Treasurystatuut

Geldend van 01-01-2011 t/m heden

Intitulé

Treasurystatuut

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland;

gelet op de Wet financiering decentrale overheden (Fido) en de regeling Uitzettingen en Derivaten Decentrale Overheden (Ruddo);

besluiten vast te stellen het:

Treasurystatuutl

1 Inleiding

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in de Handreiking Treasury van begin 2000 gewezen op de diverse ontwikkelingen die van belang zijn; de Wet financiering decentrale overheden (Fido), die met ingang van 1 januari 2001 in werking is getreden, maakt daar onderdeel van uit. Als gevolg hiervan hebben de Nederlandse gemeenten hun treasuryfunctie geprofessionaliseerd en zijn er treasurystatuten en treasuryhandboeken vastgesteld die taken en bevoegdheden van alle in het treasuryproces actieve gemeentelijke onderdelen en functionarissen vastleggen en waarborgen.

Ook de gemeente Schouwen-Duiveland heeft een Treasurystatuut. In de B&W-vergadering van 25 oktober 2005 is besloten om het huidige Treasurystatuut per 1 januari 2006 in werking te laten treden. Thans is een nieuwe actualisatie aan de orde op grond van enkele aanpassingen in de Wet financiering decentrale overheden (Fido) en de Regeling Uitzettingen en markten als gevolg van de financiële crisis die in de tweede helft van 2008 is ontstaan. De wijzigingen in de Wet Fido en in Ruddo zijn door middel van een publicatie in de Staatscourant van 3 april 2009 en 6 mei 2009 per die datum van kracht geworden.

Ten aanzien van het te voeren treasurybeleid is vast gesteld welke strategie wordt gevolgd bij het beheersen van renterisico's. De gemeente kiest op grond van de in onderstaande toelichting gekozen voor een offensieve strategie. Dit is voortzetting van het huidig beleid.

In dit verband is er keuze uit verschillende invalshoeken:

  • ·

    defensief: het volledig afdekken van renteposities;

  • ·

    offensief: het partieel afdekken van renteposities binnen gegeven limieten;

  • ·

    agressief: het bewust creëren van renteposities.

De keuze voor het type strategie is afhankelijk van een analyse van:

  • ·

    de sterke en zwakke punten van de treasury van de organisatie (financiële informatiestromen naar treasury, automatiseringssystemen, deskundigheid van medewerkers);

  • ·

    de kansen en bedreigingen in de omgeving. Bijvoorbeeld de steun van de hoogste leiding, de mate van risicogeneigdheid of risicovermijding in beleid en cultuur van de organisatie;

  • ·

    wettelijke beperkingen in relatie tot de Wet fido.

Gegeven het door de Wet fido voorgeschreven prudente treasury-beleid aangevuld met de wetenschap dat in een complexe (politieke) organisatie als een gemeente de informatiestromen, zeker op middellange en lange termijn, een bepaalde mate van onnauwkeurigheid in zich hebben, is gekozen voor een offensieve strategie.

Bij financiering kan worden gekozen voor twee soorten financiering:

  • ·

    Totaalfinanciering;

  • ·

    Projectfinanciering.

De gemeente past in principe het systeem van totaalfinanciering toe. Dit houdt in dat niet voor iedere grote investering afzonderlijk een geldlening wordt afgesloten, maar dat de investering meeloopt in het totaal van de inkomende en uitgaande geldstromen van de gemeente. Dit wordt bewaakt via een liquiditeitenplanning.

Het doel van het Treasurystatuut is en blijft om de raad met behulp van deze geactualiseerde versie en de treasuryparagrafen in de Planning- en Controldocumenten de mogelijkheid te bieden invulling te geven aan haar verordenende en controlerende bevoegdheid. Daarnaast blijft duidelijk naar voren komen wat de uitvoerende taken van het college van burgemeester en wethouders zijn en de daarbij passende verantwoording. Het resultaat is een duidelijke bestuurlijke verantwoordingsstructuur en een transparante uitvoering van de treasuryfunctie.

