Beleidsregels ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling en tegen prestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland

Geldend van 10-12-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling en tegen prestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland;

Gelet op artikel 9 van de Participatiewet, artikel 37 en artikel 37a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen(IOAZ).

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:

Beleidsregels ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland.

Artikel 1. Begripsbepalingen

IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

SUWI: Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

UWV: Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;

wet: Participatiewet

WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

WLz: Wet langdurige zorg;

Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 2. Verplichtingen in de Participatiewet, IOAW en IOAZ

De plicht tot arbeidsinschakeling, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de wet en artikel 37, eerste lid, van de IOAW/IOAZ houdt in:

Arbeidsplicht: Naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het UWV, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet SUWI;

Re-integratieplicht: Gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44 a van de wet en artikel 4, onder b, van deze beleidsregels;

Tegenprestatie: naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub c van de Participatiewet.

Artikel 3. Naleving van de arbeidsplicht

Naleving van de arbeidsplicht, als omschreven in artikel 2 onder a van deze verordening, bevat tenminste de volgende verplichtingen:

De uitkeringsgerechtigde registreert zich als werkzoekende bij het UWV;

De uitkeringsgerechtigde raadpleegt in voldoende mate media, waaronder vacaturesites op internet, en reageert op hierin vermelde vacatures;

De uitkeringsgerechtigde raadpleegt de vacaturedatabanken van het UWV, plaatst zijn/haar curriculum vitae op www.werk.nl, houdt deze actueel en reageert op vermelde vacatures;

De uitkeringsgerechtigde gedraagt zich passend in sollicitatieprocedures;

De uitkeringsgerechtigde brengt, op verzoek, verslag uit aan het college over de voortgang van het solliciteren;

De uitkeringsgerechtigde verkrijgt, aanvaardt en behoudt algemeen geaccepteerde arbeid;

De uitkeringsgerechtigde laat gedragingen na die de inschakeling in arbeid belemmeren, bijvoorbeeld zoals bedoeld in artikel 18, vierde lid van de wet.

Artikel 4. Naleving van de re-integratieplicht

De re-integratieplicht, als bedoeld in artikel 9 eerste lid , onder b van de wet, geldt in principe voor iedereen die een beroep op een uitkering doet. De invulling hiervan is afhankelijk van de individuele situatie. Naleving van de re-integratieplicht bevat in ieder geval de volgende gedragingen:

  • a.

    De uitkeringsgerechtigde werkt mee aan onderzoeken naar de mogelijkheden voor arbeidsinschakeling en/of deelname aan een scholing of opleiding die het college nodig vindt;

  • b.

    De uitkeringsgerechtigde ondertekent hiertoe een plan van aanpak. Dit plan van aanpak is opgesteld door het college;

  • c.

    De uitkeringsgerechtigde werkt mee aan het verkrijgen van voorzieningen, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling;

  • d.

    De uitkeringsgerechtigde maakt gebruik van die voorzieningen en geeft gehoor aan uitnodigingen van het college of een door het college aangewezen partner.

Artikel 5. Ontheffing alleenstaande ouders met een kind jonger van 5 jaar

  • 1. Het college verleent, op grond van artikel 9a van de wet of artikel 38, eerste lid, van de IOAW/IOAZ, een alleenstaande ouder die de volledige zorg heeft voor een tot zijn last komend kind tot 5 jaar op verzoek van de betrokkene eenmalig een ontheffing van de volgende verplichtingen:

    • a.

      de arbeidsplicht;

    • b.

      de verplichting tot het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden.

  • 2. De re-integratieplicht blijft van kracht.

  • 3. Het college stelt binnen uiterlijk 6 maanden na het verzoek tot ontheffing door de alleenstaande ouder een plan van aanpak op, zoals bedoeld in artikel 9a, zevende lid, van de Participatiewet of artikel 38, zevende lid, van de IOAW/IOAZ.

  • 4. Het college verricht iedere zes maanden een heronderzoek naar de in het plan van aanpak opgenomen voorziening en de naleving hiervan door de alleenstaande ouder.

  • 5. Wanneer niet wordt meegewerkt aan een plan van aanpak, of dit plan wordt niet nageleefd, dan vervalt de ontheffing en is de arbeidsplicht weer van toepassing.

