Regeling vervallen per 04-02-2016

Verordening verbetering particuliere woningvoorraad en monumenten 2004

Geldend van 04-02-2016 t/m 03-02-2016

Intitulé

Verordening verbetering particuliere woningvoorraad en monumenten 2004

VERORDENING VERBETERING PARTICULIERE WONINGVOORRAAD EN MONUMENTEN 2004

Artikel 1.1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanwijzingslijst: lijst van panden die in aanmerking kunnen komen voor een subsidie op grond van deze verordening;

  • b.

    bedrijfsmatige verhuurder: eigenaar die een of meerdere woningen in bezit heeft en als zodanig ook verhuurt en die niet in één van de betreffende woningen woont;

  • c.

    bedrijfsruimte: een pand, of een gedeelte van een pand, dat niet kan worden aangemerkt als woning en dat naar de aard van de ruimtelijke indeling is bestemd voor de uitoefening van een bedrijf;

  • d.

    bemiddelend orgaan: het bemiddelend orgaan te Hoevelaken dat financieel advies geeft inzake het wel of niet verstrekken van een lening;

  • e.

    bijdrage ineens: eenmalig bijdrage bij de aanpak groot onderhoud;

  • f.

    bouwkundig onderhoudsrapport: rapport van de bouwkundige opnamestaat van een woning waarbij tevens is aangegeven welk onderhoud binnen een termijn van drie jaar dient plaats te vinden en welk onderhoud binnen een termijn van tien jaar;

  • g.

    bouwkundige eenheid: een groep woningen, al dan niet in combinatie met bedrijfsruimten, met een of meer gezamenlijke bouwmuren;

  • h.

    bouwplan of werk: het totaal van de te treffen voorzieningen gebaseerd op het programma van eisen aan één van de in artikel 1.5, genoemde categorieën;

  • i.

    budget: het totale bedrag dat door burgemeester en wethouders ter beschikking is gesteld voor de financiering van de subsidies krachtens deze verordening;

  • j.

    eigenaar: de opstaller, de erfpachter, de gerechtigde tot een appartementsrecht of degene aan wie door een rechtspersoon een deelnemings- of lidmaatschapsrecht is verleend dat recht geeft op gebruik van een woning;

  • k.

    eigenaar-bewoner: de eigenaar die zelf in de woning woont;

  • l.

    eigendom: het opstal, het erfpacht, het appartementsrecht of door een rechtspersoon verleend deelnemings- of lidmaatschapsrecht dat recht geeft op gebruik van een woning;

  • m.

    funderingsherstel: het herstellen van bouwtechnische gebreken aan de fundering van een pand c.q. bouwkundige eenheid;

  • n.

    goedgekeurde kosten: de kosten voor de te treffen voorzieningen op basis van het Programma van Eisen, goedgekeurd door burgemeester en wethouders;

  • o.

    groot onderhoud: het pakket aan te brengen voorzieningen aan de in artikel 1.5 genoemde categorieën woningen en bedrijfsruimten welke voortvloeien uit het Bouwkundig Onderhoudsrapport (BOR);

  • p.

    kwaliteits- en uitvoeringseisen: een vastgesteld deel van het Programma van Eisen waarin een verzameling uitvoeringseisen met bijbehorende kwaliteit zijn opgenomen die richtinggevend zijn voor de te treffen voorzieningen en als zodanig is opgenomen als bijlage bij deze verordening;

  • q.

    monumenten:

    • -

      panden die zijn opgenomen in het monumentenregister zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, dan wel panden waaromtrent de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen ingevolge artikel 3 van deze wet het voornemen tot plaatsing op de monumentenlijst heeft kenbaar gemaakt;

    • -

      panden die zijn opgenomen in de monumentenlijst zoals bedoeld in de gemeentelijke monumentenverordening;

    • -

      panden die door burgemeester en wethouders zijn opgenomen in het aanwijzingstraject gemeentelijk of rijksmonument:

    • -

      panden die zijn opgenomen in de monumentenlijst zoals bedoeld in de provinciale monumenten verordening van de provincie Zuid Holland;

  • r.

    Nationaal restauratiefonds: de Stichting Nationaal Restauratiefonds te Hoevelaken;

  • s.

    rente: het advies-rentepercentage dat het Stimulerings- c/q Restauratiefonds hanteert voor hypothecaire leningen met een rentevastperiode van twintig en vijfentwintig jaar;

  • t.

    particuliere woningvoorraad (of woningen): woningen welke niet in eigendom zijn van de gemeente of een toegelaten instelling krachtens artikel 70 van de Woningwet;

  • u.

