Regeling vervallen per 03-04-2018

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad 2007

Geldend van 01-06-2010 t/m 02-04-2018

Intitulé

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

gelezen het voorstel van het fractievoorzittersoverleg d.d. 17 januari 2008;

gelet op artikel 16 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie samenleving en bestuur d.d. 7 februari 2008;

overwegende dat het wenselijk is regels vast te stellen omtrent zijn vergaderingen en andere werkzaamheden;

b e s l u i t :

vast te stellen het aangehechte

Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad.

INHOUD REGLEMENT VAN ORDE VOOR DE VERGADERINGEN EN

ANDERE WERKZAAMHEDEN VAN DE GEMEENTERAAD

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 2 De voorzitter

Artikel 3 De griffier

Artikel 4 De secretaris

Artikel 5 Het fractievoorzittersoverleg

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders

Artikel 7 Fractie

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie

Artikel 9 Oproep

Artikel 10 Agenda

Artikel 11 De wethouders

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

Artikel 13 Openbare kennisgeving

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Artikel 15 Zitplaatsen

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

Artikel 17 Primus bij hoofdelijke stemming

Artikel 18 Besluitenlijst

Artikel 19 Ingekomen stukken

Artikel 20 Spreekregels

Artikel 21 Volgorde sprekers

Artikel 22 Aantal spreektermijnen

Artikel 23 Spreektijd

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

Artikel 25 Beraadslaging

Artikel 26 Deelneming aan beraadslaging door collegeleden

Artikel 27 Deelneming aan beraadslaging door anderen

Artikel 28 Stemverklaring

Artikel 29 Beslissing

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

Artikel 32 Stemming over personen

Artikel 33 Herstemming over personen

Artikel 34 Beslissing door het lot

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 35 Amendementen

Artikel 36 Moties

Artikel 37 Voorstellen van orde

Artikel 38 Initiatiefvoorstel

Artikel 39 Collegevoorstel

Artikel 40 Interpellatie

Artikel 41 Schriftelijke vragen

Artikel 42 Vragenronde

Artikel 43 Inlichtingen

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 44 Procedure begroting

Artikel 45 Procedure jaarrekening

Hoofdstuk 6 Verbonden partijen

Artikel 46 Verantwoording

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 47 Algemeen

Artikel 48 Notulen

Artikel 49 Geheimhouding

Artikel 50 Opheffing geheimhouding

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 51 Toehoorders en pers

Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties

Artikel 53 Verbod gebruik mobiele telefoons

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 54 Uitleg reglement

Artikel 55 In werking treden

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    voorzitter: de voorzitter van de raad of diens vervanger;

  • b.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerp-verordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • c.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • d.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • e.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • f.

    initiatiefvoorstel: voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • g.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • h.

    hamerstuk: een stuk dat in de raadsvergadering niet meer besproken behoeft te worden;

  • i.

    bespreekstuk: een stuk dat in de raadsvergadering besproken kan worden en waarover – als het stuk rechtstreeks zonder tussenkomst van de raadscommissie aan de raad wordt aangeboden – desgewenst vragen van politiek-bestuurlijke aard gesteld kunnen worden. Dit laatste geldt in beginsel niet als het stuk vooraf in de raadscommissie is besproken.

Artikel 2 De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Gemeentewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3 De griffier

  • 1. De griffier is in elke vergadering van de raad aanwezig.

  • 2. Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door een door de raad daartoe aangewezen plaatsvervangend griffier.

  • 3. De griffier kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 De secretaris

De raad kan het college verzoeken de secretaris in de vergadering aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement.

Artikel 5 Het fractievoorzittersoverleg

  • 1. De raad heeft een fractievoorzittersoverleg.

  • 2. Het fractievoorzittersoverleg bestaat uit de voorzitter en de fractievoorzitters. De griffier is in elke vergadering van het fractievoorzittersoverleg aanwezig.

  • 3. De voorzitter kan voorstellen de secretaris of een van de wethouders uit te nodigen voor de bespreking van een of meer punten in het fractievoorzittersoverleg.

  • 4. Elke fractie die uit meer dan één persoon bestaat wijst uit zijn midden een of meer leden van de raad aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het fractievoorzittersoverleg vervangt.

