Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland 2013

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 13 november 2012;

 

gelet op de artikelen 147, lid 1 en 149 van de Gemeentewet alsmede op de Wet maatschappelijke ondersteuning;

 

gehoord de commissie samenleving en bestuur in haar vergadering van 6 december 2012;

  

overwegende dat het project “De Kanteling” en jurisprudentie van met name de Centrale Raad van Beroep aanleiding geven tot vaststelling van een nieuwe verordening ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning

 

 besluit :

 

vast te stellen de “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland 2013”.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).

  • b.

    College: College van burgemeester en wethouders.

  • c.

    Compensatieplicht: De plicht van het college om aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

  • d.

    Aanmelding: De mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek.

  • e.

    Gesprek: Het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.

  • f.

    Aanvraag: Het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening.

  • g.

    Belanghebbende: Een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen.

  • h.

    Huisgenoot: Iedere persoon met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangersrelatie.

  • i.

    Leefeenheid: De kring van huisgenoten.

  • j.

    Psychosociaal probleem: Een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

  • k.

    Voorliggende voorziening: Een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

  • l.

    Wettelijk voorliggende voorziening: Een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

  • m.

    Algemene voorziening: Een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure.

  • n.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: Een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is  en niet duurder is dan vergelijkbare producten.

  • o.

    Collectieve voorziening: Een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt.

  • p.

    Individuele voorziening: Een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt.

  • q.

    Beschikking: Een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, als bedoeld in artikel 1:3-2 Awb.

  • r.

    Gebruikelijke zorg: De zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd.

  • s.

    Voorziening in natura: Een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

  • t.

    Persoonsgebonden budget: Een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura en waarop de in deze verordening en het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn.

  • u.

    Financiele tegemoetkoming: Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

  • v.

    Mantelzorger: Een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt.

  • w.

    Hoofdverblijf: De plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt.

  • x.

    Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: Een bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland van toepassing zijn.

  • y.

    Inkomen: Het verzamelinkomen of belastbaar inkomen dat relevant is voor de maximale eigen bijdrage of eigen aandeel die in een kalenderjaar verschuldigd is, als bedoeld in de artikelen 4.1 en 4.2 van  het Besluit voorzieningen  maatschappelijke ondersteuning.

  • z.

    Norminkomen: Het verzamelinkomen berekend op het niveau van het geldende sociaal minimum in het peiljaar zoals bedoeld in artikel 1 sub f van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 De te bereiken resultaten

1. De compensatieplicht is de plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter

compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie ten einde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

 

2. De eigen verantwoordelijkheid van mensen is één van de uitgangspunten van de kanteling in de Wmo. De nadruk ligt op het vinden van oplossingen vanuit de persoon, en zijn omgeving en niet op bestaande voorzieningen.

 

3. De resultaten die via compenserende maatregelen (volgens artikel 4, lid 1. van de wet Wmo) zijn:

a.   een schoon en leefbaar huis;

b.   wonen in een geschikt huis;

c.   beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

d.   beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

e.   het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

f.    zich verplaatsen in en om de woning;

g.   zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

h.   de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of culturele activiteiten.

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3 Scheiding aanmelding en aanvraag

Aan een aanvraag voor het verlenen van individuele voorzieningen aan mensen met een beperking of chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer (ex artikel 1, lid 1. aanhef en onder g sub 6 van de wet)  gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

a.   De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

b.   De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

c.   Belanghebbende of het college daarom verzoekt.

Artikel 4 Aanmelding voor een gesprek

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, mondeling of telefonisch worden gedaan bij het Wmo/Zorgloket in het gemeentehuis, door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 5 Het gesprek

  • 1.

    Bij het voeren van het gesprek zal de International Classification of Functions, Disabilities and Health als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

  • 2.

    Als de belanghebbende een mantelzorger is wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de belanghebbende ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

  • 3.

    Na het voeren van een gesprek kan een belanghebbende een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

  • 4.

    De aanvraag zoals bedoeld in lid 3 wordt na afloop van het gesprek ingediend door middel van een aanvraagformulier dat direct wordt ingevuld en ondertekend.

Artikel 6 Het verslag

  • 1.

    Het gesprek wordt afgesloten met een (intake) verslag. Opmerkingen van belanghebbende over dit verslag kunnen als bijlage aan het verslag worden toegevoegd.

  • 2.

    De uitkomst van het gesprek kan aanleiding zijn voor het indienen van een aanvraag voor  een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1. aanhef en onder g sub 6 van de wet.

 

Hoofdstuk 4 De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7 De aanvraag

  • 1.

    De aanvraag voor een individuele voorziening moet schriftelijk gebeuren.

  • 2.

    Indien een aanvraag mondeling, telefonisch, schriftelijk, plaatsvindt wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging wordt een aanmeldingsformulier voor het gesprek of aanvraagformulier meegezonden.

  • 3.

    Bij de aanvraag wordt, als er een ondertekend verslag van het gesprek aanwezig is, dit ondertekende verslag als aanvraagformulier beschouwd.

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1 Algemene regels

Artikel 8 Het maken van een afweging

  • 1.

    Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

  • 2.

    Alle voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden, als ze al niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

  • 3.

    Indien te voorzien is dat beperkingen op den duur aanpassingen vereisen van de woning dan is het de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om tijdig maatregelen te treffen en de woning gedeeltelijk of geheel aan te passen aan de behoeften.

Paragraaf 2 De te bereiken resultaten

Artikel 9 Een schoon en leefbaar huis

  • 1.

    Het eerste te bereiken resultaat voor het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is.

  • 2.

    Het kunnen wonen in een huis dat schoon is zoals bedoeld in lid 1 geldt ten aanzien van de noodzakelijk te gebruiken woonruimten, zoals: woonkamer, keuken, slaapkamer en sanitaire ruimten.

  • 3.

    Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk en de dagelijkse organisatie van het huishoudelijke werk.

  • 4.

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld. Ook als de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare collectieve of algemene huishoudelijke voorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 5.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. De hoogte van de verhuiskostenvergoeding en de hoogte van de vergoeding van een uitraasruimte worden door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland.

Artikel 10 Wonen in een geschikt huis

  • 1.

    Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt.

  • 2.

    Onder het normaal gebruik van een woning wordt in ieder geval verstaan de mogelijkheid om normale elementaire woonfuncties te kunnen verrichten, zoals slapen, eten en lichaamsreiniging.

  • 3.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning. Deze voorziening kan in de vorm van een bouwkundige of woontechnische of een niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorziening of een uitraasruimte worden getroffen.

  • 4.

    Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden. De hoogte van de verhuiskostenvergoeding en de hoogte van de vergoeding van een uitraasruimte worden door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Schouwen-Duiveland.

Artikel 11 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1.

    Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen voor het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden van maaltijden.

  • 2.

    Indien de belanghebbende een huisgenoot/ huisgenoten heeft die beschikbaar is en in staat is/zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 12 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 1.

    Voor het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

  • 2.

    Indien de belanghebbende meerdere leden van de huishouding ter beschikking of beschikbaar heeft en die in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 13 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1.

    Het vijfde te bereiken resultaat voor het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor aanwezige kinderen binnen het huishouden.

  • 2.

    Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen. In overbrugging van definitieve maatregelen kan tijdelijk een individuele voorziening worden getroffen, ter vervangen van de ouder die voor de kinderen zorgt.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 14 Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1.

    Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

  • 2.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootmobiel,- of rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 2.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezig en bruikbare scootmobielpool of van een collectief vervoerssysteem van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 3.

    Het college stelt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland een kilometergrens vast waarboven de kosten niet in aanmerking komen voor een gesubsidieerde verstrekking of vergoeding.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden voor die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 16 De mogelijkheid om contacten te hebben met andere en deel te nemen aan recreatieve, maaschappelijke of culturele activiteiten

  • 1.

    Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of culturele activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen voor het vervoer naar de gewenste bestemmingen tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau.

  • 2.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden voor die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Hoofdstuk 6 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiele tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Paragraaf 1 Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17 Mogelijke verstrekkingwijzen

De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

Artikel 18 Besluit maatschappelijke ondersteuning

Het college legt alle bedragen voor te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland.

Artikel 19 Overwegende bezwaren

Het college legt in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Schouwen-Duiveland vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen voorzieningen in natura of persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Paragraaf 2 Verstrekking in natura

Artikel 20 Verstrekking in Natur

  • 1.

    Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. De hoogte van de maximale vergoeding wordt door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Schouwen-Duiveland.

  • 3.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    a. wat deze voorziening is;

    b. wat de duur is van de verstrekking;

    c. hoe de voorziening in natura verstrekt wordt;

    d. of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;

    e. aan (woningeigenaar of belanghebbende) betaald wordt.

  • 4.

    Als er sprake is van een eigen bijdrage wordt dit in de

    beschikking opgenomen.

Paragraaf 3 Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 21 Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      Voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden.

    • b.

      Wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen.

    • c.

      Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is

    • d.

       Welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 4 Verstrekking als financiele tegemoetkoming

Artikel 22 Inhoud

  • 1.

    Bij een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    a. voor welk te bereiken resultaat de financiele tegemoetkoming bestemd is;

    b. wat de duur van de verstrekking is;

    c. of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en

    d. wat de hoogte van de financiele tegemoetkoming is.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

 

Paragraaf 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 23 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd voor de volgende resultaten.

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • f.

      zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

    • g.

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, met uitzondering van het collectief vervoer;

    • h.

      de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of culturele activiteiten.

  • 2.

    De bedragen en het percentage voor een eigen bijdrage of een eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3.

    Bij lid 1 zijn sub f en sub g uitzonderingen waarbij voorkomen moet worden dat er dub-bele bijdragen worden geheven.

    In afwijking van lid 1 is bij collectieve voorzieningen, met uitzondering van huishoudelijke hulp, en verhuiskosten geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd. Voor voorzieningen voor kinderen jonger dan 18 jaar en voor rolstoelen en collectief vervoer wordt géén eigen bijdrage geheven.

Hoofdstuk 7 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 24 Beslistermijn

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt voor:

  • a.

    Een voorziening voor het wonen in een schoon en leefbaar huis: maximaal 8 weken.

  • b.

    Een voorziening voor het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften: maximaal 8 weken.

  • c.

    Een voorziening voor het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding: maximaal 8 weken.

  • d.

    Een voorziening voor het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren: maximaal 8 weken.

  • e.

    Een voorziening voor het wonen in een geschikt huis:

    1. als het gaat om een voorziening waarvoor geen bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 8 weken;

    2. als het gaat om voorzieningenw aar wel bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 16 weken.

  • f.

