Verordening burgerinitiatief Schouwen-Duiveland 2003

Geldend van 01-01-2003 t/m heden

Intitulé

Verordening burgerinitiatief gemeente Schouwen-Duiveland 2003

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

gezien het voorstel van het seniorenconvent d.d. 4 december 2002;

gelet op de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende

VERORDENING BURGERINITIATIEF SCHOUWEN-DUIVELAND 2003

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder een burgerinitiatiefvoorstel: een voorstel van een initiatiefgerechtigde om een onderwerp op de agenda van de vergadering van de raad te plaatsen.

Artikel 2

De raad plaatst een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van zijn vergadering, indien daartoe door een initiatiefgerechtigde een geldig verzoek is ingediend.

Ongeldig is het verzoek dat:

  • a.

    niet door ten minste 50 initiatiefgerechtigden wordt ondersteund;

  • b.

    een onderwerp als bedoeld in artikel 4 bevat, of

  • c.

    niet voldoet aan de voorwaarden, gesteld in artikel 5.

Artikel 3

  • 1. Initiatiefgerechtigd zijn degenen die kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de gemeenteraad, alsmede ingezetenen van de gemeente van 16 jaar en ouder die met uitzondering van hun leeftijd voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht voor de leden van de gemeenteraad.

  • 2. Voor de beoordeling of aan de vereisten voor initiatiefgerechtigdheid is voldaan, is de toestand op de dag van indiening van het verzoek bepalend.

Artikel 4

Een burgerinitiatiefvoorstel houdt niet in:

  • a.

    een onderwerp dat niet behoort tot de bevoegdheid van de raad;

  • b.

    een vraag over het gemeentelijk beleid;

  • c.

    een klacht in de zin van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht over een gedraging van het gemeentebestuur;

  • d.

    een bezwaar in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht tegen een besluit van het gemeentebestuur, of

  • e.

    een onderwerp waarover korter dan twee jaar voor indiening van het burgerinitiatiefvoorstel door de raad een besluit is genomen.

Artikel 5

  • 1. Het verzoek ter plaatsing van een burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt schriftelijk ingediend bij de burgemeester.

  • 2. Het verzoek bevat ten minste:

    • a.

      een nauwkeurige omschrijving van het burgerinitiatiefvoorstel;

    • b.

      een toelichting op het burgerinitiatiefvoorstel;

    • c.

      de naam, het adres, de geboortedatum en de handtekening van de verzoeker en zijn plaatsvervanger, en

    • d.

      een lijst met namen, adressen, geboortedata en handtekeningen van de initiatiefgerechtigden die het verzoek ondersteunen.

  • 3. Voor de indiening van het verzoek wordt gebruik gemaakt van het in de bijlage 1 bij deze verordening opgenomen model.

Artikel 6

  • 1. De raad beslist in de eerstvolgende vergadering na de datum van indiening van het verzoek of het burgerinitiatiefvoorstel op de agenda van de vergadering van de raad wordt geplaatst, met dien verstande dat ten minste twee weken is gelegen tussen de dag van indiening van het verzoek en de dag van de vergadering, waarin de raad over het verzoek beslist.

  • 2. Indien de raad het verzoek afwijst wegens strijd met artikel 4, onder a, kan de raad het voorstel doorzenden aan burgemeester en wethouders.

  • 3. Indien de raad het verzoek toewijst, dan agendeert hij het burgerinitiatiefvoorstel voor de eerstvolgende vergadering van de raad.

  • 4. De burgemeester nodigt de verzoeker schriftelijk uit voor de vergadering waarvoor het burgerinitiatiefvoorstel is geagendeerd. De verzoeker of zijn plaatsvervanger heeft tijdens deze vergadering de gelegenheid om zijn burgerinitiatiefvoorstel mondeling nader toe te lichten.

  • 5. Zo spoedig mogelijk nadat de raad over het burgerinitiatiefvoorstel een besluit heeft genomen, wordt dit besluit bekendgemaakt door kennisgeving van het besluit of van de zakelijke inhoud ervan op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

  • 6. Tegelijkertijd met de bekendmaking wordt van het besluit mededeling gedaan aan de verzoeker.

Artikel 7

De burgemeester brengt over elk jaar in het burgerjaarverslag een verslag uit over de werking van het recht van burgerinitiatief in de praktijk.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2003.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 19 december 2002.
de secretaris, de voorzitter,

Nota-toelichting

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING BURGERINITIATIEF SCHOUWEN-DUIVELAND

Artikel 1:

In dit artikel wordt het begrip burgerinitiatief gedefinieerd. Er is voor gekozen de term “onderwerp” te bezigen. Die benaming biedt de mogelijkheid dat burgers een onderwerp aan de gemeenteraad kunnen aandragen, zonder dat daarbij een concreet voorstel is gevoegd. Overigens staat het de burgers vrij bij het onderwerp tevens een concreet voorstel in te dienen.