  • 5. Elke fractievoorzitter heeft één stem in het fractievoorzittersoverleg.

  • 6. Het fractievoorzittersoverleg heeft, naast de taken opgenomen in dit reglement, als taak aanbevelingen aan de raad te doen inzake de organisatie van de werkzaamheden van de raad en van zijn commissies.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; benoeming wethouders; fracties

Artikel 6 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een eventueel minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

  • 5. Bij de benoeming van een wethouder wordt overeenkomstig het eerste lid een commissie ingesteld, die onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. De werkwijze van deze commissie is overeenkomstig het tweede lid.

Artikel 7 Fractie

  • 1. De leden van de raad, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. Indien:

    1e      één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    2e      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

    3e        één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie,

    wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

  • 5. Met de in lid 4 beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8 Vergaderfrequentie

  • 1. De vergaderingen van de raad vinden in de regel eenmaal per maand plaats volgens een jaarlijks vast te stellen schema. De vergaderingen vangen aan om 19.30 uur en worden gehouden in het gemeentehuis.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het fractievoorzittersoverleg.

Artikel 9 Oproep

  • 1. De voorzitter zendt ten minste 10 dagen voor een vergadering de leden van de raad een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering.

  • 2. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van de raad verzonden.

  • 3. Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering aan de leden van de raad gezonden.

Artikel 10 Agenda

  • 1. Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het fractievoorzittersoverleg de voorlopige agenda van de vergadering vast, aan de hand van de advisering door de raadscommissies. Daarbij wordt een indeling gemaakt in hamerstukken en bespreekstukken. Bij stukken die zonder tussenkomst of zonder advies van de raadscommissies rechtstreeks op de voorlopige agenda worden geplaatst, maakt het fractievoorzittersoverleg eenzelfde indeling in hamerstukken en bespreekstukken.

  • 2. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering stelt de raad de agenda definitief vast. Hij maakt daarbij een definitieve indeling in hamerstukken en in bespreekstukken. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren. Als een lid van de raad daarom verzoekt wordt een hamerstuk gewijzigd in een bespreekstuk. Bij toevoeging van een onderwerp wordt dit behandeld bij het agendapunt verder voorkomende zaken. Voor zover het hamerstuk wordt gewijzigd in een bespreekstuk wordt dit eveneens behandeld bij het agendapunt verder voorkomende zaken en wordt desgevraagd gelegenheid geboden voor het stellen van vragen van politiek-bestuurlijke aard, tenzij dit stuk reeds in de raadscommissie is behandeld.

  • 4. Vaststelling van de lijst met hamerstukken houdt in dat de raad instemt met de op deze lijst geplaatste voorstellen en onderwerpen en de eventueel daaruit voortvloeiende besluiten. Een lid van de raad behoudt zich het recht voor voorafgaand aan de definitieve vaststelling van de lijst met hamerstukken een stemverklaring als bedoeld in artikel 28 af te leggen.

  • 5. Wanneer de raad een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid acht, kan hij het onderwerp verwijzen naar een raadscommissie of aan het college nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 6. Op voorstel van een lid van de raad of van de voorzitter kan de raad de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11 De wethouders

De wethouders zijn als regel bij de vergadering aanwezig. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 26 nemen zij aan de beraadslagingen deel.

Artikel 12 Ter inzage leggen van stukken

  • 1. Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor de leden van de raad in het gemeentehuis ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van de gemeenteraad.

  • 2. Een origineel van een ter inzage gelegd stuk wordt niet buiten het gemeentehuis gebracht.

  • 3. Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van de raad inzage.

Artikel 13 Openbare kennisgeving

  • 1. De vergadering wordt op de voor afkondigingen in de gemeente gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de gemeente ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de voorlopige agenda van de vergadering.

  • 3. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden op de website van de gemeente geplaatst.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 14 Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst. Bij aanvang van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15 Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van de raad en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het fractievoorzittersoverleg bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van de raad aangewezen.

  • 2. Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het fractievoorzittersoverleg.

  • 3. De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de wethouders, secretaris en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16 Opening vergadering; quorum

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van de raad blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Gemeentewet.