    Programma van Eisen: een door burgemeester en wethouders vastgesteld programma waarin een verzameling van technische en bouwkundige eisen zijn opgenomen waaraan de te treffen voorzieningen moeten voldoen en als zodanig is opgenomen als bijlage bij deze verordening;

  • v.

    Restauratiefonds: een fonds waaruit de gemeente, op grond van haar samenwerkings-overeenkomst met de Stichting Nationaal Restauratiefonds, restauratiefondsleningen kan toekennen, en waarin de rente en de aflossingen over deze leningen worden teruggestort;

  • w.

    restauratiefondslening: een laagrentende lening voor doeleinden zoals omschreven in deze verordening, die door het Nationaal Restauratiefonds wordt verstrekt;

  • x.

    schil of casco bij gesplitst bezit: alles wat binnen Verenigingen van Eigenaren tot de gemeen-schappelijke delen wordt gerekend zoals omschreven in de splitsingsakte en bijbehorend reglement;

  • y.

    schil of casco bij ongesplitst bezit: alles wat tot de gemeenschappelijke delen wordt gerekend en waaronder met name wordt verstaan:

    • -

      de fundering;

    • -

      dragende muren, gevels, buitenkozijnen met ramen en deuren;

    • -

      balkons en woningscheidende vloerconstructies;

    • -

      dakconstructies, inclusief dakbedekkingen en dakkapellen;

    • -

      rook- en ventilatiekanalen;

    • -

      riolering;

    • -

      trappenhuizen;

  • z.

    stedelijke vernieuwing: op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderszins tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied;

  • aa.

    stichtingskosten: alle noodzakelijke kosten die gemaakt worden om het bouwplan te kunnen realiseren;

  • bb.

    Stimuleringsfonds: de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten te Hoevelaken;

  • cc.

    stimuleringslening: een laagrentende lening voor doeleinden zoals omschreven in deze verordening, die door het Stimuleringsfonds wordt verstrekt;

  • dd.

    subsidie: in deze verordening wordt onder subsidie verstaan de aanspraak op financiële middelen in de vorm van restauratiefonds-, stimuleringsleningen en bijdragen ineens voor de in artikel 1.5, genoemde categorieën;

  • ee.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens deze verordening;

  • ff.

    voorschotfonds: het budget dat door burgemeester en wethouders is gereserveerd om te voorzien in voorschotbetalingen genoemd in deze regeling;

  • gg.

    woning: iedere woonruimte bestemd en in gebruik als zelfstandige permanente bewoning;

  • hh.

    woonruimte: besloten ruimte met zelfstandige toegang, die al dan niet tezamen met één of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor zelfstandige bewoning door een huishouden waarbij de bewoner(s) niet afhankelijk zijn van wezenlijke voorzieningen, welke buiten de woning gelegen zijn.

Artikel 1.2

  • 1. De raad stelt het budget en tevens zijnde het subsidieplafond, voor de verbetering van de particuliere woningvoorraad vast.

  • 2. Bovengenoemd budget kan door de raad in deelbudgetten verdeeld worden.

  • 3. Vaststelling van het budget kan betrekking hebben op een of meer budgetjaren.

  • 4. Overeenkomstig het derde lid aangewezen budgetten gelden voor de uitvoering van deze verordening als deelbudgetten.

  • 5. Het budget en tevens het subsidieplafond en de deelbudgetten worden bekend gemaakt in een of meer dag- of weekbladen.

Artikel 1.3

  • 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in het belang van de stedelijke vernieuwing en verbetering van de particuliere woningvoorraad subsidie toe te kennen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels vast te stellen omtrent de verlening en vaststelling van de in het eerste lid genoemde subsidie.

  • 3. Burgemeester en wethouders houden bij hun beslissing op grond van het eerste lid rekening met financiële steun of met een bijdrage die uit hoofde van enige andere regeling is verstrekt of kan worden toegekend.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen aan het toekennen van subsidie voorschriften verbinden.

  • 5. Bij eigenaren die een beroep doen op deze verordening en waaraan, na brand- of andere schade, verzekeringsgelden en –penningen worden uitgekeerd, vindt een verrekening plaats met de goedgekeurde kosten en de investering die voortvloeit uit de uit te keren verzekerings- schade vergoedingen.

  • 6. In het geval dat sprake is van onderverzekering van het pand, waarvoor een subsidie op grond van deze verordening wordt gevraagd, is het verschil tussen de te verlenen subsidie en de uit te keren verzekeringsschadevergoedingen voor rekening van de subsidieaanvrager.

Artikel 1.4

  • 1. Een subsidie kan slechts worden toegekend voor woningen die ouder zijn dan dertig jaar, mits de woningen staan aangegeven op de aanwijzingslijst met genoemde aanpakken en/of projecten.