    Een voorziening voor het zich verplaatsen in en om de woning: maximaal 16 weken.

  • g.

    Een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: maximaal 8 weken.

  • h.

    Een voorziening voor het ontmoeten van medemensen het op basis daarvan sociale verbanden aangaan: maximaal 8 weken.

Artikel 25 Beperkingen

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a.

      De noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat.

    • b.

      De te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is.

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      Als er een andere oplossing is.

    • b.

      Indien de voorziening algemeen gebruikelijk is.

    • c.

      Als de aanvraag voor een voorziening het gevolg is van het niet dan wel onvoldoende  nemen van eigen verantwoordelijkheid.

    • d.

      Indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Schouwen-Duiveland.

    • d.

      Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst-compenserend aan te merken valt.

    • e.

      Voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

    • f.

      Indien de belanghebbende door gedrag het verstrekken dan wel onderhouden of  verantwoorden onmogelijk maakt.

Artikel 26 Advisering

  • 1.

    Mocht het voor de beoordeling van de aanvraag van een voorziening van belang zijn dan kan het college de aanvrager of bij gebruikelijke zorg  zijn huisgenoot/huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

       Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    a. Het college dat overigens gewenst vindt.

Artikel 27 Wijziging situatie

Degene aan wie volgens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 28 Intrekking

  • 1.

    Het college kan een besluit, op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      Niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of volgens deze verordening.

    • b.

      Een besluit is genomen op grond van gegevens die zodanig onjuist waren dat een andere beslissing zou zijn genomen, als de juiste gegevens bekend geweest waren.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen na uitbetaling niet is gebruikt voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 29 Beëindigen

  • 1.

    Indien het recht op een voorziening geheel of gedeeltelijk is beëindigd kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is beëindigd kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is beëindigd kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Artikel 30 Terugvordering

  • 1.

    Indien het recht op een voorziening geheel of gedeeltelijk is ingetrokken of beëindigd kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken of beëindigd kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken of beëindigd kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 31 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening. Dit is incidenteel mogelijk als de toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 32 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de volgens deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Artikel 33 Inwerkingtreding

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland 2013, treedt 1 januari 2013 in werking.

De voorgaande verordening maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland  2007, vastgesteld op 21 december 2006, wordt ingetrokken.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland 2013.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 20 december 2013
 
G.C.G.M. Rabelink, voorzitter
T. van Oostenbrugge, griffier
 
 

Toelichting

Achtergrond

De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is op 1 januari 2007 van kracht geworden. De uitvoering van deze nieuwe wet is aanvankelijk wat de individuele voorzieningen van prestatieveld 6 betreft “beleidsarm” ingezet. Dat wil zeggen dat de bestaande regelgeving van de aan de Wmo voorafgaande Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de functie Huishoudelijke Verzorging (HV) uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zo veel mogelijk ongewijzigd in de nieuwe verordening werden opgenomen.

 

Deze beleidsarme invoering heeft veel reacties opgeroepen. Allereerst van de gebruikers. Hun koepels, de Chronisch zieken en gehandicapten raad (CG-Raad) en de gezamenlijke Ouderenbonden, hebben direct gereageerd, maar hadden ook begrip voor de onmogelijkheid om in zeer korte tijd een geheel nieuw beleid te ontwikkelen. Ook Kamerleden reageerden teleurgesteld, maar toonden ook weer begrip. Toen de Wmo eenmaal ingevoerd was reageerden ook de rechters. Zij reageerden zonder terughoudendheid, omdat zij de regelgeving als uitgangspunt namen. Daardoor ontstond een steeds grotere discrepantie tussen de tekst van de modelverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de daarop gebaseerde verordeningen van gemeenten en het door gemeenten te hanteren beleid.

 

Naar aanleiding hiervan heeft de VNG een nieuwe modelverordening opgesteld. Deze modelverordening is de weerslag van twee zaken. Allereerst hebben de resultaten van het project “De Kanteling” aan de basis gelegen van de modelverordening VNG. Vervolgens is ook rekening gehouden met de jurisprudentie, met name die van de Centrale Raad van Beroep. De modelverordening van de VNG heeft als basis gefungeerd voor de voorliggende gemeenteverordening.

 

In deze verordening ligt het zwaartepunt op de te behalen resultaten in plaats van op voorzieningen en op het zogeheten “gesprek”, een open gesprek waarin, samen met de persoon die compensatie behoeft, een zo volledig mogelijke inventarisatie gemaakt wordt van zijn [1] situatie, zijn mogelijkheden en onmogelijkheden, zijn wensen en individuele specifieke kenmerken en de problemen die om een oplossing vragen. Leidend hierbij is het te bereiken resultaat. Op basis hiervan kan bekeken worden welke mogelijkheden er zijn om dit resultaat te bereiken met oplossingen die al voorhanden zijn, zoals eigen mogelijkheden, (wettelijk) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen of collectieve voorzieningen. Daarna wordt duidelijk op welke punten nog individuele voorzieningen nodig zijn. Na het gesprek volgt eventueel een aanvraag voor individuele voorzieningen.

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a)  Wet

Waar staat Wet wordt bedoeld de Wet maatschappelijke ondersteuning.

b) College

Waar staat college wordt bedoeld: college van burgemeester en wethouders.

c) Compensatieplicht

De begripsomschrijving van het cruciale begrip “compensatieplicht” is ontleend aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 10 december 2008. In deze uitspraak wordt voor het eerst een fundamenteel standpunt gegeven over de Wmo. Het letterlijke citaat luidt:

“4.2.2. Artikel 4 van de Wmo verplicht het college aan de in dat artikel genoemde personen voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Dit artikel brengt mee dat de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen de doeleinden zijn waarop de compensatieplicht van het college gericht moet zijn. Het is - gelet op de artikelen 3 en 5 van de Wmo - in beginsel aan de gemeenteraad en - gelet op artikel 4 van de Wmo - aan het college om te bepalen op welke wijze invulling wordt gegeven aan de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De rechter dient de keuze(n) die de gemeenteraad en het college daarbij hebben gemaakt in beginsel te respecteren, onverminderd de rechtsplicht van het college om in elk concreet geval een voorziening te treffen die zich kwalificeert als compensatie van beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. Artikel 4 van de Wmo legt het college, wat dat aangaat, de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden. De Raad heeft noch in de wet, noch in de wetsgeschiedenis aanknopingspunten gevonden voor een terughoudende beoordeling van een ter uitvoering van artikel 4 van de Wmo genomen besluit. Wel heeft hij daarin aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat een dergelijk besluit in het individuele geval maatwerk dient te zijn. Onder omstandigheden kan dit leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het college bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht. De Raad vindt hiervoor steun in de parlementaire geschiedenis, meer in het bijzonder in het verslag van het wetgevingsoverleg (Tweede Kamer 2005-2006, 30 131, nr. 98, p. 58 en 61), de brief van de staatssecretaris van 30 oktober 2006 (Tweede Kamer 2006-2007, 30 131, nr. 122, p. 6), de memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30131, C, p. 7, 9, 10 en 57), de nadere memorie van antwoord (Eerste Kamer 2005-2006, 30 131, E, p. 19 en 25) en de Handelingen (Eerste Kamer 27 juni 2006, p. 34-1645).”

Uit dit citaat zijn de belangrijkste bestanddelen samengevoegd tot de volgende begripsomschrijving:

Compensatieplicht: De plicht van het college van burgemeester en wethouders aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan (met als doeleinden de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie van deze personen). Daarbij legt artikel 4 van de Wmo het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is”

De compensatieplicht houdt een plicht in voor het college. Die plicht geldt in ieder geval ten aanzien van personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem, waaronder ook ouderen kunnen vallen. Daarbij moet het gaan om ondervonden beperkingen op het gebied van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie. Doel is betrokkenen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan.

Bij wat het college ook besluit geldt: het moet gaan om maatwerk. Uitgegaan moet worden van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager. Dat legt een beperking op aan de mogelijkheid algemene maatregelen te treffen, zoals het hanteren van primaten. Dat is toegestaan, mits in het individuele geval steeds wordt nagegaan of die algemene maatregel wel leidt tot maatwerk. Of zoals de Centrale Raad het zegt: “Onder omstandigheden kan dit (maatwerk) leiden tot het oordeel dat algemene keuzen die de gemeenteraad en het college bij de uitvoering van de artikelen 3, 4, 5 en 6 van de Wmo hebben gemaakt in het concrete, individuele geval niet kunnen worden toegepast wegens strijd met de in artikel 4 van de Wmo bedoelde compensatieplicht.”

d) Aanmelding

In het kader van het gesprek wordt niet gesproken van een aanvraag maar van een aanmelding. Dit geeft verschillende aspecten van het gesprek aan. Allereerst dat het gesprek niet het onderzoek is naar een te verstrekken voorziening, maar het onderzoek naar de situatie van betrokkene, zijn behoeften, de te bereiken resultaten enz. Dit is dan uitgangspunt voor de beoordeling welke resultaten bereikt kunnen worden met algemenevoorzieningen die voor iedereen beschikbaar zijn. Dit traject kan uiteindelijk ook nog leiden tot een aanvraag voor een individuele voorziening. Het gesprek is evenwel geen vrijblijvende zaak: het gesprek is mede de basis voor de eventuele aanvraag voor een individuele voorziening. Van het gesprek worden aantekeningen gemaakt die zo nodig uitgewerkt worden tot een verslag, dat bij de aanvraag gevoegd kan worden om te voorkomen dat zaken dubbel gedaan moeten worden.

e) Het gesprek

Onder "het gesprek" wordt de situatie verstaan waarbij degene die problemen ondervindt op het terrein waarvoor de compensatieplicht van toepassing is, zich aanmeldt.

Na die aanmelding volgt een gesprek met een vertegenwoordiger van het college, die samen met betrokkene en eventueel aanwezige mantelzorger(s) het volgende inventariseert:

  • -waar betrokkene en zijn mantelzorger(s) problemen ondervindt,

  • -wat betrokkene nog zelf kan,

  • -wat de te bereiken resultaten zijn in de ogen van betrokkene,

  • -wat de behoeften daarbij zijn,

  • -welke oplossingen er in de maatschappij beschikbaar zijn via algemene voorzieningen,

algemeen gebruikelijke voorzieningen, voorliggende voorzieningen en collectieve voorzieningen zodat een basis ontstaat voor het zoeken naar oplossingen voor de problemen.

