Regeling vervallen per 01-07-2014

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE SCHIEDAM 2004

Geldend van 01-07-2005 t/m 30-06-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

REÏNTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE SCHIEDAM 2004

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Schiedam;

  • c.

    de gemeente: de gemeente Schiedam;

  • d.

    de raad: de gemeenteraad van Schiedam;

  • e.

    doelgroep: de personen aan wie op grond van artikel 7, eerste lid onder a, artikel 10 derde lid a casu quo art 40, eerste lid van de wet door het college ondersteuning kan worden geboden;

  • f.

    voorziening: een voorziening bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet;

  • g.

    ondersteuning: ondersteuning bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet;

  • h.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • i.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • j.

    arbeidsinschakeling: arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 6 onder b van de wet;

  • k.

    algemeen geaccepteerde arbeid; arbeid als bedoeld in artikel 9 eerste lid van de wet;

  • l.

    uitvoeringsplan: plan zoals bedoeld in artikel 3 lid 1 van deze verordening;

  • m.

    voorliggende voorziening: een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 5, onder f van de wet;

  • n.

    awb: Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Reikwijdte

Deze verordening vindt nadrukkelijk mede haar grondslag in de bepalingen van de EG-verordeningen inzake werkgelegenheidssteun, met name waar het betreft de vormgeving van het bepaalde in artikel 8 (nieuw) ten aanzien van gesubsidieerde arbeid en loonkostensubsidies.

Artikel 3 Opdracht college

  • 1. Ingevolge artikel 7 van de wet biedt het college ondersteuning aan leden van de doelgroep en zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen. Het college houdt daarbij rekening met de aard en de omvang van door het college te bepalen doelgroepen en de voorzieningen die het meest geschikt zijn voor de leden van die doelgroepen;

  • 2. Het college kan bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

Artikel 4 Uitvoeringsplan

  • 1. Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een uitvoeringsplan vast, waarin de doelstellingen, het beschikbare budget en de daarmee te behalen resultaten worden aangegeven;

  • 2. Het uitvoeringsplan voor het nieuwe jaar wordt tegelijkertijd met de begroting vastgesteld;

  • 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het beleid. Dit verslag wordt vormgegeven conform het verslag als bedoeld in artikel 77 van de wet.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning en voorziening

  • 1. Leden van de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 genoemde uitvoeringsplan.

Artikel 6 Verplichtingen

  • 1. Een lid van de doelgroep die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken;

  • 2. Een lid van de doelgroep die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden;

  • 3. Bij niet nakoming van de verplichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid kan het college voorzover leden van de doelgroep een uitkering ingevolge de wet, IOAW of IOAZ ontvangen, deze uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de maatregelenverordening;

  • 4. Bij niet nakoming van de verplichtingen als bedoeld in het eerste en tweede lid kan het college voorzover het de overige leden van de doelgroep betreft, de borgsom zoals bedoeld in artikel 7 lid 4 niet terugbetalen.

Artikel 7 Subsidieplafonds en plafonds betreffende voorzieningen

  • 1. Het college kan in het uitvoeringsplan een of meer subsidieplafonds - of plafonds betreffende voorzieningen vaststellen;

  • 2. Bij bereiking van de in lid 1 bedoelde plafonds wordt een naar het oordeel van het college pas-sende ondersteuning aangeboden.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1. Het college legt in beleidsregels vast welke voorzieningen in ieder geval aangeboden kunnen worden alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

  • 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening, aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden.

  • 3. Het college kan een voorziening beëindigen:

    • a.

      indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 eerste lid, 17 en 18 eerste en tweede lid van de wet en de artikelen 28 en 29 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet nakomt;

    • b.

      indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

    • c.

      indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

    • d.

      indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle duurzame arbeidsinschakeling.

  • 4. Het college kan bij leden van de doelgroep, niet zijnde personen met een uitkering volgens de wet, IOAW of IOAZ voor het gebruik van een voorziening een borgsom opleggen. Deze borgsom wordt terugbetaald, indien de voorziening naar het oordeel van het college heeft geleid tot het met de voorziening beoogde resultaat.

Artikel 9 Vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken voor noodzakelijke kosten bij arbeidsinschakeling voorzover daarvoor geen beroep op een voorliggende voorziening kan worden gedaan.

