Regeling vervallen per 01-01-2021

Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Schouwen-Duiveland

Geldend van 26-11-2016 t/m 31-12-2020

Intitulé

Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Schouwen-Duiveland

Burgemeester en Wethouders van Schouwen-Duiveland

gelet op de artikelen 2, derde lid, artikel 4, en artikel 7, derde en vierde lid van de Verordening jeugdhulp Schouwen-Duiveland 2015,

BESLUIT:

de volgende nadere regels vast te stellen:

Nadere regels Verordening jeugdhulp gemeente Schouwen-Duiveland

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begrippen

  • a. Aanvraag: een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen (tot 12 jaar ondertekend door gezagdrager(s), vanaf 12 tot 16 jaar ondertekend door gezagdrager(s) en jeugdige, vanaf 16 jaar ondertekend door jeugdige);

  • b. Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • c. Hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • d. Overige voorzieningen: voorzieningen die zonder beschikking kan worden toegekend. De hulpverlening in het gebiedsgerichte team wordt doormiddel van een drie kolommenmodel toegekend.

  • e. Individuele voorzieningen: op de jeugdige of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 3, derde lid;

  • f. Melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • g. Commissie toewijzing Jeugdhulp: een groep van personen met specialistische inhoudelijke kennis over beperkingen van cliënten die geraadpleegd worden en het mandaat hebben om specialistische hulp in te schakelen;

  • h. Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • i. Vraagverheldering gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 6;

  • j. Wet: Jeugdwet.

Hoofdstuk 2: Vormen van jeugdhulp

Artikel 2. Overige voorzieningen

De volgende overige voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Informatie en opvoedadvies;

  • b.

    Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning individueel;

  • c.

    Preventie opvoed- en opgroeiondersteuning groepsgewijs;

  • d.

    Ondersteuning vanuit het gebiedsgerichte team;

Artikel 3. Individuele voorzieningen

De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar:

  • a.

    Specialistische jeugdhulp ambulant;

  • b.

    Specialistische jeugdhulp intramuraal;

  • c.

    Jeugd-GGZ (generalistische basis-GGZ en specialistische GGZ);

  • d.

    Enkelvoudige ernstige dyslexiezorg;

  • e.

    Pleegzorg;

  • f.

    Jeugdzorg-plus;

    Hoofdstuk 3: Toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het Centrum voor Jeugd en Gezin;

  • 2. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijke een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

  • 3. Jeugdigen en ouders kunnen, door het invullen van een drie kolommenmodel, direct toegang hebben tot een overige voorziening.

Artikel 5. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens met hem een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6. Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders;

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 7. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, als bedoeld in artikel 5.

  • 2. Het college verstrekt aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven en het verslag is voorzien van een dagtekening, van de naam, Burgerservicenummer, geboortedatum van de jeugdige.

Hoofdstuk 4: Criteria voor individuele Jeugdhulpvoorziening

Artikel 9. Criteria

  • 1. Het college kent een individuele voorziening toe indien en voor zover in het gesprek zoals bedoeld in artikel 6 is vastgesteld dat:

    • a.

      een individuele voorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;

    • b.

      de jeugdige op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • c.

      een algemene voorziening niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag;

    • d.

      de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening.

  • 2. Een individuele voorziening wordt in natura toegekend tenzij een individuele voorziening in natura niet passend wordt geacht of als de ouder gemotiveerd kan uitleggen waarom het niet passend is, dan kan de ouder er voor kiezen om een aanvraag voor een persoonsgebonden budget in te dienen.

  • 3. Een maand voor afloop van Zorg in Natura vraagt de jeugdige of ouders indien nodig een verlenging aan.

  • 4. Een individuele voorziening in natura eindigt wanneer:

    • a.

      de jeugdige verhuist;

    • b.

      de jeugdige overlijdt;

    • c.

      de indicatieperiode of geldigheid zoals vermeld in het besluit is verstreken;

    • d.

      het college vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

    • g.

      het college om andere redenen de toekenning intrekt.

