Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent kinderopvang Sanctiestrategie Wet kinderopvang Schiedam 2019

Geldend van 30-03-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam houdende regels omtrent kinderopvang Sanctiestrategie Wet kinderopvang Schiedam 2019

Burgemeester en wethouders van Schiedam

Gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

Gelet op de artikelen 1.61 eerste lid, 1.65 eerste lid, 1.66 en 1.72 eerste lid Wet kinderopvang;

besluiten:

de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Schiedam 2019 vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • -

    afwegingsoverzicht: schematisch overzicht waarin de overtredingen van de wet- en regelgeving zijn opgenomen, prioriteiten aan de kwaliteitseisen zijn toegekend en de boetenormbedragen zijn vastgesteld;

  • -

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    begunstigingstermijn: termijn (als bedoeld in artikel 5:32a lid 2 van de Algemene wet Bestuursrecht) gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd;

  • -

    beleidsregels: beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Schiedam;

  • -

    bestraffende sanctie: sanctie die is gericht op bestraffen van een begane overtreding, in deze beleidsregel is dat de bestuurlijke boete;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van Schiedam;

  • -

    herstelsanctie: de herstelsanctie is gericht op de beëindiging van de overtreding(en) en het voorkomen van herhaling;

  • -

    houder:

    • a.

      degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum of een gastouderbureau exploiteert;

    • b.

      de gastouder die een voorziening voor gastouderopvang exploiteert;

  • -

    kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang;

  • -

    kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen die tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint;

  • -

    kinderopvangvoorziening; een kindercentrum voor dagopvang (KDV), buitenschoolse opvang (BSO), een gastouderbureau (GOB) of een voorziening voor gastouderopvang (VGO);

  • -

    kwaliteitseisen: als bedoeld in hoofdstuk 1, afdeling 3, paragrafen 2 en 3 en hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 van de Wko en de daaruit voortvloeiende regelgeving;

  • -

    LRK: Landelijk Register Kinderopvang, zoals bedoeld in Wet kinderopvang artikel 1.47b, eerste lid;

  • -

    recidive: een overtreding, die binnen een termijn van twee jaren nadat een soortgelijke of dezelfde overtreding door of namens het college is vastgesteld;

  • -

    register: Landelijk Register Kinderopvang;

  • -

    Wet- en regelgeving: de Wko en alle daaruit voortvloeiende regelgeving;

  • -

    Wko: Wet kinderopvang;

Artikel 2 Toepassing

Deze Beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.

Artikel 3 Vormen van handhaving

  • 1. Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de mogelijkheid om een hersteltraject en bestraffend traject op te starten;

  • 2. Het college bepaalt aan de hand van het afwegingsmodel:

    • a.

      welk handhavingstraject wordt ingezet (herstellend, bestraffend of beide).

    • b.

      welke stap (handhavingsmiddel) van het handhavingstraject wordt ingezet;

    • c.

      de lengte van de hersteltermijn (herstellend traject) en/ of de hoogte van de boete (bestraffend traject).

  • 3. Voorafgaand aan de in het eerste lid genoemde trajecten kan het college een informeel middel inzetten, zijnde het geven van een waarschuwing.

  • 4. Indien een overtreding van wet- en regelgeving niet is opgenomen in het afwegingsmodel bepaalt het college per individueel geval de wijze van handhaving zoals is opgenomen in lid 2 van dit artikel.

Artikel 4 Kwaliteitseisen

  • 1. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.

  • 2. In het afwegingsoverzicht zijn per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven, voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Artikel 5 Herstelsanctie

  • 1. Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, dan start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject.

  • 2. Bij het uitvoeren van het herstellend handhavingstraject hanteert het college de volgende stappen:

    • a.

      stap 1: aanwijzing;

    • b.

      stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;

    • c.

      stap 3: exploitatieverbod;

    • d.

      stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.

  • 3. Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.

  • 4. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.

  • 5. Bij het geven van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:

    • a.

      prioriteit hoog: maximaal 2 weken;

    • b.

      prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden;

    • c.

      prioriteit laag: maximaal 6 maanden.

      Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.

  • 6. De in het vijfde lid genoemde hersteltermijnen gelden tevens bij het geven van een last onder dwangsom/last onder bestuursdwang.

Artikel 6 Hoogte dwangsom

  • 1. Het boetebedrag als genoemd in hoofdstuk 3 is tevens het richtlijnbedrag voor de dwangsom.

    Bij het vaststellen van de dwangsom wordt rekening gehouden met de omvang van de

    opvangvoorziening.