In het Treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden.

2 Treasurystatuut

I Begrippenkader

Artikel 1

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Daggeld

    Deposito voor één dag tegen de op de betreffende dag geldende rente (ook wel Call-geld genoemd);

  • -

    Deposito

    Spaarvorm waarbij geld tegen een vaste rente voor een bepaalde, vooraf overeengekomen, periode wordt uitgezet. Gedurende de overeengekomen periode kan men niet over het geld beschikken;

  • -

    Derivaten

    Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Financiering

    Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    Geldstromenbeheer

    Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico

    De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet

    Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

  • -

    Koersrisico

    Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico

    De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • -

    Lidstaat

    Staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte;

  • -

    Liquiditeitenbeheer

    Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijdseenheid;

  • -

    Onderhandse lening Direct bij marktpartijen te plaatsen leningen met een looptijd langer dan twee jaar;

  • -

    Rating De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • -

    Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

  • -

    Renterisiconorm Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het begrotingstotaal van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

  • -

    Rentetypische looptijd Het tijdsinterval (looptijd tussen twee renteconversiemomenten) gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

  • -

    Rentevisie Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

  • -

    Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • -

    Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

II De treasuryfunctie

Artikel 2 Doelstellingen

De gemeente onderscheidt een vijftal doelstellingen van de treasuryfunctie:

  • 1.

    Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2.

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3.

    Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4.

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido en Ruddo respectievelijk de limieten en richtlijnen van het Treasurystatuut;

  • 5.

    Waarborgen dat de taken en verantwoordelijkheden op dit onderdeel duidelijk worden geregeld.

Artikel 3 Taken

In de treasuryfunctie zijn vier taakgebieden ondergebracht:

  • 1.

    Het beheren van geldmiddelen, rekening-courantsaldi, en andere financiële vermogenswaarden van de gemeente;

  • 2.

    Het beheren van de portefeuille van opgenomen geldleningen en het aantrekken van kort- en langlopende leningen;

  • 3.

    Het uitlenen van geldmiddelen aan andere publiekrechtelijke lichamen en door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen bankinstellingen;

  • 4.

    Het beheer van contracten met bankinstellingen met betrekking tot het geldmiddelenbeheer.

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

Artikel 4

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeente mag leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak uitsluitend verstrekken aan bonafide organisaties. Het college van burgemeester en wethouders mag middelen uitzetten en garanties verstrekken uit hoofde van de “publieke taak”. Conform artikel 9 lid 2 van de op 25 januari 2007 door de gemeenteraad vastgestelde financiële verordening dient het college in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en participaties te motiveren;

  • 2.

    De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen en limieten van dit Treasurystatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is uitsluitend toegestaan voor het beperken van financiële risico’s;

  • 4.

    Er worden geen leningen aangetrokken met als doel deze tegen een hoger rendement uit te zetten.

IV Renterisicobeheer

Artikel 5

  • 1.

    De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 2.

    De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3.

    Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4.

    De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5.

    De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks opgesteld op basis van de rentevisie van minimaal twee vooraanstaande financiële instellingen;

  • 6.

    Binnen de kaders gesteld onder lid 4 en lid 5, streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van uitzettingen.

V Koersrisicobeheer

Artikel 6

  • 1.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren:

    1.1 hoofdsomgarantie aan het einde van de looptijd

    1.2 uitzettingen in vastrentende waarden;

    1.3 producten waarbij de hoofdsom aan het einde van de looptijd gegarandeerd is. Bij het aangaan van een garantieproduct is op voorhand duidelijk wat de kosten zijn van het voortijdig beëindigen van het contract;

    1.4 Beleggingsfondsen die voorkomen op de zogenaamde Witte Lijst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of voldoen aan de bepalingen zoals vastgelegd in (de Handreiking bij) de Wet fido/Ruddo. Het betreft hier (breed gespreide) beleggingen (obligaties e.d.) welke voldoen aan de Wet fido.

  • 2.

    Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

VI Kredietrisicobeheer

Artikel 7

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen vinden uitsluitend plaats bij financiële ondernemingen die:

    • a.