Hoofdstuk 5: Regels voor persoonsgebonden budget

Artikel 10 Aanvullende criteria persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1. Het college kent in aanvulling op de in artikel 9 genoemde criteria een persoonsgebonden budget toe als in het gesprek als bedoeld in artikel 6 en op basis van een aanvraag als bedoeld in artikel 8 is vastgesteld dat:

    • a.

      de ouders, al dan niet met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde in staat zijn tot een redelijke waardering van hun belangen en in staat zijn te achten om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • b.

      voldoende is gemotiveerd dat een individuele voorziening in natura niet passend en toereikend wordt geacht;

    • c.

      gewaarborgd is dat de voorziening die met het persoonsgebonden budget betaald wordt van goede kwaliteit is;

    • d.

      de aanvraag bevat in elk geval:

      • i.

        de te treffen individuele voorziening en het beoogde doel:

      • ii.

        de voorgenomen uitvoering daarvan inclusief uitvoerder en kosten

      • iii.

        de kwalificaties van de uitvoerder; en

      • iv.

        een motivering waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder(individuele voorziening in natura) niet passend is volgens de aanvrager.

  • 2. Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren:

    • a.

      voor zover dit bedoeld is voor begeleidingskosten (bemiddelingskosten) of administratiekosten in verband met het persoonsgebonden budget;

    • b.

      voor zorg buiten de Nederlandse grenzen indien niet redelijkerwijs aangetoond kan worden waarom zorg binnen de Nederlandse grenzen niet geschikt is.

  • 3. Het college kan een beslissing aangaande een persoonsgebonden budget herzien dan wel intrekken, indien het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid,

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget zijn aangewezen,

    • c.

      de individuele voorziening of het daarmee samenhangende persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten,

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van het persoonsgebonden budget, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het bestemd is.

  • 4. De budgethouder legt verantwoording af over de besteding van het persoonsgebonden budget in overeenstemming met de wet, de verordening jeugdhulp gemeente Schouwen-Duiveland 2015, deze nadere regels en de door het college vastgestelde beleidsregels.

  • 5. Drie maanden voor afloop van het persoonsgebonden budget vraagt de budgethouder indien nodig een verlenging aan.

Artikel 11 Hoogte van het persoonsgebonden budget (PGB)

  • 1. Het persoonsgebonden budget bedraagt ten hoogste 75% van de maximum tarieven PGB vastgesteld in deze nadere regels (bijlage 1). Meerkosten worden betaald door de ouders.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college een hoger persoonsgebonden budget toekennen als voor deze hulpvraag geen passende individuele voorziening in natura beschikbaar is en 75% van de kostprijs van de meest vergelijkbare individuele voorziening in natura niet toereikend is om de bij de hulpvraag passende jeugdhulp in te kopen. Het persoonsgebonden budget dat het college toekent, bedraagt maximaal 100% van de meest vergelijkbare individuele voorziening in natura.

  • 3. PBG voor inzet van sociaal netwerk wordt slechts toegekend indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

    • a.

      het leidt aantoonbaar tot betere en effectieve ondersteuning;

    • b.

      er is voldaan aan regelgeving rondom de te verlenen zorg;

    • c.

      de te verlenen zorg via het sociaal netwerk werd niet verleend op het tijdstip of voorafgaand aan de aanvraag en de te verlenen zorg overstijgt het niveau van de algemeen gebruikelijke zorg;

    • d.

      de zorgverlener is op basis van een arbeidsovereenkomst of een overeenkomst van opdracht werkzaam;

    • e.

      de zorgverlener heeft in de overeenkomst verklaard dat het verlenen van de zorg niet leidt tot (dreigende) overbelasting van hem;

    • f.

      de inzet van sociaal netwerk goedkoper is dan de inzet van een professionele kracht;

    • g.