Artikel 6. Ontheffing alleenstaande ouders met een kind jonger dan 12 jaar

Het college verleent een tijdelijke ontheffing van de arbeidsplicht aan een alleenstaandeouder met een zorgplicht voor een kind jonger dan 12 jaar zo lang passendekinderopvang en voldoende scholing ontbreekt en als gevolg hiervan de belastbaarheidvan de ouder in redelijkheid geaccepteerde arbeid in de weg staat.

Artikel 7. Ontheffing personen verblijvend in Wlz-instelling

  • 1. Het college verleent aan een inwoner die in een Wlz-instelling woont ontheffing van de arbeidsplicht, de re-integratieplicht en de verplichting tot het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 9, lid 5 van de wet.

  • 2. De ontheffing wordt verleend voor de duur van het verblijf in de instelling.

Artikel 8 Ontheffing vanwege dringende redenen vanwege werkzaamheden als mantelzorger.

  • 1. Het college verleent een ontheffing van de arbeidsplicht en de verplichting tot het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden aan een uitkeringsgerechtigde die noodzakelijke mantelzorg verricht voor een zorgbehoevend gezinslid met een indicatie van tien uur of meer per week, zo lang hierin niet op andere wijze kan worden voorzien.

  • 2. De ontheffing geldt voor de duur dat de mantelzorg noodzakelijk is.

  • 3. Het college kan een onafhankelijke extern deskundige hierover om advies vragen.

Artikel 9 Tijdelijke ontheffing vanwege dringende redenen van medische of sociale aard.

  • 1. Het college verleent, conform artikel 9, tweede lid van de wet, tijdelijk ontheffing van de arbeidsplicht en de verplichting tot het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden aan een uitkeringsgerechtigde met ernstige medische of sociale belemmeringen die als gevolg hiervan niet of nauwelijks in staat moet worden geacht om de arbeidsplicht na te komen. De ontheffing staat in relatie tot de arbeidsmogelijkheden.

  • 2. De medische of sociale belemmeringen, alsmede de arbeidsmogelijkheden kunnen door een onafhankelijke extern deskundige beoordeeld worden.

  • 3. Het college verleent een ontheffing voor de duur van maximaal één jaar. Indien er na dit jaar nog steeds sprake is van belemmeringen zoals genoemd in het eerste lid kan ontheffing worden verleend voor de duur van drie jaar.

  • 4. De re-integratieplicht blijft van kracht.

Artikel 10 Ontheffing bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid

  • 1. Het college verleent, conform artikel 9, vijfde lid van de wet, volledige en permanente ontheffing van de arbeidsplicht, de re-integratieplicht en de verplichting tot het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden aan een uitkeringsgerechtigde die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

  • 2. De toetsing aan artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt gebaseerd op een geneeskundig- en arbeidskundig onderzoek, uitgevoerd door een onafhankelijke extern deskundige.

  • 3. Het geneeskundig- en arbeidskundig onderzoek gaat in alle gevallen uit van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 11. Overgangsrecht

De reeds verleende ontheffingen waarvan de ontheffingsduur de datum van het overgangsrecht overschrijdt worden gerespecteerd.

Artikel 12. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken vande bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van de beleidsregels totonbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking na de dag van publicatie.

Artikel 14 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland.

Nota-toelichting behorende bij Beleidsregels ontheffing van de verplichting tot arbeidsinschakeling en tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland.

Artikelsgewijze toelichting, voor zover nodig:

Artikel 2 Verplichtingen in de Participatiewet, IOAW en IOAZ

De plicht tot arbeidsinschakeling conform artikel 9, eerste lid, van de wet en artikel 37, eerste lid, van de IOAW/ IOAZ betekent:

  • a.

    inschrijving als werkzoekende bij het UWV;

  • b.

    de arbeidsplicht houdt onder meer in: dat een uitkeringsgerechtigde naar vermogen alles doet om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te behouden;

  • c.

    de re-integratieplicht houdt onder meer in: het meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van arbeidsinschakeling en het beschikbaar zijn voor de door het college aangeboden voorzieningen. Daaronder valt ook sociale activering of het aanvaarden van kinderopvang;

  • d.

    het naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast, of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

De arbeidsplicht houdt in dat een uitkeringsgerechtigde op actieve wijze zijn of haar uiterste best doetom algemeen geaccepteerde arbeid te krijgen en te behouden. Een lijst met gedragingen die daar minimaal bij horen staat in artikel 3. Het aantal sollicitaties dat de uitkeringsgerechtigde moet verrichten kan in het plan van aanpak worden afgestemd op de individuele mogelijkheden en omstandigheden, waarbij een aantal van 5 sollicitaties per week richtlijn is.