      Gevestigd zijn in een lidstaat die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door tenminste twee ratingbureaus;

    • b.

      Voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat ze ten minste over een AA-minus rating beschikken, afgegeven door ten minste twee ratingbureaus;

    • c.

      Ratings dienen afgegeven te zijn door twee toegestane ratingbureaus. Toegestane ratingbureaus zijn Standard & Poors, Moody’s en Fitch IBCA;

    • d.

      De gemeente mag gelden tijdelijk uitzetten bij financiële ondernemingen met een solvabiliteitsratio van 0%.

  • 2.

    Teneinde kredietrisico’s te spreiden gelden de volgende bepalingen:

    • a.

      Uitzettingen met een maximale looptijd van 3 maanden worden belegd in beleggingsproducten van financiële ondernemingen met ten minste een A-rating;

    • b.

      Uitzettingen vanaf 3 maanden worden belegd in beleggingsproducten van financiele ondernemingen met ten minste een AA-minus rating;

    • c.

      Als de rating van een van de hierboven genoemde financiële instellingen tijdens de looptijd van een uitzetting daalt tot onder het hierboven genoemde ratingniveau wordt beoordeeld of de belegging moet worden beëindigd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist. Indien de gelden worden uitgezet voor een periode van minder dan 3 maanden, tonen de financiële ondernemingen aan dat ze, in afwijking van het eerste lid, onderdeel b, voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren ten minste beschikken over een A-rating, afgegeven door ten minste twee ratingbureau’s.

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

Artikel 8

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning met een looptijd van minimaal vier jaar.

VIII Valutarisicobeheer

Artikel 9

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro’s.

Gemeentefinanciering

IX Financiering

Artikel 10

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Financieringen worden alleen aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2.

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken om de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen en obligatieleningen;

  • 4.

    In afwijking met het handboek “Inkoop & Aanbestedingsprocedure” van de gemeente worden offertes bij minimaal drie (3) instellingen gevraagd alvorens een financiering wordt aangetrokken. Deze offertes worden schriftelijk vastgelegd;

  • 5.

    Tijdelijke overtollige gelden van een aangetrokken lening worden uitsluitend uitgezet bij de instelling waar de lening is aangegaan.

X Langlopende uitzettingen

Artikel 11

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 6, 7 en 8 genoemde voorwaarden;

  • 2.

    In afwijking met het handboek “Inkoop & Aanbestedingsprocedure” van de gemeente worden bij minimaal drie instellingen offertes opgevraagd alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden schriftelijk vastgelegd.

XI Relatiebeheer

Artikel 12

De gemeente streeft naar gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Bankrelaties voldoen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal aan de eisen die zijn gesteld in artikel 7;

  • 2.

    Financiele ondernemingen (kredietinstellingen, beleggingsinstelligen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandse Bank en de Verzekeringskamer;

  • 3.

    Tussenpersonen staan geregistreerd bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en hebben daarvan een vergunning als makelaar ontvangen.

Kasbeheer

XII Geldstromenbeheer

Artikel 13

Om de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • 1.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitsplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • 2.

    Het betalingsverkeer wordt online uitgevoerd door een bank;

  • 3.

    De stroom van contant geld zoveel mogelijk beperkt.

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Artikel 14

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • 1.

    De gemeente streeft naar optimalisatie van de liquiditeiten binnen een rentecompensatiecircuit bij een bank met de gunstigste condities;

  • 2.

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 5 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3.

    Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en krediet in rekening courant tot de kredietlimiet;

  • 4.

    Toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 5.

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 7 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 6.

    In afwijking met het handboek “Inkoop & Aanbestedingsprocedure” van de gemeente worden offertes bij minimaal drie instellingen opgevraagd alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

Administratieve organisatie en interne controle

XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

Artikel 15

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • 1.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd en worden aan de betrokken partijen kenbaar gemaakt;

  • 2.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat:

    • a.

      De uitvoering rechtmatig en doelmatig is;

    • b.

