Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Schouwen-Duiveland 2020

Geldend van 15-07-2021 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Schouwen-Duiveland 2020

De begripsbepalingen van de Participatiewet (PW) zijn onverkort op deze beleidsregels van toepassing.

1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland;

b. de PW: de Participatiewet;

c. de bijzondere bijstand (artikel 35 van de PW): bijstand die bestemd is voor de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten, die niet kunnen worden voldaan uit het inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm of inkomensvoorziening en/of uit het aanwezige vermogen en/of uit de individuele inkomenstoeslag;

d. de vrijlatingen op grond van artikel 31, tweede lid, en artikel 33, vijfde lid van de PW gelden niet voor de bijzondere bijstand;

e. de bijstandsnorm: zoals bedoeld in artikel 20 tot en met 30 van de PW;

f. inkomen: inkomen zoals gedefinieerd in artikel 32 PW. Voor personen in een wettelijk of officieel minnelijk schuldsaneringstraject wordt het inkomen vastgesteld aan de hand van de VTLB-berekening van de bewindvoerder.

g. de voorliggende voorziening: een voorziening die naar aard en doel geacht wordt passend te zijn voor een belanghebbende, waardoor geen recht op bijzondere bijstand bestaat;

h. de eigen verantwoordelijkheid: de mate waarin de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de bekostiging van zijn kosten, via zijn eigen netwerk, sociale omgeving of andere voorliggende voorzieningen;

i. maatwerk: bijzondere bijstand wordt primair op grond van de wettelijke bepalingen en deze beleidsregels vastgesteld, maar bij (zeer) bijzondere individuele omstandigheden die de persoon, zijn sociale omgeving of zijn gezin of kinderen kan raken kan de bijstand afwijkend worden vastgesteld.

Artikel 2 Bijstand om niet of geldlening

1. Tenzij deze beleidsregels anders bepalen, wordt de bijzondere bijstand verstrekt als een uitkering om niet (zonder terugbetaalverplichting).

2. De bijstand wordt verstrekt als de belanghebbende voldoende besef van eigen verantwoordelijkheid heeft getoond en een beroep op eigen netwerk, de sociale omgeving of voorliggende voorzieningen niet mogelijk is geweest.

3. In geval van tekortschietend besef van eigen verantwoordelijkheid kan de gevraagde bijstand gedeeltelijk of volledig worden geweigerd of in de vorm van een lening worden verstrekt.

4. Voordat maatwerk toegepast wordt, is eerst rekening gehouden met de bijzondere noodzaak, eigen verantwoordelijkheid en voorliggende voorzieningen.

5. De bijzondere bijstand wordt in de vorm van een renteloze geldlening verstrekt in de gevallen die worden genoemd in artikel 48, tweede lid van de PW en indien het bijstand voor de kosten van noodzakelijk duurzame gebruiksgoederen betreft als bedoeld in artikel 51 van de PW. Voor situaties waarin geen aflossingscapaciteit is, kan hiervan worden afgeweken.

6. Aan de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning met bijbehorend erf verleent het college, rekening houdend met artikel 50 van de PW, de bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening. Dit artikel is van toepassing wanneer er sprake is van overwaarde in de woning.

7. De hoogte aflossing lening is minimaal 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand (volgens berekening van de NVVK) plus 50% van het meerdere.

Artikel 3 Moment van aanvraag

1. Bijzondere bijstand wordt op aanvraag verstrekt. Kosten die zijn gemaakt langer dan 3 maanden voordat de aanvraag is ingediend, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.

2. Van het eerste lid kan worden afgeweken indien:

a. de aanvrager redelijkerwijs de aanvraag niet eerder of vooraf heeft kunnen indienen; of

b. indien er andere bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om voor de reeds gemaakte kosten bijstand te verstrekken; of

c. wanneer het gaat om kosten die in eerste instantie niet hoger zijn dan het drempelbedrag per jaar.

3. Wanneer het genoemde in het tweede lid onder a en b zich voordoet kan bijstand worden verleend met terugwerkende kracht tot maximaal 6 maanden.

4. Wanneer het genoemde in het tweede lid onder c zich voordoet kan bijstand worden verleend met terugwerkende kracht tot maximaal 12 maanden.

5. Een aanvraag voor bijzondere bijstand wordt slechts in behandeling genomen als de gevraagde gegevens compleet zijn en/of de gevraagde bewijsstukken zijn overgelegd. Het (na een geboden hersteltermijn) niet (tijdig) aanleveren van de gevraagde gegevens en/of bewijsstukken leidt tot buiten behandelingstelling van de aanvraag.