Artikel 17 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de aangekondigde onderwerpen aan de orde te stellen deelt de voorzitter mede, bij welk lid van de raad de hoofdelijke stemming begint. Daartoe wijst hij bij aanvang van de vergadering bij loting een volgnummer van de presentielijst aan; bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming.

Artikel 18 Besluitenlijst

  • 1. De griffier draagt zorg voor een besluitenlijst van de vergadering. Voor zover de aard en de inhoud van de besluitenlijst zich daartegen niet verzetten, wordt de besluitenlijst zo spoedig mogelijk na de vergadering openbaar gemaakt door plaatsing in een huis-aan-huisblad en op de gemeentelijke website.

  • 2. De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, evenals van leden die afwezig waren en overige personen die het woord hebben gevoerd;

    • b.

      een vermelding van de agendapunten die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een overzicht van het verloop van de stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden of fracties die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • d.

      de ter vergadering ingediende voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

    • e.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 3. De besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 19 Ingekomen stukken

  • 1. Bij de raad ingekomen stukken, waaronder schriftelijke mededelingen van het college aan de raad, worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van de raad toegezonden en de stukken worden ter inzage gelegd.

  • 2. Na het aanwijzen van de primus bij hoofdelijke stemming stelt de raad op voorstel van het fractievoorzitteroverleg de wijze van afdoening van de ingekomen stukken en mededelingen vast.

Artikel 20 Spreekregels

De leden van de raad en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

Artikel 21 Volgorde sprekers

  • 1. Een lid van de raad voert het woord na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2. De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, wanneer een lid van de raad het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 22 Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat (sub)amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5. Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 23 Spreektijd

De voorzitter of een lid van de raad kan een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

  • 1. Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en – indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord – de vergadering sluiten.

Artikel 25 Beraadslaging

  • 1. De raad kan op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van de raad of op voorstel van de voorzitter, kan de raad besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

Artikel 26 Deelneming aan de beraadslaging door collegeleden

Leden van het college nemen uitsluitend deel aan de beraadslaging:

  • a.

    ter beantwoording van vragen van een lid van de raad of van de voorzitter;

  • b.

    om namens het college een reactie te geven op een ingediend (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel;

  • c.

    voor het overige ter beoordeling door de raad, of op verzoek van een lid van het college, op voorstel van de voorzitter.

Artikel 27 Deelneming aan de beraadslaging door anderen

  • 1. De raad kan bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van de raad, de wethouder, de secretaris, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid van de raad genomen alvorens met de beraadslaging over het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 28 Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging en voordat de raad tot stemming overgaat, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 29 Beslissing

  • 1. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij de raad anders beslist.

  • 2. Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan luidt, in zijn geheel tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter desgewenst het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 30 Algemene bepalingen over stemming

  • 1. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2. In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich op grond van artikel 28 van de Gemeentewet van stemming hebben te onthouden.

  • 3. Indien door een of meer leden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 4. De voorzitter roept de leden van de raad bij naam op hun stem uit te brengen. De hoofdelijke stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 17 is aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping vanuit de positie van de voorzitter bezien linksom in volgorde van de zitplaatsen en met de wijzers van de klok mee.

  • 5. Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6. De leden brengen hun stem uit door het woord “voor” of “tegen” uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid heeft gestemd. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de hoofdelijke stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8. In afwijking van het bepaalde in de leden 3 tot en met 7 kan de raad op voorstel van de voorzitter besluiten te stemmen door middel van hand opsteken in plaats van hoofdelijk te stemmen.

  • 9. De voorzitter deelt de uitslag na afloop van een stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen.

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendenten op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest vérstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4. Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 32 Stemming over personen

  • 1. Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter 3 leden tot stembureau.

  • 2. Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Gemeentewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3. Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. De raad kan op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Gemeentewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden, die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist de raad, op voorstel van de voorzitter.

  • 7. Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33 Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3. Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34 Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2. Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3. Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 35 Amendementen

  • 1. Een amendement wordt zoveel mogelijk tijdens een vergadering van de raadscommissie ingebracht. De beraadslaging daarover vindt eveneens zoveel mogelijk tijdens die raadscommissie plaats en staande die vergadering geeft het college of de burgemeester op het amendent reeds een (voorlopige) reactie.

