Regeling vervallen per 12-02-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schiedam houdende regels met betrekking tot jeugdhulp Verordening Jeugdhulp Schiedam 2017

Geldend van 20-06-2017 t/m 11-02-2020

Intitulé

Verordening Jeugdhulp Gemeente Schiedam 2017

De raad van de gemeente Schiedam:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 april 2017;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat:

  • de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd;

  • het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen over:

    • -

      de door het college te verlenen individuele voorzieningen en algemene voorzieningen;

    • -

      de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;

    • -

      de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen;

    • -

      de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;

    • -

      de bestrijding van het ten onrechte ontvangen individuele voorziening in natura of een persoonsgebonden budget, alsmede oneigenlijk en onrechtmatig gebruik van de wet;

    • -

      de waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van de jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan.

  • het wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociaal netwerk;

besluit vast te stellen de Verordening Jeugdhulp Gemeente Schiedam 2017.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemene voorziening: jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die rechtstreeks (of met een verwijzing van de sociaal professional) toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;

    • b.

      andere voorziening: voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet;

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • d.

      cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

    • e.

      familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak, opgesteld door de jeugdige en zijn ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.;

    • f.

      gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten geacht worden onderling te bieden;

    • g.

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen, stoornissen in verstandelijke beperking, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid van de wet;

    • h.

      individuele voorziening: een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening op grond van de wet die door het college wordt verstrekt op basis van een besluit;

    • i.

      melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 5, eerste lid;

    • j.

      ondersteuningsplan: het hulpverleningsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

    • k.

      persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouder dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • l.

      verklaring individuele voorziening: door de jeugdige en/of ouders ondertekende verklaring dat het ondersteuningsplan kan worden beschouwd als een aanvraag voor een individuele voorziening;

    • m.

      Veilig Thuis: het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de wet;

    • n.

      wet: Jeugdwet;

    • o.

      wijkteam: wijkondersteuningsteam (WOT).

  • 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet bescherming persoonsgegevens.

Artikel 2. Toegang algemene voorzieningen

De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Vrij toegankelijke basishulp:

    • -

      jeugdgezondheidszorg;

    • -

      informatie, cursussen en opvoedadvies;

    • -

      kortdurende pedagogische ondersteuning;

    • -

      jongerenwerk;

    • -

      het wijkteam.

  • b.

    Niet vrij toegankelijke basishulp:

    • -

      jeugd- en gezinsondersteuning vanuit het wijkteam.

Artikel 3. Individuele voorzieningen

  • 1. De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

    • -

      crisisopvang;

    • -

      forensische hulp;

    • -

      gesloten jeugdhulp;

    • -

      langdurige specialistische ggz bij complexe problematiek;

    • -

      dagbehandeling jonge kind;

    • -

      pleegzorg;

    • -

      residentiële hulp in het vrijwillige kader;

    • -

      specialistische ambulante opvoedhulp bij langdurige complexe problematiek;

    • -

      specialistische (dag)behandeling in combinatie met verzorging van verstandelijk beperkte jeugd;

    • -

      verzorging van jeugd met een lichamelijke en zintuiglijke beperking.

    • -

      EED; diagnose en behandeling van Ernstige, Enkelvoudige Dyslexie.

  • 2. De wijze waarop jeugdigen of hun ouders toegang tot de individuele voorzieningen kunnen verkrijgen, is geregeld in de artikelen 10 tot en met 13.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

Artikel 5. Melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen of ouders kunnen een hulp-, of ondersteuningsvraag melden bij het college.

  • 2. Het college registreert de ontvangst van een melding van een hulp- of ondersteuningsvraag of de ontvangst van een verwijzing als bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

Artikel 6. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 7, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 7. Het gesprek / het onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoefte, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een algemene voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders; en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over hun rechten en plichten, de vervolgprocedure en de noodzaak om hun persoonsgegevens te verwerken, zoals bedoeld in artikel 14.