      De treasury-activiteiten adequaat worden uitgevoerd en bijgestuurd;

    • c.

      De juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn.

  • 3.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 4.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • a.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier ogen-principe);

    • b.

      de uitvoering en de controle op transacties geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • c.

      de uitvoering van transacties en de registratie daarvan in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 5.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financieel consulent van de afdeling FJZ, die de transactie toetst op rechtmatigheid;

  • 6.

    Een transactie wordt onmiddellijk geregistreerd door de treasurer.

  • 7.

    Na ontvangst van de transactiebevestiging wordt de transactie direct gecontroleerd door de financiële consulent belast met de interne controle.

XV Verantwoordelijkheden

Artikel 16

De verantwoordelijkheden van de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De gemeenteraad

·Vaststellen van de publieke taak;

·Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskaders en limieten, in de financiële verordening;

·Het vaststellen van de paragraaf financiering in de begroting en de jaarrekening;

·Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

·Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

Het college van Burgemeester en Wethouders

·Vaststellen van het Treasurystatuut;

·Het uitvoeren van de door de raad vastgestelde treasurydoelstellingen, het treasurybeleid en beleidskaders voor de financieringsfunctie (formele verantwoordelijkheid);

·Het achteraf bekrachtigen van de afgesloten transacties met betrekking tot financiering en uitzetting (periode > 1 jaar);

·Het rapporteren aan de gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid via de financieringsparagraaf bij de jaarrekening.

De portefeuillehouder

·Het uitvoeren van het treasurybeleid (bestuurlijke verantwoordelijkheid).

Het hoofd afdeling Financiën en Juridische Zaken

·Het uitvoeren van de treasuryactiviteiten conform mandaat, het Treasurystatuut en de paragraaf financiering;

·Autoriseren van financieringstransacties binnen de kaders van dit Treasurystatuut en de treasurypragraaf in de begroting;

·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen.

Treasurer

·Het conform dit Treasurystatuut en de paragraaf financiering uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer);

·Het opstellen van de rentevisie

·Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

·Het beheren van de geldstromen;

·Het onderhouden van financiële contacten met banken en geldmakelaars;

·Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven aan de medewerker financiële ondersteuning;

·Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

·Het aanleveren van tijdige volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

·Het afleggen van verantwoording aan het hoofd afdeling Financiën en Juridische Zaken;

·Opstellen van een maandelijkse liquiditeitspositie met renteverwachtingen.

De afdelingshoofden

·Het sturen op en het laten zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun afdeling aanlevert aan de treasurer voor toekomstige uitgaven en ontvangsten.

De budgethouders

·Het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de treasurer.

Financieel consulent van de afdeling FJZ

·Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury;

·Het voeren van de interne controle op de uitgevoerde treasurytransacties en hierover rapporteren aan het afdelingshoofd FJZ en/of de gemeentesecretaris.

De externe accountant

·Controleren omtrent de feitelijke naleving van het Treasurystatuut.;

·Vanuit natuurlijke adviesfunctie adviseren over treasury.

XVI Bevoegdheden

Artikel 17

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering.

Bevoegde functionaris

(eerste handtekening of paraaf)

Autorisatie door

(tweede handtekening of paraaf)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van middelen via daggeld, deposito en spaarrekening of rekening courant

Treasurer

Hoofd afdeling FJZ

2.Het aantrekken van middelen via daggeld of kasgeld of roodstand in rekening courant

Treasurer

Hoofd afdeling FJZ

3.Fiatteren betalingsopdrachten

Ondertekeningsbevoegden

Ondertekeningsbevoegden

4.Betalingsopdrachten voorbereiden

Medewerkers Crediteurenadministratie

Medewerkers administratie

5.Betalingsopdrachten versturen

Ondertekeningsbevoegden

Ondertekeningsbevoegden

Bankrelatiebeheer

6.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Treasurer

Hoofd afdeling FJZ

7.Bankcondities en tarieven afspreken

Treasurer

Hoofd afdeling FJZ

Risicobeheer

8.Het afsluiten van derivatentransacties

Hoofd afdeling FJZ (*)

