Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening Schiedam 2012

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Re-integratieverordening Schiedam 2012

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 - Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Schiedam;

  • b.

    WWB: de Wet werk en bijstand;

  • c.

    IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers;

  • d.

    IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • e.

    doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7, eerste lid onder a, artikel 10 derde lid onder a, de artikelen 11, 34 en 36 IOAW of de artikelen 11, 34 en 36 door het college ondersteuning en voorzieningen kunnen worden geboden bij arbeidsinschakeling;

  • f.

    belanghebbende: de belanghebbende bedoeld in artikel 1:2, eerste lid Algemene wet bestuursrecht (Awb) die tot de doelgroep behoort;

  • g.

    voorziening: een voorziening zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a WWB, artikel 35 IOAW en artikel 35 IOAZ;

  • h.

    algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

  • i.

    startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

  • j.

    uitvoeringsplan: plan zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 van deze verordening;

  • k.

    voorliggende voorziening: een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 5, onder e WWB.

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2 - Reikwijdte

Deze verordening vindt nadrukkelijk mede haar grondslag in de bepalingen van de EG-verordeningen inzake werkgelegenheidssteun, met name waar het betreft de vormgeving van het bepaalde in artikel 7 ten aanzien van gesubsidieerde arbeid en loonkostensubsidies.

Artikel 3 - Opdracht college en aanspraken doelgroep

  • 1. Ingevolge artikel 7 WWB, artikel 34 IOAW of artikel 34 IOAZ biedt het college ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan leden van de doelgroep en zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de aard en de omvang van door het college te bepalen doelgroepen en de voorzieningen die het meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen.

  • 2. Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 3. Het college doet een aanbod dat past binnen de kaders die gesteld zijn in de op het lid van de doelgroep van toepassing zijnde wet, deze verordening en het in artikel 4 genoemde uitvoeringsplan.

  • 4. Leden van de doelgroep hebben op grond van de op hen van toepassing zijnde wet ingevolge artikel 10 WWB, artikel 34 IOAW en artikel 34 IOAZ aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 4 - Uitvoeringsplan

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening periodiek een uitvoeringsplan vast, waarin de doelstellingen, de instrumenten en voorzieningen, het beschikbare budget en de daarmee te behalen resultaten worden aangegeven;

  • 2. Het uitvoeringsplan bevat een omschrijving van het beleid ten aanzien van de arbeidsinschakeling en de wijze waarop aandacht wordt besteed aan doelgroepen;

  • 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

Artikel 5 - Verplichtingen

  • 1. Een lid van de doelgroep aan wie door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken;

  • 2. Een lid van de doelgroep die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de op hem van toepassing zijnde wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden;

  • 3. Bij niet nakoming van de verplichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid kan het college het aanbod herzien of intrekken of voor zover leden van de doelgroep een uitkering ingevolge de WWB, IOAW of IOAZ ontvangen, deze uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelenverordeningen.

Artikel 6 - Subsidieplafonds en plafonds betreffende voorzieningen

  • 1. Het college kan in het uitvoeringsplan een of meer subsidieplafonds - of plafonds betreffende voorzieningen vaststellen;

  • 2. Het college kan in het beleidsplan tevens een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening;

  • 3. Een door het college ingesteld plafond vormt enkel een weigeringsgrond bij de aanspraak op de desbetreffende specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen

Artikel 7 - Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college legt in beleidsregels vast welke voorzieningen in ieder geval aangeboden kunnen worden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college legt in beleidsregels vast op welke wijze zij invulling geeft aan de eisen ten aanzien van houding en gedragingen als bedoeld in artikel 43 lid 4 WWB.

  • 3. Het college legt in beleidsregels vast op welke wijze zij invulling geeft aan het verplicht stellen van onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden als bedoeld in artikel 9 lid 1 onder c WWB.