  • 3. Als tijdens het gesprek als bedoeld in het eerste lid duidelijk wordt dat een individuele voorziening noodzakelijk is, wordt dit bevestigd aan de jeugdige en zijn ouders. Het college verstrekt dan binnen zes weken een ondersteuningsplan waarin een verslag van de uitkomsten van het onderzoek is opgenomen en waarin naar het oordeel van het college de gewenste jeugdhulp is vastgelegd.

  • 4. De in het vorige lid genoemde termijn kan met instemming van de aanvrager worden verlengd. De reden van de verlenging en de instemming worden vastgelegd in het ondersteuningsplan of het dossier.

  • 5. Het college wijst de jeugdige en zijn ouders op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning.

  • 6. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 8. Familiegroepsplan

Het college stelt de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

Artikel 9. Ondersteuningsplan

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, als bedoeld in artikel 7, in het ondersteuningsplan.

  • 2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het ondersteuningsplan toegevoegd.

  • 3. Indien sprake is van een enkelvoudige verwijzing naar een algemene voorziening, als bedoeld in artikel 2, onder b, kan het college volstaan met een verwijzing en behoeft er geen ondersteuningsplan te worden verstrekt.

Artikel 10. Aanvraagprocedure voor een individuele voorziening

  • 1. Jeugdigen of hun ouders kunnen een aanvraag voor een individuele voorziening, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, indienen bij het college door middel van een ondertekende “verklaring aanvraag individuele voorziening” in het ondersteuningsplan.

  • 2. De in het vorige lid genoemde verklaring wordt ondertekend door:

    • -

      wettelijk vertegenwoordiger van een jeugdige jongere dan twaalf jaar;

    • -

      wettelijk vertegenwoordiger en jeugdige in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar, mits de jeugdige in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake; of

    • -

      jeugdige van zestien jaar of ouder.

  • 3. Het college beschouwt een ondersteuningsplan met een ondertekende verklaring als een volledige aanvraag voor een individuele voorziening, indien ondertekening plaatsvindt binnen drie maanden na het opstellen van het ondersteuningsplan.

  • 4. Er dient binnen twee weken te worden beslist op de aanvraag als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 11. Criteria voor het toekennen van individuele voorzieningen

Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover:

  • a.

    zij op eigen kracht, met gebruikelijke zorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag;

  • b.

    zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemene voorziening, en

  • c.

    zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening.

Artikel 12. Aanvullende criteria voor pgb

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een individuele voorziening in de vorm van een pgb ontvangen, mits voldaan is aan de criteria in artikel 8.1.1 van de wet en artikel 11 van deze verordening.

  • 2. Het verstrekken van een individuele voorziening in de vorm van een pgb is voorbehouden aan het college.

  • 3. De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan.

  • 4. De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt kan de jeugdhulp betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk, mits:

    • a.

      deze persoon een lager tarief betaald krijgt voor zijn diensten dan het door het college vastgestelde tarief als bedoeld in lid 3. Dit lagere tarief wordt door het college in de in het vijfde lid bedoelde nadere regels vastgesteld;

    • b.

      dit naar het oordeel van het college niet leidt tot overbelasting van deze persoon;

    • c.

      deze persoon op geen enkele wijze druk op de ontvanger van de pgb heeft uitgeoefend bij diens beslissing;

    • d.

      dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is.

  • 5. Het college stelt nadere regels vast over de hoogte van de pgb en de aan de pgb verbonden voorwaarden en verplichtingen.

  • 6. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van de pgb.

Artikel 13. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is, en indien van toepassing;

    • c.

      wat de vervaltermijn van de beschikking is;

    • d.

      welke gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieder van jeugdhulp de voorziening verstrekt, en indien van toepassing;

    • e.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn; en

    • f.

      de mogelijkheid om in bezwaar te gaan tegen het besluit.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe deze is berekend;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en indien van toepassing;

    • e.

      de vervaltermijn van de beschikking;

    • f.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb; en

    • g.

      de mogelijkheid om in bezwaar te gaan tegen het besluit.