    De vermenigvuldigingsfactor is als volgt:

    Kleine voorziening: richtlijnbedrag x 1/3

    Middelgrote voorziening: richtlijnbedrag x 2/3

    Grote voorziening: richtlijnbedrag x 3/3

  • 2. De maatstaf voor het vaststellen van de omvang, als genoemd in lid 1, van de opvangvoorziening is als volgt:

    een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang:

    Klein: 1-20 geregistreerde kindplaatsen

    Middelgroot: 21-60 geregistreerde kindplaatsen

    Groot: 61 en meer geregistreerde kindplaatsen

     

    een gastouderbureau:

    Klein: 1-40 geregistreerde bemiddelingsrelaties

    Middelgroot: 41-100 geregistreerde bemiddelingsrelaties

    Groot: 101 en meer geregistreerde bemiddelingsrelaties

     een gastouder heeft maximaal 6 kindplaatsen en is daarmee een kleine opvangvoorziening

Artikel 7 Exploitatieverbod

  • 1. Indien niet (langer) wordt voldaan aan de vereisten gesteld in de Wet kinderopvang en de daaruit voortvloeiende wet- en regelgeving voor wat betreft de geregistreerde voorziening dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang trekt het college de gegeven toestemming tot exploitatie in door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 vijfde en zesde lid Wet kinderopvang.

  • 2. Aansluitend aan het intrekken van de toestemming, genoemd in het eerste lid, verwijderd het college de registratie uit het Landelijk Register Kinderopvang.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Artikel 8 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

  • 1. Het college kan op grond van artikel 1.72 eerste lid van de Wet kinderopvang een bestuurlijke boete opleggen bij:

    • a.

      Overtredingen met de prioriteit ‘hoog’, gemiddeld en laag zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;

    • b.

      In geval de houder een opgelegde aanwijzing of bevel niet nakomt;

    • c.

      exploitatie zonder toestemming van het college;

    • d.

      niet onverwijld melden van wijzigingen aan het college in het landelijk register kinderopvang opgenomen gegevens;

    • e.

      overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’.

Artikel 9 Hoogte bestuurlijke boete

  • 1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72 eerste lid van de Wet kinderopvang wordt voor alle overtredingen de boetebedragen in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.

  • 2. In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 1/3 wordt vermenigvuldigd;

  • 3. Bij het vaststellen van het boetebedrag wordt rekening gehouden met de omvang van de opvangvoorziening.

    De vermenigvuldigingsfactor is als volgt:

    Kleine voorziening: richtlijnbedrag x 1/3

    Middelgrote voorziening: richtlijnbedrag x 2/3

    Grote voorziening: richtlijnbedrag x 3/3

  • 4. De maatstaf voor het vaststellen van de omvang van de opvangvoorziening is als volgt:

    een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang:

    Klein: 1-20 geregistreerde kindplaatsen

    Middelgroot: 21-60 geregistreerde kindplaatsen

    Groot: 61 en meer geregistreerde kindplaatsen

    een gastouderbureau:

    Klein: 1-40 geregistreerde bemiddelingsrelaties

    Middelgroot: 41-100 geregistreerde bemiddelingsrelaties

    Groot: 101 en meer geregistreerde bemiddelingsrelaties

    een gastouder heeft maximaal 6 kindplaatsen en is daarmee een kleine opvangvoorziening

Artikel 10 Recidive

Indien sprake is van recidive wordt bij de vaststelling van het boetebedrag uitgegaan van:

  • a.

    1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;

  • b.

    2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.

Artikel 11 Matiging

  • 1. Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,

      boeteoplegging volgens onderhavige Beleidsregels onevenredig is.

  • 2. Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van onderhavige Beleidsregels niet is voorzien.

Artikel 12 Samenloop

Het totale boetebedrag bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.

Artikel 13 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Sanctiestrategie Wet kinderopvang Schiedam 2019’.

Artikel 14 Inwerkingtreding en intrekking

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de beleidsregels handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2012.

Artikel 15

Ten aanzien van beboetbare overtredingen die zijn begaan uiterlijk op de dag voor de dag waarop deze beleidsregels in werking zijn getreden, blijven de beleidsregels handhaving kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 van toepassing zoals dat gold op die dag.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van de gemeente Schiedam d.d. 26 februari 2019.

de secretaris,

drs. K.D. Hanstede

de burgemeester,

C.H.J. Lamers

Toelichting

Algemene toelichting

Hoofdstuk 2 Herstellend traject

Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(en).

In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden (artikel 4, tweede lid).

Stap 1: aanwijzing, artikel 1.65 eerste lid Wet kinderopvang

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 eerste lid en 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.

  • 1.

    In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals vastgesteld in het afwegingsoverzicht dat als bijlage bij onderhavige beleidsregels is opgenomen.

  • 2.

    In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, bedraagt de hersteltermijn maximaal 14 dagen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden (artikel 4, vijfde lid).

  • 3.

    Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding duurzaam beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap ingezet.

Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, artikel 125 tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

  • 1.

    Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

  • 2.

    De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.

  • 3.

    De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

Stap 3: exploitatieverbod, artikel 1.66 Wet kinderopvang

Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:

  • 1.

    Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (eerste lid).

  • 2.

    Als een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (tweede lid).

Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang, artikel 1.46 lid 5 en 6 Wet kinderopvang, artikel 1.47a tweede lid Wet kinderopvang en artikel 8 eerste lid Besluit registers kinderopvang.

Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening verwijdert uit het register:

  • 1.

    Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.

  • 2.

    Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften.

  • 3.

    Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.

Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet registreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.

Hoofdstuk 3 Bestraffend traject

Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteit is de bestuurlijke boete (artikel 1.72 eerste lid Wet kinderopvang).

In de onderhavige Beleidsregels is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.

In onderhavige beleidsregels is vastgelegd dat de voorziening voor gastouderopvang in relatie met het opleggen van een boete een uitzonderingspositie inneemt. In die gevallen geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.

Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’ dan kan het college eveneens een boete opleggen

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

-

Artikel 2

-

Artikel 3

In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van de situatie zoals deze had moeten zijn, bijvoorbeeld ingeval van een overtreding en/of voorkoming van herhaling daarvan (reparatoire sanctie). Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.

Artikel 4

De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden staan in de Wet kinderopvang en onderhavige regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.

Artikel 5

Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar Algemene toelichting, hoofdstuk 2 Herstellend traject.

Artikel 6

De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 lid 2 Gemeentewet en artikel 5:32 Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.

  • 1.

    Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.

  • 2.

    De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.

  • 3.

    De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.

Artikel 7

Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen worden geregistreerd en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.

Artikel 8 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete

Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. De keuze om geen boete op te leggen, laat onverlet dat het college bevoegd blijft om voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze Beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.

Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in het artikel 1.47 Wet kinderopvang; de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht; het exploiteren van een kinderopvangvoorziening in strijd met artikel 1.45 Wet kinderopvang; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in artikel 1.65 Wet kinderopvang en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet. Als er sprake is van dergelijke ‘overige overtredingen’ kan het college eveneens gebruik maken van zijn bevoegdheid.

Artikel 9 Hoogte bestuurlijke boete

Eerste lid

In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.

Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.

Prioritering

Boetebedrag

Hoog

€ 1.000,- tot € 8.000,-

Gemiddeld

€ 750,- tot € 3.000,-

Laag

Maximaal € 1500,-

Uitzonderingen hierop zijn:

  • In geval van overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 Wet kinderopvang is er sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.

  • Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.

Tweede lid

Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met tweederde te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.

Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46 tweede lid Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.

Artikel 10 Recidive

Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.

In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.

Artikel 10 Matiging

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11 Samenloop

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.

Afwegingsoverzicht kwaliteitseisen dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau, prioritering en boetebedragen

Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau

Registratie – wijziging - naleving

Prioriteit

Boetebedrag

Exploitatie zonder toestemming college van B en W

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

 

bso, kdv artikel 1.1 eerste lid 1 jo 1.49 Wko

 

Hoog

€ 20.500,-

(boete 4e categorie 1 )

GASTOUDERBUREAU

Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt.

 

artikel 1.1 eerste lid jo 1.49 Wko

 

GASTOUDEROPVANG

Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder.

 

artikel 1.1 eerste lid jo 1.49 Wko

 

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.48d tweede en derde lid en 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang. 

 

artikel 1.45 derde lid Wko

   

Onverwijld melden wijziging aan het college

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen.

artikel 1.47 eerste en zesde lid Wko ; artikel 7 tweede, derde en vierde lid Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

Hoog

€ 2.000,-

Inrichting administratie

BUITENSCHOOLSE OPVANG, KINDERDAGVERBLIJF en GASTOUDERBUREAU

Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften.

 

bso , kdv artikel 1.53 Wko , artikel 11 eerste en tweede lid Regeling wet kinderopvang

bso , gob , kdv artikel 11 eerste lid Regeling Wet kinderopvang

bso , kdv artikel 11 tweede lid Regeling Wet kinderopvang

gob artikel 1.56 zesde lid Wet kinderopvang, artikel 11 eerste en derde lid Regeling Wet kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 1.500,-

per ontbrekend stuk

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder

kdv en bso artikel 1.52 eerste lid,

gob artikel 1.52 eerste lid en 1.56 vierde lid Wko

GASTOUDERBUREAU

Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouderbureau en doorbetaling van gastouderbureau aan gastouders

 

artikel 1.49 vierde lid b en 1.56 Wko ; artikel 11 eerste en derde lid Regeling Wet kinderopvang

 

Hoog

€ 1.500,-

Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

 

artikel 1.56 Wko ; artikel 7 vierde lid Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

 

Gemiddeld

€ 1.000,-

per voorziening voor gastouderopvang

 

 

Naleving kadervoorschriften

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen.

 

artikelen 1.49 eerste en tweede lid en 1.50 eerste en tweede lid Wko; dagopvang: artikel 2 besluit kwaliteit kinderopvang of BSO artikel 11 Besluit kwaliteit kinderopvang

 

Prioritering en boetebedrag zijn aangegeven bij de inhoudelijke overtredingen, die de overtreding van verantwoorde kinderopvang veroorzaken.

GASTOUDERBUREAU

Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de

werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:

  • 1.

    het tot stand brengen en begeleiden van gastouderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving;

  • 2.

    het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders.

