Regeling vervallen per 03-10-2011

Huisvestingsverordening 2000

Geldend van 04-04-2002 t/m 02-10-2011

Intitulé

Huisvestingsverordening 2000

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet:de Huisvestingswet;

  • b.

    besluit: het Huisvestingsbesluit;

  • c.

    woonruimte: het daaromtrent in artikel 1, sub 1 b, van der wet bepaalde;

  • d.

    huurprijs: het daaromtrent in artikel 1 sub d van de Huursubsidiewet bepaalde;

  • e.

    koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1k, van de wet bepaalde;

  • f.

    huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6 lid 3 en lid 4 van de wet bepaalde;

  • g.

    koopprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6 lid 3 en lid 4 van de wet bepaalde;

  • h.

    woningzoekende: het huishouden dat in het register als bedoeld in artikel 4 is ingeschreven;

  • i.

    economische binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1 l, van de wet bepaalde;

  • j.

    maatschappelijke binding: het daaromtrent in artikel 1, lid 1 m, van de wet bepaalde;

  • k.

    regio Schiermonnikoog: het grondgebied van de gemeente Schiermonnikoog;

  • l.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

  • m.

    inkomen: het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 3 van de Huursubsidiewet;

  • n.

    huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • o.

    eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de wet bepaalde;

  • p.

    ingezetene: degene die in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Schiermonnikoog is opgenomen, en feitelijk in de gemeente Schiermonnikoog zijn hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte.

  • q.

    onzelfstandige woonruimte: woonruime, niet zijnde woonruimte bestemd voor bewoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

  • r.

    inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen.

    HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte

    Paragraaf 2.1 Werkingsgebied

    Artikel 2. Huurprijs- en koopprijsgrens

    Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op:

    • a.

      alle woonruimte met een huurprijs beneden € 541,36 per maand binnen de gemeente met uitzondering van de woonruimte die krachtens het bestemmingsplan zijn bestemd voor zomerhuizen, recreatiewoonverblijven en recreatieve appartementen alsmede woningen die krachtens de huisvestingsverordening 1994 mogen worden gebruikt voor recreatieve woondoeleinden, en

    • b.

      woonruimten met een koopprijs beneden € 272268,13 (= ƒ 600000,--) binnen de gemeente met uitzondering van woonruimten die krachtens het bestemmingsplan zijn bestemd voor zomerhuizen, recreatiewoonverblijven en recreatieve appartementen alsmede woningen die krachtens de huisvestingsverordening 1994 mogen worden gebruikt voor recreatieve woondoeleinden.

Artikel 3. Nadere afperking

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op : woonruimten, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (inwoning, woonwagens en woonschepen ).

Paragraaf 2.2 Inschrijving

Artikel 4. Register van woningzoekenden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en bijhouden van een register van woningzoekenden.

  • 2.

    In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden inschreven, de huishoudens die voldoen aan het gestelde onder paragraaf 2.4.

Artikel 5. Verzoek om inschrijving

  • 1.

    Een verzoek tot inschrijving dient te geschieden door middel van een bij de gemeente te verkrijgen aanvraagformulier, dat na betaling van het bedrag welke is vastgesteld in de legesverordening, in behandeling wordt genomen.

  • 2.

    Gelijktijdig met de indiening van de aanvraag tot inschrijving dient de aanvrager gegevens betreffende het inkomen van het huishouden te verstrekken, alsmede andere bescheiden welke burgemeester en wethouders voor de beoordeling van deze aanvraag nodig achten.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders registreren de woonwensen, alsmede die welke noodzakelijk zijn voor een juist beoordeling van de mate van urgentie, maar kunnen in het kader van doelmatige woonruimteverdeling hier van afwijken.

  • 4.

    Indien wordt voldaan aan de vereisten, genoemd in de paragraaf 2.4, gaan burgemeester en wethouders over tot inschrijving van de aanvrager in het register als bedoeld in artikel 4 lid 1.

Artikel 6. Bewijs van inschrijving

  • 1.

    Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register inschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving.

  • 2.

    Het bewijs van inschrijving blijft, behoudens het in het derde lid gestelde, voor onbeperkte termijn geldig.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders halen een inschrijving door, indien:

    • a.

      aan de woningzoekende in de gemeente een bij het huishouden passende woning is aangeboden en deze door de woningzoekende is aanvaard;

    • b.

      de woningzoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;

    • c.

      de woningzoekende daarom verzoekt;

    • d.

      de woningzoekende voor de tweede maal een aangeboden bij het huishouden passende woning heeft geweigerd, terwijl hiervoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders geen gegronde redenen zijn aangevoerd;

    • e.

      de woningzoekende zich buiten de gemeente heeft gevestigd.

      Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning

Artikel 7. Vergunningvereiste

  • 1.

    Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen c.q. uitgezonderd in de artikelen 2 en 3, in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2.

    Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 8. Aanvragen van een huisvestingsvergunning

  • 1.

    De aanvraag van een huisvestingsvergunning geschiedt door indiening van een daartoe door of namens burgemeester en wethouders verkrijgbaar te stellen en door de aanvrager in te vullen formulier.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behandelen, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, lid 3 van de wet (medehuurderschap).

  • 3.

    Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen 2 maanden van de huisvestingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt.

Artikel 9. Criteria voor vergunningverlening

Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen;

  • b.

    de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt.

Artikel 10. Vruchteloze aanbieding

  • 1.

    In afwijking van het in artikel 9 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar gedurende drie maanden vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge artikel 9 voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2.

    De eigenaar moet de woonruimte in de in het vorige lid genoemde termijn ten minste 3 maal door middel van een advertentie, geplaatst in de plaatselijk meest gelezen courant, te huur of te koop hebben aangeboden.

Deze advertentie moet in elk geval bevatten:

  • a.

    het adres van de woonruimte;

  • b.

    de overeenkomstig artikel 26, lid 2 van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;

  • c.

    de mededeling dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 9, lid a, de voorkeur genieten.

De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde.

3.Indien de eigenaar aan burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken, dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardige wijze vruchteloos heeft aangeboden aan de in het eerste lid genoemde woningzoekenden, wordt eveneens toepassing gegeven aan het in het eerste lid bepaalde.

Artikel 11. Intrekking

Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van de door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

    Paragraaf 2.4 Toelating

Artikel 12. Leeftijd

Ten minste één der leden van het huishouden moet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.

Artikel 13. Economische en maatschappelijke binding

  • 1.

    Ten minste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de gemeente Schiermonnikoog.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet, indien zich een situatie voordoet als beschreven in artikel 13c van de wet.

    Paragraaf 2.5 Passendheid

Artikel 14. Verhouding inkomen-huurprijs

  • 1.

    Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding tot de huurprijs of de koopprijs van de woonruimte staan.

  • 2.

    Bij de toepassing van het gestelde in lid 1 hanteren burgemeester en wethouders de bij ministeriële regeling vastgestelde actuele tabel voor de bepaling van de verhouding tussen huurprijs of de koopprijs en het daarbij ten hoogste toegestane inkomen.( zie bijlage I, behorende bij deze verordening)

  • 3.

    Indien voor een woonruimte met een huurprijs van minder dan € 298,59 per maand geen gegadigden met een inkomen overeenkomstig de in het vorige lid weergegeven tabel bij burgemeester en wethouders bekend is, wordt de woonruimte ook passend geacht voor een gegadigde met een inkomen dat passend is voor de categorie € 298,59 tot de huurprijsgrens.

(de genoemde bedragen kunnen bij ministeriële regeling worden gewijzigd en zijn dan overeenkomstig van toepassing)

4.Voor de bepaling van het inkomen dat in de in lid 2 bedoelde tabel wordt toegepast hanteren burgemeester en wethouders de volgende nadere uitvoeringsregels:

  • a.

    als inkomen kan het laatst bekend belastbare jaarinkomen worden gehanteerd; als bewijsstuk hierbij geldt dan de daarop betrekking hebbende aanslag in de inkomstenbelasting;

  • b.

    als inkomen kan het laatst bekende belastbare maandinkomen worden gehanteerd; als bewijsstuk hierbij geldt de laatste maandopgave van de werkgever(s) of uitkerende instantie(s) met betrekking tot het bruto-inkomen.

Artikel 15. Bezettingsnorm

  • 1.

    De omvang van het huishouden moet passen bij de grootte van de woonruimte.

  • 2.

    Bij de toepassing van lid 1 hanteren burgemeester en wethouders de volgende tabel voor de bepaling van de verhouding tussen het aantal leden van het huishouden en het daarbij ten hoogste toegestane aantal kamers van de woonruimte:

Maximum kamertal

Omvang huishouden

Huurprijs < € 298,59 per maand

Huurprijs tussen € 298,59 en

€ 541,36 of een koopprijs beneden € 272268,13

(= f. 600.000,--)

1 persoon

2

3

2 personen

3

4

3 personen

4

5

4 personen

4

5

5 personen

5

6

6 personen

6

7

Paragraaf 2.6 Urgentie

Artikel 16. Mate van urgentie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders stellen van iedere woningzoekende de mate van urgentie vast aan de hand van de door de gemeenteraad vast te stellen andere richtlijnen.

  • 2.

    De mate van urgentie wordt vastgesteld aan de hand van het verzoek om inschrijving als bedoeld in artikel 5. Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bepaling van de mate van urgentie aanvullende bewijsstukken vragen.

Artikel 17. Bemiddeling

  • 1.