Naast de arbeidsplicht heeft de uitkeringsgerechtigde een re-integratieplicht. Een lijst met gedragingen dat daar minimaal bij hoort staat in artikel 4. Sociale activering valt hier ook onder. Dit kan voor uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een eerste stap zijn naar werk. Het college kan een re-integratievoorziening - conform de Re-integratieverordening Participatiewet, IOAW, IOAZ gemeente Schouwen- Duiveland 2016 - beschikbaar stellen.

Artikel 3 en 4 Naleving van de arbeids- en re-integratieplicht

De opsommingen in artikel 2 en 3 van deze beleidsregels betreffen een handreiking voor het voldoen aan de plicht tot arbeidsinschakeling, zoals genoemd in artikel 2. Het betreft geen limitatieve opsomming. In ieder geval behoren ook de gedragingen zoals genoemd in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet tot deze verplichtingen. Hierin wordt ook omschreven wat er onder ‘passend’ gedrag wordt verstaan.

Artikel 5 Ontheffing alleenstaande ouders met een kind jonger dan 5 jaar

Alleenstaande ouders die de (volledige) zorg hebben voor kinderen tot 5 jaar kunnen een verzoek indienen voor vrijstelling van de arbeidsplicht en inschrijving bij het UWV. Dit staat in artikel 9a van de wet en artikel 38 van de IOAW/IOAZ. Het betreft een ‘voor wat, hoort wat’-regeling. Het is niet de bedoeling dat de vrijstelling een eenzijdige aangelegenheid is. In combinatie met de zorg voor het kind moet de alleenstaande ouder zorgen dat haar of zijn positie op de arbeidsmarkt verbetert, dan wel niet verslechtert. Daarom blijft de re-integratieplicht wel gelden.

De re-integratieplicht bestaat bijvoorbeeld uit het volgen van scholing of een opleiding tot startkwalificatieniveau. Het college stelt uiterlijk zes maanden na het ontheffingsverzoek in een plan van aanpak vast hoe de alleenstaande ouder de re-integratieplicht gaat invullen. De voortgang beoordeelt het college elke zes maanden. Het college geeft geen ontheffing of trekt de ontheffing in als uit houding en gedraging van de alleenstaande ouder ondubbelzinnig blijkt dat deze de re-integratieplicht niet wil nakomen.

De maximale periode van de ontheffing is vijf jaar. De maximale ontheffingsduur is vijf jaar, ongeacht het aantal kinderen, de duur en frequentie van de bijstandsverlening. Perioden waarin het college eerder een ontheffing verleende, bijvoorbeeld bij een eerdere bijstandsverlening of bij een verhuizing, telt het college bij elkaar op. De start van de ontheffingsperiode en eventuele onderbrekingen daarvan moet het college daarom in het dossier van de betreffende alleenstaande ouder bijhouden.

Bij co-ouderschap is maatwerk aan de orde. Voor de dagen dat de alleenstaande ouder niet de volledige zorg heeft, blijft de plicht tot arbeidsinschakeling voor hem/haar gelden. Na de periode van vijf jaarontheffing of als het jongste kind vijf jaar is geworden, gaat de arbeidsplicht gelden.

Artikel 6 Ontheffing alleenstaande ouders met een kind jonger dan 12 jaar

In artikel 9, vierde lid, van de wet en in artikel 37a, tweede lid, van de IOAW/IOAZ staat dat het college een uitkeringsgerechtigde om individuele redenen tijdelijk een ontheffing kan verlenen van de plicht tot arbeidsinschakeling.