Artikel 10 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college kan bij aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid, niet zijnde gesubsidieerde arbeid, voorzieningen bieden gericht op nazorg.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 11 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Schiedam 2004”.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op 1 juni 2004 in werking.

Toelichting bij de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Schiedam

Artikel 1 Begripsbepalingen

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand.

De omschrijving van de doelgroep is zodanig dat de aanspraak op ondersteuning alleen geldt voor personen woonachtig in Schiedam.

Artikel 3 Opdracht college

De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning aan de doelgroep. Hoewel leden van de doelgroep aanspraak kunnen maken op ondersteuning is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals zij het zich bij voorkeur zouden wensen.

Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van voorzieningen, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen terwijl de vraag naar voorzieningen afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.

Overigens kan een aanspraak op een voorziening niet geweigerd worden om reden dat het budget ontoereikend is: er dient ten minste een alternatief voorhanden te zijn in de vorm van klantmanagement waarbij praktische hulp wordt geboden en advies wordt gegeven of doorverwijzing naar andere instanties plaatsvindt.

Artikel 4 Uitvoeringsplan

Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een uitvoeringsplan vast, waarin de doelstellingen, het beschikbare budget en de daarmee te behalen resultaten worden aangegeven.

Het uitvoeringsplan voor het nieuwe jaar wordt tegelijkertijd met de begroting voor dat nieuwe jaar vastgesteld.

Het derde lid biedt de basis voor de verantwoording van het beleid. De WWB geeft aan dat het college elk jaar een voorlopig en een definitief verslag over de uitvoering (VODU) naar het rijk zendt. Deze verslagen dienen gepaard te gaan met een verklaring van de raad. Daarom is ervoor gekozen expliciet op te nemen dat er een verantwoordingsverslag aan de raad moet worden gezonden. Het ligt voor de hand dat bij de vormgeving van het verslag op grond van deze verordening wordt aangesloten bij de inhoud van het VODU.

Artikel 5 Aanspraak op ondersteuning en voorziening

In het eerste lid wordt gesproken over de aanspraak op ondersteuning. Ondersteuning wordt geboden door het aanbieden van een traject, waarbij zonodig voorzieningen worden ingezet of door het bieden van praktische hulp, advies of doorverwijzing naar andere instanties.

In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de individuele persoon en de criteria die daarbij in deze verordening en het uitvoeringsplan worden gehanteerd bij het aanbieden van voorzieningen. De gemeente wil die voorziening inzetten die ervoor zorgt dat betrokkene zo snel mogelijk duurzaam aan het werk is, d.w.z. werkaanvaarding voor onbepaalde tijd of tijdelijk voor ten minste zes maanden.

Artikel 6 Verplichtingen

Tegenover het recht op een uitkering staan de verplichtingen zoals genoemd in de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

In het derde lid wordt de verbinding met de maatregelenverordening gelegd. Deze verordening regelt het opleggen van een maatregel indien de uitkeringsgerechtigde niet aan zijn verplichtingen voldoet. Deze maatregel bestaat uit het verlagen van de uitkering met een bepaald percentage en voor een bepaalde duur. Echter, voor personen zonder uitkering, ANW-ers kan de gemeente de uitkering niet verlagen als maatregel. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente de vanwege het gebruik van een voorziening opgelegde borgsom niet terugbetaald.

Artikel 7 Subsidieplafonds en plafonds betreffende voorzieningen

De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Dit kan in het uitvoeringsplan gebeuren (zie artikel 3 van deze verordening). De naderende uitputting van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren.

Om dat wel mogelijk te maken kan de gemeente bij verordening subsidieplafonds en plafonds betreffende voorzieningen instellen.

De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient dan na te gaan welke alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wat wel kan is dat per voorziening een plafond wordt ingebouwd; dit laat de mogelijkheid open dat er naar het oordeel van het college een andere noodzakelijk geachte voorziening wordt aangeboden. Er dient ten minste een alternatief voorhanden te zijn in de vorm van klantmanagement waarbij praktische hulp wordt geboden en advies wordt gegeven of doorverwijzing naar andere instanties plaatsvindt.