Met die oplossingen wordt het te bereiken resultaat gerealiseerd. Voor zover die resultaten niet in die gesprekken al te behalen zijn, zal een vervolg noodzakelijk zijn. Dit vervolg krijgt dan vorm in een aanvraag die leidt tot een beschikking. Het gesprek zal de basis zijn voor de aanvraag. Het verslag van het gesprek kan dan ook bij de aanvraag worden gevoegd. Wie direct een aanvraag wil doen zonder gesprek verplaatst in feite het gesprek naar na de aanvraag. Zonder gesprek, of beter gezegd zonder het onderzoek dat tijdens het gesprek plaatsvindt, zal het lastig kunnen zijn maatwerk te leveren.

Het gesprek wordt in hoofdstuk 2 uitgewerkt.

f) Aanvraag

De aanvraag in het kader van de Wmo volgt in principe op het gesprek. Het moge duidelijk zijn dat het gesprek achterwege kan blijven als de situatie van betrokkene volstrekt helder is en betrokkene een uitgebreid dossier heeft bij de gemeente. Hiervan kan sprake zijn bij bijvoorbeeld vervanging van voorzieningen wegens het bereiken van de afschrijvingstermijn, of als een goed bekende aanvrager een nieuwe aanvraag doet.

De aanvraag kan schriftelijk gedaan worden.  

g) Belanghebbende

Doordat in de wet gesproken wordt over mantelzorgers en vrijwilligers als doelgroep voor de compensatieplicht, kan het begrip ‘belanghebbende’ ruimer zijn dan alleen betrokkene zelf. Daarom is het begrip belanghebbende opgenomen. Onder belanghebbende kan dus ook verstaan worden de mantelzorger(s) van betrokkene.

h)  Huisgenoot

Iedere persoon met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangersrelatie.

i)  Leefeenheid

De kring van huisgenoten.

j) Psychosociaal probleem

Het begrip psychosociaal probleem is vanuit de AWBZ opgenomen in de Wmo, maar inmiddels geschrapt als “grondslag” uit de AWBZ  Dit is gebeurd omdat deze grondslag in de AWBZ financieel moeilijk te beheersen was. Deze betekenis wordt hier als begripsomschrijving gehanteerd en is overgenomen uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 29-04-2009. LJN: BI6832). Het betreft met name een verlies van zelfstandigheid of deelname aan het maatschappelijk verkeer, de kerndoelstelling van de Wmo.

k) Voorliggende voorziening

Voorliggende voorzieningen kunnen zijn:

algemeen gebruikelijke voorzieningen;

algemene voorzieningen of collectieve voorzieningen.

Bij deze voorzieningen is de functie bepalend: zij gaan vooraf aan individuele voorzieningen.

l) Wettelijk voorliggende voorziening

De wettelijk voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen die in wetgeving en in regelgeving zijn vastgelegd en die op basis van artikel 2 van de wet voorgaan op de Wmo. Te denken valt hierbij aan onder meer de Zorgverzekeringswet, de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, de Wet op de kinderopvang, de verschillende arbeidsongeschiktheidswetten.

Als een wettelijk voorliggende voorziening het probleem kan oplossen is geen aanspraak mogelijk op maatschappelijke ondersteuning via de Wmo, zo is in artikel 2 Wmo bepaald.

m) Algemene voorziening

Dit zijn voorzieningen, met name diensten of een combinatie van dienst en product, die weliswaar niet bestemd zijn voor, noch te gebruiken zijn door alle inwoners. Anderzijds zijn ze door iedereen, waarvoor ze wel bedoeld zijn, op eenvoudige wijze (zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure) te verkrijgen of te gebruiken. Voorbeelden zijn:

- Dagrecreatie voor ouderen;

- Sociale alarmering;

- Boodschappenbus, de supermarktservice, de vrijwillige boodschaphulp;

- Maaltijdservice en het eetcafé;

- Klusjesdiensten om kleine woningaanpassingen te realiseren zoals de buurtconciërge, klussendienst, 55+service, thuiszorgservice;

- (Ramen)wasservice;

- Rolstoelpools en scootmobielpools voor incidentele situaties;

- Kinderopvang in al zijn verschijningsvormen;

- Handgrepen en verhoogde toiletten;

Een algemene voorziening is dus per definitie geen individuele voorziening. De Wmo-regels rond eigen bijdragen/eigen aandeel gelden daarom niet.

n) Algemeen gebruikelijke voorziening

Volgens de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is een voorziening (met name producten) algemeen gebruikelijk als het gaat om een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een handicap. Hierdoor kan de voorziening ook op grote schaal door niet-gehandicapten worden gebruikt. Het gaat dan om, een voorziening die gewoon in een reguliere  winkel te koop is en niet speciaal in de revalidatie-vakhandel of soortgelijke winkels en die qua prijs niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare voorzieningen. De Centrale Raad heeft aangegeven dat wellicht een uitzondering op dit principe gemaakt moet worden als het gaat om:

- vervanging van een zaak die (nog lang) niet afgeschreven is en

- als het gaat om een persoon die een inkomen heeft dat door onvermijdbare kosten op grond van de handicap onder de bijstandsnorm komt,.

o) Collectieve voorziening

Dit zijn Wmo-voorzieningen die individueel worden verstrekt maar die toch door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt (bijvoorbeeld regiotaxivervoer).

p) Individuele voorziening

Een individuele voorziening is niet voor iedereen beschikbaar, maar uitsluitend voor diegenen die onder artikel 4 van de wet vallen. Er wordt individueel onderzoek gedaan naar de noodzaak van deze voorziening. De voorziening wordt bij beschikking toegekend en er staat bezwaar en beroep open. Verder zijn alle regels van de Wmo van toepassing, zoals die rond eigen bijdragen en eigen aandeel.

q) Gebruikelijke zorg

Als in een leefeenheid meerdere meerderjarige personen wonen hebben zij gezamenlijk de taak alle huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. Zij zijn zelf verantwoordelijk voor de taakverdeling en dit uitgangspunt heeft een verplichtend karakter. 

r) Beschikking

Een beschikking is een beslissing van een bestuursorgaan, volgens artikel 1:3-2 Awb. 

s) Voorziening in natura

Omschreven is in dit lid wat een voorziening in natura is.

t) Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget is een geldbedrag om het gewenste resultaat te bereiken. Hierop zijn de regels in deze verordening en het Besluit voorzieningen maatschappelijke van toepassing.

u) Financiële tegemoetkoming

Vervolgens wordt omschreven wat een financiële tegemoetkoming is. Daarbij wordt gesproken over een forfaitair bedrag: een bedrag waarbij geen rekening is gehouden met het inkomen of met de werkelijke kosten.

v) Mantelzorger

Voor de omschrijving van het begrip mantelzorger is aansluiting gezocht bij de begripsomschrijving van mantelzorg zoals de wet die geeft in artikel 1 lid 1 onder b.

w) Hoofdverblijf

Het begrip hoofdverblijf biedt nogal eens problemen. Het begrip is omschreven naar het aantal nachten dat men doorbrengt. Bij twijfel kan de plaats waar per jaar de meeste nachten worden doorgebracht, beschouwd worden als de plaats waar iemand zijn hoofdverblijf heeft. Dit kan een rol spelen als iemand meerdere plaatsen heeft waar hij een groot deel van het jaar doorbrengt, zoals personen die het jaar deels in het buitenland doorbrengen, personen die deels in een AWBZ-instelling verblijven en deels elders, enz.

x) Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten

Een bijdrage, die bij verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden. Hierop zijn de regels van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn.

y) Inkomen

Bij de berekening van het inkomen wordt uitgegaan van het verzamelinkomen van de aanvrager en zijn eventuele partner in het peiljaar. Het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend.

z) Norminkomen

Het norminkomen is het sociaal minimum dat hoort bij de gezinssituatie van de aanvrager in het van toepassing zijnde peiljaar. Het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend.

 

Hoofdstuk 2. De te bereiken resultaten Algemeen.

Hoofdstuk 2 is de kern van de verordening. Hoofdstuk 2 betreft de te bereiken resultaten, die afgeleid zijn van de doelstellingen van de compensatieplicht (artikel 4).

Hieruit zijn 8 te bereiken resultaten afgeleid:

a.   een schoon en leefbaar huis;

b.   wonen in een geschikt huis;

c.   beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

d.   beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

e.   het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

f.    zich verplaatsen in en om de woning;

g.   zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en

h.   de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of culturele activiteiten.

Op deze 8 terreinen heeft het college een resultaatverplichting: door algemene,- collectieve of individuele maatregelen moet het gestelde resultaat bereikt kunnen worden. Ook de Centrale Raad spreekt over resultaatverplichting,   

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3. Scheiding aanmelding en aanvraag

Er wordt een scheiding aangebracht tussen een aanmelding en een aanvraag. In een drietal situaties, namelijk:

  • 1.

    wanneer iemand zich voor het eerst meldt voor een individuele voorziening;

  • 2.

    wanneer iemand zich niet voor het eerst meldt, maar wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een nieuw gesprek rechtvaardigen;

  • 3.

    of als belanghebbende of de gemeente dat gewenst vindt, dient een aanvraag voorafgegaan te worden door het gesprek. Dit uitgangspunt wordt terzijde gezet als betrokkene aangeeft direct een aanvraag te willen doen. Dan zal het gesprek tijdens de aanvraagprocedure gevoerd worden in de vorm van het noodzakelijke gemeentelijke onderzoek.

Globaal geldt dat een aanvraag pas gedaan kan worden als op basis van een gesprek een uitgebreide inventarisatie heeft plaatsgevonden en alle mogelijke niet-individuele voorzieningen al zijn beoordeeld. Dat betekent dat het voor de gemeente duidelijk moet zijn dat er geen andere oplossing dan een individuele oplossing is en dat de resultaten en de manier waarop die resultaten bereikt kunnen worden vastgelegd en beoordeeld worden als vallend onder de Wmo.

Artikel 4. Aanmelding voor een gesprek

Artikel 4 bepaalt dat een gesprek aangevraagd wordt via een aanmelding. Het gesprek leidt niet tot een beschikking. Er is dus geen sprake van een aanvraag volgens de Algemene wet bestuursrecht. Daarom kan een aanmelding ook mondeling (telefonisch of op een andere manier) worden gedaan, hetgeen in principe niet automatisch voor een formele aanvraag, zoals in Hoofdstuk 4 genoemd, geldt.

Als een aanmelding is gedaan moet binnen een nader te bepalen beleidsregel een afspraak voor het gesprek gemaakt worden. Het is van belang te laten blijken dat er vaart gezet wordt achter het oplossen van een probleem. En tot slot mag de extra stap van het gesprek niet leiden tot tijdverlies, het gesprek zou moeten leiden tot tijdwinst.