Artikel 4 Uitbetaling

1. De bijzondere bijstand wordt betaald nadat de betalingsbewijzen zijn overgelegd (bestedingscontrole).

In situaties waarin de belanghebbende het bedrag niet kan voorschieten, wordt rechtstreeks aan de leverancier betaald op basis van de nota van de betreffende leverancier.

2. Voor inrichtingskosten wordt de bestedingscontrole uit artikel 4 lid 1 niet toegepast.

3. In individuele gevallen kan gemotiveerd besloten worden om bestedingscontrole bij inrichtingskosten wel toe te passen.

2 Toeslagen

Artikel 5 Jongerentoeslag

1. Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend als en voor zover:

a. de noodzakelijke kosten van bestaan uitgaan boven de geldende bijstandsnorm en in de hogere bestaanskosten niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);

b. voor de kosten geen beroep kan worden gedaan op de ouders, omdat:

• de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

• de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

c. de jongere aantoont dat er een noodzaak is dat hij op zichzelf woont.

2. De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

a. de ouder(s) is/zijn overleden;

b. de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;

c. de jongere op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

d. er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

3. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de zelfstandig wonende alleenstaande jongere van 18 tot 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid, worden gesteld op de basisnorm van de PW plus toeslag minus het vakantiegeld. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen het hier van toepassing zijnde bedrag en de op dat moment geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

4. De noodzakelijke kosten van het bestaan van de jongere zelfstandig wonende alleenstaande ouder van 18 tot 21 jaar, zoals bedoeld in het eerste lid, worden gelijk gesteld aan de basisnorm van de PW voor een alleenstaande ouder van 21 jaar en ouder plus toeslag minus het vakantiegeld. De bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen de hier van toepassing zijnde bedragen en de op dat moment geldende bijstandsnorm inclusief vakantiegeld.

Artikel 6 Woonkostentoeslag

1. Onder woonkosten in dit artikel wordt verstaan:

a. Indien een woning in huur wordt bewoond: de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag;

b. Indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten. Er wordt geen rekening gehouden met de kosten voor onderhoud van de woning.

2. Woonkostentoeslag voor een huurwoning of gehuurde woonwagen:

a. Indien belanghebbende een woning bewoont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering vormt voor toekenning van de huurtoeslag, maar hij door omstandigheden buiten zijn schuld nog geen aanspraak kan maken op deze toeslag, wordt een woonkostentoeslag verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag.

b. De woonkostentoeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende gelet op zijn financiële situatie op grond van de Wet op de huurtoeslag voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

3. Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:

a. Indien belanghebbende een eigen woning bezit, waar hij tevens woont, waarvan de hoogte van de woonkosten gelet op artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag geen belemmering zou vormen voor toekenning van huurtoeslag wordt een toeslag verstrekt.

b. De toeslag is gelijk aan het bedrag van de huurtoeslag die belanghebbende op grond van de Wet op de huurtoeslag gelet op zijn financiële situatie voor de woonkosten per maand zou ontvangen.

c. Het deel van de (achteraf) te ontvangen belastingteruggaaf dat betrekking heeft op de kosten waarvoor de woonkostentoeslag is verleend, wordt van de belanghebbende teruggevorderd.

4. Woonkostentoeslag voor woonkosten boven de maximale huurprijs, waarvoor men nog in aanmerking komt voor huurtoeslag zoals omschreven in artikel 13 van de Wet op de Huurtoeslag:

Indien belanghebbende een woning in huur of eigendom bewoont waarvan de hoogte van de woonkosten op grond van artikel 13 van de Wet op de huurtoeslag een belemmering vormt voor toekenning van huurtoeslag verstrekt de Gemeente Schouwen-Duiveland voor de woonkosten tot en boven de maximale huurprijs een toeslag, voor zover het bedrag van de toeslag maatschappelijk aanvaardbaar is.

5. De woonkostentoeslag wordt om niet verstrekt tot de datum waarop de betrokkene wel in aanmerking komt voor huurtoeslag en, als huurtoeslag niet aan de orde is, voor een periode van maximaal een jaar.

6. Aan de woonkostentoeslag is de voorwaarde verbonden dat de belanghebbende naar vermogen tracht goedkopere woonruimte te vinden (verhuisplicht). Dit wordt halfjaarlijks gecontroleerd.

7. Aan iemand die verhuisd naar een goedkopere woning in verband met de verhuisverplichting, wordt voor de daadwerkelijke verhuiskosten bijzondere bijstand verstrekt à € 500,- op declaratiebasis.

8. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college naar vermogen heeft getracht goedkopere woonruimte te vinden, maar dit niet is gelukt, dan kan de woonkostentoeslag worden verlengd met maximaal een jaar.

9. Tijdens deze verlenging, zoals bedoeld in lid 8, wordt de woonkostentoeslag in de vorm van een lening uitgekeerd, tenzij bijzondere individuele omstandigheden aanleiding geven anders te besluiten.

