Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schiedan houdende regels omtrent de heffing en invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Schiedam Centrum 2020 (Verordening BIZ Schiedam Centrum 2020)

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Schiedan houdende regels omtrent de heffing en invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Schiedam Centrum 2020 (Verordening BIZ Schiedam Centrum 2020)

De raad van de gemeente Schiedam,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 oktober 2019, betreffende het vaststellen van de:

Verordening op de heffing en invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Schiedam Centrum 2020;

gelet op artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid, van de Wet op de bedrijveninvesteringszones, artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet en de tussen de gemeente Schiedam en Stichting BIZ Schiedam Centrum gesloten Uitvoeringsovereenkomst;

b e s l u i t:

vast te stellen de VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN BIZ-BIJDRAGE EN OP DE SUBSIDIE VOOR DE BI-ZONE Schiedam Centrum 2020.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    BI-zone: het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;

  • b.

    BIZ-plan: het activiteitenplan zoals ingediend door de Stichting BIZ Schiedam Centrum bij aanvang van de BIZ-periode;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • d.

    Uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente Schiedam en Stichting BIZ Schiedam Centrum gesloten Uitvoeringsovereenkomst;

  • e.

    de Wet: de Wet op de bedrijveninvesteringszones.

Artikel 2 Aanwijzing stichting

De stichting Stichting BIZ Schiedam Centrum (verder: Stichting) wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Artikel 3 Gebiedsomschrijving

De BI-zone betreft een aaneengesloten gebied in de binnenstad van Schiedam en omvat de volgende straten en adressen:

Appelmarkt

Korte Kerkstraat, huisnummer 12

Bokkensteeg

Land van Belofte

Boterstraat, huisnummer 89

Lange Achterweg, huisnummers 14 en 18

Broersveld, m.u.v. huisnummers 12 t/m 66 en 31 t/m 43

Lange Haven, even huisnummers en huisnummer 145

Broersvest, oneven huisnummers

Lange Kerkstraat

Dam

Lombardsteeg

Grote Markt

Nieuwe Sluisstraat, huisnummer 2

Groenendal

Okkersteeg

Havensteeg

Ooievaarsteeg, huisnummer 1

Herenpad

Overmaassesteeg

Hoogstraat

Taansteeg

Kloosterplaats

Watersteeg

Koemarkt, huisnummers 2, 4 en 20

Zwaansteeg

Korte Dam

 

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 4 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op het internet die zijn gericht op het bevorderen van leefbaarheid, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit, economische ontwikkeling of een ander mede publiek belang van de BI-zone.

Artikel 5 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van vijf jaren jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2. De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen belastingobject gebruikt.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een belastingobject in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een belastingobject voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die dat belastingobject ter beschikking heeft gesteld; degene die het belastingobject ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat belastingobject ter beschikking is gesteld.

  • 4. Indien een belastingobject bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 6 Belastingobject

Belastingobject is de onroerende zaak bedoeld in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 7 Maatstaf van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar 2020.

  • 2. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 8 Vrijstellingen

  • 1. In afwijking van artikel 7 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, één en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, één en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken, die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      onroerende zaken, die worden gebruikt als pastorie of kosterswoning indien het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht daarvan toekomt aan een kerkgenootschap of een ander genootschap als in onderdeel c bedoeld;

    • k.

      rioleringswerken, bij de gemeente in beheer of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

    • l.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

    • m.

      buitensportaccomodaties, voor zover niet bedrijfsmatig geëxploiteerd, alsmede de daarbij gebouwde eigendommen met inbegrip van de ondergrond.

  • 2. In afwijking in zoverre van artikel 7 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 9 Belastingtarief

Het tarief van de BIZ-bijdrage is volgens onderstaande staffel gebaseerd op de heffingsmaatstaf (WOZ-waarde object):

Waarde vanaf

Waarde tot en met

BIZ-bijdrage per jaar

€ 0,00

€ 100.000,00

€ 250,-

€ 100.000,01

€ 250.000,00

€ 325,-

€ 250.000,01

€ 500.000,00

€ 450,-

€ 500.000,01 +

 

€ 600,-

Artikel 10 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal tien termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. Het minimum termijnbedrag bij automatische incasso bedraagt € 15,00.

  • 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 12 Niet opleggen van aanslagen

  • 1. Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 14 Algemeen

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening niet van toepassing.

Artikel 15 Subsidieverlening

  • 1. Het BIZ-plan wordt aangemerkt als subsidieaanvraag.

  • 2. De subsidie wordt door het college verleend aan de Stichting over de periode, waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven, ten behoeve van de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in het BIZ-plan en onder voorwaarde van de met de Stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.

  • 3. De subsidie bedraagt maximaal het totaalbedrag aan ontvangen BIZ-bijdragen over de periode waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven.

  • 4. Het college is bevoegd de subsidieverlening in te trekken of ten nadele van de stichting te wijzigen, voor zover het verleende subsidiebedrag met de opbrengst van de BIZ-bijdragen, bedoeld in artikel vijf, eerste lid niet kan worden gedekt.

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1. Gedurende de looptijd van de BIZ-bijdrage brengt de Stichting steeds uiterlijk 1 mei na afloop van een subsidiejaar een financieel en inhoudelijk jaarverslag uit van de door haar gerealiseerde activiteiten van dat subsidiejaar. Het financieel deel van het jaarverslag omvat een jaarrekening en het inhoudelijk deel van het jaarverslag bevat in ieder geval een verantwoording van de uitvoering van het BIZ plan en de in de uitvoeringsovereenkomst benoemde prestatieafspraken.

  • 2. De Stichting kan het college van burgemeester en wethouders schriftelijk en met redenen omkleed om maximaal 8 weken uitstel vragen voor het uitbrengen van de hiervoor genoemde verslagen. Dit verzoek moet uiterlijk 1 april na afloop van het betreffende subsidiejaar bij het college van burgemeester en wethouders worden ingediend. Uiterlijk 2 weken na ontvangst van het verzoek om uitstel beslist het college van burgemeester wethouders of het verzoek wordt ingewilligd.

  • 3. Na afloop van de de periode, waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven, dient de Stichting een definitief inhoudelijk en financieel verslag, voorzien van een accountantsverklaring in bij de gemeente Schiedam. Dit wordt gezien als een aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 4. Binnen 18 weken na ontvangst van het definitieve jaarverslag en de goedkeurende accountantsverklaring stelt het college van burgemeester en wethouders de hoogte van de subsidie definitief vast tot maximaal het bedrag dat ingevolge deze verordening is geïnd.

  • 5. Het college kan, indien zij daar aanleiding toe ziet, een al dan niet aanvullend accountantsonderzoek laten verrichten. De Stichting dient daarvoor van alle voor de accountant relevante gegevens beschikbaar te stellen.

Artikel 17 Wijze van betalen

  • 1. De subsidie wordt op basis van bevoorschotting verstrekt.

  • 2. De bevoorschotting vindt halfjaarlijks plaats in gelijke termijnen gebaseerd op de verwachte opbrengst van de BIZ-bijdrage over de periode, waarin de BIZ-bijdrage wordt geheven .

Artikel 18 Melding van relevante wijzigingen

  • 1. De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2. De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 19 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening BIZ Schiedam Centrum 2020’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 10 december 2019.

de griffier,

J.W. Scherpenzeel

de voorzitter,

C.H.J. Lamers