 

artikelen 1.49 vierde lid en 1.56 eerste lid Wko

 

GASTOUDEROPVANG

Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving.

 

artikelen 1.49 derde lid en 1.56b eerste lid Wko

 

Domein Pedagogisch Klimaat

Prioriteit

Boetebedrag

Pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan 2 .

bso en kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 12 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 8.000,-

GASTOUDERBUREAU

Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.

artikelen 1.49 vierde lid, en 1.56 eerste en tweede lid Wko; artikel 11 eerste lid Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 12a eerste lid Regeling kwaliteit kinderopvang 

Inhoud pedagogisch beleidsplan

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan aspecten van verantwoorde dagopvang, bedoeld in artikel 2 van het Besluit kwaliteit kinderopvang..

bso en kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikelen 11 en 12 tweede lid a Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikelen 2 en 3 tweede lid a Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige daaraan gestelde kwaliteitseisen.

bso en kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 12 tweede lid, 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 tweede lid , 3 Besluit kwaliteit kinderopvang

GASTOUDERBUREAU

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen om en sociale competenties te ontwikkelen en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt.

artikelen 1.49 vierde lid, en 1.56 eerste en tweede lid Wko; artikel 11 eerste lid Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a eerste lid onder a Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van het aantal kinderen dat door de gastouder wordt opgevangen en de leeftijden van die kinderen.

En het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen een beschrijving van de eisen die aan de voorzieningen voor gastouderopvang worden gesteld.

artikelen 1.49 vierde lid, en 1.56 eerste en tweede lid Wko; artikel 11 eerste lid Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang artikel 12a eerste lid onder b en c Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Pedagogische praktijk

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste lid en 2 Wko

bso artikel 12 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 3 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

GASTOUDERBUREAU

Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder.

De houder draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders het pedagogisch beleid uitvoeren. Het pedagogisch beleid is door het gastouderbureau aan de gastouders verstrekt.

artikelen 1.49 vierde lid sub a en 1.56 eerste lid, artikel 11 en 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 3.000,-

GASTOUDEROPVANG

De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld.

artikel 1.56b eerste en tweede lid Wko; artikel 16 Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie 3

Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen.

 

artikel 1.50b Wko; artikelen 2 en 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

Hoog

€ 2.000

Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig.

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 3 eerste lid Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 3 tweede lid Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie.

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 4 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

artikel 10c Regeling Wet kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 1.500,-

De houder stelt jaarlijks een opleidingsplan op.

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 4 vierde lid Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

Gemiddeld

€ 3.000,-

niet aanwezig

€ 1.000,-

niet actueel

Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.

 

artikel 1.50b Wko ; artikel 5 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

 

Gemiddeld

€ 1.000,-

Inrichting administratie voorschoolse educatie

Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften.

 

Artikel 1.53 Wko; artikel 11 tweede lid a Regeling Wet kinderopvang

 

Gemiddeld

€ 1.000,-

Domein Personeel en Groepen

Prioriteit

Boetebedrag

Verklaring omtrent het gedrag / personenregister

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • 1.

    Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister

  • -

    De houder (of voorgenomen houder),personen die werkzaam zijn (of zullen zijn) op de kinderopvangvoorziening, personen die inzage hebben in de persoonlijke gegevens van kinderen, huisgenoten (18+), structureel aanwezigen en overige personen zoals benoemd in artikel 1.50 lid 3, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag en staan ingeschreven in het personenregister kinderopvang.

  • -

    Voornoemde personen zijn gekoppeld aan de houder(s).

kdv en bso artikel 1.48d en 1.50 derde tot en met achtste lid Wko

gob artikel 1.48d en 1.56 derde lid Wko

gastouder artikel 1.48d en 1.56b derde lid Wko

Hoog

 

€ 4.000,-

per ontbrekende inschrijving

 

€ 2.000,-

per ontbrekende koppeling

 

 

  • 2.

    Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht.

Kdv en bso artikel 1.50 vierde lid Wko

Gob artikel 1.56 derde lid Wko

Hoog

€ 4.000,-

  • 3.

    Verklaring omtrent het gedrag (ouderparticipatie crèche)

    De in artikel 1.57 lid 2 genoemde ouders, zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag die niet ouder is van twee maanden bij aanvang van de werkzaamheden, is voor aanvang overlegd. Voor de verklaring omtrent het gedrag ouder is dan twee jaar, wordt aan de houder een nieuwe (recente) verklaring overlegd.

artikel 1.57 eerste lid tot en met zesde lid  Wko

 

 

Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

  • 1.

    Passende beroepskwalificatie voor beroepskrachten conform de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

  • 2.

    De inzet van beroepskrachten in opleiding gebeurt overeenkomstig de voorwaarden zoals opgenomen in de meest recent aangevangen cao kinderopvang;

  • 3.

    Gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

 

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid; 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 13 vierde lid; 15 eerste en tweede lid en 16 eerste, tweede, zevende en achtste lid Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9a eerste en tweede lid; artikel 9b en 9c Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 4 vijfde lid ; 6 eerste en tweede lid; 7 eerste, tweede, zevende, achtste en negende lid Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 7 eerste lid, artikel 8 en 9 Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 4.000,-

geen (juiste) beroepskwalificatie of verkeerd ingezette beroepskracht in opleiding

 

€ 2.000,-

Geen (juiste) EHBO kwalificatie

 

 

 

GASTOUDEROPVANG

  • 1.

    Gastouder beschikt over een getuigschrift van een (beroeps)opleiding of erkenning van een beroepskwalificatie;

  • 2.

    Gastouder beschikt over een geregistreerd certificaat eerste hulp aan kinderen bij ongevallen.

 

artikel 1.56b eerste en tweede lid Wko

artikel 13 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

artikelen 10, 10a, 10b en 10d Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 3.000,-

Ad 1

 

€ 2.000,-

Ad 2

 

 

Passende beroepskwalificatie / Meertalige opvang

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma

art 1.50 eerste en tweede lid Wet kinderopvang;

artikel 15 Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 4.000,-

geen juiste kwalificatie

 

 

 

Personeelsformatie per gastouder / door gastouderbureau

Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling.

artikel 1.56 zevende lid Wko; artikel 11b tweede lid Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

Beroepskracht-kindratio

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

Het aantal minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een

  • -

    stamgroep (dagopvang);

  • -

    in een basisgroep (buitenschoolse opvang);

  • -

    in een combinatiegroep (dagopvang en buitenschoolse opvang).

Daarbij is rekening gehouden met de leeftijd en het aantal aanwezige kinderen

 

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 16 eerste en tweede lid Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 7 eerste, tweede en zevende lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 5.000,-

Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten.

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 16 derde lid Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 7 derde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.500,-

Minder beroepskrachten inzetten

  • -

    Op schooldagen kan de buitenschoolse opvang ten hoogste een half uur per dag en op vrije dagen van de basisschool en tijdens schoolvakanties ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

  • -

    Dagopvang kan ten hoogste drie uur per dag minder beroepskrachten inzetten.

  • -

    Indien bij het afwijken van de beroepskracht-kindratio één beroepskracht aanwezig is, is ter ondersteuning van deze beroepskracht een andere volwassene aanwezig.

  • -

    Indien conform de beroepskracht-kindratio slechts één beroepskracht aanwezig is wordt dan is een andere volwassene telefonisch bereikbaar en bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig.

 

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 13 derde lid f; 16 vierde, vijfde en zesde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 derde lid f; 7 vierde, vijfde en zesde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 2.500,-

Per minder ingezette beroepskracht of ontbreken achterwacht

Opvang in groepen / Stabiliteitseisen

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang).

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid en 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso; artikel18 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 4.000,-

Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang).

Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden 4 .

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 18 tweede lid Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 tweede en tiende lid Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

per kind teveel

 

 

 

 

 

Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in één andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang).

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 18 vierde lid Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 negende lid Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

per ontbrekende toestemming

 

 

 

 

Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.

  • -

    de mentor is een beroepskracht van het kind;

  • -

    bespreekt de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (dagopvang);

  • -

    bespreekt, indien wenselijk, de ontwikkeling van het kind periodiek met de ouders (buitenschoolse opvang);

  • -

    de mentor is voor ouders het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (dagopvang);

  • -

    de mentor is voor ouders en kind het aanspreekpunt bij vragen over de ontwikkeling en welbevinden van het kind (buitenschoolse opvang);

 

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 18 vijfde lid Besluit kwaliteit kinderopvang;

kdv artikel 9 elfde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.500,-

KINDERDAGVERBLIJF

Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen

artikelen 1.49 eerste en tweede lid, 1.50 eerste en tweede lid en 1.54 eerste lid Wko; artikel 9 derde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

€ 2.000,-

  • -

    Ten hoogste twee vaste beroepskrachten bij kinderen tot één jaar.

  • -

    Ten hoogste drie vaste beroepskrachten bij kinderen van één jaar of ouder.

 

artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko; artikel 9 vierde en vijfde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 1.500,-

Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes

artikelen 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko; artikel 9 zesde lid Besluit kwaliteit kinderopvang 

€ 1.500,-

GASTOUDEROPVANG

De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar).

De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend.

artikel 1.49 derde lid, 1.56 b eerste en tweede lid Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 13 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

Gebruik voorgeschreven voertaal

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De Nederlandse voertaal wordt gebruikt of er wordt meertalige buitenschoolse opvang verzorgd. Waar naast de Nederlandse taal de Friese taal of spreektaal in levend gebruik is mag ook die taal als voertaal worden gebruikt

OF

Er wordt naast de Nederlandse voertaal mede een andere taal als voertaal gebezigd, omdat de herkomst van de kinderen in specifieke omstandigheden daartoe noodzaakt, overeenkomstig een door de houder vastgestelde gedragscode

Kdv, bso en go artikel 1.55 Wko

Gemiddeld

€ 3.000,-

Domein Veiligheid en gezondheid

Prioriteit

Boetebedrag

Veiligheids- en gezondheidsbeleid

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

  • -

    De houder heeft voor elke kdv en bso een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de op te vangen kinderen zoveel mogelijk is gewaarborgd.