Artikel 5. Het gesprek

Algemeen

Het gesprek is de logische start voor iedereen die voor het eerst een beroep doet op de compensatieplicht in het kader van de Wmo  Wie door eerdere aanvragen en een eerder gesprek al een uitgebreid dossier heeft kan de fase van het gesprek wellicht overslaan. Dit zal niet altijd het geval zijn. Na een gewijzigde situatie kan het van belang zijn een nieuw of een aanvullend gesprek te houden.

Tijdens het gesprek wordt een volledige inventarisatie gemaakt.

Deze inventarisatie houdt in:

Ÿ    De beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem dat oorzaak is van de behoefte aan compensatie.

Ÿ    De mogelijkheden die de belanghebbende ondanks dit probleem heeft.

Ÿ    De onmogelijkheden die de belanghebbende ondervindt als gevolg van het probleem of problemen.

Ÿ    De resultaten die belanghebbende wil bereiken op de verschillende in deze verordening weergegeven terreinen.

Ÿ    Hetgeen belanghebbende inmiddels zelf heeft gedaan om bestaande belemmeringen op te lossen.

Ÿ    De mogelijkheden die belanghebbende heeft om deze resultaten via eigen oplossingen, via algemene voorzieningen, via algemeen gebruikelijke voorzieningen of via collectieve voorzieningen te bereiken.

Ÿ    De mogelijkheden die de gemeente in principe biedt om de problemen via een individuele voorziening op te lossen.

Het gesprek staat los van een aanvraag voor een individuele voorziening in het kader van prestatieveld 6 van de Wmo (artikel 1, lid 1 onder g sub 6 Wmo). Dit is van groot belang om te voorkomen dat er een claimgerichte invulling van de Wmo plaatsvindt, welke invulling in strijd is met de doelstelling van de Wmo. Dat heeft consequenties. Wanneer iemand met een claimgerichte aanvraag komt en die uitsluitend claimgericht behandeld wil zien, kan dit betekenen dat een gemeente moeilijk maatwerk kan leveren.

Doordat het gesprek geheel vanuit de belanghebbende gevoerd moet worden, kan een gemeente ervoor kiezen het gesprek niet zelf te voeren, maar uit te besteden aan een derde deskundige. Omdat het van belang is dat het gesprek uitmondt in duidelijkheid over datgene wat in het gesprek is aangegeven, is er voor gekozen in bepaalde situaties dit gesprek vast te leggen in een verslag dat voor akkoord kan worden getekend. Indien dit verslag is getekend kan het verslag als aanvraag gebruikt worden indien individuele voorzieningen noodzakelijk blijken.

 

Bij het gesprek zal het begrippenkader van de ICF, de International Classification of Functions, Disabilities and Health, uitgangspunt zijn. Ook bij de formulering van de te bereiken resultaten is het ICF basis geweest. Het is de wens van de wetgever geweest dat dit plaats zou vinden[2].

 

Het gesprek kan alleen gevoerd worden door iemand die ter plekke uitstekend bekend is: kennis van alle algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve en ook individuele voorzieningen die in de regio aanwezig zijn, is onmisbaar voor het goed voeren van een gesprek. Na dit gesprek moet een gemeente er immers van uit kunnen gaan dat alle voorliggende, door belanghebbende zelfstandig aan te spreken mogelijkheden, bekeken zijn. Het kan niet de bedoeling zijn dat dit na een aanvraag alsnog beoordeeld moet worden.

Mocht de gemeente, na het indienen van een aanvraag, behoefte hebben aan een (medisch) advies of een onderzoek door een deskundige van een andere discipline, dan vindt dit na het gesprek plaats. Een dergelijk onderzoek past niet in een procedure als het gesprek waarbij belanghebbende en zijn wensen cq. persoonlijke kenmerken het uitgangspunt zijn en dat niet gericht is op een bepaalde individuele voorziening.

In praktijk zal er ongetwijfeld een soort lijst ontstaan aan de hand waarvan het gesprek gevoerd zal worden. Een dergelijke lijst is van belang om te zorgen dat er geen enkel mogelijk van belang zijnd punt vergeten wordt. Dit betekent niet dat het gesprek een starre opzet kan hebben: naast structuur die door de professional aangebracht kan worden is er de richting die de belanghebbende aan het gesprek geeft.

 

Artikelsgewijs

Het gesprek

Het gesprek wordt in principe bij de belanghebbende thuis gevoerd. Er zijn een aantal argumenten aan te voeren waarom dit de meest geschikte plek is: het is de vertrouwde omgeving van betrokkene; een professional kan zich gemakkelijker aanpassen aan wisselende plaatsen dan een niet-professional. Voor een juiste inschatting van de situatie kan het relevant zijn de leefomgeving van de belanghebbende te zien om de inhoud van het gesprek beter te begrijpen, enz. Ook is het mogelijk het  gesprek op kantoor van degene die als professional aan het gesprek deelneemt te houden. Dit omdat bijvoorbeeld in de thuissituatie door allerlei omstandigheden (zoals kleine kinderen) een gesprek niet mogelijk of uiterst ingewikkeld is.

Verder is het mogelijk dat de belanghebbende aangeeft het gesprek liever elders te voeren. Dat kan zijn bij een vertrouwenspersoon of een naast familielid.

 

Lid 1 geeft aan dat het ICF aan de basis ligt van de lijst met gesprekspunten en de daarbij te gebruiken begrippen Dit wil niet zeggen dat het ICF op tafel moet komen of dat belanghebbende bekend moet zijn met het ICF. Wel betekent dit dat de professional het ICF dient te kennen.

 

Lid 2 bepaalt dat als de aanmelding gedaan is door een mantelzorger, het gesprek gevoerd moet worden  met de mantelzorger en zo mogelijk ook met degene die door de mantelzorger verzorgd wordt,

 

Lid 3 bepaalt dat het mogelijk is, een formele aanvraag bij de gemeente in te dienen indien daar aanleiding toe bestaat. Met die aanvraag wordt een formele procedure ingezet die gebonden is aan de regels van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6. Het verslag

Artikel 6 bepaalt in lid 1 dat het aanmeldgesprek met een verslag kan worden afgesloten.

Het lijkt een betere oplossing om per onderdeel van het gesprek en uiteindelijk aan het eind van het gesprek de belangrijkste punten kort samen te vatten en die op papier te zetten. Belanghebbende kan deze aantekeningen te allen tijde ontvangen. Belanghebbende heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.

Als de belanghebbende het verslag ondertekent en het verslag voorziet van zijn naam, adres en een dagtekening kan het verslag functioneren als aanvraagformulier voor een individuele aanvraag, als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

 

Daarbij dient men zich te realiseren dat het gesprek gevoerd wordt vanuit de belanghebbende, zijn behoeften en persoonlijke kenmerken. Van het verslag kan dan ook niet verwacht worden dat het een objectieve weergave van de situatie van betrokkene weergeeft: het zal duidelijk subjectieve aspecten bevatten. Deze subjectieve aspecten zullen als zodanig herkenbaar moeten zijn. Bestaat er uiteindelijk behoefte aan een objectieve onderbouwing, dan zal dat na de aanvraag plaats moeten hebben.

 

Lid 2 bepaalt dat het mogelijk is, indien daar aanleiding toe bestaat, met het verslag van het gesprek een formele aanvraag bij de gemeente in te dienen. Met die aanvraag wordt een formele procedure ingezet die gebonden is aan de regels van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 4. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7. De aanvraag

Art.7 lid 1 regelt dat een aanvraag voor een individuele voorziening altijd schriftelijk moet worden gedaan. Dit is een verplichting op grond van artikel 4, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht dat bepaalt dat, tenzij bij wettelijk voorschrift anders bepaald wordt, een aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk moet worden ingediend.

 

Lid 2 bepaalt dat indien een aanvraag mondeling ( telefonisch of op een andere manier)

wordt  ingediend  de gemeente deze indiening schriftelijk moet bevestigen met gelijktijdige toezending van het aanvraagformulier om deze aanvraag formeel te maken.

Van belang is dat de termijn waarbinnen de aanvraag moet uitmonden in een beschikking (in principe 8 weken) pas ingaat vanaf het moment dat het aanvraagformulier, volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bijlagen (incl. het eventuele verslag van het gesprek) bij de gemeente is binnengekomen. Het spreekt voor zich dat deze belangrijke informatie in de begeleidende brief bij het aanvraagformulier aan de belanghebbende verstrekt dient te worden.

 

Lid 3. Als er een gesprek is gevoerd waarvan een verslag is gemaakt en ondertekend, kan de gemeente dit ondertekende verslag van het gesprek als aanvraagformulier beschouwen. Dit hangt af van de gekozen werkprocedure. 

Hoofdstuk 5. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Hoofdstuk 5 van de verordening heeft een speciale opbouw. In paragraaf 1 worden de algemene regels die voor alle 8 te bereiken resultaten gelden, opgesomd. Het betreft dan met name het maken van een afweging. Waarom deze maatregel, deze voorziening wel en die niet. Zeker als de te verstrekken voorziening niet (precies) datgene is wat betrokkene wenst, is dit van groot belang: het gaat immers om het te bereiken resultaat en het college zal dan aan moeten kunnen geven waarom dit toch als maatwerk kan gelden.

In paragraaf 2 wordt dan per te bereiken resultaat besproken wat de globale kaders zijn.

Er is bewust gekozen voor het niet noemen van de voorzieningen die mogelijk zijn. Allereerst laat de wet deze mogelijkheid toe.

Vervolgens is het principe van het gesprek en de daaropvolgende aanvraag zodanig dat niet van meet af aan een bepaalde voorziening centraal in de procedure moet staan maar het te bereiken resultaat en hoe dat mogelijk is. Focussen op een bepaalde voorziening kan de aandacht daarvan zodanig afleiden dat de verkeerde voorziening wordt toegekend.

Artikelgewijs

Artikel 8. Het maken van een afweging

In lid 1 van artikel 8 is vastgelegd dat het college het verslag van het gesprek tot uitgangspunt moet nemen voor de beoordeling van de vraag welke voorzieningen getroffen gaan worden, Daarbij gaat het college uit van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager, zoals artikel 4 Wmo voorschrijft. "Uitgaan van" betekent dat het college die persoonskenmerken en behoeften als vertrekpunt neemt voor het onderzoek en de afweging Bij het onderzoek zal gekeken worden naar wat nodig is, wat mogelijk is en hoe maatwerk ten aanzien van de te bereiken resultaten mogelijk is. Het college kijkt daarbij ook naar de mogelijkheden van belanghebbende om het resultaat zelf te bereiken, bijvoorbeeld met een bepaald hulpmiddel.

