Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015

De gemeenteraad stelt de volgende regeling vast.

Artikel 1 Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Recidiveboete: bestuurlijke boete zoals bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de Participatiewet.

  • b.

    Verrekenen: verrekening zoals bedoeld in artikel 60,vierde lid, van de Participatiewet.

Artikel 2 De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekenen

  • 1. Het college verrekent de recidiveboete met de algemene bijstand.

  • 2. De verrekening geschiedt gedurende maximaal drie kalendermaanden volgend op de kalendermaand waarin het besluit tot oplegging van een recidive boete is genomen.

  • 3. De maandelijkse verrekening bedraagt ten hoogste 100 procent van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 4. Heeft een ander college dan het college een recidiveboete opgelegd, terwijl de belanghebbende bijstand van het college van de gemeente Simpelveld ontvangt, bedraagt de verrekening van die recidiveboete 100 procent gedurende drie kalendermaanden.

Artikel 3 Intrekking eerdere verordening

De eerdere verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive wordt ingetrokken per 1 januari 2015.

Artikel 4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive 2015.

Ondertekening

Aldus besloten tijdens de openbare vergadering van de gemeenteraad, gehouden in Simpelveld d.d. 13 november 2014.
De griffier, De voorzitter,

Algemene Toelichting

Per 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking getreden. Met de wet kreeg het college de plicht om een boete op te leggen indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De eerdere bevoegdheid om een maatregel in deze situatie op te leggen verdwijnt. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen.

Is sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive) dan wordt deze boete in beginsel verhoogd tot 150% van het te veel ontvangen bedrag. Naast deze verhoging krijgt het college daarbij ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand volledig te verrekenen met de openstaande boetevordering.

In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boetevordering. Bij amendement is deze verplichting echter omgezet in een bevoegdheid, zodat de gemeente de mogelijkheid heeft om daar waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft (denk bv. aan hogere maatschappelijke kosten vanwege uithuisplaatsing of gezinnen met kinderen waarvan de kinderen de dupe worden) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren. De Wet Werk en Bijstand verplicht de gemeenteraad in dit kader bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot het gebruik van deze bevoegdheid.

Met ingang van 1 januari 2015 zijn in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet geüniformeerde arbeidsverplichtingen opgenomen.

Voor het schenden van deze verplichtingen geldt dat de bijstand in beginsel moet worden verlaagd met 100% gedurende 1 tot 3 maanden.

Bij een eerste gedraging is dit 100% gedurende 1 maand, bij recidive 2 maanden en bij herhaalde recidive 3 maanden. Bij het schenden van de inlichtingenplicht wordt bij een eerste gedraging de bestuurlijke boete verrekend tot de beslag vrije voet (10% van de bijstandsnorm). Bij recidive staat het gemeenten vrij om de hoogte van de verrekening te bepalen tot een maximaal van 100% van de bijstand gedurende 3 maanden. Om het schenden van de verplichtingen in het kader van arbeidsinschakeling niet zwaarder te laten bestraffen dan fraude wordt de hoogte van de maatregel voor zowel recidive bij het schenden van de inlichtingenplicht en het zeer ernstig misdragen jegens ambtenaren 100% van de toepasselijke bijstandsnorm. De duur is vastgelegd in de verschillende verordeningen.

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Geen nadere toelichting noodzakelijk

 

Artikel 2

Lid 1

Artikel 4:93, vierde lid, van Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat verrekening niet mogelijk is voor zover beslag op de vordering nietig zou zijn. Concreet houdt dit in dat bij verrekening in beginsel rekening moet worden gehouden met de beslagvrije voet zoals deze zijn regeling vindt in artikel 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Zoals reeds aangegeven geeft de Participatiewet het college de bevoegdheid om deze bepaling in de eerste drie maanden na oplegging van de boete buiten toepassing te laten. Het college mag dus de openstaande boetevordering (zowel de recidiveboete als een wellicht nog openstaand bedrag in verband met de eerdere boete) in deze eerste drie maanden volledig met een eventueel bijstandsrecht verrekenen.

 

Het college kiest ervoor om van de maximale bevoegdheid tot verrekenen gebruik te maken. De verrekening bedraagt 100% van de toepasselijke bijstandsnorm gedurende drie maanden.

 

Lid 2

Is de recidiveboete opgelegd op het moment dat belanghebbende elders bijstand ontving dan is de verrekening van de recidiveboete eveneens 100% van de toepasselijke bijstandsnorm gedurende 3 maanden.

Dit betekent als de recidiveboete opgelegd is door de gemeente Amsterdam en belanghebbende is verhuisd naar Simpelveld en ontvangt inmiddels een uitkering van onze dienst dan kan de gemeente Amsterdam gedurende 3 maanden maximaal 100% van de toepasselijke bijstandsnorm verrekenen voor de recidiveboete.

 

Artikel 3 & 4

Geen nadere toelichting noodzakelijk.