Artikel 14. Gegevensverwerking

  • 1. Het college verwerkt de persoonsgegevens van jeugdigen en zijn ouders, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de Jeugdwet.

  • 2. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders zo spoedig mogelijk over de verwerking van de persoonsgegevens, het doel van de verwerking en welke rechten zij kunnen uitoefenen ten aanzien van de verwerking van zijn gegevens.

  • 3. Als meer gegevens worden opgevraagd dan de Jeugdwet mogelijk maakt of als persoonsgegevens worden gedeeld met partijen, die buiten de kaders van de Jeugdwet vallen geldt dat het college aan de betrokkenen toestemming vraagt voor de verwerking van hun persoonsgegevens binnen het wijkteam en eventuele andere relevante instanties die bij de hulp-, of ondersteuningsvraag betrokken zijn, voor zover dit noodzakelijk is voor het onderzoek als bedoeld in artikel 7, dan wel voor zover dit noodzakelijk is voor de integrale aanpak van de hulpvraag.

  • 4. In afwijking van het vorige lid kan het college persoonsgegevens zonder toestemming van betrokkene(n) verwerken, wanneer tegemoet gekomen wordt aan een spoedeisend belang of een wettelijke plicht.

  • 5. Het college legt de afspraken over het verwerken van persoonsgegevens en de rechten van de betrokkenen vast in een reglement of protocol en sluit indien nodig een bewerkersovereenkomst af met betrokken partijen.

Artikel 15. Herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, herzien of intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voor of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een besluit op grond van het tweede lid heeft herzien of ingetrokken, kan het college de geldswaarde vorderen van de teveel of ten onrechte genoten individuele voorziening of het teveel of ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het budget binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de pgb is verstrekt.

Artikel 16. Oneigenlijk en onrechtmatig gebruik

  • 1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of sprake is van oneigenlijk of onrechtmatig gebruik van een verstrekte individuele voorziening.

  • 2. De jeugdige, zijn ouders en zorgaanbieders verstrekken aan het college alle informatie die benodigd is voor het onderzoek als bedoeld in het vorige lid.

  • 3. Indien uit het onderzoek, als bedoeld in het eerste lid, blijkt dat sprake is van oneigenlijk of onrechtmatig van een verstrekte individuele voorziening, kan het college de beslissing een individuele voorziening te verstrekken met terugwerkende kracht intrekken en de gehele of gedeeltelijke geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening in natura of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Indien uit het onderzoek, als bedoeld in het eerste lid, blijkt dat sprake is van een strafbaar feit doet het college daarvan aangifte bij de politie.

Artikel 17. Afstemming met Gezondheidszorg

  • 1. Het college maakt afspraken met de huisartsen en de zorgverzekeraars over de aansluiting tussen de overige voorzieningen en de huisartsenzorg, waaronder de praktijkondersteuning.

  • 2. college maakt afspraken met de huisartsen, jeugdartsen en de medisch specialisten over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onderdeel g van de wet en artikel 4 van deze verordening, plaatsvindt.

  • 3. Het college maakt afspraken met de huisartsen, jeugdartsen en medisch specialisten over de wijze waarop de verwijzing naar een individuele voorziening bekrachtigd wordt in een besluit van het college als bedoeld in artikel 4, lid 2, van deze verordening.

  • 4. Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het centraal indicatieorgaan zorg (CIZ) over hoe de continuïteit van de persoonlijke verzorging, geestelijke gezondheidzorg en gehandicaptenzorg te garanderen voor jeugdigen die in behandeling zijn en de leeftijd van achttien jaar bereiken en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen.

Artikel 18. Afstemming met Gecertificeerde instellingen

  • 1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp op basis van het besluit van de gecertificeerde instelling ter uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel conform artikel 3.5 eerste lid van de wet of ter uitvoering van jeugdreclassering conform artikel 2.4 tweede lid onder b van de wet.

