Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland 2017

Geldend van 05-09-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland 2017

Het college van burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland

Gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), artikel 20a van de Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) , Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

Overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen met betrekking tot het opleggen van een bestuurlijke boete in het kader van naleving van de Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ;

Besluit:

Vast te stellen de Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, Bbz 2004, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland 2017

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. College: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Schouwen-Duiveland;

b. PW: Participatiewet;

c. WWB: Wet werk en bijstand, zoals de citeerartikel van de Participatiewet tot 1

januari 2015 luide;

d. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

werkloze Werknemers;

e. IOAZ: Wet inkomensvoorzieningen oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte

gewezen Zelfstandigen;

f. Bbz 2004 Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004

g. Awb Algemene wet bestuursrecht;

h. inlichtingenplicht: de verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid van de PW, artikel 17,

eerste lid van de WWB, artikel 13, eerste lid van de IOAW, artikel 13, eerste lid van de IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

i. boete: de bestuurlijke boete bedoeld in artikel 18a, eerste lid van de PW, in artikel

18a, eerste lid van de WWB, artikel 20a, eerste lid van de IOAW en artikel 20a, eerste lid van de IOAZ;

j. waarschuwing: de waarschuwing, genoemd in 18a, vierde lid, van de PW, artikel 18a,

vierde lid van de WWB, artikel 20a, vierde lid van de IOAW en artikel 20a, vierde lid van de IOAZ;

k. uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de PW, WWB en

de uitkering in het kader van de IOAW en IOAZ;

l. benadelingsbedrag: het bedrag aan uitkering dat als gevolg van het niet, niet behoorlijk of niet

tijdig voldoen aan de inlichtingenplicht ten onrechte is ontvangen;

m. fictieve draagkracht: indien de belanghebbende zijn financiële positie kenbaar maakt bij het

college, dient de boete volgens vaste jurisprudentie te worden gematigd.

De financiële positie wordt vastgesteld bij het opleggen van de boete.

Omdat er geen rekening wordt gehouden met wijzigingen in de toekomst,

wordt dit fictieve draagkracht genoemd.

Artikel 2 Uitgangspunten

Indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht wordt bij het vaststellen van de hoogte van de boete rekening gehouden met de evenredigheid conform artikel 5:46 lid 2 Awb, de “fictieve draagkracht”

en overige individuele omstandigheden.

Om de evenredigheid en alle andere omstandigheden te kunnen beoordelen wordt belanghebbende niet alleen bij de zware procedure (benadeling > € 340,00) maar ook bij de lichte procedure (benadeling < € 340,00) in de gelegenheid gesteld om zijn/haar zienswijze in te dienen.

Artikel 3 Schending van de inlichtingenverplichting;

Aan de verplichting om onverwijld en uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij die van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand als bedoeld in artikel 17 lid 1 PW, artikel 13 lid 1 IOAW, artikel 13 lid 1 IOAZ en artikel 30c, lid 2 en lid 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is voldaan als belanghebbende dit binnen 14 dagen, gerekend vanaf de dag waarop de wijziging heeft voorgedaan, heeft gemeld bij het college.

Artikel 4 Benadelingsbedrag:

1. Onder benadelingsbedrag wordt verstaan het bedrag dat door schending van de inlichtingenplicht in een bepaalde periode ten onrechte of teveel aan bijstand is ontvangen.

2. Het benadelingsbedrag is in de PW het netto bedrag dat teveel of te onrechte aan bijstand is ontvangen.

3. Het benadelingsbedrag bij de IOAW en IOAZ het bruto bedrag dat teveel of ten onrechte aan bijstand is ontvangen.

4. Een gering benadelingsbedrag is het bedrag dat niet hoger is dan € 150,00.

Artikel 5 Waarschuwing

1. Het college kan kiezen voor het volstaan met een waarschuwing in plaats van het opleggen van een boete. In de volgende gevallen wordt volstaan met een schriftelijke waarschuwing:

a. Indien de schending van de inlichtingenverplichting niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag dat

hoger is dan € 150,00 en het college belanghebbende niet in de periode van twee jaar

voorafgaand aan het begin van de overtreding een waarschuwing heeft gegeven of boete heeft

opgelegd.

b. Indien betrokkene kan worden getypeerd als een zelfmelder: de betrokkene heeft eerder geen,

onvolledige of onjuiste inlichtingen verstrekt, maar herstelt dit uit zichzelf binnen een redelijke

termijn. Van zelfmelding is geen sprake als de betrokkene deze inlichtingen heeft verstrekt in het

kader van toezicht op naleving van de inlichtingen plicht.