 

Lid 2 bepaalt dat alle (wettelijk) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die voor betrokkene beschikbaar en in praktijk ook daadwerkelijk bruikbaar zijn, eerst beoordeeld dienen te worden. Dat wil zeggen dat allereerst bekeken moet worden of via deze, logischerwijs voorhanden zijnde voorzieningen, de te bereiken resultaten ook daadwerkelijk bereikt kunnen worden. Dat kan nodig zijn omdat men niet weet welke voorzieningen er normaal voorhanden zijn. Als deze voorzieningen toch niet leiden tot het te bereiken resultaat moet naar andere oplossingen gezocht worden. Dan komen individuele voorzieningen ter beoordeling in perspectief.

Als er geen gesprek heeft plaatsgevonden zal dit na de aanvraag gebeuren. Dus met of zonder gesprek: er wordt in alle gevallen eerst beoordeeld welke voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen een oplossing zouden kunnen bieden om het te bereiken resultaat daadwerkelijk te bereiken

 

Lid 3. bepaalt dat in het gesprek aandacht besteed wordt aan de toekomstverwachtingen en de eigen verantwoordelijkheid in relatie tot de aanmelding of aanvraag.

Het geldt voor iedereen die te horen krijgt dat hij een aandoening heeft die over enkele jaren tot toenemende afhankelijkheid zal leiden. De eigen verantwoordelijkheid nemen betekent dan: tijdig gaan zoeken naar een woning die ook op termijn geschikt zal zijn, rekening houden met die komende verhuizing, ook financieel.

Hetzelfde geldt voor woonsituaties: als de kinderen de deur uit zijn en het huis wordt te groot, de trap wordt een steeds grotere belemmering en de tuin is niet meer bij te houden. Ook in deze situatie is al geruime tijd voorzienbaar dat de situatie aanpassing behoeft.

 

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 9. een schoon en leefbaar huis.

In lid 1 van artikel 9 wordt geschetst wat het te bereiken resultaat is voor een schoon en leefbaar huis. Dit resultaat houdt in dat iedereen moet kunnen wonen in een huis dat schoon is volgens de normen zoals die tot nu toe zijn gehanteerd. Wat betreft de vraag wat onder schoon verstaan moet worden zijn normen geformuleerd in de beleidsregels. Die normen zijn ontleend aan gangbare ideeën die bestaan in de maatschappij.

 

In lid 2 van artikel 9 wordt een beperking genoemd voor omvang van de woning, zoals het aantal kamers, de oppervlakte van de kamers. Het uitgangspunt hierbij  is de omvang van een nieuwe woning binnen de sociale woningbouw. Dit uitgangspunt is niet star: er zijn altijd mogelijkheden maatwerk te bieden. Onder de ruimten die onder dit maatwerkprincipe vallen horen: een woonkamer, de aanwezige en gebruikte slaapkamers, de keuken en de sanitaire ruimten. Ook een eventuele berging die daadwerkelijk in gebruik is, zal meegenomen worden.

 

In lid 3 van artikel 9 wordt geschetst welke individuele voorzieningen beschikbaar gesteld kunnen worden om een schoon en leefbaar huis te bereiken. Dat gaat allereerst via licht en zwaar huishoudelijk werk; d.w.z om het droog en nat schoon en stofvrij maken en houden van de woning. Is er sprake van regiebeperkingen bij het organiseren van het huishoudelijke werk in combinatie met de lichte,- en zware huishoudelijke werkzaamheden dan kan ondersteuning worden geboden door de Wmo. Indien een persoon alleen een beperking heeft bij de organisatie van het huishouden dan is er sprake van AWBZ begeleiding ( zie uitspraak Awb 12/150).

Het reinigen van de ramen aan de buitenkant of het onderhouden van de tuin valt niet onder de compensatieplicht, omdat daarvoor een algemeen gebruikelijke voorziening bestaat: de glazenwasser en de tuinman. Het aantal benodigde uren voor deze activiteit zal bepaald worden via een normenschema. Dit is opgesteld in samenwerking met de aanbieders van HH en in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep geaccepteerd als een redelijk uitgangspunt voor de bepaling van de omvang van de hulp. Overigens kunnen ook andere normenschema’s ontwikkeld worden, bijvoorbeeld door schoonmaakbedrijven. Hierbij zal het te bereiken resultaat altijd centraal dienen te staan.

 

Lid 4 van artikel 9 gaat in op het onderdeel gebruikelijke zorg.

Er wordt rekening gehouden met huisgenoten vanaf 18 jaar. Wanneer die in staat zijn huishoudelijke werkzaamheden, die onder de compensatieplicht vallen, over te nemen zal allereerst gekeken moeten worden of dit niet een voorliggende voorziening is. Alle huisgenoten vanaf 18 jaar zijn met elkaar verantwoordelijk voor het voeren van een huishouden. Dat betekent dat wanneer één van de huisgenoten die het huishoudelijk werk doet, uitvalt, de andere huisgenoten deze taken via een herverdeling moeten overnemen. Alleen als er geen huisgenoten zijn of als de huisgenoten met enige regelmaat langdurig afwezig zijn, is er plicht tot compensatie ontstaan. Ook aanwezige personen jonger dan 18 jaar, zoals thuiswonende kinderen, worden geacht hun bijdrage aan het huishouden te leveren door hun kamer bij te houden en hand- en spandiensten te verrichten.

Compensatieplicht bestaat uiteraard als de huisgenoot óók niet in staat is het huishoudelijk werk te verrichten. Hiertoe zal onderzoek gedaan moeten worden om dit vast te stellen.

Niet gewend zijn huishoudelijk werk te verrichten is geen reden tot compensatie. Alleen dreigende overbelasting of bestaande overbelasting van huisgenoten, waaronder begrepen de kinderen, kan compensatieplicht betekenen. Door onderzoek zal deze overbelasting vastgesteld moeten worden.

 

Lid 5 bepaalt dat indien er sprake is van gebruikelijke zorg en er geen reden is om aan te nemen dat deze gebruikelijke zorg niet uitgevoerd kan worden, er in principe geen individuele voorziening toegekend zal kunnen worden. Omdat het om maatwerk gaat, zal ook hiernaar nauwkeurig onderzoek gedaan moeten worden. Hetzelfde geldt de in gestelde uitzondering (in artikel 8 lid 2) voor voorliggende en andere voorzieningen die gewoon in de maatschappij beschikbaar zijn.

Artikel 10. Een geschikte woning

Lid 1.

Het wonen in een geschikte woning betreft  woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Uitgangspunt daarbij is dat men zelf al beschikt of zal beschikken over een woning. Het is niet zo dat een gemeente voor een woning moet zorgen: dat is een eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager. De gemeente kan wel ondersteunen bij het zoeken naar een (geschikte) woning. Daarbij is uitgangspunt dat iedereen altijd zoekt naar een voor hem op dat moment meest geschikte beschikbare woning, uiteraard passend bij het bestedingspatroon.

 

Lid 2.

Heeft iemand een woning, dan zal de compensatieplicht betekenen dat eventuele problemen met het normale gebruik van de woning opgelost worden. Daarbij kan veelal gekozen worden uit meerdere mogelijke oplossingen.

Ook nu gaat het weer om woningen op het niveau sociale woningbouw. De ruimten zijn dan ook weer de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten. Er kan altijd afgeweken worden naar boven of beneden, maar omvangrijke woningen en zeer grote ruimten zullen niet als uitgangspunt voor compensatie gelden.

 

Lid 3.

Als het gaat om een geschikte woning is er een reeks aan mogelijke wijzen van compensatie. Het kan mogelijk zijn de woning aan te passen, maar ook kan het mogelijk zijn dat er een andere woning beschikbaar is die geschikt is, of een woning die gemakkelijker geschikt te maken is. In die situatie moet een afweging moeten worden gemaakt van de diverse mogelijkheden. Uitgangspunt daarbij zijn de behoeften van de aanvrager. Maar aan de andere kant is er ook de noodzaak tot een doelmatige besteding van gemeenschapsgelden, waardoor zo veel mogelijk aanvragers gecompenseerd kunnen worden met de beschikbare middelen. Door hier gericht beleid voor te maken kan het college sturen in de mogelijkheden. De verschillende regels voor het maken van afwegingen zijn in de beleidsregels opgenomen.

Bij  de vraag of er aangepast dient te worden of dat het plaatsen van een herplaatsbare woonunit ook een oplossing kan zijn, spelen afwegingen over afschrijving van de voorziening en mogelijk hergebruik van de voorziening een belangrijke rol. Gestreefd wordt aanpassingen die bestaan uit een aanbouw alleen dan te realiseren als vastgelegd kan worden dat deze aanpassing tijdens de levensduur beschikbaar kan blijven voor een gehandicapte. Dit zal over het algemeen uitsluitend te realiseren zijn bij huurwoningen van sociaal verhuurders. In andere situaties zal indien mogelijk gekozen worden voor het plaatsen van een losse woonunit.

 

Lid 4.

Verhuizing naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning kan een snelle(re) oplossing bieden dan het aanpassen van een woning. Bovendien kan een woning niet geschikt zijn voor aanpassing. Dat kan betekenen dat er eerst naar alternatieven gekeken zal moeten worden. Het hanteren van alternatieven zal moeten leiden tot maatwerk, zodat via deze voorzieningen het resultaat bereikt kan worden.

Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1 van artikel 11 beschrijft wat verstaan wordt onder het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Dit betekent dat de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en andere momenten waarop iets genuttigd wordt beschikbaar moet zijn. Hetzelfde geldt voor toiletartikelen en schoonmaakmiddelen. Deze dagelijkse benodigdheden kunnen op vele manieren in huis komen. Compensatie houdt niet per definitie in dat de aanvrager zelf de boodschappen moet kunnen doen. Er zal in redelijkheid gezocht worden naar een oplossing waarmee het resultaat bereikt wordt. Te denken valt aan een boodschappenservice, waarbij wel opgelet wordt dat de supermarkt qua prijsniveau past bij het bestedingspatroon van de aanvrager.

Compensatie betekent dat de aanvrager beschikt over verschillende maaltijden voor de gehele dag. Daarbij dient rekening te worden gehouden met medische geïndiceerde diëten en kan rekening worden gehouden met de wensen van de aanvrager. Het te bereiken doel kan behaald worden via een maaltijdservice, kant,-en klaarmaaltijden, via het gebruik maken van gezamenlijke maaltijden of via het – met behulp van een vrijwilliger of familie/kennis – zelf bereiden van maaltijden. Ook kan het bereiden van maaltijden worden overgenomen.