  • 2. Een subsidie in de vorm van een bijdrage ineens kan slechts worden toegekend aan eigenaar-bewoners waarvan het eigendom, niet zijnde een monument, binnen de in het eerste lid genoemde aanwijzingslijst wordt aangeduid voor de aanpak Groot onderhoud en voldoet aan het gestelde hierover in de bij deze verordening behorende beleidsregels.

  • 3. Een subsidie in de vorm van een restauratiefondslening kan slechts worden toegekend ten behoeve van de verbetering van monumenten.

  • 4. Een subsidie in de vorm van een stimuleringsregeling kan worden toegekend ten behoeve van het treffen van voorzieningen in de aanpak Groot onderhoud en voor de aanpak Funderingsherstel en voldoet aan het gestelde hierover in de bij deze verordening behorende beleidsregels.

  • 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om aan het in het eerste lid in dit artikel genoemde aanpakken en projecten gebieden toe te voegen die betrekking hebben op of in het belang zijn van stedelijke vernieuwing.

Artikel 1.5

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de particuliere woningverbetering en kent de volgende categorieën:

    • a.

      woningen;

    • b.

      realiseren van woningen boven winkels;

    • c.

      realiseren van woningen binnen bedrijfsruimten;

    • d.

      bedrijfsruimten die zijn gekoppeld aan woningen;

    • e.

      monumenten.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan de categorieën, genoemd in het eerste lid, categorieën toe te voegen die betrekking hebben op stedelijke vernieuwing.

  • 3. Deze verordening is niet van toepassing op overheidsgebouwen en gebouwen van publiekrechtelijke lichamen.

Hoofdstuk 2 Subsidie

Paragraaf 2.1 Aanvraag Subsidie

Artikel 2.1.1

  • 1. De aanvrager vraagt subsidie aan bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier en daarbij behorende bescheiden.

  • 3. Met de uitvoering van de voorzieningen mag niet worden begonnen voordat op een aanvraag om subsidie bij burgemeester en wethouders is beslist.

  • 4. Indien voor meerdere plannen in een complex subsidie wordt gevraagd of indien subsidie wordt aangevraagd op basis van meer dan één gemeentelijke subsidieregeling of onderdelen van deze subsidieregeling of enige andere verordening dienen de aanvragen gelijktijdig te worden ingediend met een duidelijke specificatie van de kostenonderdelen per subsidieregeling.

  • 5. Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag.

Artikel 2.1.2

  • 1. De aanvrager dient de aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.1 in voor 1 november van het kalenderjaar waarin de subsidie wordt gevraagd.

  • 2. Indien een aanvraag na de in het eerste lid genoemde datum wordt ontvangen, kan de aanvraag worden aangehouden tot het daarop volgende jaar.

  • 3. Een beslissing tot aanhouding van een plan kan voor datzelfde plan eenmaal worden genomen.

Artikel 2.1.3

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.1.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing met ten hoogste vier weken verdagen;

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de aanvraag buiten behandeling stellen bij het niet compleet zijn van de aanvraag om subsidie.

  • 4. Voordat de aanvraag om subsidie buiten behandeling gesteld wordt stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag aan te vullen binnen een door hen gestelde termijn.

  • 5. Een besluit om de aanvraag buiten behandeling te stellen wordt aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn is verstreken.

Paragraaf 2.2 Verlenen van subsidie

Artikel 2.2.1

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie verlenen indien:

    • a.

      met het treffen van voorzieningen het belang van de volkshuisvesting naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders in voldoende mate wordt gediend;

    • b.

      de voorzieningen naar het oordeel van burgemeester en wethouders minimaal sober en doelmatig worden uitgevoerd;

    • c.

      het bouwplan voldoet aan het door of namens burgemeester en wethouders vastgestelde programma van eisen;

    • d.

      de stichtingskosten van de aan te brengen voorzieningen meer bedragen dan € 500,-- per woning;

    • e.

      de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen binnen vijftien jaar voor het tijdstip van de indiening van de aanvraag met subsidie ingevolge subsidie particuliere woningverbetering zoals bedoeld in dit hoofdstuk niet is verbeterd;

    • f.

      de verdeling van de kosten van de voorzieningen, conform de in de betreffende akte van splitsing opgenomen kostenverdeelsleutel, niet zou leiden tot een onredelijk resultaat en hiervan niet wordt, of kan worden afgeweken;

    • g.

      de voorzieningen op het gehele pand betrekking hebben;

    • h.

      de woning of bedrijfsruimte waaraan de voorzieningen worden getroffen niet bestemd is om binnen een periode van tien jaar te worden afgebroken;

    • i.

      de te treffen voorzieningen aan woningen gelijktijdig met eventueel te treffen voorzieningen voor de bedrijfsmatige te gebruiken delen van het gebouw worden uitgevoerd;

    • j.

      de aanvraag om subsidie het budget niet overschrijdt in het jaar dat het verzoek wordt ontvangen.