2. Een redelijke termijn als bedoeld in lid 1, onderdeel b, is niet langer dan 60 dagen nadat de inlichtingen hadden behoren te worden verstrekt.

Artikel 6 Maximale hoogte van de boete

1. Uitgangspunt zijn de wettelijke bepalingen. Het college voegt geen tussen categorieën toe. Bij beoordeling van elke boete wordt altijd onderzocht of er individuele omstandigheden zijn die het matigen van een boete rechtvaardigen. Daardoor kan afgeweken worden van de wettelijke uitgangspunten.

2. Opzet 100% - Grove schuld 75% - Normale gemiddelde verwijtbaarheid 50% - Verminderd verwijtbaar 25% van de benadeling.

3. In geval van recidive wordt de boete beoordeeld conform artikel 18a lid 5 PW, artikel 20a lid 5 IOAW, artikel 20a lid 5 IOAZ.

Artikel 7 Moment van uitvragen draagkracht gegevens

1. De gegevens die noodzakelijk zijn om de draagkracht vastte stellen i.v.m. het beoordelen van de hoogte van de boete, worden uitgevraagd bij de vooraankondiging opleggen boete.

2. Indien belanghebbende(n) deze gegevens niet verstrekt of verstrekken wordt er met deze componenten geen rekening gehouden bij het vaststellen van de hoogte van de boete.

Artikel 8 Kwijtschelding bestuurlijke boete

Met ingang van 1 januari 2017 is het college bevoegd om de boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking aan een schuldregeling (artikel 18a lid 13PW). Het college maakt gebruikt van deze bevoegdheid indien belanghebbende volledig meewerkt aan een schuldregeling en deze succesvol heeft afgerond en daarnaast aan de volgende cumulatieve voorwaarden heeft voldaan;

1. T.a.v. de overtreding waarvoor de bestuurlijke boete is opgelegd is geen sprake van opzet of grove schuld.

2. Binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd is niet nogmaals een overtreding wegens een zelfde gedraging begaan.

3. Kwijtschelding gebeurt enkel n.a.v. een verzoek daartoe van de belanghebbende(n).

Artikel 9 Hardheidsclausule

1. Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing ervan tot kennelijk onredelijkheid en onbillijkheid leidt.

2. In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorziet, beslist het college.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden inwerking op de dag na bekendmaking.

Artikel 11 Intrekken beleidsregels

De Beleidsregels bestuurlijke boete WWB/ Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2014 gemeente Schouwen-Duiveland en de Beleidsregels bestuurlijke boete gemeente Schouwen-Duiveland 2015 worden ingetrokken.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 gemeente Schouwen-Duiveland 2017”

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland op

Burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland,

M.K. vanden Heuvel G.C.G.M. Rabelink

secretaris burgemeester

Toelichting algemeen

Kader

De wetgever heeft in de sociale zekerheidswetten bepaald, dat het college, bij schending van de inlichtingenplicht, verplicht is een boete op te leggen. De boete is oorspronkelijk door de wetgever gelijkgesteld aan de hoogte van het benadelingsbedrag.

Inmiddels is door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in een aantal uitspraken bepaald dat dit niet in overeenstemming is met evenredigheidsbeginsel, artikel 5:46 lid 2 Awb, en overige individuele omstandigheden, zoals de fictieve draagkracht.

Gebaseerd op deze uitspraken is een wetswijziging ingediend voor de betreffende sociale zekerheidswetten en is een nieuwe “regeling boetebesluit ontworpen. Dit wetsvoorstel ‘Wijziging van de socialezekerheidswetten in verband met de regeling van de bestuurlijke boeten’ (TK 34 396) is op 1 januari 2017 in werking getreden.

In deze beleidsregels is nadere invulling gegeven aan de punten waarin discretionaire vrijheid bestaat en is aansluiting gezocht bij het dienstverleningsconcept maatschappelijke zaken en bij de kaders die in het wetsontwerp en concept boetebesluit zijn geschetst.