 

Lid 2 bepaalt dat een bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening, die leidt tot het te bereiken resultaat, voorliggend is op eventueel individuele voorzieningen. Om te bepalen of een boodschappenservice of maaltijdvoorziening bruikbaar is, zal gekeken moeten worden naar gezinssamenstelling, kosten en concrete beschikbaarheid. Als een voorliggende voorziening niet beschikbaar is, kan daar uiteraard geen gebruik van worden gemaakt.

 

Lid 3 bepaalt dat indien een voorliggende voorziening aanwezig is, waarmee het resultaat bereikt kan worden, er geen ruimte bestaat voor een individuele voorziening.

Artikel 12. Beschikken over schone draagbare en doelmatige kleding

Lid 1.

Schone, draagbare en doelmatige kleding betekent dat er gewassen, gestreken en eventueel gerepareerd moet kunnen worden, alles voor zover de aanvrager daartoe niet in staat is. Het wassen zal veelal gebeuren met de algemeen gebruikelijke wasmachine. Ook het drogen van de was vindt indien mogelijk plaats in de wasdroger. Voor zover het noodzakelijk is kleding te strijken kan dit ook onder te compenseren problemen vallen. Daarbij is weer uitgangspunt wat in de maatschappij algemeen gangbaar is.

 

Dit onderdeel is beperkt tot het verzorgen van kleding die iemand in zijn bezit heeft. Begeleiding bij het kopen van kleding valt niet onder afdwingbare compensatie, maar als daar behoefte aan bestaat, kan de gemeente wel bemiddelen bij het regelen dat er geschikte en passende kleding wordt gekocht, bijvoorbeeld met inschakeling van vrijwilligers. De wijze waarop deze ondersteuning wordt geboden, is afhankelijk van de gezamenlijk door aanvrager en gemeente te kiezen oplossing.

Als mobiliteit het probleem is, kan gedacht worden aan een vervoersvoorziening om dat probleem op te lossen. Als er hulp bij het huishouden aanwezig is, zou dit de oplossing kunnen bieden. Dat hoeft niet perse via het samen kopen van kleding: het is ook mogelijk met behulp van anderen kleding aan te schaffen. Wat doelmatige kleding precies is zal per situatie verschillen. Het moge duidelijk zijn dat het gaat om dagelijkse kleding en niet om exceptionele kleding zoals bijvoorbeeld speciale gelegenheidskleding.

 

Lid 2 en 3.

Als er voorliggende, algemene, collectieve of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn, die tot het te bereiken resultaat kunnen leiden, kan er geen ruimte bestaan voor individuele voorzieningen. Hierbij wordt uiteraard gekeken of er wel sprake is van maatwerk.

Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1 spreekt over de dagelijkse zorg van kinderen die tot het gezin behoren. Dit kan onder de compensatieplicht behoren als een ouder met beperkingen dat zelf niet kan. Compensatie is dan bedoeld als ondersteuning. Het zal nooit gaan om volledige overname. In die situatie zullen andere oplossingen gezocht moeten worden. Te denken valt aan algemeen gebruikelijke en voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang.

Andere voorliggende voorzieningen kunnen zijn de opvoedingsondersteuning van het Centrum voor Jeugd en Gezin of het ondersteunen bij de opvoeding in een ontregeld gezin is er sprake van de Wet op de jeugdzorg en intensieve zorg voor gehandicapte kinderen, die de gebruikelijke zorg overstijgt, valt onder de AWBZ.

 

Lid 2 biedt de mogelijke oplossingen. Het thuis verzorgen van kinderen die tot het gezin behoren zal veelal van kortere duur zijn. De compensatie van het niet zelf verzorgen (en opvoeden) van tot het gezin behorende kinderen zal bij een langere duur opgelost kunnen worden via algemeen gebruikelijke, voorliggende en algemene voorzieningen. Soms zal tijdelijke compensatie van belang zijn om de ouder(s) de gelegenheid te geven een definitieve oplossing te zoeken. Voorliggende voorzieningen spelen dan een grote rol. Te denken valt aan kinderopvang of gastouders enz.

 

Lid 3 en 4.

Voor- tussen- en naschoolse opvang kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de aanvrager kunnen leiden tot het te bereiken resultaat kunnen het verstrekken van een individuele voorziening onnodig maken. Er zal dus altijd eerst beoordeeld moeten worden of er sprake is van dit soort oplossingsmogelijkheden.

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1. Het te bereiken resultaat betekent dat de aanvrager zich in om en nabij zijn woning moet kunnen verplaatsen. Daarbij dient gedacht te worden aan het verplaatsen in het kader van het wonen, waarbij de woning bij alle verplaatsingen centraal staat. Alle andere verplaatsingen, die verder gaan dan de woning (zoals het gaan posten van een brief, het op bezoek gaan bij een buurman of het maken van een ommetje) horen bij het volgende te bereiken resultaat: zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Bij deze verplaatsingen horen wel de verplaatsing naar een centrale hal in een flat, waar veelal de brievenbussen zijn, of het gebruik van een balkon of het gebruik van de tuin. Wat de tuin betreft moet het mogelijk zijn in die tuin te komen, de inrichting van de tuin is een eigen verantwoordelijkheid.

In de woning moeten de normale woonruimten, daar waar algemene dagelijkse levensverrichtingen (adl) kunnen plaatsvinden, bereikt kunnen worden. Te denken valt daarbij aan de woonkamer, het slaapvertrek, of mogelijk de slaapvertrekken, het toilet en de douche. Als er een berging is, moet ook de berging bereikt kunnen worden, als belanghebbende deze daadwerkelijk gebruikt.

In principe zullen zolders zonder stahoogte, veelal bereikbaar zonder vaste trap, met bijvoorbeeld een vlizotrap, niet onder de compensatieplicht vallen.

Het doel hierbij is dat men zich in die ruimten zodanig kan verplaatsen en zich daardoor zodanig kan redden dat normaal functioneren mogelijk is. Om dit resultaat te bereiken wordt compensatie geboden in de vorm van hulpmiddelen. Een voorbeeld is een rolstoel voor verplaatsingen door de ruimte. Ook een (verrijdbare)  tillift zou gezien kunnen worden als een dergelijk middel. Doordat een belangrijk deel van de tilliften vanwege aard- en nagelvaste verbinding met het plafond gerekend worden tot de voorzieningen waardoor in een geschikte woning gewoond kan worden, wordt de tillift verder beschouwd als een voorziening die daar onder valt.

De hulpmiddelen die het te bereiken resultaat kunnen bevorderen kunnen nieuw of gebruikt zijn. Het is niet zo dat de compensatieplicht betekent dat iemand een nieuwe voorziening moet ontvangen, de compensatieplicht betekent dat iemand met de verstrekking het te bereiken resultaat moet kunnen bereiken.

Het kunnen verplaatsen in de woning zou kunnen betekenen dat er twee voorzieningen verstrekt worden. Wanneer iemand een transfer kan maken, maar overigens aangewezen is op een rolstoel, zou gekozen kunnen worden voor een traplift in combinatie met een rolstoel beneden en een rolstoel boven, waardoor iemand in staat zal zijn om zich in de gehele woning te verplaatsen. In deze situatie kunnen naast een traplift ook andere voorzieningen nodig zijn om de woning rolstoeldoorgankelijk te maken.

 

In principe zal een hulpmiddel voor verplaatsing in, om en nabij het huis (onder de Wmo valt in veel gevallen de rolstoel) verstrekt worden als men een persoonlijke voorziening voor dagelijks zittend gebruik nodig heeft. Aan een dergelijke noodzaak gaat vaak een periode vooraf waarin gebruik wordt gemaakt van andere hulpmiddelen, (ooit) verstrekt op basis van de Zorgverzekeringswet of AWBZ of zelf aangeschaft. De zogenaamde rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder: deze rolstoel wordt immers niet gebruikt voor verplaatsen in, om en nabij de woning, maar wordt vooral gebruikt als men zich elders moet verplaatsen en dat zonder een rolstoel niet kan, zoals tijdens een uitstapje. Voor dit soort rolstoelen kan gebruik gemaakt worden van speciaal hiervoor beschikbare uitleendepots, of van rolstoelen die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in pretparken, dierentuinen en dergelijke.

De rolstoel voor incidenteel gebruik wordt alleen dan verstrekt, indien de gemeente geen regeling heeft voor het lenen van dit soort rolstoelen. Ook is het wellicht in incidentele situaties noodzakelijk om andere redenen een dergelijke rolstoel voor incidenteel gebruik te verstrekken. Het zal hierbij gaan om uitzonderingen: uitgangspunt is dat een rolstoel alleen verstrekt wordt indien die noodzakelijk is voor het verplaatsen in, om en nabij de woning.

 

Lid 2 en 3.

Een rolstoelpool zou kunnen leiden tot een adequate oplossing voor het probleem van het verplaatsen op andere plaatsen dan rond de woning. Daarom zal een rolstoelpool een oplossing kunnen bieden voor diegenen die behoefte hebben aan een oplossing voor incidenteel gebruik waarbij het gebruik niet in en om de woning plaatsvindt.

Als daar sprake van kan zijn zal geen individuele voorziening worden verstrekt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.

Lid 1.

Als het gaat om het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel is het te bereiken resultaat dat de aanvrager zich met een of ander vervoermiddel binnen zijn eigen woonplaats en het direct daaromheen gelegen gebied kan verplaatsen.

Die verplaatsingen moeten passen in het kader van het leven van alledag. Dat zijn alle verplaatsingen die niet uitsluitend te maken hebben met verplaatsingen in het kader van een betaalde baan. Heeft men voor dat soort verplaatsingen een aparte voorziening nodig, die verder gaat dan de normale voorziening voor het verplaatsen in het kader van het leven van alledag, dan zal deze voorziening niet onder de compensatieplicht vallen maar vergoed dienen te worden vanuit de voorzieningen ten behoeve van werken: zoals de Wia.

 

2. De individuele voorzieningen die verstrekt gaan worden om als resultaat te bereiken dat je je met een of ander vervoermiddel in de woonplaats en directe omgeving kan verplaatsen betreffen een breed scala van verplaatsingen. Uitgesloten zijn verplaatsingen die met een speciaal middel gemaakt moeten worden in verband met betaalde arbeid. Verder zijn ook vakanties en ander verblijf buiten het gebied zoals omschreven met woonplaats en omgeving uitgesloten.

Daarvoor wordt door het Ministerie van VWS Valys beschikbaar gesteld. Valys is aanvullend op de door de Wmo te compenseren voorzieningen en valt buiten de verantwoordelijkheid van het college van burgemeester en wethouders.  Valys  regelt het vervoer wanneer de pashouder een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 5 OV-zones vanaf  het woonadres van de pashouder of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder. De gemeente is verantwoordelijk voor de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met vijf OV-zones vanaf diens woonadres of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand tot en met 5 OV-zones vanaf het woonadres van de pashouder.

