Regeling vervallen per 31-12-2014

Treasurystatuut gemeente Sint Anthonis 2008

Geldend van 01-01-2008 t/m 30-12-2014

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Sint Anthonis 2008

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op 1 januari 2001 is de Wet financiering lagere overheden (Wet filo) vervangen door de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido). In deze nieuwe wet worden de kaders gesteld voor een verantwoorde, prudente en professionele inrichting en uitvoering van de treasuryfunctie van decentrale overheden. De Wet fido definieert de treasuryfunctie daarbij als: het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op:

de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en

de hieraan verbonden risico’s

De gemeente Sint Anthonis onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

In 2002 heeft onze gemeente een eigen treasurystatuut vastgesteld. Na 5 jaar is het goed om de actualiteit en werkbaarheid nogmaals te beoordelen. Dit is de aanzet geweest om dit statuut te actualiseren.

De Wet fido vereist de invoering van twee instrumenten op het gebied van treasury: allereerst het voor u liggende treasurystatuut. In dit treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast het treasurystatuut neemt de gemeente jaarlijks een treasuryparagraaf op in zowel de begroting als in de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna worden de organisatorische randvoorwaarden van de treasuryfunctie weergegeven. Daarbij ligt het accent op de helderheid betreffende de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatie die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Memorie van Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht.

Hoofdstuk 2 Statuut

Treasurystatuut

Artikel 1 Begrippenkader

  • 1 In dit artikel worden de belangrijkste begrippen gedefinieerd die met betrekking tot treasury relevant zijn.

    Algemene begrippen treasuryfunctie:

    a. De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

    b. Het treasurybeleid bestaat uit de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie. Het beleid wordt vastgelegd in een treasurystatuut.

    c. Het treasurybeheer is de (beleids)uitvoering van de treasuryfunctie, binnen de kaders van het treasurystatuut. De realisaties daarvan voor een referentieperiode komen aan de orde in de treasuryparagraaf van achtereenvolgens de programmabegroting en de programmarekening.

  • 2 De treasuryfunctie bestaat uit drie deelfuncties:

    a. Risicobeheer, waaronder rente-, krediet-, koers- en valutarisicobeheer.

    b. Gemeentefinanciering, waaronder financiering en uitzettingen > 1 jaar.

    c. Kasbeheer, waaronder geldstromenbeheer.

    In dit statuut wordt verstaan onder:

    - Financiering Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

    - Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

    - Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

    - Kasgeldlimiet Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar;

    - Koersrisico Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

    - Kredietrisico De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

    - Liquiditeitenbeheer Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

    - Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

    - Rating De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

    - Derivaten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. De onderliggende waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

    - Renterisico Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen;

    - Renterisiconorm Een bij de aanvang van enig jaar op basis van de Wet fido gefixeerd percentage van het totaal van de vaste schuld van de gemeente dat bij de realisatie niet mag worden overschreden;

    - Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding;

    - Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

    - Rentevisie Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling;

    - Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een lidstaat van de Europese Economische ruimte (lidstaten van de Europese Unie, uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

    - Treasuryfunctie De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

    - Uitzetting Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Artikel 2 Algemene doelstellingen van de treasuryfunctie

  • 1 De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

    1. Het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • 2 Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • 3 Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • 4 Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van het treasurystatuut.

Artikel 3 Uitgangspunten risicobeheer

  • 1 Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

    De gemeente mag leningen of garanties uitsluitend uit hoofde van de “publieke taak” verstrekken. Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. Hierbij wordt vooraf advies ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij. De lening dient tot een doel dat ondersteuning door de gemeente rechtvaardigt.

  • 2 De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut;

  • 3 Het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden conform de Wet fido uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s. Een schriftelijk advies van een onafhankelijke adviseur wordt ingewonnen alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten.

Artikel 4 Renterisicobeheer

  • 1 De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 2 De renterisiconorm wordt niet overschreden conform de Wet fido;

  • 3 leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning;

  • 4 De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie;

  • 5 De rentevisie van de gemeente wordt jaarlijks opgesteld en opgenomen in de treasuryparagraaf van de begroting.