Door inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving en deze beleidsregels kunnen de “Beleidsregels bestuurlijke boete WWB/ Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2014 gemeente Schouwen-Duiveland” en de “Beleidsregels bestuurlijke boete gemeente Schouwen-Duiveland 2015” worden ingetrokken

Inlichtingenplicht en boete

Aan het recht op bijstand is een aantal verplichtingen verbonden. Eén van de verplichtingen is de inlichtingenplicht artikel 17 lid 1 Participatiewet (PW), artikel 13 lid 1 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 13 lid 1 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Indien de inlichtingenverplichting geschonden wordt is het college verplicht om een bestuurlijke boete te beoordelen op grond van artikel 18a PW, artikel 20a IOAW of artikel 20a IOAZ.

Het oorspronkelijke uitgangspunt van de wetgever was dat fraude niet beloond mag worden en dat daarom de boete even hoog kon zijn als het benadelingsbedrag. Inmiddels is dit genuanceerd door jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep en een aantal onderzoeken naar de gevolgen van deze boetesystematiek.

Bij beoordeling van de boete moet rekening worden gehouden met de evenredigheid, de omstandigheden van het geval, en de mate van verwijtbaarheid. Daarnaast moet rekening worden gehouden met een acceptabele termijn waarbinnen de boete geïnd kan worden, rekening houdend met het beschikbare inkomen. Dit wordt de “fictieve draagkracht” genoemd(Inkomen en vermogen). Dit om te voorkomen dat uitkeringsgerechtigden in een uitzichtloze situatie belanden omdat zij de rest van hun leven moeten aflossen aan de opgelegde boete.

Deze nieuwe kaders zijn van kracht per 1 januari 2017. In de wet wijziging sociale zekerheidswetten, wijziging van artikel 18a van de PW, en de wijziging van het boetebesluit zijn deze uitgangspunten verder uitgewerkt.

Op een aantal punten heeft het college discretionaire vrijheid. Dit wordt per artikel toegelicht. Deze beleidsregels hebben betrekking op de PW, IOAW, IOAZ en Bbz 2004.

Nieuw toetsingskader

Het nieuwe toetsingskader is gebaseerd op de wettelijke uitgangspunten, maar laat ook ruimte om hier van af te wijken in het voordeel van belanghebbende(n) als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. Bij elke boetebeoordeling worden de evenredigheid, de omstandigheden van het geval, persoonlijke en financiële omstandigheden afgewogen om de hoogte van de boete en de maximale aflossingstermijn te beoordelen.

Om de evenredigheid en alle andere omstandigheden waaronder de overtreding is begaan te kunnen beoordelen, wordt niet alleen in de “zware” procedure (benadeling> € 340,00), maar ook bij de lichte boeteprocedure (benadeling < € 340,00) de belanghebbende in de gelegenheid gesteld om de zienswijze naar voren te brengen. Deze is vorm vrij.

De maximale boete kan nooit hoger zijn dat de maximale boete die geldt voor strafrechtelijke boetes.

Bij opzet is dat momenteel (m.i.v. 1 januari 2016) € 82.000,00. In de overige gevallen € 8.200,00.

Daarnaast wordt beoordeeld of de “fictieve draagkracht” (het inkomen en/of vermogen) van belanghebbende aanleiding geeft om de boete verder te verlagen. Het inkomen boven de beslagvrije voet en het aanwezige vermogen (ook binnen de vrij te laten vermogensgrens) is daarvoor bepalend. De verhoging van de beslagvrije voet is niet van toepassing op grond van artikel 475 d lid 4 Wetboek van Burgelijke Rechtsvordering waardoor de voor beslag vatbare ruimte kleiner wordt.

Bij opzet is de maximale ruimte in het inkomen de voor beslag vatbare ruimte x 24 maanden, bij grove schuld is dat x 18 maanden bij normale verwijtbaarheid x 12 maanden en bij verminderde verwijtbaarheid x 6 maanden. De inkomensruimte kan worden verhoogd met aanwezig vermogen. Indien er geen sprake is van een benadelingsbedrag (nul fraude) of een gering benadelingsbedrag van € 150,00 of lager, kan worden volstaan met een waarschuwing.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de PW, de IOAW, de IOAZ en de AWB, Bbz 2004, de wet wijziging sociale zekerheidswetten.