  • 2. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instelling over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, als bedoeld in artikel 3.5 eerste lid van de wet;

    • b.

      het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;

    • e.

      hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3. Het college en de gecertificeerde instellingen leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 van de wet.

Artikel 19. Afstemming met Justitiedomein

  • 1. Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële inrichtingen over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 tweede lid onder b van de wet.

  • 2. Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken als bedoeld in het eerste lid op in het protocol als bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.

Artikel 20. Afstemming met Veilig Thuis

Het college maakt afspraken met Veilig Thuis over de toegang tot de overige en individuele voorzieningen en stelt in regioverband beleid op ten aanzien van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Artikel 21. Afstemming met voorschoolse voorzieningen

  • 1. Het college maakt afspraken met de instellingen voor peuterspeelzaalwerk en kinderopvang over:

    • a.

      de afstemming tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in artikel 2 en de voorschoolse voorzieningen;

    • b.

      de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor jeugdigen en hun ouders;

    • c.

      de terugkoppeling van de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen;

    • d.

      de gezamenlijke zorgarrangementen en de toegang hiertoe.

Artikel 22. Afstemming met onderwijs

  • 1. Het college maakt afspraken met de samenwerkingsverbanden primair en voorgezet onderwijs en de schoolbesturen speciaal onderwijs clusters 1 en 2 over:

    • a.

      de afstemming tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in artikel 2, leerplicht en het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen op de scholen;

    • b.

      de afstemming, voor zover en indien noodzakelijk, bij het toekennen van individuele voorzieningen voor leerlingen en hun ouders;

    • c.

      de terugkoppeling over de voortgang en resultaten van de individuele voorzieningen;

    • d.

      de gezamenlijke onderwijszorgarrangementen en de toegang hiertoe.

  • 2. Het college en de samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs leggen de afspraken als bedoeld in het eerste lid valt in een protocol of overeenkomst.

Artikel 23. Afstemming met Wmo-voorzieningen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van de voorzieningen voor jeugdigen op grond van deze verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 3. Het college draagt zorg voor de continuïteit van zorg voor onder haar verantwoordelijkheid wanneer de jeugdige de leeftijd van achttien jaar bereikt.

Artikel 24. Afstemmingen met voorzieningen werk en inkomen

  • 1. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en (re-integratie)voorzieningen voor jeugdigen op grond van de Participatiewet, waaronder leerwerktrajecten.

  • 2. Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor volwassenen, zijnde ouders, op grond van de Participatiewet, waaronder aanvullende minimabeleid.

Artikel 25. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 26. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 27. Klachtregeling

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor de behandeling van klachten van jeugdigen of ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Het college ziet er op toe dat jeugdhulpaanbieders over een klachtregeling beschikken en ziet toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntenervaringsonderzoek.

Artikel 28. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt cliënten en/of vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

Artikel 29. Nadere regels

Voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van deze verordening, kan het college nadere regels vaststellen.

Artikel 30. Evaluatie

Deze verordening, alsmede de nadere regels die op grond van artikel 29 door het college zijn vastgesteld, worden eenmaal per twee jaar geëvalueerd.

Artikel 31. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 32. Inwerkingtreding en intrekking oude verordening

Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2017 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Jeugdhulp Schiedam 2015.

Artikel 33. Overgangsbepalingen

  • 1. De Verordening Jeugdhulp Schiedam 2017 treedt als grondslag in de plaats voor de nadere regels die zijn vastgesteld op grond van de Verordening Jeugdhulp Schiedam 2015.

  • 2. Voor de lopende voorzieningen blijft de Verordening Jeugdhulp Schiedam 2015 van toepassing.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend voor 1 juni 2017, worden afgehandeld krachtens de Verordening Jeugdhulp Schiedam 2015.

Artikel 34. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening Jeugdhulp Schiedam 2017”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 6 juni 2017.
De griffier, De voorzitter,
J.W. Scherpenzeel C.H.J. Lamers

TOELICHTING

TOELICHTING