  • 2. Bij de beoordeling van de redelijkheid van de verdeling van de kosten van de voorzieningen als bedoeld in het eerste lid, onder f wordt tenminste rekening gehouden met de functie en de gebruiksoppervlakte van die gedeelten van het gebouw, die bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt en waarvan volgens de akte van splitsing het uitsluitend gebruik in een appartementsrecht is begrepen, alsmede met alle overige factoren die naar het oordeel van burgemeester en wethouders voor deze beoordeling relevant zijn.

  • 3. Plannen met betrekking tot woningen, waaraan reeds eerders voorzieningen zijn getroffen op voet van een andere regeling, kunnen voor verstrekking van subsidie in de kosten van het treffen van voorzieningen in aanmerking worden gebracht op of na 1 januari 2019, tenzij de van toepassing zijnde regeling een eerder tijdstip mogelijk maakt, in welk geval dat eerdere tijdstip van toepassing blijft.

Artikel 2.2.2

De subsidie wordt voorts in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de bouw- en/of monumentenvergunning, voor zover die is vereist, niet is of zal worden verleend;

  • b.

    met het treffen van voorzieningen is begonnen voordat de aanvrager een besluit tot het verlenen van subsidie heeft ontvangen;

  • c.

    de te treffen voorzieningen niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • d.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt door de aanvrager en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid;

  • e.

    de aanvrager failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard dan wel een verzoek daartoe is ingediend bij de rechtbank;

  • f.

    de aanvrager is aangeschreven krachtens de Woningwet tot het treffen van voorzieningen aan het pand waarvoor subsidie aangevraagd wordt krachtens deze verordening en welke aanschrijving ook in het Kadaster is ingeschreven.

Artikel 2.2.3

  • 1. Aan de subsidieverlening kunnen de volgende verplichtingen verbonden worden:

    • a.

      bij overgang van de woning of bedrijfsruimte onder algemene of bijzondere titel, na de aanvraag, verlening of vaststelling van de subsidie, kan het recht op een subsidie overgaan op de nieuwe eigenaar;

    • b.

      van de aanvang van de werkzaamheden dient tenminste drie weken van tevoren schriftelijk melding gedaan te worden bij de afdeling Bouwen en Milieu;

    • c.

      met de uitvoering van de werkzaamheden dient een aanvang te worden gemaakt binnen 26 weken na de dag waarop het besluit tot verlening van de subsidie aan de aanvrager is verzonden;

    • d.

      binnen drie weken na de dag waarop het totale werk is opgeleverd, dient de voltooiing van de werkzaamheden te worden gemeld, onder vermelding van de werkzaamheden, wel passend binnen de verleningsbeschikking maar die niet of niet geheel conform het goedgekeurde plan zijn verricht;

    • e.

      de melding voltooiing dient plaats te vinden binnen drie jaar nadat met de uitvoering van de werkzaamheden, overeenkomstig het in het eerste lid, onder c bepaalde, een aanvang is gemaakt;

    • f.

      uiterlijk binnen dertien weken na de dag waarop de melding voltooiing heeft plaatsgevonden en nadat de werkzaamheden door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden, dienen de werkzaamheden te worden gereedgemeld bij de afdeling Bouwen en Milieu, met dien verstande, dat de gereedmelding, na gemeentelijke controle en goedkeuring van de werkzaamheden genoemd onder het vierde en vijfde lid van dit artikel, in ieder geval volledig dient plaats te vinden binnen drie jaar nadat het besluit tot het verlenen van de subsidie aan de aanvrager is verzonden;

    • g.

      dat aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op door hen te bepalen tijdstippen:

      • -

        toegang wordt verleend tot de gebouwde onroerende zaak;

      • -

        inzage wordt verleend in de op het treffen van de voorzieningen betreffende bescheiden en tekeningen;

      • -

        gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op het treffen van de voorzieningen betrekking hebbende gegevens;

      • -

        dat de bescheiden en gegevens die naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn voor de juiste toepassing van dit hoofdstuk van de verordening worden verstrekt;

    • h.

      dat bij het treffen van de voorzieningen, welke alleen uitgevoerd mogen worden door een daartoe erkend bedrijf, niet wordt gehandeld in strijd met het Vestigingsbesluit bedrijven;