Artikel 2 Uitgangspunten

Uitgangspunt is dat er alleen sprake kan zijn van een boetewaardige gedraging als geconstateerd is dat de inlichtingenplicht is geschonden. Beoordeling van de hoogte van de boete gebeurt altijd met in achtneming van evenredigheid conform artikel 5:46 lid 2 Awb. Daarnaast wordt de “fictieve draagkracht” in acht genomen en worden alle individuele omstandigheden afgewogen om te beoordelen of er reden is de boete verder te matigen. De individuele situatie van belanghebbende kan altijd tot een andere beoordeling in het voordeel van belanghebbende leiden.

Artikel 3 Schending inlichtingen verplichting

In artikel 17 PW is opgenomen dat belanghebbenden onverwijld en uit eigen beweging alle inlichtingen moeten verstrekken die van invloed kunnen zijn op het recht en hoogte van de uitkering. Om de term onverwijld te verduidelijken is daar de termijn van 14 dagen na de wijziging van toepassing.

1. Met onverwijld wordt bedoeld: betrokkene(n) moet(en) op verzoek of uit eigen beweging alle inlichtingen verstrekken binnen 14 dagen na de wijziging. De wijziging(en) worden doorgegeven op het status of mutatie formulier, dan wel op andere verifieerbare wijze.

Artikel 4 Benadelingsbedrag

Hiervan kan alleen sprake zijn in situaties waarin helemaal geen recht op bijstand meer bestaat vanwege de schending van de inlichtingenplicht, of als vanwege de schending van de inlichtingenplicht een te hoog bedrag aan bijstand is verleend.

Het benadelingsbedrag is in de PW het netto bedrag dat teveel of ten onrechte is ontvangen. In de IOAW en de IOAZ is dat het bruto bedrag dat teveel of ten onrechte is ontvangen. Een gering benadelingsbedrag is het bedrag dat niet hoger is dan € 150,00. Hiermee wordt aangesloten bij het drempelbedrag van terugvordering.

Artikel 5 Waarschuwing

Op grond van artikel 18a lid 4 PW en artikel 2aa Boetebesluit sociale Zekerheidswetten kan het college in de onderstaande twee situaties afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing:

De schending van de inlichtingenplicht heeft geleid tot een benadelingsbedrag dat niet hoger is dan € 150,00 of;

Een belanghebbende heeft onjuiste, onvolledige of geen inlichtingen verstrekt, maar hij heeft binnen een redelijke termijn van 60 dagen alsnog uit eigen beweging de inlichtingen verstrekt en het college heeft de overtreding zelf nog niet geconstateerd en de gegevens zijn niet verstrekt in het kader van toezicht. Er is dan sprake van een zogenaamde zelfmelder als bedoeld in artikel 2aa Boetebesluit sociale zekerheidswetten. De termijn van 60 dagen loopt vanaf het moment dat de inlichtingen hadden behoren te worden verstrekt (14 + 46 = 60 dagen).

Daarnaast moet voor het volstaan van het geven van een waarschuwing aan de onderstaande 3 andere criteria zijn voldaan:

1. Er is sprake van een schending van de inlichtingenplicht.

2. Binnen 2 jaar voorafgaand aan de schending is niet eerder een waarschuwing gegeven.

3. Het gemeentelijk beleid staat niet in de weg aan het geven van een schriftelijke waarschuwing.

Artikel 6 Maximale hoogte van de boete

Het nieuwe toetsingskader is gebaseerd op de wettelijk uitgangspunten, maar laat ook ruimte om hier van af te wijken in het voordeel van belanghebbende als de omstandigheden daar aanleiding voor geven. Bij elke boetebeoordeling worden de evenredigheid, de omstandigheden van het geval, persoonlijke en financiële omstandigheden afgewogen om de hoogte van de boete te beoordelen. De maximale boete kan nooit hoger zijn dan de maximale boete die geldt voor strafrechtelijke boetes. Bij opzet is dat momenteel (m.i.v. 1januari 2016) € 82.000,00, in overige gevallen € 8.200,00. Daarnaast wordt de hoogte van de boete berekend door toepassing van de “fictieve draagkracht” (het inkomen en/ of vermogen). Dit gebeurt middels een rekenformule. Het inkomen boven de beslagvrije voet is daarvoor bepalend waarbij de beslagvrije voet wordt gesteld op 90% van de toepasselijke bijstandsnorm. Bij kostendelers wordt de norm toepasselijke norm vastgesteld op de norm alleenstaande (ouder) of gehuwden.