  • -

    De houder draagt er zorg voor dat er conform het veiligheids- en gezondheidsbeleid wordt gehandeld.

 

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, 1.50 eerste en tweede lid Wko;

bso artikel 13 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 8.000,-

ontbreken

beleid

 

€ 4.000,-

niet ernaar handelen

 

  • -

    De houder evalueert, en indien nodig actualiseert, het veiligheids- en gezondheidsbeleid binnen drie maanden na opening van het kindercentrum.

  • -

    Daarna houdt de houder het veiligheids- en gezondheidsbeleid actueel.

 

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 13 tweede lid Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 tweede lid Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 4.000,-

Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval de volgende elementen:

  • 1.

    Wijze waarop er continu proces is van vormen, implementeren, evalueren en actualiseren van het beleid;

  • 2.

    Voornaamste risico’s en het risico van grensoverschrijdend gedrag, waaronder het vierogenprincipe bij de dagopvang

  • 3.

    Plan van aanpak voornaamste risico’s en grensoverschrijdend gedrag

  • 4.

    Omgaan met risico’s,

  • 5.

    Inzichtelijk voor medewerkers en ouders

  • 6.

    Achterwacht

 

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 13 derde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 4 derde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.000,-

De houder beschrijft bij de maatregelen die gericht zijn op het inperken van het risico op grensoverschrijdend gedrag, in ieder geval de wijze waarop hij de dagopvang zodanig organiseert dat een beroepskracht, beroepskracht in opleiding of stagiair de werkzaamheden uitsluitend kan verrichten terwijl hij gezien of gehoord kan worden door een andere volwassene.

Kdv artikel 1.49 eerste en tweede lid; 1.50 eerste en tweede lid Wko, artikel 4 vierde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Hoog

€ 4.000

 Gedurende de opvang is er tenminste één volwassene aanwezig die gekwalificeerd is voor eerste hulp aan kinderen.

bso, kdv artikelen 1.49 eerste en tweede lid, 1.50 eerste en tweede lid Wko

bso artikel 13 vierde lid Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 9b Regeling Wet kinderopvang

kdv artikel 4 lid 5 Besluit kwaliteit kinderopvang; artikel 8 Regeling Wet kinderopvang

Hoog

€ 2.000,-

Inventarisatie veiligheids- en gezondheidsrisico’s

GASTOUDERBUREAU

  • -

    De houder van het GOB voert een beleid dat ertoe leidt dat de veiligheid en gezondheid van de door de gastouder op te vangen kinderen op het opvangadres gewaarborgd is.

  • -

    De houder van het GOB inventariseert jaarlijks samen met de gastouder de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van alle voor kinderen toegankelijke ruimten in elke woning waar gastouderopvang plaats vindt.

  • -

    De houder van het GOB stelt samen met de gastouder een plan van aanpak op.

  • -

    De risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid bevat in ieder geval een beschrijving van de benoemde thema’s.

 

artikel 1.49 vierde lid sub a, 1.56 eerste en tweede lid en 1.56b eerste en tweede lid Wko;

artikel 7 eerste, tweede, derde en vijfde lid Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11 derde lid Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 8.000,-

geen inventarisatie

 

€ 4.000,-

>1 jaar,

niet actueel

 

€ 2.000,-

per niet beschreven thema

 

GASTOUDEROPVANG

  • -

    De gastouder houdt bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening met de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid.

  • -

    De gastouder draagt er zorg voor dat de maatregelen uit het plan van aanpak binnen de gestelde termijn worden genomen.

  • -

    De gastouder draagt zorg voor een actuele lijst van ongevallen

  • -

    Op ieder adres waar opvang plaatsvindt, is een op dat adres toegespitste inventarisatie aanwezig.

 artikel 1.49 derde lid; 1.56b eerste en tweede lid Wko, artikel 12 eerste en derde lid Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 11 eerste, tweede en vierde lid Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

Bereikbaarheid en achterwacht

  • -

    Een gastouder is goed telefonisch bereikbaar

  • -

    Zorgt voor een adequate vervanging bij calamiteiten bij opvang van meer dan drie aanwezige kinderen.

  • 1.

    Achterwachtregeling

  • 2.

    Achterwacht is bij calamiteiten binnen 15 minuten aanwezig

  • 3.

    Achterwacht is gedurende de opvanguren altijd telefonisch bereikbaar

 artikelen 1.49 derde lid en 1.56b eerste en tweede lid Wko artikel 12 tweede en derde lid Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 12 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.000,-

Meldcode kindermishandeling

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de volgende elementen bevat: stappenplan; toebedeling van verantwoordelijkheden; aandacht voor bijzondere vormen van geweld; omgaan met vertrouwelijke gegevens.

kdv artikel 1.49 eerste lid en 1.51a eerste, tweede, derde en vijfde lid Wko; 5 besluit kwaliteit kinderopvang

bso 1.49 eerste lid en 1.51a eerste, tweede en derde lid en 5 Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit kinderopvang

gob artikel 1.49 vierde lid a; 1.51a eerste, tweede en derde lid en 5 Wko; artikel 8 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 8.000,-

  • -

    De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode bij personeel of bij gastouders

  • -

    De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht (gewelds- of zedendelict) en bevordert de kennis en het gebruik ervan.