  • 2. Ongeacht het bepaalde in het eerste lid, heeft ieder lid van de raad het recht tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen in te dienen. Een amendement kan een voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van de raad, die de presentielijst hebben getekend en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 3. Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 4. Elk (sub)amendement en elk voorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter – met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde – oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 5. Het lid van het college wiens portefeuille het betreft of de burgemeester wordt door de voorzitter de mogelijkheid geboden een definitief collegestandpunt – of zijn definitieve standpunt voorzover het een bevoegdheid van de burgemeester betreft – te verwoorden over het ingediende (sub)amendement alvorens daarover te besluiten.

  • 6. Intrekking door de indiener(s) van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 36 Moties

  • 1. Een motie wordt zoveel mogelijk tijdens een vergadering van de raadscommissie ingediend. De beraadslaging daarover vindt eveneens zoveel mogelijk tijdens die raadscommissie plaats en staande die vergadering geeft het college of de burgemeester op de motie reeds een (voorlopige) reactie.

  • 2. Ongeacht het bepaalde in het eerste lid heeft ieder lid van de raad het recht ter vergadering een motie in te dienen. Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3. De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4. De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld bij het agendapunt verder voorkomende zaken.

  • 5. Het lid van het college wiens portefeuille het betreft of de burgemeester wordt door de voorzitter de mogelijkheid geboden een definitief collegestandpunt – of zijn definitieve standpunt voorzover het een bevoegdheid van de burgemeester betreft – te verwoorden over de ingediende motie alvorens daarover te besluiten.

  • 6. Intrekking door de indiener(s) van de motie is mogelijk, totdat de besluitvorming door de raad heeft plaatsgevonden.

Artikel 37 Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter en ieder lid van de raad kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslist de raad terstond.

Artikel 38 Initiatiefvoorstel

  • 1. Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2. De voorzitter plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende vergadering, tenzij de schriftelijke oproep hiervoor reeds is verzonden. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daarop volgende vergadering geplaatst.

  • 3. De behandeling van het voorstel vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende voorstellen en onderwerpen zijn behandeld bij het agendapunt verder voorkomende zaken, tenzij de raad oordeelt dat:

    • a.

      het voorstel met het oog op de orde van de vergadering tezamen met een ander geagendeerd voorstel of onderwerp dient te worden behandeld;

    • b.

      het voorstel eerst dient te worden behandeld in een raadscommissie;

    • c.

      het voorstel voor advies naar het college dient te worden gezonden. In dit laatste geval bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 4. De raad kan voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 5. Op een spoedeisend initiatiefvoorstel, inhoudende het ontslag van een wethouder, zijn de bepalingen in dit artikel niet van toepassing. Een dergelijk voorstel kan na instemming van de raad terstond aan de agenda worden toegevoegd.

Artikel 39 Collegevoorstel

  • 1. Een voorstel van het college dat aan de raad is aangeboden, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.

  • 2. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan het college of een raadscommissie moet worden gezonden, bepaalt de raad in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1. Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3. De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van de raad, de burgemeester en de wethouders niet meer dan eenmaal, tenzij de raad hen hiertoe verlof geeft.

Artikel 41 Schriftelijke vragen

  • 1. Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2. De vragen worden bij de griffier ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad, het college en de burgemeester worden gebracht.

  • 3. Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt het college of de burgemeester de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4. De antwoorden worden door het college of de burgemeester aan de leden van de raad meegedeeld.

  • 5. De vragen worden direct na ontvangst – en de antwoorden worden terstond na vaststelling verspreid.

  • 6. De vragensteller kan bij beantwoording in dezelfde raadsvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen, nadere inlichtingen vragen omtrent het door de burgemeester of door het college gegeven antwoord, tenzij de raad anders beslist.

Artikel 42 Vragenronde

  • 1. Voorafgaand aan de sluiting is er een vragenronde, tenzij er bij de voorzitter geen vragen zijn ingediend. In bijzonder gevallen kan het fractievoorzittersoverleg bepalen dat de vragenronde op een ander tijdstip wordt gehouden. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip de vragenronde eindigt.

  • 2. Het lid van de raad dat tijdens de vragenronde vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter. De voorzitter kan na overleg met het fractievoorzittersoverleg weigeren een onderwerp tijdens de vragenronde aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de raadsvergadering op diezelfde dag aan de orde komt.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens de vragenronde aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de wethouders, voor de burgemeester en voor de overige leden van de raad.