10. De verhuisplicht wordt niet opgelegd aan:

• personen met een beperking, als de hoge huur wordt veroorzaakt door voorzieningen die in de woning zijn aangebracht vanwege de beperking;

• personen van 65 jaar en ouder, als een goedkoper redelijk woonalternatief, gelet op medische en sociale omstandigheden, niet voorhanden is;

• aan huishoudens die bestaan uit 8 personen of meer;

• aan zelfstandigen die gedurende korte tijd een beroep doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen. De verhuisplicht geldt wel voor zelfstandigen die hun bedrijf beëindigen.

11. Jongeren onder de 27 jaar zonder kinderen, die door het plotseling verlies van inkomen, een beroep doen op woonkostentoeslag, omdat zij een woning bewonen met een rekenhuur boven de voor hen geldende huurgrens waardoor geen beroep op de huurtoeslag mogelijk is. Komen tijdelijk in aanmerking voor een woonkostentoeslag. Voor hen geldt ook de verhuisplicht.

12. De woonkostentoeslag wordt beschouwd als een vorm van algemene bijstand zoals beschreven in artikel 50 PW. Deze wordt in principe in de vorm van een lening verstrekt. Voor de woonkostentoeslag voor koopwoningen wordt een extra hypotheek gevestigd op de woning indien er sprake is van overwaarde.

3 Individuele verstrekkingen

Artikel 7 Algemeen

1. Bijzondere bijstand is in principe mogelijk als:

a. geen beroep kan worden gedaan op een eigen netwerk, de sociale omgeving of voorliggende voorzieningen en de belanghebbende daarin voldoende eigen verantwoordelijkheid heeft getoond;

b. deze kosten niet voldaan kunnen worden uit de bijstandsnorm, het inkomen, vermogen en de individuele inkomenstoeslag;

c. geen beroep kan worden gedaan op de eigen reserveringscapaciteit voor algemene (duurzame) gebruiksgoederen;

d. sprake is van noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden;

e. een (wettelijke) voorliggende voorziening ontbreekt.

2. Een geldlening van de Kredietbank Rotterdam (aanmelding via PLANgroep) wordt als voorliggende voorziening beschouwd voor de kosten van (duurzame) gebruiksgoederen, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

3. Indien sprake is van budgetbeheer wordt PLANgroep als voorliggende voorziening beschouwd.

4. Bij het vaststellen van het bedrag van de bijzondere noodzakelijke kosten hanteren we 70% van de bedragen van de Prijzengids van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) als maximaal bedrag dat voor bijzondere bijstand in aanmerking komt.

5. Voor inrichtingskosten wordt, in uitzondering op lid 3, een bedrag gehanteerd dat 35% is van het bedrag dat in de Prijzengids van Nibud staat.

Op de verstrekking van de bijzondere noodzakelijke kosten, worden altijd de kosten die voor een ieder algemeen gebruikelijk zijn in mindering gebracht. De hoogte van de kosten die algemeen gebruikelijk zijn, worden vastgesteld op basis van de prijzengids van het Nibud.

Artikel 8 Draagkracht

1. Bij de vaststelling van de individuele bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de draagkracht van de belanghebbende. Draagkracht is het gedeelte van het inkomen of vermogen dat aangewend dient te worden voor financiering van de bijzondere kosten.

2. De draagkracht wordt als volgt vastgesteld:

- 0% bij een inkomen van of lager dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm

- 35% van het meerdere inkomen boven 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm

- voor de woonkostentoeslag geldt: de draagkracht is 100% van het meerdere inkomen boven 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm

3. De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van 12 maanden, vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag voor bijzondere bijstand wordt ingediend. De draagkracht wordt toegerekend naar een periode van 12 maanden. De vastgestelde draagkracht wordt eerst in mindering gebracht op de verstrekking alvorens tot uitbetaling wordt overgegaan.

4. Voor personen zonder draagkracht geldt dat de termijn van periodieke bijzondere bijstand is gekoppeld aan de duur van de voorziening waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd, voor zover en zolang noodzakelijk.

5. Voor de draagkrachtberekening voor alleenstaande ouders gaan we niet uit van de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor een alleenstaande, maar van een norm die 90% van de gehuwdennorm bedraagt.

Artikel 9 (Para)medische kosten en eigen bijdrage

1. De basis ziektekostenverzekering en een aanvullende ziektekostenverzekering worden naar aard en doel toereikend geacht. Het is de eigen verantwoordelijkheid van cliënt om zich voldoende te verzekeren.

2. Wij bieden een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering aan met korting, waardoor iemand voldoende verzekerd is.