 

bso, kdv artikelen1.49 eerste lid; 1.51a vierde lid, 1.51b en 1.51c Wko

gob artikelen 1.49 vierde lid a; 1.51a vierde lid 4, 1.51b en 1.51c Wko

€ 2.000,-

Domein Accommodatie en inrichting

Prioriteit

Boetebedrag

Binnen- en buitenruimte

BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF

De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn

  • -

    veilig,

  • -

    toegankelijk en

  • -

    passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

 

bso, kdv artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko;

bso artikel 19 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang

kdv artikel 10 eerste lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

BUITENSCHOOLSE OPVANG

Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko; artikel 19 tweede lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 2.000,-

3-3.5m²

 

€ 3.000,-

< 3m²

 

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    De buitenspeelruimte is bij voorkeur aangrenzend aan het kindercentrum.

  • -

    Niet aangrenzende buitenspeelruimte is in de directe nabijheid en voor kinderen veilig en toegankelijk

 

artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko; artikel 19 derde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 1.000,-

2-2.5m²

en overige eisen

 

€ 2.000,-

< 2m²

 

KINDERDAGVERBLIJF

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    Elke stamgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

 

artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko; artikel 10 tweede lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

2.000,-

3-3.5 m²

 

3.000,-

< 3 m²

 

2.000,-

per ontbrekende ruimte;

Voor aanwezige kinderen tot de leeftijd van anderhalf jaar is in ieder geval een afzonderlijke slaapruimte aanwezig.

artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko; artikel 10 vierde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

€ 2.500,-

  • -

    Per aanwezig kind is ten minste 3 m² vaste buitenspeelruimte beschikbaar.

  • -

    De buitenspeelruimte is voor kinderen in de leeftijd tot twee jaar aangrenzend aan het kinderdagcentrum.

  • -

    Voor kinderen vanaf twee jaar is de buitenspeelruimte bij voorkeur aangrenzend aan het kinderdagcentrum, maar in ieder geval aangrenzend aan het gebouw.

 

artikelen 1.49 eerste lid, en 1.50 eerste en tweede lid Wko; artikel 10 derde lid Besluit kwaliteit kinderopvang 

Gemiddeld

€ 1.000,-

2-2.5m²

en overige eisen

 

€ 2.000,-

< 2m²

 

Woning

GASTOUDEROPVANG

  • -

    De woning waar gastouderopvang plaatsvindt beschikt over voldoende speelruimteruimte;

  • -

    De slaapruimte voor kinderen tot 1,5 jaar is afzonderlijk en op het aantal kinderen afgestemd

  • -

    De binnen- en buitenruimten waar de kinderen verblijven zijn veilig, toegankelijk en passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

 

artikelen 1.49 derde lid en 1.56b eerste en tweede lid Wko; artikel 15 eerste lid Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 14 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang 

Gemiddeld

€ 1.000,-

De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij.

De woning waar gastouderopvang plaats vindt is voorzien van voldoende en goed functionerende rookmelders

artikelen 1.49 derde lid en 1.56b eerste en tweede lid Wko; ; artikel 15 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang 

artikel 14 eerste lid onder c en d Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.500,-

Domein Ouderrecht

Prioriteit

Boetebedrag

Informatie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

De houder informeert de ouders nadrukkelijk over de tijden dat er minder beroepskrachten ingezet worden dan vereist.

bso artikel 1.50 eerste en tweede lid Wko; artikel 12 vierde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Kdv artikel 1.50 eerste en tweede lid Wko; artikel 3 vierde lid Besluit kwaliteit kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

De houder informeert (vraag)ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid.

bso, kdv artikel 1.54 eerste lid 1 Wko

gob artikel 1.54a

  • -

    De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen.

  • -

    Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats.

 

bso, kdv artikel 1.54 tweede en derde lid Wko

gob artikel 1.54a tweede en derde lid Wko

GASTOUDERBUREAU

  • -

    De houder informeert de vraagouder over de inhoud van het pedagogisch beleidsplan.

  • -

    De houder draagt er zorg voor dat de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid inzichtelijk is voor de vraagouders.

  • -

    In de schriftelijke overeenkomst met de vraagouder is duidelijk te zien welk deel van het betaalde bedrag naar het gastouderbureau gaat en welk deel naar de gastouder.

 artikelen, 1.49 vierde lid sub a, 1.56 eerste, tweede, vierde en zesde lid en 1.56b eerste en tweede lid Wko; artikel 7 derde lid Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 12a tweede lid Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 11b Regeling Wet kinderopvang

Gemiddeld

€ 1.000,-

Oudercommissie

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • 1.

