Regeling vervallen per 12-01-2012

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011

Geldend van 30-12-2010 t/m 11-01-2012

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011

DE RAAD VAN DE GEMEENTE SCHINNEN;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 november 2010;

gelet op artikel 226 van de Gemeentewet;

B E S L U I T :

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2011.

Artikel 1 Belastbaar feit

Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven ter zake van het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1 Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2 Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3 Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

  • a

    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden en als zodanig worden gebruikt;

  • b

    die getraind zijn om doven en slechthorenden ten dienste te zijn en als zodanig worden gebruikt;

  • c

    die door de 'Stichting Hulphond Nederland' als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • d

    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onder c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in een centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid van genoemd besluit;

  • e

    waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de Koninklijke Nederlandse Politiehondenvereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met een geleider, aan wiens bevelen hij gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen;

  • f

    die gebruikt worden bij het leger;

  • g

    waarvan de houder geen ingezetene is van de gemeente en de hond niet langer dan 30 dagen in het belastingjaar in de gemeente verblijft;

  • h

    die jonger zijn dan twee maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5 Belastingtarief

  • 1 De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a

      voor een eerste hond € 45,00;

    • b

      voor een tweede hond € 70,00;

    • c

      voor een derde hond € 81,00;

    • d

      voor een vierde hond € 108,00;

    • e

      voor iedere hond boven het aantal van vier € 540,00.

  • 2 In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor het totale aantal honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, € 540,00 per jaar.

  • 3 Het tweede lid blijft buiten toepassing indien belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden indien blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1 De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2 Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij blijkt dat het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,--.

  • 4 Belastingbedragen van minder dan € 5,-- worden niet geheven.

  • 5 De in lid 3 van dit artikel bedoelde aanspraak op ontheffing wordt op schriftelijk verzoek verleend.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in 4 gelijke termijnen waarvan:

    • -

      de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;

    • -

      de tweede termijn vervalt op de laatste dag van de maand, 3 maanden volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;

    • -

      de derde termijn vervalt op de laatste dag van de maand, 4 maanden volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;

    • -

      de vierde termijn vervalt op de laatste dag van de maand, 6 maanden volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt dat, indien de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in 8 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3 Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de belastingaanslag.

  • 4 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 De "Verordening hondenbelasting gemeente Schinnen 2010” van 17 december 2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3 De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.

  • 4 Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting gemeente Schinnen 2011".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2010.

de Griffier

W.A.J.M. Huisinga

de Voorzitter

B.H.M. Link