Een van de uitgangspunten van de Participatiewet, IOAW en IOAZ is het leveren van maatwerk aan de individuele belanghebbende. Zo ook als de zorgtaken de plicht tot arbeidsinschakeling in de weg dreigen te staan. Er dient een individuele beoordeling vooraf te gaan aan de beslissing om ontheffing te verlenen op grond van dit artikel en deze ontheffing dient schriftelijk te worden vastgelegd en ook als zodanig aan belanghebbende kenbaar te worden gemaakt.

Zorgtaak alleenstaande ouder

Het college maakt een afweging tussen de arbeidsplicht en de zorgtaak van de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar en kinderen van 12 tot 18 jaar met een handicap. Dat doet het college op het moment dat zij de mate van de arbeidsplicht van een alleenstaande ouder met een uitkering op grond van de Participatiewet, IOAW- of IOAZ bepaalt. In deze situaties kan het college een individuele afweging maken. Het college kan bepalen dat arbeid die de uitkeringsgerechtigde eigenlijk zou moeten accepteren, niet geaccepteerd hoeft te worden. Dat kan het college bijvoorbeeld doen omdat de werktijden en reistijden niet te combineren zijn met de zorg voor kinderen en zo lang dit probleem niet op te lossen is door het aanbieden van een voorziening, zoals kinderopvang, of aangepaste werktijden.

Aandachtspunten zijn: passende kinderopvang, tussen schoolse opvang en buitenschoolse opvang en de aansluiting op de schooltijden. Opvang is passend als er binnen de gemeentegrenzen of in de plaats waar de alleenstaande ouder werkt opvang aanwezig is. Uiteraard rust op de ouder(s) een inspanningsverplichting om kinderopvang, tussen schoolse opvang en buitenschoolse opvang te realiseren.

Artikel 7 Onthef fing personen verblijvend in Wlz - instelling

Wlz-instellingen bieden woonvormen aan aan personen met een ernstige verstandelijke en/of lichamelijke beperking. Aan de opname in een Wlz-instelling gaat een strenge indicatie vooraf, waarvan medische keuringen deel uit maken. Het college is van mening dat uitkeringsgerechtigden, zo lang zij wonen ineen Wlz-instelling volledig en duurzaam arbeidsongeschikt moeten worden geacht, als bedoeld in artikel 9, vijfde lid van de wet en artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Als gevolg daarvan wordt aan deze doelgroep ontheffing verleend van de arbeidsplicht, de re-integratieplicht en de plicht tot het uitvoeren van de tegenprestatie voor zo lang het verblijf in de Wlz-instelling duurt.

Artikel 8 Ontheffing vanwege dringende redenen om werkzaamheden als mantelzorger

De verplichtingen tot arbeidsinschakeling gelden onverkort voor uitkeringsgerechtigden die taken als mantelzorger uitvoeren, tenzij er redenen zijn voor een tijdelijke ontheffing van de arbeidsplicht. Dit kan bijvoorbeeld bij mantelzorg voor een zorgbehoevend gezinslid met een indicatie van tien uur of meer per week, waarbij de uitkeringsgerechtigde aanvullend hierop minimaal 10 uur mantelzorg per week verleent. Het college kan een onafhankelijke extern deskundige om advies vragen inzake de noodzaak van het aantal uren waartoe de ontheffing noodzakelijk is, evenals de duur van de ontheffing. Ook kan hiervoor gebruik gemaakt worden van andere indicatiestellingen. Het verlenen van een ontheffing kan het college doen als de noodzaak van het verrichten van mantelzorg in relatie tot de verplichtingen tot arbeidsinschakeling een probleem oplevert.

De ontheffing vindt in redelijkheid plaats, waarbij de uren die moeten worden besteed aan zorgtaken in relatie moeten staan tot de resterende arbeidsuren, waarbij uitgegaan wordt van een 36-urige werkweek.

Artikel 9 Tijdelijke ontheffing vanwege dringende redenen van medische of sociale aard.