    Houder heeft een oudercommissie ingesteld

  • 2.

    De houder heeft zich aantoonbaar voldoende ingespannen om een oudercommissie in te stellen en biedt ouders de gelegenheid deel te nemen aan een oudercommissie. Geldt enkel wanneer er maximaal 50 kinderen worden opgevangen/50 gastouders aangesloten zijn.

  • 3.

    Als er conform artikel 1.58 tweede lid geen oudercommissie is ingesteld, betrekt de houder de ouders aantoonbaar voldoende op een andere wijze bij: - de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 1.50, eerste lid; en de aspecten waarop adviesrecht bestaat

 

bso, gob, kdv artikel 1.58 eerste en tweede lid Wko

Gemiddeld

€ 2.500,-

Binnen 6 maanden na de registratie in het LRK heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58 lid 2 geen oudercommissie is ingesteld.

bso, gob, kdv artikelen 1.58 derde lid en 1.59 eerste lid Wko

Samenstelling oudercommissie

bso, gob, kdv artikel 1.58 vierde, vijfde en zesde lid Wko

Laag

€ 500,-

Inhoud van reglement oudercommissie

bso, gob, kdv artikel 1.59 Wko

Klachten en geschillen

ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN

  • -

    Aansluiting bij Geschillencommissie

  • -

    De mogelijkheid om geschillen aan de commissie voor te leggen wordt op passende wijze aan ouders kenbaar gemaakt.

 

bso, kdv, gob artikel 1.57c eerste en tweede lid Wko; artikel 5 Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang

Laag

€ 1.500,-

Schriftelijk vastgelegde klachtenregeling ouders voldoet aan de gestelde eisen.

bso, kdv, gob artikel 1.57b eerste en tweede lid Wko

€ 1.500,-

geen informatie

 

€ 1.000,-

informatie niet volledig

Openbaar Jaarverslag klachten

bso, kdv, gob artikel 1.57b vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste en negende lid Wko; artikel 11h Regeling Wet kinderopvang

€ 1.500,-

geen jaarverslag

of te laat

Houder handelt overeenkomstig de klachtenregeling.

De klachtenregeling wordt op passende wijze onder de aandacht van ouders gebracht

bso, kdv, gob artikel 1.57b derde lid Wko

Laag

€ 500,-

Domein Kwaliteit gastouderbureau

Prioriteit

Boetebedrag

Kwaliteit gastouderbureau

De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden.

artikelen 1.49 vierde lid a en 1.56 eerste en tweede lid Wko; artikel 14 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11b eerste lid Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 2.000,-

per niet beoordeelde voorziening

 

 

Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau, de houder draagt er zorg voor:

  • -

    dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders tijdens de opvang de voorgeschreven voertaal gebruiken

  • -

    een intakegesprek met de gastouder en met de vraagouder.

  • -

    een koppelingsgesprek voor elke nieuwe koppeling tussen vraag- en gastouder

  • -

    dat ieder opvangadres minstens twee maal per jaar wordt bezocht, waarbij het jaarlijkse voortgangsgesprek met de gastouder een onderdeel is van één van deze bezoeken.

  • -

    jaarlijks mondelinge evaluatie van de gastouderopvang met de vraagouders en legt deze schriftelijk vast.

 artikelen 1.49 vierde lid a; 1.55; en 1.56 eerste en tweede lid Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11a Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Gemiddeld

€ 1.250,-

Zorgplicht gastouderbureau

Gastouderbureau is goed bereikbaar voor vraagouder en gastouder.

artikelen 1.49 vierde lid onder a en 1.56 eerste en tweede lid Wko; artikel 9 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; Artikel 11b derde lid Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang

Hoog

€ 1.250,-

Overige voorschriften welke niet nageleefd worden

Schenden medewerkingsplicht

artikel 5:20 Awb; artikel 1.72 Wko

Hoog

€ 4.100,-

(boete tweede categorie)

 

 

Niet opvolgen aanwijzing / bevel

artikel 1.72 eerste lid Wko

€ 4.000,-

Niet opvolgen exploitatieverbod / exploiteren zonder toestemming (art. 1.45 lid 3 of 1.66 lid 1 Wko)

artikel 1.72 eerste lid Wko

€ 20.500,-

(boete vierde categorie)

 

 

Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs

artikel 1.72 eerste lid Wko

€ 4.000,-


Noot
1

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-zijn-de-boetes-in-nederland; wetboek van strafrecht eerste boek artikel 23.

Noot
2

In dit voorschrift staan twee kwaliteitseisen: beschikken over een pedagogisch beleidsplan en in de praktijk ernaar handelen.

Noot
3

De beoordeling door de GGD van voorschoolse educatie vindt plaats indien deze door de gemeente wordt gesubsidieerd.

Het is niet gebruikelijk dat bij toekenning subsidie een bestraffende sanctie in de vorm van een bestuurlijke boete wordt

opgelegd.

Noot
4

Voorschrift met verwijzing naar bijlage 1 is zowel van toepassing voor een bso als voor een kdv.