  • 5. Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan het college of de burgemeester te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6. Na de beantwoording door het college of de burgemeester krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van de raad het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan het college of de burgemeester vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 8. Tijdens de vragenronde kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 43 Inlichtingen

  • 1. Indien een lid van de raad over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 169, derde lid en 180, derde lid van de Gemeentewet verlangt, dient hij daartoe door tussenkomst van de griffier een schriftelijk verzoek in bij het college of de burgemeester.

  • 2. De griffier draagt er zorg voor dat de overige leden van de raad een afschrift van dit verzoek krijgen.

  • 3. De verlangde inlichtingen worden mondeling in – of schriftelijk voor de eerstvolgende of de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4. De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering waarin of waarvoor de antwoorden worden gegeven.

Hoofdstuk 5 Begroting en rekening

Artikel 44 Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt op voorstel van het fractievoorzittersoverleg de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt.

Artikel 45 Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschiedt op voorstel van het fractievoorzittersoverleg de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt.

Hoofdstuk 6 Verbonden partijen

Artikel 46 Verantwoording

  • 1. Een lid van de raad kan een wethouder, de burgemeester, de secretaris of een raadslid die of dat door de gemeenteraad is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, ter verantwoording roepen over zijn wijze van functioneren in dat bestuur of dat orgaan.

  • 2. Wanneer een lid van de raad een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren, besluit de raad over het toestaan daarvan.

  • 3. De regels voor het vragen van inlichtingen, als bedoeld in artikel 43, zijn vervolgens van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is eveneens van toepassing op andere organisaties, instituties of verbonden partijen, waarin de raad één van zijn leden, een wethouder, de burgemeester, de griffier of de secretaris heeft benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 47 Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voorzover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 48 Notulen

  • 1. De griffier draagt zorg voor een besluitenlijst van de besloten vergadering.

  • 2. De notulen van een besloten vergadering worden opgesteld onder de zorg van de griffier.

  • 3. De besluitenlijst en notulen van een besloten vergadering worden niet rondgedeeld, maar liggen uitsluitend voor de leden ter inzage.

  • 4. De leden, de voorzitter, de griffier en de eventueel bij de besloten vergadering aanwezig geweest zijnde wethouders en / of secretaris hebben het recht, een voorstel tot verandering aan de raad te doen, indien de ontwerpnotulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient voor het vaststellen van de notulen bij de griffier te worden ingediend.

  • 5. De notulen moeten inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier, de secretaris, de wethouders en de ter vergadering aanwezige leden, evenals van leden die afwezig waren en overige personen die het woord hebben gevoerd;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een zakelijke samenvatting van het gesprokene met vermelding van de namen van de aanwezigen die het woord voerden;

    • d.

      een overzicht van het verloop van de stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden of fracties die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Gemeentewet van stemming hebben onthouden;

    • e.

      de ter vergadering ingediende voorstellen van orde, moties, amendementen en subamendementen;

  • 6. bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 27 door de raad is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen.

  • 7. De notulen worden zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering neemt de raad een besluit over het al dan niet openbaar maken van deze notulen.

  • 8. De vastgestelde notulen worden door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 49 Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad overeenkomstig artikel 25, eerste lid van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 50 Opheffing geheimhouding

Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid of artikel 86, tweede en derde lid van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Hoofdstuk 8 Toehoorders en pers

Artikel 51 Toehoorders en pers

1.De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 52 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen. Deze aanwijzingen kunnen niet zover gaan dat zij de vrijheid van pers aantasten.

Artikel 53 Verbod gebruik mobiele telefoons

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik anders dan het standby houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering, zonder toestemming van de voorzitter, niet toegestaan.

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Artikel 54 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement beslist de raad op voorstel van de voorzitter.

Artikel 55 In werking treden

  • 1. Dit reglement treedt onmiddellijk na de vaststelling in werking.

  • 2. Op dat tijdstip vervalt het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad, vastgesteld op 12 maart 2002.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad van de gemeente Schouwen-Duiveland in zijn openbare vergadering van 28 februari 2008.
de griffier, de voorzitter,