Medische en/of sociale belemmeringen zijn op zich geen reden voor een ontheffing. Algemene factoren(bijvoorbeeld: leeftijd of een slechte arbeidsmarkt) kunnen nooit als grond voor een ontheffing gelden. Onderzocht moet worden welke mogelijkheden een uitkeringsgerechtigde wél heeft om algemeen geaccepteerde arbeid te verrichten. Hierbij moet rekening gehouden worden met de belemmeringen(bijvoorbeeld rug sparende arbeid of aanpassing van de werkplek). Om zeker te zijn van een juiste, individuele beoordeling zal het college in de regel gebruik maken van de adviezen van onafhankelijke externe deskundigen.

In sommige gevallen is de individuele beoordeling naar de arbeidsmogelijkheden van een uitkeringsgerechtigde zo voor de hand liggend en ondubbelzinnig duidelijk dat geen onafhankelijk extern deskundige geraadpleegd behoeft te worden. We noemen hier als voorbeelden: Extreme

(drugs-)verslaving, (tijdelijke) opname in Wlz-instelling, enz. Ook kan van een onafhankelijk extern advies worden afgezien als de mate van belastbaarheid duidelijk blijkt uit eerdere/andere medisch onderzoeken en er geen wijzigingen zijn. Met een ‘ander’ medisch onderzoek wordt bijvoorbeeld bedoeld een onderzoek in het kader van de WMO, WAO, WIA of Wajong.

In gevallen waarbij sprake is van een tijdelijke opname of verslaving wordt ontheffing verleend, waarbij aan de uitkeringsgerechtigde, conform artikel 55 van de wet, nadere verplichtingen worden gesteld die strekken tot arbeidsinschakeling. Te denken valt aan het zich onder behandeling laten stellen van een arts, psycholoog of afkickcentrum.

Als advies is gevraagd aan een onafhankelijke extern deskundige is de duur van de ontheffing in principe gelijk aan de periode die is aangegeven in het medisch advies, doch maximaal één jaar. Na één jaar moet een herbeoordeling plaatsvinden.

Bij het eerstvolgende onderzoek naar de verleende ontheffing(en) toetst het college opnieuw of er (nog) sprake is van dringende redenen.

Voorbeelden van dringende redenen uit jurisprudentie:

  • -

    Indien uit medische en arbeidsdeskundige adviezen blijkt dat een belanghebbende niet te verwaarlozen psychische klachten heeft en zijn arbeidsmarktkansen zonder intensieve begeleiding beperkt zijn, dient het college belanghebbende tijdelijk van de arbeidsplicht zoals bedoeld in artikel 9 lid1 onderdeel a, van de Participatiewet te ontheffen (zie CRvB 02-08-2011, nr. 10/4080 WWB).

  • -

    Indien uit een arbeidsdeskundig advies blijkt dat een belanghebbende niet geschikt is voor regulierwerk omdat de afstand tot de arbeidsmarkt daarvoor te groot is, maar wel voor gesubsidieerd werk als opmaat naar regulier werk, moet het college hierin aanleiding zien belanghebbende te ontheffen van de arbeidsplicht zoals bedoeld in artikel 9 lid 1 onderdeel a, van de Participatiewet (zie CRvB 06-03-2012, nr. 09/4545 WWB).

Geen dringende redenen

Geen dringende redenen voor ontheffing zijn in ieder geval:

  • -

    De enkele omstandigheid dat een belanghebbende een alleenstaande ouder is van een kind van 7 jaar en dat hij zijn kind na schooltijd zelf wil opvangen, vormt geen dringende reden om hem te ontheffen van de arbeidsplicht (zie CRvB 26-07-2011, nr. 09/3938 WWB).

  • -

    Het enkele feit dat belanghebbende ver afstaat van de arbeidsmarkt is onvoldoende voor het verlenen van een ontheffing van de arbeidsplicht. (zie CRvB 11-07-2006, nr. 05/3983 WWB).

Artikel 10 Ontheffing bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid

De verplichtingen, bedoeld in artikel 1 zijn niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen:

Artikel 4. Definitie volledig en duurzaam arbeidsongeschikt.

  • 1.

    Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevallen duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.

  • 2.

    In het eerste lid wordt onder duurzaam verstaan een medisch stabiele of verslechterde situatie.

  • 3.

    Onder duurzaam wordt mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat

Het betreft hier een permanente ontheffing.

Artikel 11, 12, 13 en 14 behoeven geen nadere toelichting.