      er een zorgplan is opgesteld voor de in te zetten zorg, waarin omschreven is hoe het PGB wordt ingezet om een veilige, doelmatige, cliëntgerichte en kwalitatief goede jeugdhulp inclusief vervoer te bereiken

  • 4. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor ondersteuning in de vorm van dienstverlening uit het sociale netwerk bedraagt maximaal 50% van de maximum tarieven PGB vastgesteld in deze nadere regels (bijlage 1)

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan het college een hoger persoonsgebonden budget toekennen als voor deze hulpvraag geen passende individuele voorziening in natura beschikbaar is en 50% van de kostprijs van de meest vergelijkbare individuele voorziening in natura niet toereikend is om de bij de hulpvraag passende jeugdhulp in te zetten. Het persoonsgebonden budget dat het college toekent, bedraagt maximaal 100% van de meest vergelijkbare individuele voorziening in natura.

  • 6. Het persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt in de vorm van een trekkingsrecht.

  • 7. Geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor bemiddelingskosten.

Artikel 12. Einde van de toekenning van het persoonsgebonden budget

De toekenning eindigt wanneer:

  • a.

    de budgethouder verhuist;

  • b.

    de budgethouder overlijdt;

  • c.

    de indicatieperiode of geldigheid zoals vermeld in het besluit is verstreken;

  • d.

    de situatie van de budgethouder wijzigt;

  • e.

    het college vaststelt dat de voorziening niet meer voldoet;

  • f.

    de budgethouder niet of niet tijdig of niet volledig verantwoording aflegt.

  • g.

    het college om andere redenen de toekenning intrekt.

Hoofdstuk 6: Overige bepalingen

Artikel 13. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntengroepen vroegtijdig in de gelegenheidvoorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen en bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. De reguliere adviesraden van het college worden eveneens betrokken bij de voorbereiding van hetbeleid op het gebied van jeugdhulp.

Ondertekening

Vastgesteld in het college van 27 september 2016
De secretaris, de burgemeester

Bijlage 1

Functie

indiceren per tijdseenheid

prijs per tijdseenheid 100%

prijs per tijdseenheid 75%

Prijs per tijdseenheid 50%

F 125 groepsbegeleiding

uur

€ 9,40

€ 7,05

€ 4,70

h 126 persoonlijke verzorging

uur

€ 43,68

€ 32,76

€ 21,84

h 150 begeleiding extra

uur

€ 50,43

€ 37,82

€ 25,22

h 152 begeleiding speciaal (NAH)

uur

€ 77,00

€ 57,75

€ 38,50

h 153 begeleiding speciaal (PSY)

uur

€ 81,91

€ 61,43

€ 40,96

h 300 begeleiding

uur

€ 47,08

€ 35,31

€ 23,54

h 814 dagactiviteit licht

Dagdeel

€ 41,41

€ 31,06

€ 20,71

h 815 dagactiviteit midden

Dagdeel

€ 54,15

€ 40,61

€ 27,08

h 816 dagactiviteit zwaar

Dagdeel

€ 84,35

€ 63,26

€ 42,18

H 896 vervoer dagbesteding/dagbeh kind extramuraal

Dag

€ 16,92

€ 12,69

€ 8,46

h 990 vervoer dagbesteding/dagbehandeling GGZ

Dag

€ 5,81

€ 4,36

€ 2,91

Z 455 tijdelijk verblijf

Dag

€ 155,55

€ 116,66

€ 77,78

Toelichting Jeugdhulp

Nadere regels Verordening jeugdhulp 2015

Hoofdstuk 2 Vormen van jeugdhulp

Overige voorzieningen

Artikel 2

De overige voorzieningen zijn beschikbaar zonder een aanvraagprocedure. De overige voorzieningen bestaan uit het laagdrempelig verlenen van informatie en advies en uit het verstrekken van lichte ambulante hulpverlening. De overige voorzieningen zijn laagdrempelig beschikbaar en moet voorkomen dat de dure individueel hulpverlening wordt ingezet. Daarnaast kunnen de overige voorzieningen een goede ondersteuning bieden bij de inzet van een individuele voorzieningen.