    • i.

      dat de woning waaraan de voorzieningen worden getroffen binnen een periode van vijftien jaar na het onherroepelijk worden van de subsidiebeschikking niet aan de woningvoorraad wordt onttrokken;

    • j.

      dat binnen de aanpak van Groot onderhoud de eigenaar zich dient te verbinden de, in het Bouwkundig Onderhoudsrapport, genoemde voorzieningen binnen een onderhoudstermijn van 3 respectievelijk 10 jaar uit te voeren;

  • 2. Het treffen van de voorzieningen, zonder het besluit tot verlening van subsidie, alsmede het zonder schriftelijke toestemming afwijken van het goedgekeurde plan en de goedgekeurde raming van de kosten van het treffen van voorzieningen, is voor eigen rekening en risico van de aanvrager.

  • 3. Controle van de werkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onder f, vindt plaats binnen drie weken na de dag waarop de melding voltooiing van alle in het plan begrepen werkzaamheden, overeenkomstig het eerste lid, onder d, heeft plaatsgevonden.

  • 4. Binnen zeven werkdagen na de dag waarop de werkzaamheden overeenkomstig het vierde lid zijn gecontroleerd, wordt de beslissing omtrent de goedkeuring van deze werkzaamheden, aan de aanvrager gezonden.

Artikel 2.2.4

  • 1. In aanvulling op het gestelde in artikel 2.1.2 worden aanvragen om het verlenen van subsidie krachtens deze paragraaf afgehandeld naar volgorde van indiening en compleetheid.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt voor wat betreft de volgorde van indiening geacht te zijn ingediend op het moment dat de aanvrager heeft voldaan aan het gestelde in artikel 2.1.2, eerste lid en artikel 2.1.3.

Artikel 2.2.5

  • 1. Zolang de subsidie nog niet is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders een besluit tot verlening van subsidie geheel of gedeeltelijk intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

  • 1. de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • 2. een subsidie is verleend op grond van door de aanvrager verstrekte gegevens en gebleken is dat deze zodanig onjuist of onvolledig waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

  • 3. de subsidieverlening onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

  • 4. de werkzaamheden waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden.

  • 2. Zolang de subsidie nog niet is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders hun besluit tot het verlenen van subsidie intrekken, in ieder geval indien de aanvrager van de subsidie meldt dat de bouw geen doorgang zal vinden.

Artikel 2.2.6

  • 1. De gereedmelding als bedoeld in artikel 2.2.3, lid 1 onder f bevat:

    • a.

      een volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier, model PWV/GMF;

    • b.

      een kostenoverzicht volgens het model PWV/KOV;

    • c.

      alle rekeningen die per kostencomponent, als in het kostenoverzicht aangegeven, zijn gerangschikt en waarbij het totaal van deze kostencomponent afzonderlijk is aangegeven;

    • d.

      alle betalingsbewijzen gerangschikt op datum van betaling;

    • e.

      indien de kosten van het meer- en minderwerk nog niet door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld, een gespecificeerde begroting van de kosten die verband houden met de goedgekeurde planafwijkingen;

    • f.

      een schriftelijke verklaring van een accountant waaruit blijkt dat het overgelegde kostenoverzicht juist en volledig is;

    • g.

      een opgave van de gereedkomingsdatum.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de aard en de omvang van de in artikel 2.2.4, lid 1 onder punt f bedoelde verklaring.

  • 3. Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding, inclusief de financiële eindverantwoording, aan de subsidieontvanger.

Paragraaf 2.3 Vaststelling subsidie

Artikel 2.3.1

  • 1. Het verzoek tot vaststelling van de subsidie wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier ingediend.

  • 2. Vaststelling van de subsidie vindt plaats wanneer de op de gereedmelding aangegeven werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 3. Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken na ontvangst van het verzoek tot vaststelling van de subsidie een besluit hiertoe.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen een besluit als bedoeld in het tweede lid eenmaal vier weken verdagen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

  • 5. Burgemeester en wethouders besluiten op het verzoek tot vaststelling en betaling van de subsidie overeenkomstig de beleidsregels in de bijlage behorende bij deze verordening.

  • 6. De hoogte van de definitief vast te stellen subsidie is maximaal gelijk aan de hoogte van de subsidie in de verleningsbeschikking.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie lager vaststellen indien:

    • a.

      de hoogte van de op grond van deze verordening te verlenen subsidie, afhankelijk van de hoogte van de door burgemeester en wethouders goedgekeurde kosten, en de werkelijk gemaakte kosten lager zijn. In dat geval wordt de subsidie definitief vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte goedgekeurde kosten;

    • b.

      de subsidieontvanger heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of;

    • d.

      de subsidieverlening onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de volkshuisvesting afwijken van het gestelde in het zesde lid van dit artikel.