College van B&W

Financiering en uitzetting ( periode > 1 jaar)

9.Het vaststellen van kredietfaciliteiten

Treasurer

Hoofd afdeling FJZ

10.Het aantrekken van middelen via onderhandse leningen en obligatieleningen

Hoofd afdeling FJZ (*)

College van B&W

11.Het beleggen van middelen in garantieproducten

Hoofd afdeling FJZ (*)

College van B&W

12.Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College van B&W (*)

College van B&W

13.Het garanderen van middelen uit hoofd van de publieke taak

College van B&W (*)

College van B&W

(*) is regulier advies aan het college van burgemeester en wethouders van vakafdeling

XVII Vervanging

Artikel 18

  • 1.

    Bij afwezigheid van de treasurer wordt de functionaris vervangen door de coördinator van het cluster financiën;

  • 2.

    Bij afwezigheid van de coördinator van het cluster financiën wordt de functionaris vervangen door de medewerker financiële beleidsondersteuning;

  • 3.

    Bij afwezigheid van het hoofd afdeling Financiën en Juridische Zaken wordt deze vervangen door het hoofd afdeling Facilitaire Ondersteuning of door het hoofd afdeling Concern ondersteuning.

XVIII Informatievoorziening

Artikel 19

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient tenminste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1.Gegevens van toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Continu proces

Afdelings-hoofden en

Budgethouders

Treasurer

2.Liquiditeitenplanning

2 x per jaar

Treasurer

Hoofd afd. FJZ

3.Beleidsplannen treasury in financiering- paragraaf van begroting

Jaarlijks

B&W

Gemeenteraad

4.Voortgang onderdelen financieringsparagraaf via de managementrapportages

April en september

Hoofd afd. FJZ Secretaris

Secretaris

B&W

5.Verantwoording naar aanleiding van financieringsparagraaf via het jaarverslag

Jaarlijks

Hoofd afd. FJZ Secretaris

Secretaris

B&W

6.Lening- / uitzettings-/ garantiebesluiten

binnen 14 dagen na besluit

B&W

Provincie

7.Rapportage liquiditeitspositie

maandelijks

Treasurer

Wethouder financiën Afdelingshoofd FJZ

XIX Inwerkingtreding

Artikel 20

Dit Treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Ondertekening

Vastgesteld door het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland in de vergadering van 7 december 2010.
G.C.G.M. Rabelink, burgemeester
M.K. van den Heuvel, secretaris

Inhoudsopgave

1 Inleiding  

2 Treasurystatuut

I Begrippenkader

II De treasuryfunctie

Risicobeheer

III Uitgangspunten risicobeheer

IV Renterisicobeheer

V Koersrisicobeheer

VI Kredietrisicobeheer

VII Intern liquiditeitsrisicobeheer

VIII Valutarisicobeheer

Gemeentefinanciering

IX Financiering

X Langlopende uitzettingen

XI Relatiebeheer

Kasbeheer

XII Geldstromenbeheer

XIII Saldo- en liquiditeitenbeheer

Administratieve organisatie en interne controle

XIV Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

XV Verantwoordelijkheden

XVI Bevoegdheden

XVII Vervanging

XVIII Informatievoorziening

XIX Inwerkingtreding  

3 Toelichting  

3 Toelichting

In dit Treasurystatuut is het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het Treasurystatuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Door middel van de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De paragraaf financiering bij de begroting geeft de beleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het Treasurystatuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het Treasurystatuut blijven. De paragraaf financiering in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

 

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daarbij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2

De gemeente loopt de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s tegen acceptabele condities te beperken. In de artikelen 5 tot en met 9 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4

De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s; de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit Treasurystatuut moet desondanks te worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 4 lid 1

 

 

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling FJZ die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur het advies van de afdeling FJZ inwint voordat zij een beslissing neemt ten aanzien van het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente Schouwen-Duiveland heeft dit advies overgenomen.

