beschikbaar stellen van specifieke bijdragen voorwaarden verbindt, die afwijken van de bepalingen in deze verordening, prevaleren de rijksvoorschriften.

Het komt voor, dat de gemeente van een of meerdere ministeries financiële middelen ontvangt of kan ontvangen voor bepaalde, specifieke activiteiten. Vaak verbindt de rijksoverheid daaraan voorwaarden met betrekking tot de aanvraag, tussentijdse rapportages of verantwoording. Deze voorwaarden kunnen afwijken van de bepalingen in de verordening, bijvoorbeeld ten aanzien van de termijnen. Indien sprake is van tegenstrijdigheid of onverenigbaarheid, gaan de voorwaarden verbonden aan de rijksmiddelen, boven de bepalingen van deze verordening.

Artikel 6.3 Intrekking en overgangsbepaling

  • 1.

    De "Algemene subsidieverordening 2000" vastgesteld in de raad van 4 oktober 1999 wordt ingetrokken.

  • 2.

    De bepalingen van de in het eerste lid genoemde verordening blijven van kracht voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling en afrekening van in voorgaande jaren op grond van die verordening verleende subsidies.

Lid 2 van deze bepaling is nodig om zeker te stellen dat vaststellen van en geschillen over subsidies die tot 1 januari 2006 zijn toegekend, afgehandeld worden met toepassing van de tot die datum geldende verordening.

Artikel 6.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2006

Deze datum is gekozen aangezien de meeste subsidies per kalenderjaar worden verstrekt.

Artikel 6.5 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Algemene subsidie verordening Schiedam 2006" of als “ASV Schiedam 2006”.

Dit artikel spreekt voor zichzelf.

Tekst van subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht

TITEL 4.2 SUBSIDIES

AFDELING 4.2.1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 4:21

  • 1.

    Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • 2.

    Deze titel is niet van toepassing op aanspraken of verplichtingen die voortvloeien uit een wettelijk voorschrift inzake belastingen of de heffing van een premie dan wel een premievervangende belasting ingevolge de Wet financiering volksverzekeringen.

  • 3.

    Deze titel is niet van toepassing op de aanspraak op financiële middelen die wordt verstrekt op grond van een wettelijk voorschrift dat uitsluitend voorziet in verstrekking aan rechtspersonen die krachtens publiekrecht zijn ingesteld.

  • 4.

    Deze titel is van overeenkomstige toepassing op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek.

Artikel 4:22

Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

Artikel 4:23

  • 1.

    Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

  • 2.

    Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing:

    • a.

      in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

    • b.

      indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

    • c.

      indien de begroting de subsidieontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

    • d.

      in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

    • e.

      Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lid, onderdelen a en d.

Artikel 4:24

Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

AFDELING 4.2.2 HET SUBSIDIEPLAFOND

Artikel 4:25

  • 1.

    Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

  • 2.

    Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

  • 3.

    Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

Artikel 4:26

  • 1.

    Bij of krachtens wettelijk voorschrift wordt bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

Artikel 4:27

  • 1.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 2.

    Indien het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor voordien ingediende aanvragen.

Artikel 4:28

Artikel 4:27, tweede lid, is niet van toepassing, indien:

  • a.

    de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld ingevolge wettelijk voorschrift moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd;

  • b.

    het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en

  • c.

    bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

AFDELING 4.2.3 DE SUBSIDIEVERLENING

Artikel 4:29

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald kan voorafgaand aan een subsidievaststelling een beschikking omtrent subsidieverlening worden gegeven, indien een aanvraag daartoe is ingediend voor de afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd.

Artikel 4:30

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:31

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt het bedrag van de subsidie, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

  • 2.

    Indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag van de subsidie niet vermeldt, vermeldt zij het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

Artikel 4:32

Een subsidie in de vorm van een periodieke aanspraak op financiële middelen wordt verleend voor een bepaald tijdvak, dat in de beschikking tot subsidieverlening wordt vermeld.

Artikel 4:33

Een subsidie kan niet worden verleend onder de voorwaarde dat uitsluitend het bestuursorgaan of uitsluitend de subsidieontvanger een bepaalde handeling verricht, tenzij het betreft de voorwaarde dat:

  • a.

    de subsidieontvanger medewerkt aan de totstandkoming van een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening, of

  • b.

    de subsidieontvanger aantoont dat een gebeurtenis, niet zijnde een handeling van het bestuursorgaan of van de subsidieontvanger, heeft plaatsgevonden.

