Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening jeugdhulp gemeente Simpelveld 2015 

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Simpelveld 2015 

De raad van de gemeente Simpelveld;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2014;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, en 12.4 tweede lid van de Jeugdwet;

gezien het advies van de raadscommissie;

o verwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;

en dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning en de wijze van beoordeling van, en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening, over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen, de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld, voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of een persoonsgebonden budget alsmede misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet, en regels ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan ;

o verwegende dat het voorts wenselijk is te bepalen onder welke voorwaarden degene aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot diens sociale netwerk ;

besluit vast te stellen de Verordening jeugdhulp gemeente Simpelveld 2015

Hoofdstuk 1: Begrippen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • -

      andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

    • -

      hulpvraag: behoefte van een jeugdige en/of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

    • -

      individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

    • -

      melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

    • -

      ondersteuningsplan: integraal plan volgens het principe 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur met daarin integraal opgenomen alle relevante leefgebieden en gezinsleden;

    • -

      overige voorziening: overige voorziening als bedoeld in artikel 2, eerste lid;

    • -

      pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet,zijnde een door het college van burgemeester en wethouders verstrekt budget aan een jeugdige en/of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

    • -

      wet: Jeugdwet.

  • 2. De in deze verordening gebruikte begrippen die niet in lid 1 zijn gedefinieerd, hebben de betekenis zoals beschreven in de Jeugdwet of de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2: Vormen van jeugdhulp

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. Onder de overige voorzieningen vallen:

    • -

      Lichte ambulante hulp

    • -

      Informatie en advies

  • 2. Onder de individuele voorzieningen vallen:

    • -

      Crisisopvang

    • -

      Forensische hulp

    • -

      Gesloten jeugdhulp

    • -

      Medische kinderdagbehandeling

    • -

      Pleegzorg

    • -

      (Semi-)Residentiële hulp bij opgroei- en opvoedingsproblemen

    • -

      Residentiële hulp voor jeugdigen met verstandelijke beperkingen

    • -

      Specialistische dagbehandeling en verzorging verstandelijk beperkte jeugd

    • -

      Specialistische GGZ voor jeugdigen

    • -

      Verzorging van jeugd met een lichamelijke en zintuiglijke beperking

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan in nadere regels de overige voorzieningen nader bepalen.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan in nadere regels de individuele voorzieningen nader bepalen en/of een deel daarvan als overige voorzieningen benoemen.

Hoofdstuk 3: Toegang jeugdhulp, melding en onderzoek

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 2. In spoedeisende gevallen treft het college van burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college van burgemeester en wethouders een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 3. Jeugdigen en/of ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kent een individuele voorziening toe na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

  • 2. Als de jeugdige en/of zijn ouders hierom verzoeken dan wel als het college van burgemeester en wethouders het noodzakelijk acht, legt het college van burgemeester en wethouders de te verlenen individuele voorziening, dan wel het afwijzen daarvan, vast in een beschikking als bedoeld in artikel 10.

Artikel 5. Voorbereidend onderzoek

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders verzamelt alle voor het gesprek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college van burgemeester en wethouders alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voor het voorbereidend onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verstrekken in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een voorbereidend onderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6. Gesprek

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouders: a. de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige en/of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en/of zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een persoonsgebonden budget, waarbij de jeugdige en/of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college van burgemeester en wethouders de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek

Artikel 7. Verslag

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het voorbereidend onderzoek, als bedoeld in artikel 5, en het gesprek, als bedoeld in artikel 6.

  • 2. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

  • 3. Indien het voorbereidend onderzoek en het gesprek leidt tot een ondersteuningsplan, dan kan het ondersteuningsplan als verslag worden geaccepteerd.

Hoofdstuk 4: Individuele voorziening

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een individuele voorziening kan pas worden gedaan nadat het vooronderzoek, als bedoeld in artikel 5, en het gesprek, als bedoeld in artikel 6, is uitgevoerd.

  • 2. Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening schriftelijk indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders merkt het ondertekend ondersteuningsplan aan als aanvraag van de jeugdige en/of zijn ouders.