  • 4. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de van toepassing zijnde wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

Artikel 8 - Beëindiging of intrekking van een voorziening

Het college kan een voorziening beëindigen:

  • a.

    indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 eerste lid, 17 en 18 eerste en tweede lid WWB, artikel 37 eerste lid IOAW, artikel 37 eerste lid IOAZ en of artikel 30c van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet nakomt;

  • b.

    indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

  • c.

    indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

  • d.

    indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle duurzame arbeidsinschakeling.

Artikel 9 - Vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten bij arbeidsinschakeling voorzover daarvoor geen beroep op een voorliggende voorziening kan worden gedaan.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 10 - Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11 – Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012 onder gelijktijdige intrekking van de Re-integratieverordening WWB-WIJ gemeente Schiedam.

Artikel 12 - Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Re-integratieverordening Schiedam 2012.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 15 december 2011

de griffier, J. Gordijn

de voorzitter, ir. J.M. Leemhuis-Stout

Toelichting Re-integratieverordening

Artikelsgewijs

Artikel 1 - Begrippen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

De omschrijving van de doelgroep is zodanig dat de aanspraak op ondersteuning alleen geldt voor personen woonachtig in Schiedam.

Het begrip voorliggende voorziening is een begrip dat alleen in de WWB voorkomt en houdt in dat als er ondersteuning en/of een voorziening kan worden geboden die gezien haar aard en doel toereikend en passend is, er geen recht bestaat op ondersteuning en/of een voorziening op grond van de WWB.

Artikel 2 - Reikwijdte

Bij de bepaling van het beleid op het gebied van gesubsidieerde arbeid en loonkosten subsidies zal rekening moeten worden gehouden met Europese regelgeving omtrent staatssteun. Het geven van dergelijke steun is aan regels gebonden om ervoor te waken dat er tussen, maar ook binnen, de lidstaten geen sprake is van concurrentievervalsing. Het verstrekken van subsidie aan bedrijven, ook de financiering van detacheringsbanen, kan onder omstandigheden vallen onder het begrip staatssteun. Indien dat bij de loonkostensubsidie die de gemeente verstrekt het geval is, zal de gemeente zich houden aan de bepaling van de betreffende EG-verordeningen omtrent werkgelegenheidssteun.

Artikel 3 - Opdracht college en aanspraken doelgroep

De WWB, IOAW en de IOAZ geven aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning aan de doelgroep. Hoewel leden van de doelgroep aanspraak kunnen maken op ondersteuning is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals zij het zich bij voorkeur zouden wensen. Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen terwijl de vraag naar voorzieningen afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.

Overigens kan een aanspraak op een voorziening niet geweigerd worden om reden dat het budget ontoereikend is: er dient ten minste een alternatief voorhanden te zijn in de vorm van klantmanagement waarbij praktische hulp wordt geboden en advies wordt gegeven of doorverwijzing naar andere instanties plaatsvindt.

Ook kan het college besluiten geen aanbod te doen aan bijstandsgerechtigden als het college van mening is dat een voorziening niet noodzakelijk is omdat de persoon direct aan het werk kan.

Artikel 4 - Uitvoeringsplan

Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening periodiek een uitvoeringsplan vast, waarin de doelstellingen, het beschikbare budget en de daarmee te behalen resultaten worden aangegeven.

Het uitvoeringsplan voor het nieuwe jaar wordt tegelijkertijd met de begroting voor dat nieuwe jaar vastgesteld.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een ”beeld van de uitvoering” aan de minister moet sturen. Dit betreft een louter financiële verantwoording. Daarnaast vindt jaarlijkse een verantwoording van de rechtmatigheid (uitvoering in overeenstemming met de gelden regels) plaats richting de minister van Binnenlandse Zaken. Deze verantwoording draagt de naam SISA (Single information Single audit) en bestaat uit de jaarrekening, de accountantsverklaring en een bijlage. De verantwoording van WWB, IOAW, IOAZ is daar een onderdeel van. Ten slotte vindt er een verantwoording van de doelmatigheid plaats waarin de effecten van het re-integratiebeleid worden verantwoord aan de raad. Dit gebeurt eens per jaar.