De hulpverlening binnen het gebiedsgerichte team is ook een overige voorziening dat zonder beschikking kan worden ingezet. Voor de inzet van ambulante hulpverlening vanuit het gebiedsgerichte team is een drie kolommenmodel nodig dat door Centrum voor Jeugd en Gezin wordt ingevuld. Het drie kolommenmodel is de toegang tot het gebiedsgerichte team.

Individuele voorzieningen

Artikel 3

De individuele voorziening is een voorziening dat alleen via een aanvraag en een beschikking kan worden ingezet. Het is een dure voorziening, dat niet vrij toegankelijk is voor ouders en jeugdigen. De Commissie Toewijzing Jeugdhulp heeft het mandaat om een individuele voorziening in te zetten en zal deze procedure zorgvuldig moeten doorlopen. In het productenboek van de gemeente Schouwen-Duiveland staan de individuele voorzieningen genoteerd. Aan de hand van de productenboek is het voor ouders en jeugdigen ook duidelijk welke voorzieningen niet vrij toegankelijk zijn.

Hoofdstuk 3 Toegang jeugdhulp via de gemeenteToegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

Artikel 4 lid 1

De gemeente organiseert de toegang tot de jeugdhulp via Centrum voor Jeugd en Gezin. De ouders en of jeugdige worden direct geholpen door een jeugdverpleegkundige. De jeugdverpleegkundige heeft brede blik en kan zowel vragen op het gebied van psychosociale problematiek als ook medische problematiek beantwoorden. Centrum voor Jeugd en Gezin is er voor alle vragen. Indien de vraag complexer is, vult de Jeugdverpleegkundige samen met de ouders en of jeugdige een drie kolommenmodel in, waarin de Jeugdverpleegkundige aangeeft dat het gezin tijdelijk extra hulp nodig heeft. In eerste instantie worden de vragen doorverwezen naar het Gebiedsgerichte team (GGT). Als duidelijk is dat de persoon direct zwaardere zorg nodig heeft zal de vraag direct worden doorgeleid naar het Commissie toewijzing jeugdhulp.

De medewerker van Centrum voor Jeugd en Gezin informeert de ouders en jeugdigen over de procedure omtrent de drie kolommenmodel en informeert de ouders en jeugdigen over zijn rechten, plichten. Het kan zijn dat het Commissie toewijzing jeugdhulp op basis van de gegevens uit het drie kolommenmodel nader onderzoek doet om te bepalen of ouders en of jeugdige een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet nodig heeft. Het aanvragen van advies door een specialist kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Het is van belang dat de ouders en of jeugdige toestemming geeft voor het uitwisselen van zijn persoonsgegevens.

Artikel 4 lid 2

Wanneer er sprake is van spoedeisende hulp, kan het gebiedsgerichte team en het Commissie toewijzing jeugdhulp direct een individuele voorziening inzetten. Dit betekent dat de ouders en jeugdige geen procedure hoeft te doorlopen om de nodige zorg te ontvangen.

Artikel 4 lid 3

Ouders en jeugdige kunnen zich, zonder een aanvraag, zich rechtstreeks toegang krijgen tot overige jeugdhulpverlening (overige voorziening genoemd in artikel 2, lid a, b en c). De ouders en jeugdige dienen hiervoor geen aanvraag in te dienen en er hoeft ook geen procedure door te lopen, zoals die hier omschreven staat in artikel 4 tot 8. De gemeente communiceert duidelijk naar de inwoners welke voorzieningen direct toegankelijk zijn en welke voorzieningen niet direct toegankelijk zijn. In het productenboek van de gemeente Schouwen-Duivelandstaat omschreven welke hulpverlening direct toegankelijk is en welke hulpverlening niet direct toegankelijk is.