Bij opzet is de maximale ruimte in het inkomen de voor beslag vatbare ruimte x 24 maanden, bij grove schuld is dat x 18 maanden bij normale verwijtbaarheid x 12 maanden en bij verminderde verwijtbaarheid x 6 maanden.

Indien er geen sprake is van een benadelingsbedrag (z.g.n. nul fraude) of een gering benadelingsbedrag van € 150,00 of lager kan volstaan worden met een waarschuwing, tenzij er sprake is van recidive.

Bij recidive wordt dezelfde toets aan evenredigheid en fictieve draagkracht gehanteerd. Het uitgangspunt is dan 150% van het benadelingsbedrag.

Opzet 100% van 150% - Grove schuld 75% van 150%- Schuld 50% van 150% - Verminderd verwijtbaar 25% van 150%.

Artikel 7 Moment van uitvragen draagkracht gegevens

De gegevens die van belang zijn om de draagkracht vast te stellen worden tegelijktijdig uitgevraagd met de vooraankondiging opleggen boete. De gegevens zijn noodzakelijk om de hoogte van de te kunnen beoordelen. Indien belanghebbende(n) deze gegevens niet verstrekken wordt er met deze componenten geen rekening gehouden bij het vaststellen van de hoogte van de hoogte van de boete, of het innen van de boete. Dit kan nadelig zijn voor belanghebbende(n).

Artikel 8 Kwijtschelding bestuurlijke boete

Met ingang van 1 januari 2017 is het college bevoegd om de boete geheel of gedeeltelijk kwijt te schelden bij medewerking en succesvol afronden van een schuldregeling (artikel 18a lid 13 PW). Het college maakt gebruik van deze bevoegdheid op verzoek van belanghebbende(n) indien door belanghebbende(n) aan de volgende cumulatieve voorwaarden wordt voldaan;

a. T.a.v. de overtreding waarvoor de bestuurlijke boete is opgelegd is geen sprake van opzet of grove schuld.

b. Binnen een jaar nadat de bestuurlijke boete is opgelegd, is niet nogmaals een overtreding wegens een zelfde gedraging begaan.

c. Kwijtschelding gebeurt enkel n.a.v. een verzoek daartoe van de belanghebbende(n).

Het betreft een bevoegdheid en geen verplichting. Kwijtschelding van de boete bij medewerking aan een schuldregeling kan alleen worden toegepast als aan de voorwaarden a t/m c wordt voldaan. Andere redenen zijn wettelijk niet toegestaan. Daarnaast moet belanghebbende zelf verzoeken om de kwijtschelding. Het college is niet bevoegd om dit ambtshalve te doen. Indien niet aan alle voorwaarden is voldaan kan de bestuurlijke boete niet geheel of gedeeltelijk worden kwijtgescholden. Het college maakt gebruik van deze bevoegdheid indien belanghebbende volledig meewerkt aan een schuldenregeling en deze succesvol heeft afgerond.

Finale kwijting (van een restant) van een bestuurlijke boete artikel 18a lid 13 PW kan alleen worden verleend onder opschortende voorwaarden zodat recht wordt gedaan aan artikel 18a lid 14 PW. De op schortende voorwaarden dienen expliciet aan belanghebbende te worden medegedeeld in een besluit. Als belanghebbende de voorwaarden niet nakomt is het college verplicht het besluit tot kwijtschelding van de bestuurlijke boete te herzien of in te trekken (artikel 18a lid 14 PW).

Artikel 9 Hardheidsclausule

Voor onvoorziene situaties is de hardheidsclausule opgenomen in de beleidsregels. Als toepassing van de overige artikelen leidt tot kennelijke onredelijkheid en onbillijkheid, kan het college van de beleidsregels afwijken.

Artikel 10 Inwerkingtreding nieuwe beleidsregels

Deze beleidsregels treden inwerking op de dag na bekendmaking.

Artikel 11 Intrekken beleidsregels

De Beleidsregels bestuurlijke boete WWB/ Bbz 2004, IOAW en IOAZ 2014 gemeente Schouwen-Duiveland en de Beleidsregels bestuurlijke boete gemeente Schouwen-Duiveland 2015 worden ingetrokken.

Artikel 12 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen aangehaald worden als “Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen-Duiveland 2017”

Ondertekening