Artikel 2.3.2

  • 1. Indien subsidie is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders het besluit tot vaststelling van de subsidie intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:

  • 1. de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

  • 2. indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie verbonden voorschriften;

  • 3. zich feiten en omstandigheden hebben voorgedaan waarvan zij bij de subsidieverlening redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening had kunnen worden vastgesteld.

  • 2. De intrekking of wijziging van de subsidie werkt terug tot de datum van de vaststelling van de subsidie.

  • 3. Intrekking of wijziging van de subsidie dient plaats te vinden binnen 5 jaar na bekendmaking van de subsidievaststelling aan de subsidie-ontvanger.

Paragraaf 2.4 Betaling subsidie

Artikel 2.4.1

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten de subsidieontvanger voorschotten te verlenen.

  • 2. De subsidie wordt door burgemeester en wethouders aan de subsidieontvanger onder verrekening van betaalde voorschotten uitbetaald als bijdrage ineens binnen vier weken na het besluit tot vaststelling van de subsidie.

Paragraaf 2.5 Terugvordering subsidie

Artikel 2.5.1

  • 1. Terugvordering van de vastgestelde subsidie vindt plaats indien:

    • a.

      de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten;

    • b.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling heeft gehandeld in strijd met aan de subsidie verbonden voorschriften.

Hoofdstuk 3 Verbetering van particuliere woningen

Artikel 3.1

  • 1. Aan de aanvrager kan een subsidie in de vorm van een stimuleringslening worden toegekend ter tegemoetkoming in alle kosten, verbandhoudende met, het treffen van voorzieningen tot opheffing van bouwtechnische gebreken aan de schil en het casco van een woning en de verbetering van de indeling van de woning. Hieronder wordt ook verstaan het treffen van voorzieningen in een bepaald pand, geen woning zijnde, met het doel dit pand voor permanente bewoning geschikt te maken.

  • 2. Aan eigenaar-bewoner kan conform het eerste lid van dit artikel een subsidie in de vorm van een bijdrage ineens worden toegekend mits de woning van de eigenaar op de aanwijzingslijst aangeduid wordt binnen de aanpak Groot onderhoud.

Artikel 3.2

Onder de kosten van de voorzieningen worden voor zover van toepassing en noodzakelijk mede verstaan de geraamde en door of namens burgemeester en wethouders goedgekeurde bedragen van:

  • a.

    het verrichten van een haalbaarheidsstudie cq bouwkundige opname;

  • b.

    inspectie- of adviesrapport voor een monument, zoals bouwhistorisch onderzoek;

  • c.

    technisch onderzoek zoals funderingsonderzoek;

  • d.

    indien noodzakelijk adviezen van deskundigen op het gebied van constructies, installaties of bouwfysica;

  • e.

    de aanneemsom;

  • f.

    architectenhonorarium tot een maximum van 10% van e;

  • g.

    de kosten van het toezicht en begeleiding bij de uitvoering;

  • h.

    de verschuldigde omzetbelasting, voorzover die door de eigenaar niet kan worden terugontvangen;

  • i.

    de financieringskosten;

  • j.

    de kosten voor een accountantsverklaring;

  • k.

    bijbehorende administratieve kosten;

  • l.

    materiaalkosten van de voorzieningen bij zelfwerkzaamheid.

Artikel 3.3

  • 1. De te treffen voorzieningen moeten voldoen aan het Programma van Eisen en het programma van Kwaliteits- en uitvoeringseisen.

  • 2. Burgemeester en wethouder zijn bevoegd om het Programma van Eisen te wijzigingen conform het Bouwbesluit, de Woningwet, Monumentenwet, Monumentenverordening en op grond van gewijzigde gemeentelijke beleidsdoelstellingen.

Artikel 3.4

  • 1. De aanvraag om toekenning van subsidie wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier bij burgemeester en wethouders ingediend, als bedoeld in artikel 2.1.1.

  • 2. Naast het aanvraagformulier bevat de aanvraag:

    • -

      een gebrekenlijst of bouwkundig gebrekenrapport van de woning (BOR);

    • -

      een werkomschrijving en uitvoeringsplanning;

    • -

      een gespecificeerde open begroting van de kosten;

    • -

      tekeningen, aangevende de bestaande en, indien nodig bij wijzigingen, de te maken toestand van de woning (schaal (1:100);

    • -

      een bewijs van eigendom;

    • -

      voorzover van toepassing een afschrift van de akte van splitsing;

    • -

      voorzover van toepassing een verklaring van de Vereniging van Eigenaren welke bouwdelen gemeenschappelijk, dan wel niet gemeenschappelijk zijn;

    • -

      alle overige bescheiden en gegevens die naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn voor een juiste beoordeling van de aanvraag.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de indieningvereisten genoemd in het tweede lid.