 

Wel gaat het om verplaatsingen nodig voor het doen van boodschappen (zodat ook op deze wijze het resultaat van het kunnen beschikken over de eerste levensbehoeften wordt bereikt), nodig om op bezoek te gaan, nodig om naar artsen, paramedici, specialisten en voor ziekenhuisonderzoek, voor zover het zogenaamde zittend ziekenvervoer daar geen oplossing voor biedt. Dit medisch vervoer betreft vooral situaties waarbij dat vervoer zo frequent is dat het beschikbaar gestelde vervoer bijna geheel aan dit medisch vervoer gebruikt zou worden. In deze situatie kan extra vervoer ter compensatie geboden worden. Ook het vervoer om in de natuur te zijn, al dan niet met familie of vrienden, of het vervoer om een kerk, een sporthal, of een museum te bezoeken valt onder de compensatieplicht.

De omvang van de te bieden compensatie zal over het algemeen liggen tussen 1500 en 2000 kilometer per jaar. Het kan voorkomen dat er een grotere vervoersbehoefte bestaat. Van belang is allereerst vast te stellen of dat een realistische vervoersbehoefte is, gezien de medische, maar ook gezien de financiële situatie van de aanvrager. Immers, met een laag inkomen kan men wel de wens hebben veel verplaatsingen te maken, maar omdat voor iedere Nederlander verplaatsen een prijskaartje heeft zal dat ook voor mensen met een handicap gelden. Daarbij is het van belang vast te stellen of de vervoersbehoefte hiermee spoort.

 

Lid 2 en 3.

Ook bij de vervoersvoorzieningen kan een scootermobielpool een oplossing bieden voor personen met een beperkte vervoersbehoefte op de korte afstand. Datzelfde geldt voor het zogenaamde vraagafhankelijke vervoer van deur tot deur. Om hierbij te komen tot maatwerk zal de vervoersbehoefte van de aanvrager uitgangspunt zijn van de beoordeling welke voorziening nodig is om het te bereiken resultaat te bereiken. Voorliggende voorzieningen kunnen individuele voorzieningen voorkomen.

Gelet op de gebruiks- en verplaatsingsmogelijkheden worden met een auto vergelijkbaar geacht de volgende voorzieningen:

  • 1.

    taxivervoer

  • 2.

    vervoer door derden

 

Het zal duidelijk zijn dat een auto meer gemak biedt dan de hiervoor genoemde voorzieningen. Met de genoemde vervoersvoorzieningen is het echter mogelijk dezelfde afstanden af te leggen binnen het vervoersgebied waarvoor de gemeente verantwoordelijk is, zodat deze voorzieningen in voldoende mate compenserend zullen zijn.

In deze gevallen wordt géén Wmo voorziening toegekend.

 

Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of culturele activiteiten.

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of culturele activiteiten bestaat uit het kunnen afleggen van gewenste bezoeken en het deelnemen aan gewenste activiteiten. Daarbij kan gedacht worden aan familiebezoek, aan het bezoeken van bijeenkomsten of het bezoeken van kerkdiensten, het deelnemen aan het verenigingsleven, maar ook het volgen van cursussen om de vrije tijd op een aangename wijze te kunnen invullen. Voorwaarden hiervoor zijn bijvoorbeeld het zich kunnen verplaatsen naar deze bestemmingen. Daarvoor zal artikel 15 over het algemeen een voldoende oplossing kunnen bieden.

 

Lid 2 en 3.

Als sprake is van voorliggende voorzieningen, die het probleem op kunnen lossen, zal er geen ruimte meer zijn voor individuele voorzieningen.

Paragraaf 1. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17. Mogelijke verstrekkingswijzen

In dit artikel wordt allereerst behandeld in welke vormen voorzieningen verstrekt kunnen worden. De mogelijkheden voorziening in natura of een persoonsgebonden budget zijn voorgeschreven in artikel 6 Wmo.

De financiële tegemoetkoming wordt genoemd in de artikelen 7 lid 2 en 19 van de Wmo en kan dus niet buiten beschouwing worden gelaten.

Artikel 18. Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Het college van burgemeester en wethouders legt alle bedragen voor te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland.

Artikel 19. Overwegende bezwaren

Artikel 19 bepaalt dat die situaties waarin geen zorg of persoonsgebonden budget verstrekt wordt, ook al is dat aangevraagd, omdat zij vallen onder de formulering van artikel 6 Wmo: “ overwegende bezwaren” door het college opgenomen moeten worden in het gemeentelijk Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland. Dit omdat het aantal situaties nog zeer beperkt is maar in de loop der jaren meer situaties zullen ontstaan waarin tegen het verstrekken van een pgb overwegende bezwaren bestaan. Dit kan zijn als vast staat dat belanghebbende niet in staat is de gelden te beheren. Ook kan dit een situatie zijn waarin het gaat om zeer kortdurende hulp bij het huishouden en het verstrekken van een persoonsgebonden budget niet praktisch uitvoerbaar is. Ook het collectief vervoerssysteem kan als het systeem in gevaar komt als vrijheid tot keuze van een persoonsgebonden budget zou leiden tot leegloop een argument zijn geen keuzevrijheid te bieden. Dit moet onderbouwd kunnen worden en uitzonderingen moeten mogelijk zijn. Zie ook CR 12012010 BL4037.

Ook is het mogelijk om zorg te weigeren als de veiligheid van de zorgverlener in het geding is of de arbowetgeving van toepassing is. Alternatieven zijn dan mogelijk het inschakelen van bemoeizorg of een andere vorm van begeleiding. Ook hier geldt dat er een goede onderbouwing nodig is en deze in de beschikking wordt opgenomen.  

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 20. Inhoud beschikking

Lid 1 en 2 zijn alleen van toepassing op woonvoorzieningen.

 

Dit artikel bepaalt in lid 3 welke aspecten bij het verstrekken van een voorziening in natura in de beschikking vastgelegd moeten worden.

Het gaat er daarbij uiteraard allereerst om welke voorziening(en) aan de orde zijn. Dit uiteraard in relatie tot de te bereiken resultaten. Vervolgens wordt aangegeven wat de duur van de voorziening is: voor hoe lang wordt iets toegekend of hoe lang moet men in principe de bepaalde voorziening kunnen gebruiken om het resultaat te bereiken. Vervolgens is van belang te vermelden op welke wijze de voorziening in natura verstrekt wordt. Als er sprake is van een overeenkomst wordt deze overeenkomst vermeld.

Ook andere, speciale aspecten die voor deze ene verstrekking gelden, dienen in de beschikking opgenomen te worden.

 

Lid 4 geeft aan dat als een eigen bijdrage gevraagd wordt, dit in de beschikking komt te staan. Dit betreft alleen het gegeven dat een eigen bijdrage gevraagd wordt. Hoe hoog de eigen bijdrage is zal door het CAK bepaald worden en door het CAK bij afzonderlijke beschikking worden opgelegd. 

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 21. Inhoud beschikking

Lid 1 van artikel 21 bepaalt wat er bij het verstrekken van een persoonsgebonden budget vastgelegd moet worden in de beschikking. Het gaat daarbij allereerst om de formulering van het te bereiken resultaat zodat helder is waarvoor het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden. Dat kan beperkt zijn, zoals het bezoeken van familie, vrienden en kennissen en het doen van boodschappen met een scootermobiel, maar ook een meer algemeen geformuleerd resultaat, zoals het maken van alle noodzakelijke verplaatsingen in de naaste woon- en leefomgeving.

Als er een programma van eisen wordt verstrekt (waar is het geld voor bedoeld, aan welke eisen moet voldaan zijn) wordt dat ook in de beschikking vastgelegd onder bijvoeging van het programma van eisen.

Vervolgens kan in de beschikking worden vastgelegd wat de omvang van het persoonsgebonden budget is, welk bedrag men ontvangt, met vermelding hoe dat bedrag tot stand is gekomen. Tot slot moet voor wat betreft de verantwoording ook in de beschikking worden vastgelegd wat van degene tot wie de beschikking is gericht in dit opzicht wordt verwacht.

 

Lid 2 van dit artikel bepaalt dat bij het heffen van een eigen bijdrage dit in de beschikking vermeld moet worden, waarbij meegenomen kan worden dat het CAK de hoogte van de eigen bijdrage vaststelt en per beschikking op zal leggen.

Paragraaf 4. Verstrekking van een financiële tegemoetkoming Artikel 22. Inhoud beschikking

Lid 1 bepaalt ten aanzien van de financiële tegemoetkoming wat in de beschikking vermeld wordt. Het gaat hier allereerst om de vermelding van het te bereiken resultaat waarvoor de financiële tegemoetkoming gebruikt dient te worden. Daarnaast moet vermeld worden voor welke duur, voor welke periode de financiële tegemoetkoming verstrekt wordt en tenslotte dient hier vermeld te worden of er een overeenkomst van toepassing is op deze verstrekking. Uiteraard moet ook de hoogte van de financiële tegemoetkoming en aan wie (woningeigenaar of belanghebbende)de betaling wordt gedaan vermeld worden.

 

Lid 2.

Bij het verstrekken van een financiële tegemoetkoming bestaat de mogelijkheid een eigen aandeel te vragen. Indien dit van toepassing is dient dit in de beschikking vermeld te worden. De berekening van het eigen aandeel kan, in tegenstelling tot de eigen bijdrage, door het college plaatsvinden. In de wet is alleen voor de eigen bijdrage geregeld dat dit verplicht door het CAK dient te gebeuren. Indien de eigen bijdrage door het CAK wordt geheven, dient het CAK te worden gemandateerd.  

Paragraaf 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 23 Eigen bijdrage en eigen aandeel.

 

Lid 2.

Voor wat betreft de hoogte en omvang van de eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt aangesloten bij de maximumbedragen zoals bedoeld in artikel 4.1 lid 1 van het landelijk Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning.

 

Lid 3

Het begrip eigen bijdrage is van toepassing voor bijvoorbeeld een scootmobiel of een aangepaste auto. Het tarief van het collectief vervoer is een vervoersbijdrage.

De kilometergrens zijn opgenomen in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland.

De eigen bijdrage wordt bepaald aan de hand van het verzamelinkomen en gaat uit van het verzamelinkomen van de twee voorafgaande jaren aan de aanvraagdatum. Als voorbeeld het inkomen van 2013 wordt vastgesteld aan de hand van het verzamelinkomen van 2011.