  • 6 Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en 4 streeft de gemeente naar spreiding in de rentetypische looptijden van de leningen.

Artikel 5 Koersrisicobeheer

  • 1 De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: rekening courant, spaarrekening, daggeld, deposito’s, commercial paper (CP), certificates of deposit (CD), obligaties, medium term notes (MTN) en garantieproducten. Daarbij geldt hoofdsomgarantie.

  • 2 Tevens beperkt de gemeente de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

  • 3 Het aan- en verkopen van aandelen geschiedt uitsluitend in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

Artikel 6 Kredietrisicobeheer

  • 1 1. Het uitzetten van middelen uit hoofde van treasury vindt uitsluitend plaats bij:

    • Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%;

    • Financiële instellingen met ten minste een AAA-rating;

  • 2 Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden indien mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Artikel 7 Intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar).

Artikel 8 Valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in euro

Artikel 9 Financiering

  • 1 Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

    Financieringen worden enkel aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • 2 Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen (reserves en voorzieningen) te gebruiken teneinde het renteresultaat te optimaliseren;

  • 3 Toegestane instrumenten bij het aantrekken van financieringen zijn: onderhandse leningen, commercial paper (CP) en medium term notes (MTN);

  • 4 De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens een financiering wordt aangetrokken. De (telefonische) offertes worden intern schriftelijk vastgelegd.

Artikel 10 Langlopende uitzettingen

  • 1 Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • 2 De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. De (telefonische) offertes worden intern schriftelijk vastgelegd.

Artikel 11 Relatiebeheer

  • 1 De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

    (Bank)relaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • 2 Financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

    Onder de Europese Economische Ruimte (EER) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Lichtenstein

  • 3 Tussenpersonen dienen minimaal geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

Artikel 12 Geldstromenbeheer

  • 1 Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen.

  • 2 Het betalingsverkeer wordt zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 13 Saldo- en liquiditeitenbeheer

  • 1 Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

    De gemeente streeft naar concentratie van de overtollige liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • 2 Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • 3 Toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld, kasgeldleningen en kredietlimiet op rekening courant;

  • 4 Toegestane instrumenten bij het uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar zijn rekening-courant, daggeld, spaarrekeningen en deposito’s;

  • 5 Bij het uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan;

  • 6 De gemeente vraagt offertes op bij minimaal twee instellingen alvorens middelen worden aangetrokken of uitgezet met een looptijd korter dan één jaar.

Artikel 14 Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

  • 1 In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • 2 Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • 3 3. Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    a. iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    b. de uitvoering en controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    c. de uitvoering en registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen.

  • 4 Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

Artikel 15 Verantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Verantwoordelijkheden

Functie

• Het vaststellen van treasurydoelstellingen, globale richtlijnen en limieten;• Het vaststellen van de treasuryparagraaf in begroting en jaarrekening;• Het houden van toezicht op de uitvoering van het treasurybeleid.• Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid

De Gemeenteraad

• Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);• Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid.

• Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

• Het uitvoeren van de aan hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten conform het treasurystatuut en de treasuryparagraaf;• Het zorgdragen voor juiste verantwoording van de uitvoering van de door hem/haar gemandateerde treasuryactiviteiten;• Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;• Het afleggen van verantwoording aan het college van B&W.

Het afdelingshoofd Inwoners en Financiën

• Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;• Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;• Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

• Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;• Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;• Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van B&W.

• Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun sector aanlevert aan de afdeling Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

De budgethouders

• Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die hun teams aan de afdeling Financiën met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten;• Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de afdeling Financiën;• Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten.