Artikel 4:34

  • 1.

    Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

  • 3.

    De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

  • 4.

    Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

  • 5.

    In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 4:35

  • 1.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    • b.

      de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    • a.

      in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zouden hebben geleid, of

    • b.

      failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 4:36

  • 1.

    Ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening kan een overeenkomst worden gesloten.

  • 2.

    Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de subsidie zich daartegen verzet, kan in de overeenkomst worden bepaald dat de subsidieontvanger verplicht is de activiteiten te verrichten waarvoor de subsidie is verleend.

AFDELING 4.2.4 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 4:37

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a.

      aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b.

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c.

      het vóór de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d.

      de te verzekeren risico's;

    • e.

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f.

      het afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn;

    • g.

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden;

    • h.

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door het bestuursorgaan gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 2.

    Indien een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt opgelegd, zijn de artikelen 4:3 en 4:4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:38

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, worden de verplichtingen opgelegd bij wettelijk voorschrift of krachtens wettelijk voorschrift bij de subsidieverlening.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kunnen de verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening.

Artikel 4:39

  • 1.

    Verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie kunnen slechts aan de subsidie worden verbonden voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

  • 2.

    Verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 4:40

De verplichtingen kunnen na de subsidieverlening worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

Artikel 4:41

  • 1.

    In de gevallen, genoemd in het tweede lid, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan het bestuursorgaan, mits:

    • a.

      dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

    • b.

      daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 2

    De vergoeding is slechts verschuldigd indien:

    • a.

      de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

    • b.

      de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

    • c.

      de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

    • d.

      de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

    • e.

      de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

  • 3

    De vergoeding wordt vastgesteld binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling.

AFDELING 4.2.5 DE SUBSIDIEVASTSTELLING

Artikel 4:42

De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag overeenkomstig afdeling 4.2.7.

Artikel 4:43

  • 1.

    Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bevat de beschikking tot subsidievaststelling een aanduiding van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    De artikelen 4:32, 4:35, tweede lid, 4:38 en 4:39 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4:44

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, dient de subsidieontvanger na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij:

    • a.

      de subsidie met toepassing van artikel4:47, onderdeel a, ambtshalve wordt vastgesteld;

    • b.

      bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald dat de aanvraag wordt ingediend telkens na afloop van een gedeelte van het tijdvak waarvoor de subsidie is verleend, of

    • c.

      de vaststelling van de subsidie bij een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36, eerste lid, anders is geregeld.

  • 1.

    Indien bij wettelijk voorschrift geen termijn is bepaald, wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend binnen een bij de subsidieverlening te bepalen termijn.

  • 2.

    Indien voor de indiening van de aanvraag tot vaststelling geen termijn is bepaald of de aanvraag na afloop van de daarvoor bepaalde termijn niet is ingediend kan het bestuursorgaan de subsidieontvanger een termijn stellen binnen welke de aanvraag moet zijn ingediend.

  • 3.

    Indien na afloop van deze termijn geen aanvraag is ingediend, kan de subsidie ambtshalve worden vastgesteld.

Artikel 4:45

  • 1.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

  • 2.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Artikel 4:46

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 3.

    Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Artikel 4:47

Het bestuursorgaan kan de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen, indien:

  • a.

    bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening een termijn is bepaald binnen welke de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld;

  • b.

    toepassing wordt gegeven aan artikel 4:44, vierde lid, of

  • c.

    de beschikking tot subsidieverlening of de beschikking tot subsidievaststelling wordt ingetrokken of ten nadele van de ontvanger wordt gewijzigd.

AFDELING 4.2.6 INTREKKING EN WIJZIGING

Artikel 4:48

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • e.

      met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

Artikel 4:49

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 4:50

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of

    • c.

      in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

  • 2.

    Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Artikel 4:51

  • 1.

    Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2.

    Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

AFDELING 4.2.7 BETALING EN TERUGVORDERING

Artikel 4:52

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan bij de subsidieverlening, of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

Artikel 4:53

  • 1.

    Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits bij wettelijk voorschrift is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

  • 2.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, kan het subsidiebedrag in gedeelten worden betaald, mits bij de subsidieverlening, of indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling, is bepaald hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Artikel 4:54

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen, voor zover dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald.