Voor hulp en ondersteuning via het gebiedsgerichte team (artikel 2, lid d) kunnen ouders en jeugdigen alleen hulp ontvangen via het gebiedsgerichte team, door het invullen van een drie kolommenmodel.

Vooronderzoek

Artikel 5 lid 1

Na bevestiging van hulpvraag wordt een afspraak gemaakt voor een gesprek. Op voorhand bepaalt de nadere regels niet precies wanneer deze afspraak wordt gemaakt. Afhankelijk van de hulpvraag kan het namelijk zijn dat het Centrum voor Jeugd en Gezin eerst gegevens wil verzamelen voor een goede voorbereiding op het gesprek.

Artikel 5 lid 2

Wanneer de gegevens bekend zijn bij de Centrum voor Jeugd en Gezin, dan is het niet nodig om het gehele vooronderzoek opnieuw te houden. Het gebiedsgerichte teamlid kan in overleg met de cliënt overleggen om het vooronderzoek niet te houden. De gegevens die al bekend zijn, daar kan het gebiedsgerichte team, in overleg met de cliënt gebruiken voor het gesprek. Het invullen van een nieuw driekolommenmodel is echter wel altijd een vereiste.

Gesprek

Artikel 6 lid 2

Het familiegroepsplan is in artikel 1.1 van de Jeugdwet gedefinieerd als: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren. In artikel 4.1.2 van de Jeugdwet is bepaald dat de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling bij het uitvoeren van artikel 4.1.1 Jeugdwet en indien sprake is van vroegsignalering van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als eerste de mogelijkheid biedt om, binnen redelijke termijn, een familiegroepsplan op te stellen. Op grond van artikel 2.1., onder g, Jeugdwet, maakt het familiegroepsplan onderdeel uit van het gemeentelijk beleid.

Het verslag

Artikel 7

Het gesprek wordt schriftelijk vastgesteld. Daarin staan het in samenspraak met de ouders en jeugdigen, en indien aanwezig andere personen uit het sociale netwerk, tot stand gekomen oplossingen (een arrangement).

Het gespreksverslag vormt de belangrijkste basis voor de beslissing op de aanvraag. Nadat de ouders en jeugdigen beschikt over het gespreksverslag is het wel de verantwoordelijkheid van de ouders en jeugdige, al dan niet personen uit het sociale netwerk, zelf te beslissen of een aanvraag wordt ingediend. Als de ouders en jeugdige niet eens is met het verslag , dan is er altijd een mogelijkheid voor de ouders en jeugdige om aan te geven waarom hij niet akkoord is.

Aanvraag

Artikel 8

Als de ouders en/of jeugdige het verslag ondertekent en het plan is voorzien van zijn naam, burgerservicenummer (BSN), geboortedatum en een dagtekening, kan het plan fungeren als aanvraagformulier voor een individuele voorziening of individuele voorziening; als dat (mede) de uitkomst is van het gesprek.

Een aanvraag kan alleen door de gemeente in behandeling worden genomen wanneer een aanvraagformulier of gespreksverslag voorzien van naam, BSN, geboortedatum en ondertekening door ouders en of jeugdige(of gemachtigde) bij de gemeente is ingeleverd. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum.

Wanneer de gemeente een aanvraag ontvangt die door een ander bestuursorgaan behandeld moet worden, heeft de gemeente doorzendplicht (art. 2:3 Awb). In de praktijk wordt de volledige aanvraag met begeleidend schrijven (of telefoongesprek) geretourneerd aan belanghebbende. Slechts op uitdrukkelijk verzoek van ouders en of jeugdige kan de gemeente de aanvraag doorzenden naar het desbetreffende bestuursorgaan.