Artikel 3.5

  • 1. Als tijdens het treffen van voorzieningen, zich de noodzaak voordoet om van het vastgestelde plan af te wijken, behoeft die afwijking de voorafgaande toestemming van burgemeester en wethouders.

  • 2. Die toestemming wordt slechts verleend indien:

    • a.

      Naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders aannemelijk gemaakt is dat de afwijking gewenst dan wel noodzakelijk is;

    • b.

      een gespecificeerde begroting van de kosten die verband houden met de afwijking is ingediend;

    • c.

      overigens door de afwijking geen strijd ontstaat met enige bepaling in deze verordening;

    • d.

      de kosten van het meerwerk niet leiden tot een niet-draagbare lastenverzwaring.

  • 3. De hogere kosten als gevolg van een planwijziging leiden niet automatisch tot het verlenen van een hogere subsidie. Meerwerk wordt binnen de kaders van deze verordening gecompenseerd met minderwerk.

Hoofdstuk 4 Realiseren van woningen boven winkels en in bedrijfsruimten

Artikel 4.1

  • 1. Aan de eigenaar van de boven een winkel gelegen ruimte kan een subsidie in de vorm van een stimuleringslening worden toegekend, voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van het realiseren van woonruimte boven winkels, met toepassing van de aanpak genoemd in de beleidsregels opgenomen in de bijlage behorende bij deze verordening.

  • 2. Aan de eigenaar van een bedrijfsruimte kan een subsidie in de vorm van een stimuleringslening worden toegekend voor het treffen van voorzieningen ten behoeve van het realiseren van woonruimte in de bedrijfsruimte, met toepassing van de aanpak genoemd in de beleidsregels opgenomen in de bijlage behorende bij deze verordening.

  • 3. Aan eigenaar kan conform het eerste en tweede lid van dit artikel een subsidie in de vorm van een bijdrage ineens worden toegekend mits de woning van de eigenaar in een betreffende wijkkaart en bijbehorende aanwijzingslijst aangeduid wordt binnen de aanpak wonen boven winkels en de betreffende eigenaar in de woning woont.

Artikel 4.2

Een subsidie in de vorm van een stimuleringslening wordt geweigerd voor woningen die op enigerlei wijze niet geschikt of bestemd zijn om gedurende het hele jaar door dezelfde persoon of personen te worden bewoond, zoals bijvoorbeeld recreatiewoningen.

Hoofdstuk 5 Restauratie van monumenten

Artikel 5.1

  • 1. Aan de eigenaar van een monument kan een subsidie in de vorm van een restauratiefondslening worden toegekend, ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van:

    • a.

      voorzieningen, tot opheffing van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te boven gaand;

    • b.

      overige voorzieningen, het normale onderhoud te bovengaand, die voor de instandhouding van het pand noodzakelijk zijn.

  • 2. Een restauratiefondslening kan worden toegekend voor het treffen van voorzieningen tot gedeeltelijke opheffing van bouwtechnische gebreken, indien de voorzieningen in het belang van de instandhouding van het monument met spoed dienen te worden getroffen.

  • 3. De subsidie wordt toegekend onder de volgende aanvullende voorwaarden:

    • a.

      de eigenaar het pand of object minimaal eens per drie jaar door een deskundige laat controleren op bouwtechnische gebreken, bijvoorbeeld door zich, als het een monument betreft, met het monument aan te sluiten bij de Stichting Monumentenwacht Zuid-Holland of een ander ter zake kundig instituut of bouwtechnisch bureau;

    • b.

      de aanwijzingen die voortvloeien uit de periodieke inspecties opvolgt.

Artikel 5.2

In aanvulling en in afwijking op het bepaalde in artikel 1.5 houden burgemeester en wethouders bij hun beslissing op aanvragen om subsidie zo nodig rekening met:

  • a.

    de prioriteit die het treffen van de voorziening in het kader van de stedelijke vernieuwing heeft;

  • b.

    de cultuur-historische waarde van het pand als monument;

  • c.

    de bouwtechnische en uiterlijke staat van het pand, mede in relatie tot zijn omgeving;

  • d.

    het huidige en toekomstige gebruik van het pand;

  • e.

    de wijze van exploitatie van het pand;

  • f.

    de mate waarin de werkzaamheden, verbonden aan het treffen van de voorzieningen, worden verricht door de eigenaar, anders dan in de uitoefening van zijn bedrijf, al dan niet met hulp van anderen, zonder dat bij die hulp sprake is van uitoefening van een bedrijf.