Hoofdstuk 7. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 24. Beslistermijn.

De Algemene wet bestuursrecht regelt dat, als bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, een besluit genomen dient te worden binnen een redelijke termijn. Die redelijke termijn is 8 weken. De Wmo bepaalt niets over beslistermijnen. Het college heeft de mogelijkheid om afwijkende termijnen vast te stellen. Hoewel het van belang is zo min mogelijk afwijkende termijnen te hanteren, immers, de doorzichtigheid van de termijnen komt daardoor wellicht in het geding, is het logisch voor enkele onderdelen wel een langere termijn vast te stellen. Dit geldt met name voor bouwkundige woonvoorzieningen. Zeker als daar een offerte voor moet worden aangevraagd, zal daarmee de nodige tijd gemoeid zijn, zodat de termijn van acht weken niet haalbaar is. Indien het termijn niet haalbaar is dan wordt vóórdat de termijn verstreken is een verdagingsbericht met  reden van vertraging verstuurd naar de belanghebbende (art.4.14 lid 1 Awb). Om dat helder te hebben is het wenselijk deze termijn in de verordening op te nemen. Dit is gebeurd ten aanzien van de verschillende te bereiken resultaten.

De Oosterschelderegio heeft twee afwijkende termijnen van 16 weken. voor:

1. een woonvoorziening waar een offerte voor gevraagd moet worden en

2. een voorziening om zich in en om de woning te kunnen verplaatsen.

 

Overigens betreft het hier de beslistermijn op een aanvraag en niet het daadwerkelijk leveren van de voorziening. De ervaring leert dat voorzieningen met bijvoorbeeld veel individuele aanpassingen een lange levertijd kunnen hebben. De beslissing op de aanvraag en het daadwerkelijk kunnen beschikken over de voorziening zal derhalve niet altijd op hetzelfde tijdstip plaatsvinden.

 

Artikel 25. Beperkingen

Er geldt een aantal beperkingen bij het verstrekken van voorzieningen.

 

Lid 1 onder a bepaalt dat het noodzakelijk is dat een voorziening langdurig noodzakelijk is. Op deze regel bestaat een duidelijke uitzondering: hulp bij het huishouden na een ziekte of ziekenhuisopname. Wat langdurig noodzakelijk is hangt geheel af van de situatie, maar ook een te bereiken resultaat voor een belanghebbende die terminaal is dient gerekend te worden tot langdurig noodzakelijk. De voorziening zal immers iemand gehele verdere leven noodzakelijk zijn.

 

Lid 1 onder b bepaalt dat de voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aangemerkt moet kunnen worden. Het gaat daarbij op de eerste plaats om een voorziening die compenserend is voor de ondervonden problemen, zodat het te bereiken doel daadwerkelijk bereikt kan worden. Maar wanneer dan meerdere voorzieningen compenserend blijken te zijn mag volstaan worden met de goedkoopste voorziening.

 

Lid 2 onder a bepaalt dat geen voorziening wordt toegekend als er een andere oplossing is. Bijvoorbeeld het herschikken van taken, een particuliere hulp, het herinrichten van het huis, het beschikbaar zijn van diensten zoals een was- en strijkservice en een boodschappendienst en ergonomische aanpassingen zoals zittend strijken.

 

Lid 2 onder b bepaalt dat geen voorziening wordt toegekend indien de voorziening als algemeen gebruikelijk beschouwd dient te worden voor een persoon als de aanvrager.

Onder d wordt bepaalt dat geen wordt voorziening toegekend als niet meer is na te gaan of de voorziening noodzakelijk was en of wel sprake was van een goedkoopst compenserende voorziening. Is de voorziening te duur geweest dan kan de gemeente volstaan met het vergoeden van een lager bedrag conform de goedkoopst-compenserende voorziening.

Artikel 26. Advisering

Lid 1.

Het kan noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de gevraagde voorziening een beroep te doen op een (medisch) adviseur. Als daar aanleiding voor is biedt artikel 26 daartoe de mogelijkheid. Geregeld is dat het college twee mogelijkheden heeft. Het college kan allereerst iemand oproepen op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen en daar die vragen te beantwoorden die nodig zijn om tot een zorgvuldig besluit te komen.

De tweede mogelijkheid is uitgebreider: deze biedt ook de gelegenheid tot onderzoek, bijvoorbeeld door een arts. Bij de advisering zal de ICF terminologie gebruikt worden met het oog op de consistentie van verslag, onderzoek en beoordeling.

Het zal duidelijk zijn dat er van deze mogelijkheden alleen maar gebruik kan worden gemaakt als dit noodzakelijk is, dat wil zeggen als zonder dit onderzoek een zorgvuldige besluitvorming niet mogelijk is.

In principe mag van de aanvrager verwacht worden mee te werken. Is de aanvrager niet bereid tot medewerking, dan zal het college moeten beoordelen of zonder deze medewerking een zorgvuldig besluit te nemen is. Is dat niet mogelijk dan zal het college de aanvraag buiten behandeling kunnen stellen. Is wel een zorgvuldig besluit mogelijk dan zal dat besluit genomen moeten worden.

 

Lid 2 geeft de situaties weer waarin een adviesinstantie om advies of intake gevraagd zal worden.

Dat zal in ieder geval van belang zijn als het gaat om een aanvraag van een persoon die nog niet bij de gemeente bekend is. In die situatie is het van groot belang te weten wat de aard van de problemen is en welke prognose er bestaat. Dit kan van belang zijn bij de bepaling van de voorzieningen om de gewenste resultaten te bereiken.

Is de aanvrager bekend, maar is er sprake van gewijzigde omstandigheden, dan kan er ook aanleiding zijn een advies op te vragen. Dat zal zeker het geval zijn als die gewijzigde omstandigheden een andere kijk op de te bereiken resultaten rechtvaardigen.

Uiteraard zal er een medisch advies moeten zijn bij een afwijzing op medische gronden. En er kunnen zich situaties voordoen dat er anderszins behoefte bestaat aan een medisch advies. Ook in situatie waarbij deskundigheid gewenst is vanwege de aard van de problematiek wordt advies gevraagd aan deskundigen, zoals bijvoorbeeld aan MEE Zeeland.

Artikel 27. Wijziging situatie

Dit artikel voorziet erin dat bij een gewijzigde situatie de plicht bestaat het college hiervan op de hoogte te stellen als men kan vermoeden dat dit invloed heeft op de verstrekte voorziening. Zo zal bij overlijden de voorziening stopgezet kunnen worden en dienen de erven dit zo snel mogelijk te melden. Uiteraard kan de gemeente in deze situatie ook via het GBA kennis hebben van deze gewijzigde omstandigheid.

Maar andere omstandigheden zijn minder gemakkelijk kenbaar door de gemeente. In die situatie kan men op basis van dit artikel verwachten dat wijzigingen worden doorgegeven. Het kan overigens geen kwaad deze bepaling in de beschikking te herhalen, hetgeen de kans dat er kennis van

genomen wordt aanzienlijk vergroot.

Artikel 28. Intrekking

Een besluit, genomen op basis van deze verordening, kan in bepaalde omstandigheden geheel of gedeeltelijk ingetrokken worden.

Dit zal gebeuren als bij de toekenning voorwaarden gesteld zijn en daar op enig moment niet of niet meer aan is voldaan. In die situatie bestaat ook de mogelijkheid tot terugvordering, indien de voorziening zich daartoe leent. Dat is in artikel 28 geregeld.

Ook de situatie dat beslist is op onjuist verstrekte gegevens biedt de mogelijkheid een genomen beschikking geheel of ten dele in te trekken. Ook in deze situatie kan terugvordering een mogelijkheid zijn.

Een beslissing wordt genomen met de bedoeling dat men daar een voorziening mee treft. Als binnen 6 maanden na het nemen van de beslissing de voorziening nog niet is getroffen, is er ook de mogelijkheid een beslissing geheel of ten dele in te trekken.

 

Artikel 29. Beëindigen

1. Indien het recht op een voorziening geheel of gedeeltelijk is beëindigd kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

 

2. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is beëindigd kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte  

3. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is beëindigd kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Artikel 30. Terugvordering

Indien een besluit is ingetrokken (en ook alleen maar in die situatie) kan eventueel tot terugvordering worden overgegaan. Voorwaarde is dat het recht op de voorziening geheel of gedeeltelijk is ingetrokken. Een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een pgb kan worden teruggevorderd. Hierbij geldt een privaatrechtelijke procedure.

 

Terugvordering van een voorziening die bestaat uit een natura-verstrekking kan ook als later blijkt dat de verstrekking onterecht is geweest doordat er onjuiste gegevens zijn verstrekt.

 

Het ligt voor de hand dat van de terugvorderingmogelijkheid in ieder geval gebruik wordt gemaakt indien eraan de zijde van de aanvrager sprake is van verwijtbaarheid. Wanneer deze dus bewust verkeerde gegevens heeft verstrekt, bijvoorbeeld over zijn inkomen. Ook kan terugvordering van een voorziening in natura aan de orde zijn wanneer de aanvrager in gebreke blijft zijn eigen bijdrage binnen de gestelde termijn en na aanmaning te voldoen.

 

Wanneer blijkt dat een financiële tegemoetkoming of een gemaximeerde vergoeding binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze is verleend, kan deze betaling ook worden teruggevorderd. Het gaat hierbij om voorzieningen waarbij de uitbetaling van de tegemoetkoming of de vergoeding aan de aanschaf van de voorziening voorafgaat.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 31. Hardheidsclausule

Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is, Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule. 

Artikel 32. Indexering

Bepaalde bedragen zullen jaarlijks aangepast worden zonder dat het college hier iets voor hoeft te doen. Te denken valt daarbij aan de bedragen voor de eigen bijdrage en het eigen aandeel. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zal deze bedragen jaarlijks aanpassen. Een college is op basis van dit artikel ook bevoegd eigen bedragen aan te passen.

Om deze reden is het voor de hand liggend alle bedragen in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Schouwen-Duiveland op te nemen, zodat de bedragen snel en gemakkelijk aan te passen zijn.

Artikel 33. Inwerkingtreding

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 34. Citeertitel

Dit artikel regelt tenslotte hoe deze verordening geciteerd kan worden.

[1]

Overal waar in deze tekst de mannelijke vorm staat kan ook de vrouwelijke vorm worden gelezen.

[2] Toelichting amendement van het lid van Miltenburg c.s. TK 2005-2006, 30131 nr. 65: “Voor de gemeentelijke uitvoeringspraktijk biedt de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments (ICF classificatie) een uniform begrippenkader dat als grondslag kan dienen om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.”