Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent de heffing en invordering van woonwagenrecht (Verordening woonwagenrecht 2015)

Geldend van 26-11-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent de heffing en invordering van woonwagenrecht (Verordening woonwagenrecht 2015)

De raad van de gemeente Schiedam;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014 (kenmerk: BVBEL nr. 14INT00395) ;

gelet op artikel 229 van de Gemeentewet;

gelezen het advies van de raadscommissie van 4 november 2014;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van woonwagenrecht 2015

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst, met uitzondering van wagens die een eigen aandrijving hebben en wagens waarvoor voor het voortbewegen ervan over een weg geen ontheffing ingevolge de We­genverkeerswet van bij of krachtens die wet gegeven voorschriften met betrekking tot ver­keersregels en verkeerstekens is vereist;

standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

vergunning:

de vergunning voor het hebben van een stand­plaats op een woonwagencentrum;

week:

een tijdvak van zeven achtereenvolgende dagen;

kwartaal:

een tijdvak van 13 weken, dat gelijk loopt met een kalender­kwartaal.

Aard van de heffing en belastbaar feit 

Artikel 2

Onder de naam “woonwagenrecht” wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats met een woonwagen.

Belastingplicht

Artikel 3

  • 1. Het recht wordt geheven van de hoofdbewo(o)n(st)er van de woonwa­gen.

  • 2. Is de hoofdbewo(o)n(st)er overleden, dan wel door over­macht verhin­derd de woonwagen te bewonen, dan wordt voor de toepassing van het eerste lid één der in de woonwagen wonende personen als hoofdbe­wo(o)n(st)er aangemerkt, en wel in de volgende volgorde:

    • a.

      echtgeno(o)t(e);

    • b.

      bij gebreke van die(n), de oudste meerderjarige bloed­verwant in de rechte lijn;

    • c.

      bij gebreke ook van die(n), de oudste bewoner van de woonwagen.

Belastingtijdvak

Artikel 4

Het belastingtijdvak is gelijk aan een periode van 13 weken en loopt gelijk met een kalenderkwartaal.

Tarieven

Artikel 5

Het recht voor het hebben van een standplaats bedraagt, rekening houdend met het aantal punten volgens het Besluit huurprijzen woonruimte, bijlage I, onder C, het waarderingsstelsel voor woonwagens en standplaatsen, per kwartaal:

Punten

Tarief

43

€ 653,37

44

€ 668,52

45

€ 683,67

46

€ 698,97

47

€ 714,12

48

€ 729,36

49

€ 744,48

50

€ 759,69

51

€ 774,78

52

€ 790,11

53

€ 805,23

In dit bedrag zijn niet begrepen andere rechten en bedragen, verschul­digd wegens water-, gas- en stroomverbruik.

Wijze van heffing

Artikel 6

Het recht wordt geheven bij wege van aanslag.

Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingplicht in de loop van het tijdvak

Artikel 7

  • 1. Het recht is verschuldigd bij de aanvang van het belas­tingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijd­vak aan­vangt, is het recht verschuldigd vanaf de eerste week van verblijf, volgende op die van aankomst op een woonwagencentrum over zoveel volle weken als er in dat belastingtijdvak overblijven. Voor elke week is 1/13 van het kwartaaltarief verschuldigd.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijd­vak eindigt wordt, op aanvraag van de belastingplichtige, ontheffing verleend over het aantal volle weken van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na het tijdstip van de beëindi­ging van de belastingplicht, overblijft.

Vrijstelling

Artikel 8

Het recht wordt niet geheven voor het hebben van een stand­plaats met een woonwagen krachtens een privaatrechtelijke overeenkomst.

Termijn van betaling

Artikel 9

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de belastingaanslagen worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbil­jet is ver­meld.

  • 2. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet, indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijd­vak aanvangt de aanslag worden betaald in één termijn, welke vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Kwijtschelding

Artikel 10

Bij de invordering van dit recht wordt geen kwijtschelding verleend.

Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Artikel 11

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het woonwagenrecht.

Overgangsrecht

Artikel 12

De "Verordening Woonwagenrecht 2014" vastgesteld bij raadsbesluit van 14 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede  lid ge­noemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Inwerkingtreding

Artikel 13

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 13 november 2014
de griffier, de voorzitter,
J. Gordijn, C.H.J. Lamers