Hoofdstuk 6 Aankopen-verbeteren-verkopen

Artikel 6.1

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een eenmalige bijdrage verlenen aan toegelaten instellingen en bedrijfsmatige verhuurders om de onrendabele kosten af te dekken van panden die, nadat burgemeester en wethouders deze instellingen daar toestemming voor hebben verleend, door deze instellingen worden aangekocht om na verbetering te worden verkocht of verhuurd.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de toestemming verlenen voor de aankoop van een woning als de eigenaar van een pand niet in staat is gebleken het pand te verbeteren of, om naar het oordeel van burgemeester en wethouders, ongewenste situaties te voorkomen.

Artikel 6.2

De eenmalige bijdrage bedoeld in artikel 6.1 eerste lid kan worden verleend voor aankopen in door burgemeester en wethouders aangewezen complexen en in gebieden genoemd in de wijkkaarten met een actieve aanpak.

Artikel 6.3

De aanvrager vraagt de eenmalige bijdrage als bedoeld in artikel 6.1 eerste lid aan bij burgemeester en wethouders. De aanvraag gaat vergezeld van:

  • 1.

    het advies van de bij het proces betrokken partijen voor de aankoop van het pand;

  • 2.

    een taxatierapport;

  • 3.

    een (voorlopige) berekening van de onrendabele kosten als bedoeld in het tweede lid van artikel 6.2.

Artikel 6.4

  • 1. De eenmalige bijdrage bedraagt het door burgemeester en wethouders vastgestelde bedrag van de onrendabele kosten, met een maximum van € 15.000,= per pand/opstal.

  • 2. De hoogte van de in het eerste lid bedoelde onrendabele kosten is voor de vaststelling van de subsidie aankopen-verbeteren-verkopen (AVV) gelijk aan het verschil tussen:

    • a.

      de getaxeerde marktwaarde (bij vrije verkoop) op het moment van aankoop, dan wel bij een lagere aankoop de kosten van aankoop, vermeerderd met de door burgemeester en wethouders goedgekeurde (investerings)kosten van noodzakelijk groot onderhoud, minus de krachtens deze of andere subsidieregelingen verleende subsidies; en

    • b.

      de getaxeerde marktwaarde bij verkoop nadat aan het pand het noodzakelijk (groot) onderhoud is gepleegd verminderd met de tussentijdse waardevermeerdering van het onroerend goed, tussen aankoop en verkoop.

  • 3. De onder sub 1 en 2 van het tweede lid dit artikel vermelde getaxeerde marktwaarde dient te worden bepaald aan de hand van een taxatierapport van een beëdigd makelaar.

Artikel 6.5

Burgemeester en wethouders verlenen slechts een eenmalige bijdrage als bedoeld in artikel 6.1 het eerste lid onder de verplichting dat:

  • 1.

    vooraf schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders voor de aankoop van het pand, nadat aanvrager heeft aangetoond dat van de eigenaar van het aan te kopen pand wordt verwacht dat deze geen uitvoering geeft aan het onderhoud;

  • 2.

    bij een monumenten eveneens de monumentale onderdelen worden hersteld cq vervangen volgens de eisen van de afdeling Bouw- en woningtoezicht en conform artikel 5.1 en 5.2.

  • 3.

    de verhuurder ter goedkeuring aan burgemeester en wethouders zal moeten aantonen dat er geen enkele sprake is van speculatie of winstoogmerk.

Artikel 6.6

Binnen een jaar nadat het pand, na verbetering, is verkocht of verhuurd dient de aanvrager bij burgemeester en wethouders de financiële eindverantwoording in van de onrendabele kosten.

Artikel 6.7

Burgemeester en wethouders kunnen de ontvanger van de eenmalige bijdrage voorschotten verlenen.

Hoofstuk 7 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 7.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken.

Artikel 7.2

Het college doet ieder kalender jaar verslag aan de raad over het verstrekken van subsidies overeenkomstig deze verordening.

Artikel 7.3

Bij dit besluit wordt de “Verordening verbetering particuliere woningvoorraad en monumenten 2002” ingetrokken.

Artikel 7.4

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening verbetering particuliere woningvoorraad en monumenten 2004”.

Artikel 7.5

  • 1.

    De verordening zal worden bekendgemaakt.

  • 2.

    De verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van publicatie.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 5 juli 2004.

de griffier, de voorzitter,