Artikel 9. Toekenning individuele voorzieningen

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag zoals bedoeld in artikel 7 wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      Op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden

    • b.

      Geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening, of

    • c.

      Geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening;

  • 2. Er een ondertekend ondersteuningsplan is opgesteld;

  • 3. Recht op een individuele voorziening bestaat slechts voor zover deze als de goedkoopst compenserende/ passende voorziening kan worden aangemerkt.

Artikel 10. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als persoonsgebonden budget wordt verstrekt en wordt aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het persoonsgebonden budget kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het persoonsgebonden budget;

    • c.

      wat de hoogte van het persoonsgebonden budget is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het persoonsgebonden budget.

  • 4. Als sprake is van een te betalen ouderbijdrage worden de jeugdige en/of zijn ouders daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 11. Persoonsgebonden budget

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet.

  • 2. De hoogte van een persoonsgebonden budget wordt bepaald aan de hand van en tot het maximum van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld.

Artikel 12. Controle

  • 1. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van persoonsgebonden budgetten.

  • 2. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 3. Het college kan in het besluit nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding.

Artikel 13. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige en/of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college van burgemeester en wethouders mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college van burgemeester en wethouders een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college van burgemeester en wethouders vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige en/of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het persoonsgebonden budget zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige en/of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget, of

    • e.

      de jeugdige en/of zijn ouders de individuele voorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college van burgemeester en wethouders een beslissing op grond van het tweede lid, onder a en/of e, heeft ingetrokken, en dit verwijtbaar is, kan het college van burgemeester en wethouders geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten persoonsgebonden budget.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken als blijkt dat het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden, tenzij belanghebbende een gegronde reden kan aandragen voor deze omstandigheid..

Hoofdstuk 5: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 14. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college van burgemeester en wethouders houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 15. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst jeugdigen en/of ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Hoofdstuk 6: Inspraak en medezeggenschap

Artikel 16. Inspraak en medezeggenschap

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college van burgemeester en wethouders stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Hoofdstuk 7: Afstemming met Raad voor de Kinderbescherming

Artikel 17. Afstemming met Raad voor de Kinderbescherming

  • 1. De gemeenten van Zuid Limburg sluiten met de Raad voor de Kinderbescherming een samenwerkingsprotocol af.

  • 2. De afspraken als vastgelegd in het samenwerkingsprotocol als bedoeld in lid 1 zijn onverkort van toepassing voor alle instanties die werken onder regie van de gemeente, voor zover deze afspraken op deze instanties van toepassing zijn.

Hoofdstuk 8: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 18. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt jaarlijks geëvalueerd. Het college van burgemeester en wethouders zendt hiertoe telkens jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 19. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening nietvoorziet, beslist het college.

  • 2. Het college stelt nadere regels over de uitvoering van deze verordening.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20. Overgangsrecht

  • 1. Voor jeugdigen en/of hun ouders die op het moment van inwerkingtreding van de Jeugdwet en deze verordening al een verwijzing in de zin van de Zorgverzekeringswet (ZVW) of een indicatiebesluit in de zin van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) of de Wet op de jeugdzorg (Wjz) hebben, is het overgangsrecht van toepassing zoals bedoeld in artikel 10.1, 10.2 en 10.3 van de Jeugdwet.

  • 2. Wanneer er sprake is van overgangsrecht is het college van burgemeester en wethouders ervoor verantwoordelijk dat de jeugdige de jeugdhulp kan voortzetten bij dezelfde aanbieder, indien dit redelijkerwijs mogelijk is. Daarbij geldt dat deze verwijzingen en indicatiebesluiten maximaal een jaar na de inwerkingtreding van de Jeugdwet blijven gelden.

  • 3. In afwijking van het tweede lid geldt in geval sprake is van een indicatiebesluit waarin is vastgesteld dat de jeugdige aangewezen is op pleegzorg, geen einddatum voor de rechten en verplichtingen die verbonden zijn aan dit besluit jegens het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 21. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 01 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp gemeente Simpelveld 2015. 

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 13 november 2014.

Toelichting

Toelichting Verordening jeugdhulp gemeente Simpelveld 2015