Bij dit artikel wordt uitgegaan van de bevoegdheid van het college om plafonds in te stellen. Een mogelijkheid is dat bij de vaststelling van de plafonds wordt verwezen naar de bedragen die in het uitvoeringsplan of in de begroting voor de verschillende voorzieningen worden gereserveerd.

Een subsidieplafond geldt voor voorzieningen die in de vorm van subsidies worden aangeboden. Een subsidieplafond dient wel bekendgemaakt te worden vóór de periode waarvoor deze geldt (art. 4:27 lid 1 Awb).

Een plafond betreffende voorzieningen geldt voor de overige uitgaven die het college doet in het kader van voorzieningen.

Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen

In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met de voorzieningen.

Het gaat daarbij in principe om de volgende voorzieningen:

  • a.

    Werkstages

  • b.

    Opstapbanen

  • c.

    Vangnetbanen

  • d.

    uitstroompremies aan werkgevers

  • e.

    loonkostensubsidies aan werkgevers

  • f.

    inkomstenvrijlating

  • g.

    sociale activering (als opstap naar werk)

  • h.

    scholing

Voor deze voorzieningen zijn nadere beleidsregels (Beleidsregels reïntegratie gemeente Schiedam) opgesteld.

Het tweede lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat betrokkene gedurende het traject op gezette tijden met de klantmanager de voortgang bespreekt.

Het derde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen zij dat kan doen. Onder beëindigen wordt hierbij ook verstaan het stopzetten van de subsidie aan een werkgever of het opzeggen van de arbeidsovereenkomst bij een opstapbaan. Bij deze laatste wijze van beëindigen dienen vanzelfsprekend de toepasselijke bepalingen uit het arbeidsrecht en de eventueel aanwezige rechtspositieregeling in acht te worden genomen.

Een bijzonder aandachtspunt is hier het uitbesteden van voorzieningen aan reïntegratiebedrijven. Immers, bij uitbesteden wordt een deel van de regie uit handen gegeven. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contract met het reïntegratiebedrijf wordt verklaard dat deze reïntegratieverordening van toepassing is.

In het vierde lid wordt geregeld dat niet-uitkeringsgerechtigden en personen met een uitkering ingevolge de Algemene Nabestaandenwet voor het gebruik van een voorziening een borgsom betalen.

Betaling van een borgsom bevordert volgens het college het verantwoord gebruik maken van de aangeboden voorziening. De borgsom wordt terugbetaald indien de voorziening heeft geleid tot het met de voorziening beoogde resultaat.

Artikel 9 Vergoedingen

Het is denkbaar dat de gemeente besluit noodzakelijke kosten te vergoeden die verband houden met arbeidsinschakeling, voorzover daarvoor geen beroep op voorliggende voorzieningen kan worden gedaan.

Artikel 10 Voorzieningen gericht op nazorg

Mede gezien de beperkte budgetten is het belangrijk ervoor te zorgen dat personen met een uitkering ingevolge de wet na uitstroom niet na een korte periode terugvallen in de uitkering. De gemeente kan ertoe besluiten veel aandacht te besteden aan nazorg, met als doel een werkelijk duurzame plaatsing te realiseren. Bij dit artikel is ervan uitgegaan dat nazorg geboden kan worden ná aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid, dus niet bij gesubsidieerde arbeid. Bij gesubsidieerde arbeid maakt begeleiding en advisering normaal gesproken al onderdeel uit van het traject.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13 Inwerkingtreding

In het kader van de gefaseerde invoering van de WWB hebben gemeenten tot 1 januari 2005 de tijd om de verordening vast te stellen.

Van belang is hierbij ook de Tijdelijke referendumwet. Er moet van worden uitgegaan dat de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand een op grond van artikel 8 eerste lid onder a Tijdelijke referendumwet (TRW) referendabel besluit is. Op grond van artikel 22 lid 2 TRW kan de inwerkingtreding van de Reïntegratieverordening niet worden vastgesteld op een datum eerder dan zes weken na bekendmaking.

Tenslotte is in het Invoeringsbesluit WWB bepaald dat de reïntegratieverordening en de maatregelenverordening op hetzelfde tijdstip in casu 1 juni 2004 in dienen te gaan.