Teamleider financieel beheer

• Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten moeten conform dit treasurystatuut en de treasuryparagraaf worden uitgevoerd en de transacties dienen geautoriseerd te zijn door het hoofd afdeling Inwoners en Financiën; • Het opstellen van de rentevisie;• Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;• Het beheren van de geldstromen;• Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;• Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;• Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier;• Het voorbereiden en ontwikkelen van beleidsvoorstellen op treasurygebied;• Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;• Het afleggen van verantwoording aan het afdelingshoofd Inwoners en Financiën over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

De kassier

• Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;• Het afhandelen van het contante en girale betalingsverkeer;• Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;• Het rapporteren aan het hoofd Inwoners en Financiën belast met controle over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

Financiële administratie

• Het juist en volledig administreren van de bezittingen, schulden, rechten, verplichtingen, inkomsten, uitgaven, ontvangsten en betalingen in de verplichtingen- en financiële administratie;

Het afdelingshoofd Inwoners en Financiën

• Het ontvangen van de orderbevestiging van derden en het controleren of deze overeenkomt met de transactie-informatie zoals verstrekt door de medewerker belast met treasury;• Het voeren van controle op de uitgevoerde treasurytransacties;

De externe accountant

• Het in het kader van haar reguliere controletaak adviseren en controleren omtrent de feitelijke naleving van het treasurystatuut.

Artikel 16 Bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde fiattering. Binnen de afdeling inwoners en financiën heeft de teamleider financieel beheer de functie van treasurer.

Bevoegdheden

Bevoegd functionaris(eerste handtekening)

Autorisatie door(tweede handtekening)/ fiattering

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1. Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening

Teamleider financieel beheer

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

2. Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Teamleider financieel beheer

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

3. Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Kassier

Teamleider financieel beheer

Bankrelatiebeheer

4. Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

Teamleider financieel beheer

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

5. Bankcondities en tarieven afspreken

Teamleider financieel beheer

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

Financiering en uitzetting

6. Het afsluiten van kredietfaciliteiten

Teamleider financieel beheer

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

7. Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Teamleider financieel beheer

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

8. Het aantrekken van gelden MTN’s zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

College van B&W

9. Het uitzetten van gelden via (staats)obligaties, MTN’s, CP’s, CD’s, onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

College van B&W

10. Het beleggen in garantieproducten

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

College van B&W

11. Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

College van B&W

12. Het garanderen van gelden uit hoofd van de publieke taak

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

College van B&W

Artikel 17 Informatievoorziening

Informatievoorziening

Informatie

Frequentie

Informatie-verstrekker(s)

Informatie-ontvanger

1. Gegevens m.b.t. toekomstige uitgaven en ontvangsten voor de liquiditeitenplanning

Kwartaal / Incidenteel

Afdelingshoofden

Teamleider financieel beheer

2. Liquiditeitenplanning

Per jaar / Incidenteel

Teamleider financieel beheer

Afdelingshoofd Inwoners en Financiën

3. Treasuryparagraaf van begroting

Jaarlijks

Teamleider financieel beheer

Gemeenteraad

4. Evaluatie treasuryactiviteiten in treasuryparagraaf van jaarrekening

Jaarlijks

Teamleider financieel beheer

Gemeenteraad

5. Verantwoording n.a.v. treasuryparagraaf via jaarverslag

Jaarlijks

Teamleider financieel beheer

Gemeenteraad

6. Informatie aan derden (CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Team financieel beheer

Derden

7. Informatie aan derden (toezichthouder) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Team financieel beheer

Derden

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1 Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 1 januari 2008.

  • 2 Dit treasurystatuut treedt in de plaats van het Treasurystatuut gemeente Sint Anthonis vastgesteld door de raad op 4 maart 2002.

Artikel 19 Citeertitel

Dit treasurystatuut wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Treasurystatuut gemeente Sint Anthonis 2008”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 17 december 2007.
De Raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
mr. A.P.J.L. Keijzers J.M.J. Verbeeten

Toelichting 1 Memorie van toelichting

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald, waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf in de begroting geeft de plannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Artikel 2 In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven, hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

Artikel 2 lid 1 In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Artikel 2 lid 2 Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Artikel 2 lid 3 De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Artikel 2 lid 4 De gemeente streeft ernaar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het acceptabele risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan desondanks worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

Artikel 3 lid 1

De Wet fido geeft twee belangrijke beleidsmatige uitgangspunten met betrekking tot treasury. Dit betreft de “publieke taak” waarvoor leningen en garanties dienen enerzijds en het prudente karakter van (overige) uitzettingen anderzijds. Er wordt hierbij dus een specifiek onderscheid gemaakt tussen het verstrekken van leningen “uit hoofde van de publieke taak” en het uitzetten van middelen “uit hoofde van treasury”.