Artikel 5 - Verplichtingen

Tegenover het recht op ondersteuning en/of een voorziening en/of een uitkering staan de verplichtingen zoals genoemd in de van toepassing zijnde wetten, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede de verplichtingen die het college aan de aangeboden ondersteuning, voorziening en/of uitkering heeft verbonden.

In het derde lid wordt de verbinding met de maatregelenverordening gelegd. In het derde lid van artikel 4 van deze verordening wordt de verbinding met de maatregelenverordeningen gelegd. De maatregelenverordening WWB en de maatregelenverordening IOAW-IOAZ regelen het opleggen van een maatregel indien het lid van de doelgroep niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage en voor een bepaalde duur.

Artikel 6 - Subsidieplafonds en plafonds betreffende voorzieningen

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het uitvoeringsplan gebeuren (zie artikel 3 van deze verordening). De naderende uitputting van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidieplafonds en plafonds betreffende voorzieningen instellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag om ondersteuning, voorzieningen of een uitkering. De gemeente dient dan na te gaan welke alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er naar het oordeel van het college een andere noodzakelijk geachte voorziening wordt aangeboden. Er dient ten minste een alternatief voorhanden te zijn in de vorm van klantmanagement waarbij praktische hulp wordt geboden en advies wordt gegeven of doorverwijzing naar andere instanties plaatsvindt.

Het college heeft de bevoegdheid om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het uitvoeringsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die in de vorm van subsidies worden aangeboden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb). Een plafond betreffende voorzieningen geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen.

Artikel 7 - Algemene bepalingen over voorzieningen

Eerste lid

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met de voorzieningen.

Het gaat daarbij in principe om de volgende voorzieningen, die binnen de WWB mogelijk zijn;

  • a.

    Werkstages

  • b.

    Opstapbanen

  • c.

    Participatiebanen

  • d.

    Loonkostensubsidies aan werkgevers

  • e.

    Vangnetbanen

  • f.

    Uitstroompremies aan werkgevers,

  • g.

    Stimuleringspremies

  • h.

    Werkaanvaardingspremies

  • i.

    Premies voor vrijwilligerswerk

  • j.

    Inkomstenvrijlating.

  • k.

    Sociale activering (als opstap naar werk),

  • l.

    Scholing

  • m.

    Nazorg

Voor deze voorzieningen zijn nadere beleidsregels opgesteld. Middels de beleidsregels worden voorzieningen feitelijk geëffectueerd. Alleen de voorzieningen die in de beleidsregels zijn opgenomen kunnen door het college worden ingezet.

Tweede lid

Dit lid geeft het college de bevoegdheid om inhoudelijke invulling te geven aan de wijze waarop bijstandsgerechtigden die jonger zijn dan 27 jaar zich in het kader van de wachtperiode van 4 weken moeten inspannen teneinde werk te vinden of een opleiding te starten.

Derde lid

Dit lid draagt het college op om regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop zij gebruik wenst te maken van de mogelijkheid om onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden als tegenprestatie voor bijstand verplicht te stellen.

Vierde lid

Dit lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat betrokkene gedurende het traject op gezette tijden met de klantmanager de voortgang bespreekt. Of dat de client meewerkt aan een bepaald onderzoek.

Artikel 8 - Beëindiging of intrekking van een voorziening

Dit artikel geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever, of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een opstapbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het re-integratiebedrijf wordt verklaard dat deze re-integratieverordening van toepassing is.

Artikel 9 - Vergoedingen

Het is denkbaar dat de gemeente besluit noodzakelijke kosten te vergoeden die verband houden met arbeidsinschakeling, voor zover daarvoor geen beroep op voorliggende voorzieningen kan worden gedaan.

Artikel 10 - Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 - Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12 - Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.