Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Schouwen-Duiveland 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Schouwen-Duiveland 2020

De raad van de gemeente Schouwen-Duiveland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2019;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel b, en tweede lid van de Participatiewet;

besluit vast te stellen de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Schouwen-Duiveland 2020.

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. rechthebbende: een persoon van 21 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft, zonder uitzicht op inkomensverbetering;

b. individuele inkomenstoeslag: toeslag zoals bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet;

c. peildatum: datum waarop een persoon individuele inkomenstoeslag aanvraagt;

d. referteperiode: periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

e. gehuwde: de bepalingen zoals bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet;

f. ten laste komend kind: de bepaling zoals bedoeld in artikel 4 van de Participatiewet.

Artikel 2. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet, wordt digitaal of middels een door het college vastgesteld formulier ingediend.

Artikel 3. Langdurig laag inkomen

Een rechthebbende heeft een langdurig laag inkomen als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de Participatiewet als gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm en er geen in aanmerking te nemen vermogen is als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.

Artikel 4. Uitzicht op inkomensverbetering

Niet voor de individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking:

a. de persoon die op de peildatum een arbeidsgericht traject volgt;

b. de persoon die op de peildatum uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgt of tijdens de referteperiode heeft gevolgd;

c. de persoon aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens schending van arbeids- of re-integratieverplichting;

d. de persoon wiens inkomen op de peildatum tijdelijk lager is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm vanwege een minnelijke schuldregeling of WSNP-traject.

Artikel 5. Hoogte individuele inkomenstoeslag

1. De individuele inkomenstoeslag bedraagt per kalenderjaar:

a. € 390,- voor een alleenstaande;

b. € 501,- voor een alleenstaande ouder;

c. € 465,- voor gehuwden zonder ten laste komende kinderen;

d. € 600,- voor gehuwden met ten laste komende kinderen.

2. Als één van de gehuwden is uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag ingevolge de artikelen 11 of 13, eerste lid, van de Participatiewet, komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

3. Voor toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

4. De bedragen genoemd in het eerste lid worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd overeenkomstig de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro’s.

Artikel 6. Hardheidsclausule

1. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

2. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 7. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening individuele inkomenstoeslag 2020.

Artikel 8. Inwerkingtreding en intrekken oude verordening

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Schouwen-Duiveland 2015

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 7 november 2019.

De raad voornoemd.

De griffier, De voorzitter,

T. van Oostenbrugge G.C.G.M. Rabelink