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de afdeling Inwoners en Financiën die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van de afdeling Inwoners en Financiën (in het licht van haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak. De gemeente Sint Anthonis heeft dit advies overgenomen.

De afdeling Inwoners en Financiën adviseert over bijv. financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente . Daarnaast is het van belang dat de afdeling Inwoners en Financiën de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

Artikel 3 lid 2

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die financiële waarden te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente .

Artikel 3 lid 3 Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

Artikel 4 lid 1 Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Artikel 4 lid 2 Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.

Artikel 4 lid 3 Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Artikel 4 lid 5 Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 5 lid 1 Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening). Certificates of deposit, commercial papers, obligaties en medium term notes zijn vastrentende waarden die (tussentijds) verhandelbaar zijn. Bij tussentijdse verkoop kunnen koersrisico’s worden gelopen. Wanneer deze waarden tot het einde van hun looptijd worden aangehouden zal minimaal de nominale waarde worden uitgekeerd.

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum (een bepaald percentage van) de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet fido.

Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd.

Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het de aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Voor uitzettingen uit hoofde van de publieke taak van de gemeente worden in dit treasurystatuut geen richtlijnen met betrekking tot producten opgenomen. Van belang is dat de Gemeenteraad bepaalt dat de betreffende uitzetting tot de “publieke taak” van de gemeente behoort. In dit kader is het bijvoorbeeld mogelijk dat uitzettingen in de vorm van aandelen tot de publieke taak behoren.

Artikel 5 lid 2 Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning – voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom terugbetaald, maar de huidige waarde van de uitzetting afhankelijk van de rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 lid 1

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s en Fitch IBCA weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B, C en D. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”.

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Aangezien niet alle financiële instellingen over een rating beschikken, terwijl ze wel voldoende kredietwaardig kunnen zijn (minimaal met een A-rating vergelijkbaar), biedt de Wet fido de mogelijkheid ook bij financiële instellingen zonder rating uitzettingen te doen. Uitzettingen bij dergelijke instellingen zijn toegestaan mits dit op een transparante wijze gebeurt. Voorop staat dat deze transparantie de controle-organen van de gemeente (met name het gemeentebestuur) inzicht biedt en daarmee een belangrijk mechanisme vormt om ervoor te zorgen dat binnen de gemeente zelf kritisch wordt omgegaan met financiële instelling zonder rating (toelichting op de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden).

Artikel 6 lid 2 De Wet fido stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Het gemeentebestuur bepaalt de publieke taak en worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door het gemeentebestuur goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen kunnen zekerheden of garanties worden verlangd van de debiteuren.

Artikel 7 Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de afdeling Financiën juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële gevolgen van hun activiteiten.

Artikel 8 Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid van de gemeente. Valutarisico’s uit hoofde van operationele transacties ontstaan bijvoorbeeld op het moment dat de gemeente een aankoop van goederen uit de Verenigde Staten met dollars moet betalen.

Artikel 9 lid 1 Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 9 lid 2 Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

Artikel 9 lid 3 Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld. Een Medium Term Note (MTN) is een verhandelbare schuldbekentenis aan toonder, met een minimumlooptijd van twee jaar en een minimum- omvang van nominaal € 500.000. Deze maakt onderdeel uit van een MTN- programma. De term Commercial Paper staat voor verhandelbare schuldbekentenissen met een looptijd korter dan twee jaar, uitgegeven door niet-kredietinstellingen.

Artikel 9 lid 4 Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 10 Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

Artikel 10 lid 2 Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de alsdan gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Artikel 11 lid 3 Tussenpersonen hebben een bemiddelaarsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

Artikel 12 lid 1 Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

Artikel 12 lid 2 Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

Artikel 13 lid 1 Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 13 lid 3 In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor een opgenomen of uitgezette lening voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een vast rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

Artikel 14 Bij de treasuryfunctie zijn veel personen en organen betrokken. Het statuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, zijn in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

Artikel 15 De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.).

Artikel 16 De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

Artikel 17 De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, t/m 7). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente .

Punt 1

Afdelingen dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).