  • 2.

    De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 4:55

  • 1.

    Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

  • 2.

    De voorschotten worden binnen vier weken na de voorschotverlening betaald, tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de voorschotverlening anders is bepaald.

Artikel 4:56

De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan artikel 4:48 of 4:49, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sedert de kennisgeving van het ernstige vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 4:57

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in artikel4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

AFDELING 4.2.8 PER BOEKJAAR VERSTREKTE SUBSIDIES AAN RECHTSPERSONEN

Paragraaf 4.2.8.1 Inleidende bepalingen

Artikel 4:58

  • 1.

    Deze afdeling is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, indien dat bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan is bepaald.

  • 2.

    Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat deze afdeling van toepassing is op daarbij aangewezen subsidies.

Artikel 4:59

  • 1.

    Het bestuursorgaan dat met toepassing van deze afdeling een subsidie verleent kan een of meer toezichthouders aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van die subsidie opgelegde verplichtingen.

  • 2.

    De toezichthouder beschikt niet over de bevoegdheden, vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19.

Paragraaf 4.2.8.2 De aanvraag

Artikel 4:60

Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, wordt de aanvraag van de subsidie uiterlijk dertien weken voor de aanvang van het boekjaar ingediend.

Artikel 4:61

  • 1.

    De aanvraag van de subsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte is, en

    • b.

      een begroting, tenzij deze voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet van belang is.

  • 2.

    Indien de aanvrager beschikt over een egalisatiereserve als bedoeld in artikel 4:72, vermeldt de aanvraag de omvang daarvan.

Artikel 4:62

Het activiteiten plan behelst een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en vermeldt per activiteit de daarvoor benodigde personele en materiële middelen.

Artikel 4:63

  • 1.

    De begroting behelst een overzicht van de voor het boekjaar geraamde inkomsten en uitgaven van de aanvrager, voor zover deze betrekking hebben op de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd.

  • 2.

    De begrotingsposten worden ieder afzonderlijk van een toelichting voorzien.

  • 3.

    Tenzij voor de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft nog niet eerder subsidie werd verstrekt, behelst de begroting een vergelijking met de begroting van het lopende boekjaar en de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het lopende boekjaar.

Artikel 4:64

  • 1.

    Tenzij de aanvraag wordt ingediend door een krachtens publiekrecht ingestelde rechtspersoon, gaat deze, indien voor het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar geen subsidie werd aangevraagd, voorts vergezeld van:

    • a.

      een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd, en

    • b.

      de laatst opgemaakte jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag.

  • 2.

    De in het eerste lid, onderdeel b, bedoelde bescheiden dan wel het verslag over de financiële positie zijn voorzien van een van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek afkomstige schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid onderscheidenlijk een mededeling, inhoudende dat van onjuistheden niet is gebleken.

  • 3.

    Bij wettelijk voorschrift of bij besluit van het bestuursorgaan kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het in het tweede lid bepaalde.

Artikel 4:65

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen.

Paragraaf 4.2.8.3 De subsidieverlening

Artikel 4:66

De subsidie wordt slechts verleend aan een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid.

Artikel 4:67

  • 1.

    De subsidie wordt voor een boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren verleend.

  • 2.

    Indien de subsidie voor twee of meer boekjaren wordt verleend, wordt aan de subsidie de verplichting verbonden tot het periodiek aan het bestuursorgaan verstrekken van de gegevens die voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3.

    De beschikking tot subsidieverlening vermeldt welke gegevens de subsidieontvanger krachtens het tweede lid moet verstrekken, alsmede op welke tijdstippen de gegevens moeten worden verstrekt.

Paragraaf 4.2.8.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 4:68

Tenzij bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening anders is bepaald, stelt de subsidieontvanger het boekjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 4:69

  • 1.

    De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en de ontvangsten kunnen worden nagegaan.

  • 2.

    De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende zeven jaren bewaard.

Artikel 4:70

Indien gedurende het boekjaar aanmerkelijke verschillen ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten doet de subsidieontvanger daarvan onverwijld mededeling aan het bestuursorgaan onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 4:71

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, behoeft de subsidieontvanger de toestemming van het bestuursorgaan voor:

    • a.

      het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

    • b.

      het wijzigen van de statuten;

    • c.

      het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

    • d.

      het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

    • e.

      het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

    • f.

      het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

    • g.

      het vormen van fondsen en reserveringen;

    • h.

      het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

    • i.

      het ontbinden van de rechtspersoon;

    • j.

      het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surseance van betaling.