De afdeling FJZ adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de treasurer de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 4 lid 2

 

 

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 4 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit Treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

 

De limieten en richtlijnen van dit Treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente .

Artikel 4 lid 3

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 4 lid 4

Het decentrale overheden verboden om te lenen met het enkele doel de middelen tegen een hoger rendement uit te zetten (near banking). Dit verbod is nu expliciet geregeld in artikel 2a, eerste lid van Ruddo.

 

Artikel 5 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente.

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (zie artikel 3 en 4 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 5 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (20%) te vermenigvuldigen met het totaal van de jaarbegroting (zie artikel 6 van de Wet fido en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden).

Artikel 5 lid 3

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt middelen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 5 lid 4

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd.

Artikel 5 lid 5

Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd indien men een rentestijging verwacht.

Artikel 5 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

Artikel 6 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting aan het einde van looptijd in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, comercial papers en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hunlooptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde en de vooraf overeengekomen(minimale) rente worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit Treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 6 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de actuele waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af op de liquiditeitenplanning.

Artikel 7 lid 1 en 2

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen kan uitzetten/beleggen.

Een (credit-)rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt toegekend door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 7 lid 3

De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen en garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te beheersen worden zekerheden, garanties en voorwaarden geëist van de debiteuren.

Artikel 8

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente middelen voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de middelen (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten. 

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van minimaal vier (4) jaar op te stellen.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden mogelijke financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling FJZ juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 9

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

Artikel 10 lid 1

Het aantrekken van middelen met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 10 lid 2

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk gefinancierd met interne financieringsmiddelen.

Artikel 10 lid 3

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 10 lid 4

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Door middel van het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10 lid 5

In artikel 2a, tweede lid van de Ruddo is bepaald, dat de onvermijdelijke, tijdelijke overtolligheid van voor projecten aangetrokken geldleningen moet worden uitgezet bij de financiële onderneming waar ook is geleend. Een dergelijke constructie vereist dat er een nettingovereenkomst is, zodat in geval van niet-nakoming van de verplichtingen vorderingen en verplichtingen tegen elkaar kunnen worden weggestreept.

Artikel 11 lid 1

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 4 tot en met 9) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 11 lid 2

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het effectieve rendement, de hoogte van transactiekosten etc. Door middel van het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een objectief beeld heeft van de actuele gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 12 lid 1

Door het eisen van de minimale rating van AA/Aa voldoet de kredietwaardigheid van de bankrelatie aan hoge eisen.

Artikel 12 lid 3

Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente als eis dat tussenpersonen onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 13 lid 1

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 13 lid 3

Contant geld is fraudegevoelig. Ter bescherming van gemeente en kasbeheerders wordt het handelen met contant geld tot een minimum beperkt. Buiten de kas van Burgerzaken en de havens wordt er niet meer met contant geld gewerkt.

Artikel 14 lid 1

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij een bank aanhoudt, opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 14 lid 3

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette middelen voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vooraf overeengekomen rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant tegen vooraf overeengekomen condities.

Artikel 15

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het Treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een eenduidige functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 16

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 16 respectievelijk artikel 17 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Artikel 17

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, met als voordeel een slagvaardiger optreden. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 18

Voor een adequate uitvoering van de treasuryfunctie is het onder andere gewenst dat in het Treasurystatuut wordt voorzien in een vervangingsregeling. Met de vervangingsregeling in dit artikel is de continuïteit van de treasurywerkzaamheden beter gewaarborgd.

Artikel 19

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4 en 5 ). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste succesfactoren voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente.

Artikel 19 pt. 1

De afdelingshoofden en budgethouders zijn verantwoordelijk voor het correct en tijdig informeren van de treasurer. Zij worden daarbij ondersteund door de financieel consulenten met wie zij periodiek overleggen over onder andere ontwikkelingen binnen de afdelingen, die consequenties hebben voor de treasury van de gemeente (bijv. bij uitstel van een grote investering). De financieel consulenten informeren de treasurer hierover zonodig ook zelf.