Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2012

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 oktober 2011;

 

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

besluit vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebezigd voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b

    lengte: de lengte over alles;

  • c

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, zulks ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

  • d

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren, aanvangend om 21.00 uur;

  • e

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • f

    kapitein: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt;

  • g

    passanten: diegenen die verblijf houden in de gemeente, met of op een vaartuig, zonder het hebben van een vaste ligplaats.

Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente op vaartuigen waarvoor wegens de aanwezigheid in het watergebied van de gemeente in welke vorm dan ook een vergoeding wordt betaald door personen, die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de naam watertoeristenbelasting een directe belasting geheven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1 Belastingplichtig is degene die tegen vergoeding gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 aan hem ter beschikking staande ligplaatsen dan wel op hem ter beschikking staande vaartuigen.

  • 2 De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene ter zake van wiens verblijf de belasting verschuldigd wordt.

  • 3 Indien met toepassing van het eerste lid geen belastingplichtige is aan te wijzen, is belastingplichtig de kapitein, de eigenaar of de gebruiker van een vaartuig als in artikel 2 bedoeld dan wel een andere persoon die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1

    door degenen die verblijf houden aan boord van:

    • a

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b

      kano’s, roei- en volgboten;

    • c

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • d

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt;

    • e

      een vaartuig dat in eigendom toebehoort aan de leden van het Koninklijk Huis;

    • f

      een vaartuig in directe dienst van het Rijk, de provincie Zeeland of de gemeente Schouwen-Duiveland;

    • g

      een vaartuig van de Koninklijke Marine of oorlogsvaartuigen van vreemde naties;

    • h

      een vaartuig dat in eigendom toebehoord aan de Koninklijke Nederlandse Reddingsmaatschappij;

    • i

      een vaartuig in gebruik voor onderhoud aan de waterwegen, welk onderhoud in opdracht van het Rijk, de provincie Zeeland of de gemeente Schouwen-Duiveland wordt uitgevoerd;

    • j

      een vaartuig dat door één der in de gemeente Schouwen-Duiveland gevestigde scheepswerven wordt gebouwd of door of vanwege deze werven wordt hersteld.

2 van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1 De belasting wordt geheven naar het aantal etmalen dat verblijf is gehouden.

  • 2 Ter zake van vaartuigen welke zijn gelegen op ligplaatsen bedoeld voor passanten of vaartuigen welke zijn gelegen in het aangewezen gebied, wordt het werkelijk aantal personen aan boord en het werkelijk aantal etmalen verblijf door deze personen gesteld op het aantal personen en aantal etmalen per vaartuig.

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel wordt een gedeelte van een etmaal voor een vol etmaal gerekend.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1 Ter zake van vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:  

    a. het aantal personen die verblijf hebben gehouden, bepaald op:

    • -

      3,7, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12 meter;

    • -

      2,1, bij een vaartuig met een lengte van 4 tot en met 7 meter;

    • -

      2,6, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 7, doch ten hoogste 9 meter;

    • -

      2,6, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 9, doch ten hoogste 12 meter;

    b.  het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden, bepaald op:

    • -

      15,4 bij een vaartuig met een lengte van 4 tot 7 meter;

    • -

      19,2 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 7, doch ten hoogste 9 meter;

    • -

      18,7 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 9, doch ten hoogste 12 meter;

    • -

      20,1 bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12 meter;

  • 2 Het aantal vaartuigen als bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld op het aantal vaartuigen welke door de belastingplichtige bij aangifte uit de verhuuradministratie zijn opgegeven, dan wel blijken.

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

  • 1 In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal etmalen dat verblijf is gehouden, indien blijkt dat dit aantal lager is dan het op de voet van artikel 6 berekende aantal.

  • 2 Het in het eerst lid bedoelde verzoek kan desgewenst per ligplaats worden gedaan.

Artikel 8 Belastingtarief

  • 1 De belasting bedraagt:

    • ·

      bij vaartuigen op vaste ligplaatsen in de lengteklasse 4 t/m 7 meter € 33,31;

    • ·

      bij vaartuigen op vaste ligplaatsen in de lengteklasse 7,01 t/m 9 meter € 51,41;

    • ·

      bij vaartuigen op vaste ligplaatsen in de lengteklasse 9,01 t/m 12 meter € 50,07;

    • ·

      bij vaartuigen op vaste ligplaatsen in de lengteklasse van meer dan 12,01 meter € 76,60;

  • 2 De belasting bedraagt per persoon per etmaal op passantenplaatsen € 1,03.

Artikel 9 Belastingtijdvak

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 Termijnen van betaling

  • 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

  • 2 In afwijking van het eerste lid geldt dat, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van de dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden tot 31 december in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen tenminste vijf en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste werkdag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens op de laatste werkdag van de daaropvolgende maand.

  • 3 De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de watertoeristenbelasting.

Artikel 13 Overgangsbepaling

De “Verordening watertoeristenbelasting 2011” van 11 november 2010, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing. Zij blijft van toepassing op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. De verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2012.

Artikel 15 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als “Verordening watertoeristenbelasting Schouwen-Duiveland 2012”.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 10 november 2011
 
 
T. van Oostenbrugge G.C.G.M. Rabelink
griffier voorzitter