3. Er bestaat slechts recht op bijzondere bijstand voor kosten die gedeeltelijk vergoed worden op grond van de basisziektekostenverzekering Zorgverzekeringswet (Zvw), de Wet Langdurige Zorg of Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

4. Voor kosten die de aanvullende ziektekostenverzekering zou vergoeden, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

5. Voor eigen bijdragen op grond van de aanvullende ziektekostenverzekering, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

6. Voor het eigen risico dat geldt voor de Zvw, wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

Artikel 10 Kosten van bijzondere sociale en financiële omstandigheden

1. Voor bijzondere bijstandsverlening komen mogelijk de volgende kosten in aanmerking, als zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden:

a. de kosten van een begrafenis of crematie in Nederland, gerekend naar de kosten van de goedkoopste adequate mogelijkheid;

b. de dubbele woonkosten als gevolg van noodzakelijk verhuizen;

c. reiskosten in bijvoorbeeld de volgende gevallen:

- ziekenbezoek aan gezinsleden of naaste familieleden die thuis of in instelling worden verpleegd;

- bezoeken van uit huis geplaatste kinderen;

- bezoeken van een naast familielid die in de gevangenis zit.

De bijzondere bijstand voor reiskosten wordt in het algemeen voor maximaal 2 maal per week en voor maximaal 2 personen verstrekt op basis van het reizen per openbaar vervoer, 2e klas of kilometervergoeding (naar de hoogte van het bedrag dat de Belastingdienst hanteert per kilometer);

d. de te betalen eigen bijdrage in de kosten van rechtshulp en/of rechtsbijstand, griffierechten en leges;

e. in bijzondere gevallen de legeskosten van een verblijfsvergunning voor vluchtelingen en hun gezinsleden die niet hebben kunnen reserveren voor de kosten daarvan wanneer de duur van de verblijfsvergunning 2 jaar is;

f. de kosten van kinderopvang in geval van een indicatie voor voorschoolse educatie (VE) afgegeven door de Gemeentelijke Gezondheidsdienst Zeeland, mits de Wet kinderopvang en de Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie daarin niet of niet geheel voorziet;

g. de eigen bijdrage van professioneel beschermingsbewind, indien er geen bewindvoering kan worden geboden vanuit voorliggende voorzieningen en het beschermingsbewind noodzakelijk is geacht door de Rechtbank;

h. de eigen bijdrage voor kosten mentor en curator;

i. reiskosten naar noodzakelijke scholing wanneer het niet mogelijk is om scholing op dit onderwijsniveau op Schouwen-Duiveland te volgen;

j. kosten die op basis van sociale omstandigheden noodzakelijk zijn.

2. Voor het bepalen van de hoogte van de kosten in het geval van ziekte of een handicap dient de Gemeenschappelijke Medische Dienst lijst van Schulinck als uitgangspunt.

Artikel 10a. Reiskosten buiten de gemeente

Voor alle reiskosten op grond van artikel 10 geldt dat reiskosten in Nederland, buiten de gemeente Schouwen-Duiveland, in aanmerking komen voor bijzondere bijstandsverlening.

Artikel 11 Algemene (duurzame) gebruiksgoederen

1. Een persoonlijke lening van de Kredietbank Rotterdam (aanmelding via PLANgroep) geldt als voorliggende voorziening voor de kosten van de algemene (duurzame) gebruiksgoederen.

2. Indien de belanghebbende niet zelf in de kosten kan voorzien door geen beroep te kunnen doen op zijn eigen netwerk, de sociale omgeving en voorliggende voorzieningen en een geldlening van de Kredietbank Rotterdam (aanmelding via PLANgroep) niet mogelijk of toereikend is, wordt bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt, tenzij deze beleidsregels anders bepalen.

3. Bij de beoordeling van de hoogte van het toe te kennen bedrag wordt rekening gehouden met de reserveringsruimte in het inkomen dat wordt afgetrokken van het toe te kennen bedrag.

4. De reserveringsruimte in het inkomen wordt vastgesteld op 6% per maand van de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus 50% van het meerdere.

5. De noodzaak van de bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen wordt beoordeeld aan de hand van:

a. de feitelijke toestand van te vervangen duurzame gebruiksgoederen;

b. de grootte van de woning van de belanghebbende;

c. de grootte van het gezin van de belanghebbende;

d. de getoonde eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende;

e. overige feiten en omstandigheden die van belang zijn.

4 Slotbepalingen

Artikel 12

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels beslist het college.

Artikel 13

Deze beleidsregels worden aangehaald als 'Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Schouwen-Duiveland 2020'.

Artikel 14

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Ondertekening

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland op 21 januari 2020,

Burgemeester en wethouders van Schouwen-Duiveland,

M.K. van den Heuvel G.C.G.M. Rabelink

secretaris burgemeester