  • 2.

    Het bestuursorgaan beslist binnen vier weken omtrent de toestemming.

  • 3.

    De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 4.

    Indien omtrent de toestemming niet tijdig is beslist, wordt de toestemming geacht te zijn verleend.

Artikel 4:72

  • 1.

    Indien dit bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening is bepaald, vormt de ontvanger een egalisatiereserve.

  • 2.

    Het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend komt ten gunste onderscheidenlijk ten laste van de egalisatiereserve.

  • 3.

    De egalisatiereserve wordt zo hoog rentend en zo veilig als redelijkerwijs mogelijk is belegd.

  • 4.

    De van de egalisatiereserve genoten rente wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

  • 5.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, onderdelen c, den e, is de subsidieontvanger ter zake van de egalisatiereserve vergoedingsplichtig naar evenredigheid van de mate waarin de subsidie aan de egalisatiereserve heeft bijgedragen.

Paragraaf 4.2.8.5 De subsidievaststelling

Artikel 4:73

De subsidie wordt per boekjaar vastgesteld.

Artikel 4:74

De subsidieontvanger dient binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer boekjaren is verleend.

Artikel 4:75

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling gaat in ieder geval vergezeld van een financieel verslag en een activiteitenverslag.

  • 2.

    Indien de subsidieontvanger ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, of indien dit bij de subsidieverlening is bepaald, legt hij in plaats van het financieel verslag de jaarrekening over, onverminderd artikel 4:45, tweede lid.

Artikel 4:76

  • 1.

    Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten geheel ontleent aan de subsidie omvat het financiële verslag de balans en de exploitatierekening met de toelichting en zijn het tweede tot en met vijfde lid van toepassing.

  • 2.

    Het financiële verslag geeft volgens normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd, een zodanig inzicht dat een verantwoord oordeel kan worden gevormd omtrent:

    • a.

      het vermogen en het exploitatiesaldo, en

    • b.

      voor zover de aard van het financiële verslag dat toelaat, omtrent de solvabiliteit en de liquiditeit van de subsidieontvanger.

  • 3.

    De balans met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte en de samenstelling in actief- en passiefposten van het vermogen op het einde van het boekjaar weer.

  • 4.

    De exploitatierekening met de toelichting geeft getrouw, duidelijk en stelselmatig de grootte van het exploitatiesaldo van het boekjaar weer.

  • 5.

    Het financiële verslag sluit aan op de begroting waarvoor subsidie is verleend en behelst een vergelijking met de gerealiseerde inkomsten en uitgaven van het jaar, voorafgaand aan het boekjaar.

Artikel 4:77

Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de subsidie kan bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald dat artikel 4:76 van overeenkomstige toepassing is.

Artikel 4:78

  • 1.

    De subsidieontvanger geeft opdracht tot onderzoek van het financiële verslag aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 2.

    De accountant onderzoekt of het financiële verslag voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde voorschriften en of het activiteitenverslag, voor zover hij dat verslag kan beoordelen, met het financiële verslag verenigbaar is.

  • 3.

    De accountant geeft de uitslag van zijn onderzoek weer in een schriftelijke verklaring omtrent de getrouwheid van het financiële verslag.

  • 4.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie gaat vergezeld van de in het derde lid bedoelde verklaring.

  • 5.

    Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan vrijstelling of ontheffing worden verleend van het eerste tot en met het vierde lid.

Artikel 4:79

  • 1.

    Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de in artikel 4:78, eerste lid, bedoelde opdracht tevens strekt tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Bij toepassing van het eerste lid gaat de opdracht vergezeld van een bij of krachtens wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening vast te stellen aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle.

  • 3.

    Bij toepassing van het eerste lid, gaat het financiële verslag tevens vergezeld van een schriftelijke verklaring van de accountant over de naleving door de subsidieontvanger van de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 4:80

Het activiteitenverslag beschrijft de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend en bevat een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen en een toelichting op de verschillen.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 21 juni 2007

de griffier, J. Gordijn

de voorzitter, W.M.Verver-Aartsen