Hoofdstuk 4: Criteria voor individuele Jeugdhulpvoorziening

Artikel 9. Criteria

Ouders en/of jeugdigen krijgen een individuele voorziening wanneer de hulpvraag niet kan worden opgelost in de eigen omgeving, of wanneer een andere voorliggende voorziening kan voldoen als meest adequate oplossing. Er is sprake van een andere voorzieningen wanneer een hulpvraag via het passend onderwijs kan worden opgelost, of dat de jeugdige onder de voorwaarden van de Wet Langdurige zorg valt, of dat een overige voorziening een goede oplossing kan zijn. Men kan hier denken aan hulp vanuit het Gebiedsgerichte team.

Hoofdstuk 5: Regels voor persoonsgebonden budget

Artikel 10 Aanvullende criteria persoonsgebonden budget (PGB)

Een PGB kan een geschikt instrument zijn voor de ouder en/of jeugdige om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een individuele voorziening die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. De gemeente streeft ernaar dat een PGB niet noodzakelijk is, omdat alle gewenste voorzieningen op lokaal niveau aanwezig zijn, maar beseft hierbij dat dit niet in alle gevallen mogelijk is. De gemeente vindt het van belang dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een PGB inzetten.

Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren wanneer uit verleden is gebleken dat de budgethouder in het verleden niet heeft voldaan aan de voorwaarden van persoonsgebonden budget, men kan dan denken aan een budgethouder waarbij fraude is geconstateerd. Daarnaast wordt een

persoonsgebonden budget geweigerd, wanneer de persoonsgebonden budget wordt ingezet voor bemiddelingskosten en of administratieve kosten. Het persoonsgebonden budget kan alleen worden ingezet ten behoeve van de zorg.

De budgethouder, moet naast de wettelijke verplichting van trekkingsrecht, ook verantwoording afleggen aan de gemeente Schouwen-Duiveland. Van de budgethouder wordt verwacht dat hij of zij de administratie zelf kan organiseren en bijhouden.

Een individuele voorziening in de vorm van een PGB wordt alleen verstrekt indien de aanvrager dit gemotiveerd, aan de hand van een opgesteld plan vraagt. De ouders en jeugdige moet motiveren dat het bestaande aanbod van zorg in natura niet passend is. In het plan moet duidelijk worden aangetoond dat de verstrekking van een PGB aantoonbaar leidt tot veilige betere en effectievere ondersteuning. Ook dient de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger te zijn. De gemeente beoordeeld of dit plan voldoet. Door het opstellen van een persoonlijk plan wordt de ouders en jeugdige gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren.

Artikel 11 Hoogte van het persoonsgebonden budget (PGB)

De hoogte van de pgb wordt beoordeeld aan de hand van de maximum tarieven PGB vastgesteld in deze nadere regels (bijlage 1) Het toegekende pgb kan nooit hoger zijn dan de kostprijs van de individuele voorzieningen in natura. Indien de ouders en de jeugdige toch duurdere voorzieningen

willen gaan inkopen, dan dienen de ouders en de jeugdige de meerkosten voor eigen rekening te nemen.

Een pgb is gemiddeld genomen goedkoper dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten hoeven te worden meegerekend. Daarbij wordt in principe uitgegaan van 75% van een voorziening in natura en 50% van een voorziening in natura in geval van inzet van het sociaal netwerk. De gemeente keert een “bruto” pgb uit aan het SVB.

Daarnaast is het mogelijk dat een PGB voorziening wordt verstrekt, zodat ouders zorg bij een instelling kunnen inkopen, waarmee de gemeente geen contract mee heeft. Men kan denken aan instellingen die een bepaald geloof hanteren of zorg leveren met een specifieke gedachten. In deze

gevallen verstrekt de gemeente 100% van de kostprijs van de individuele voorziening in natura, indien de kosten hoger zijn dan de richtlijnen, zijn de meerkosten voor de ouders.

Artikel 12. Einde van de toekenning van het persoonsgebonden budget

Een Persoonsgebonden Budget eindigt in ieder geval wanneer er sprake is van de benoemde situaties zoals aangegeven in dit betreffende artikel.