Artikel 2:

Als er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde en ondersteund door een aantal anderen, zal de raad het burgerinitiatiefvoorstel op de raadsagenda moeten plaatsen en zich daarover moeten uitspreken. Van een geldig verzoek is sprake, als:

  • a.

    het verzoek wordt ondersteund;

  • b.

    het onderwerp niet krachtens het gestelde in artikel 4 van de verordening wordt uitgezonderd;

  • c.

    aan de procedurele vereisten als bedoeld in artikel 5 wordt voldaan.

Het zal duidelijk zijn dat het voorstel door een bepaald gedeelte van de bevolking moet worden gedragen. Voor het aantal kan bijv. aansluiting worden gezocht bij de drempel die de Tijdelijke referendumwet kent voor het indienen van een inleidend verzoek (in onze gemeente ongeveer 190 personen). Die drempel ligt echter vrij hoog. Voorgesteld wordt die bij toepassing van de onderwerpelijke verordening te bepalen op “slechts” 50 personen. Dat aantal lijkt ons zodanig dat het een zekere garantie biedt dat het verzoek door een deel van de bevolking wordt gedragen.

Artikel 3:

Het recht van initiatief komt in de eerste plaats toe aan kiesgerechtigden voor de gemeenteraadsverkiezingen. Teneinde jongeren te betrekken bij de gemeentepolitiek komt het recht ingevolge deze verordening daarenboven ook toe aan inwoners van de gemeente van 16 jaar en ouder, die overigens – daargelaten hun leeftijd – voldoen aan de vereisten voor het kiesrecht (artikel B3 van de Kieswet). Het tweede lid van dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 4:

In dit artikel zijn de beperkingen aan de inhoud van een burgerinitiatief opgenomen. Lid a behoeft geen nadere toelichting. Lid b is op zich ook duidelijk: voor vragen over gemeentelijk beleid staan andere wegen open, zoals het spreekrecht in raads- en commissievergaderingen, het raadsledenspreekuur of het spreekuur van de burgemeester of wethouder c.q. portefeuillehouder. Wat betreft de leden c en d geldt dat evenzeer: daartoe heeft de gemeente de beschikking over een klachten- en bezwaarschriftenprocedure. Ook onderwerpen die nog onlangs in de raad aan de orde zijn geweest en waarover besluitvorming heeft plaatsgevonden, lenen zich niet voor een burgerinitiatief. Dat zou de besluitvorming te zeer frustreren. In de tijd wordt deze beperking begrensd door een periode van twee jaar, voorafgaand aan indiening van het burgerinitiatiefvoorstel.

Artikel 5:

Het ligt voor de hand dat het burgerinitiatiefvoorstel bij de burgemeester wordt ingediend: hij is immers voorzitter van de raad en hij bepaalt mede de agenda. Het verzoek moet aan een aantal minimum-vereisten voldoen, zoals daar zijn: een omschrijving van het verzoek, een toelichting daarop en de personalia van de verzoeker en zijn plaatsvervanger alsmede de naw-gegevens van de ondersteuners. Daartoe zijn model-formulieren ontworpen.

Artikel 6:

Dit artikel bevat de nodige procedurele bepalingen. Het eerste lid schept waarborgen voor de verzoeker dat de raad – na toetsing of aan de vereisten wordt voldaan – binnen afzienbare tijd een besluit neemt over de behandeling. Als de raad niet competent is, biedt lid 2 de mogelijkheid tot doorzending naar het college. Afwijzing van een verzoek tot plaatsing van het initiatiefvoorstel op de agenda van de raad, moet worden aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. Op basis van het zesde lid wordt de verzoeker trouwens altijd in kennis gesteld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus zowel een mededeling inhouden dat het verzoek tot plaatsing op de agenda wordt afgewezen als wel een inhoudelijk besluit zijn. Tegen het enkele feit dat de raad besluit het voorstel voor zijn vergadering te agenderen, is geen bezwaar of beroep mogelijk. Er is immers slechts sprake van een procedurebeslissing ex artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht. Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatiefvoorstel zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Awb. Om dat met een voorbeeld te staven:

tegen toekenning van een subsidie voor een bepaald project naar aanleiding van een initiatiefvoorstel, staat wel bezwaar en beroep open,

tegen een besluit naar aanleiding van een initiatiefvoorstel om een verordening op onderdelen aan te passen, staat geen bezwaar en beroep open (vgl. 8:2 Awb).

Artikel 7:

Krachtens artikel 170 ziet de burgemeester o.a. toe op de kwaliteit van procedures op het vlak van burgerparticipatie. In zijn burgerjaarverslag rapporteert hij in elk geval over zijn bevindingen op het gebied van het burgerinitiatief.

Artikel 8:

De datum van inwerkingtreding van de verordening is bepaald op 1 januari 2003.