    Voor woningzoekenden met een hoge mate van urgentie bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, dat aan hen een, overeenkomstig paragraaf 2.5 passende woonruimte wordt aangeboden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders geven aan deze bemiddeling nadere vorm in het in paragraaf 2.7 beschreven voordrachtstelsel.

  • 3.

    Het recht op bemiddeling vervalt nadat de woningzoekende tweemaal een aanbieding van een, naar oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft geweigerd.

Artikel 18. Wijziging en terugbrenging tot laagst mogelijk niveau

  • 1.

    Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de vastgesteld mate van urgentie te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigd bewijs van inschrijving (apart schrijven), waarbij tevens wordt medegedeeld dat het voordien verstrekte bewijs van inschrijving omtrent de mate van urgentie is vervallen.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de mate van urgentie terugbrengen tot het laagst mogelijk niveau, indien:

    • a.

      aan de vereisten voor het verkrijgen van een hogere mate van urgentie niet meer word voldaan;

    • b.

      de hogere mate van urgentie is toegekend op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Artikel 19. Aanvragen van een medisch-sociale indicatie

De aanvraag voor een medisch-sociale indicatie wordt ingediend bij de Gemeenschappelijke

Gezondheidsdienst (GGD) Regio Noord-Fryslân of bij de Stichting Maatschappelijk Werk Fryslân Regio Dokkum/Franeker.

Paragraaf 2.7 Leegmelding, voordracht of aanbieding

Artikel 20. Melding van ter beschikking komen

  • 1.

    De eigenaar van een woonruimte, aangewezen in de artikelen 2 en 3, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Het daaromtrent in artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te komen, wanneer:

    • a.

      degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik heeft opgezegd;

    • b.

      de woonruimte is ontruimd;

    • c.

      de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is;

    • d.

      op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur of vrij van huur te koop is.

  • 3.

    Het aantal kamers dat de woonruimte telt op het moment van ter beschikking komen is bepalend voor de toepassing van artikel 15.

  • 4.

    De eigenaar dient de burgemeester, of een door de burgemeester aan te wijzen gemeenteambtenaar, in de gelegenheid te stellen de woonruimte te inspecteren ter vaststelling van de in de vorige leden genoemde gegevens.

Artikel 21. Melding van de leegstand

  • 1.

    Zodra de aangemelde woning ingevolge artikel 20, langer dan twee maanden leeg staat of leeg komt te staan, is de eigenaar verplicht daarvan melding te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders noteren de ingevolge het eerste lid aangemelde woonruimten in een leegstandregister.

  • 3.

    Bij het nalaten van het gestelde ingevolge lid 1, schrijven burgemeester en wethouders ambtshalve de woning in het onder lid 2 vermelde register. De eigenaar wordt van deze ambtshalve inschrijving in kennis gesteld.

Artikel 22. Voordracht

Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet wordt na overleg met de eigenaar van een ter beschikking komende woonruimte, die behoort tot de in artikel 20, eerste lid, aangewezen categorieën, een voordracht tot verhuring van de woonruimte aan burgemeester en wethouders uitgebracht.

Paragraaf 2.8 Organisatie en bevoegdheden

Artikel 23. Overeenkomsten

Burgemeester en wethouders kunnen met eigenaren overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruimte mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.

HOOFDSTUK 3 Verdere bepalingen

Artikel 24. Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ingevallen waarin toepassing van deze verordening tot een naar hun oordeel bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Artikel 25. Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikelen 7 en 20 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 26. Handhaving

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

  • 2.

    Met de opsporing van de bij artikel 25 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren, belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de wet.

Artikel 27. Restbepaling

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbend op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van de schaarse woonruimte

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 28. Overgangsbepaling

De voor inwerkingtreding van deze verordening gedane inschrijvingen van woningzoekenden worden geacht inschrijvingen te zijn als bedoeld in paragraaf 2.2 van deze verordening.

Artikel 29. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Huisvestingsverordening 2000 van de gemeente Schiermonnikoog.

Artikel 30. Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad op 15 februari 2000 en gewijzigd bij raadsbesluit van 29 januari 2002

De secretaris, De voorzitter,

(S. Dijs)

(E. Fennema)

Bijlage I, behorende bij de Huisvestingsverordening 2000. (Circulaire MG 2001-7 en artikel 14 Huursubsidiewet)

Peildatum

1-1-1999

Inkomen

Huurprijs

Alleenstaande

< 65 jaar

Alleenstaande

> 65 jaar

Meerpersoons-

Huishouden

< 65 jaar

Meerpersoons-

Huishouden

> 65 jaar

< € 298,59

€ 16948,69

€ 15042,81

€ 22711,70

€ 19625,99

€ 298,59 tot

aftoppingsgrens bedoeld in artikel 20 tweede lid van de Huursubsidiewet

Een zodanig rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 3 van de Huursubsidiewet dat een beroep op de huursubsidie in de zin van artikel 1, onderdeel e van de Huursubsidiewet gedaan kan worden