Regeling vervallen per 31-12-2021

Verordening werkleeraanbod WIJ 2010

Geldend van 04-03-2010 t/m 30-12-2021

Intitulé

Verordening werkleeraanbod WIJ 2010

De Raad van de gemeente Sint Anthonis;

overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen aangaande de in-houd van het werkleeraanbod in het kader van de Wet investeren in jongeren;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 15 december 2009;

gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 12, eerste lid, onderdeel a van de Wet investeren in jongeren;

BESLUIT:

Vast te stellen de Verordening werkleeraanbod Wet investeren in jongeren 2010.

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

1.

Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet investering in jongeren (Wet Wij)

2.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

wet: de Wet investeren in jongeren;

b.

algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wet sociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegen de openbare orde of goede zeden;

c.

startkwalificatie: een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

d.

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

1. Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan.

2. Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling dan wel één of meerdere voorzieningen.

3. In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingsperiode op een zelfstandig beroep of bedrijf, als bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.

4. Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wen-sen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

1. Jongeren die recht hebben op een werkleer aanbod komen in aanmerking voorondersteuning bij de arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte en beschikbare voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling.

2. Het college doet een werkleer aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening.

Artikel 4 Arbeidsinschakeling

Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleer aanbod en naar het oordeel van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.

Artikel 5 De voorzieningen

De ondersteuning dient bij te dragen tot een spoedige terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt en kan onder meer bestaan uit de volgende activiteiten:

a. het aanbieden van scholing welke gericht dient te zijn op het behalen van een startkwalificatie arbeidsmarkt en/of gericht dient te zijn op uitstroom naar de reguliere arbeidsmarkt;

b. het aanbieden van de mogelijkheid tot werken met behoud van uitkering door middel van stageplaatsen of leerwerkplaatsen voor een periode van maximaal 3 maanden, welke eenmalig met maximaal 3 maanden kan worden verlengd. Alvorens tot verlenging overgegaan kan worden dient op basis van een evalua-tie de noodzaak hiervan vastgesteld te zijn;

c. het aanbieden van een gesubsidieerde arbeidsplaats, waarbij de te verstrek-ken loonkostensubsidie maximaal voor 6 maanden wordt toegekend; met de mogelijkheid van een eenmalige verlenging van maximaal 6 maanden.

Alvorens tot verlenging overgegaan kan worden dient op basis van een evaluatie de noodzaak hiervan vastgesteld te zijn.

De hoogte van de loonkostensubsidie bedraagt 50% van de netto loonkosten. In-dien de omstandigheden van de belanghebbende daartoe aanleiding geven

kan de loonkostensubsidie verhoogd worden. De subsidie kan echter nooit meer bedragen dan 100% van de uitkeringslasten.

d. het aanbieden van sociale activering;

e. het aanbieden van overige vergoedingen die kunnen bijdragen aan de arbeidsinschakeling dan wel aan een terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt en die niet door de werkgever worden vergoed (waaronder kinderopvang en reiskosten);

f. het bieden van nazorg: activiteiten die er op gericht zijn uitstroom te continueren ten einde hier een duurzaam karakter aan te geven;

g. het aanbieden van activiteiten in het kader van schuldhulpverlening indien de schulden een belemmering vormen voor de arbeidsinschakeling;

h. het aanbieden van een detacheringsbaan gedurende een periode van maximaal 6 maanden, als onderdeel van een traject gericht op inschakeling met als doelstelling het opdoen van vaardigheden die nodig zijn om betaalde arbeid te verrichten. De periode van 6 maanden kan eenmalig met maximaal 6 maanden verlengd worden. Alvorens tot verlenging overgegaan kan worden dient op basis van een evaluatie de noodzaak hiervan vastgesteld te zijn.

Artikel 6 Inzet van de voorzieningen

1. Bij de inzet van voorzieningen kiest het college voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel dat wordt beoogd.

2. Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeids-participatie van jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie dan wel op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.

3. Het college vult de voorziening bedoeld in het eerste lid voor de jongere die niet beschikt over een startkwalificatie in met scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het college een dergelijke scholing of opleiding de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat of onvoldoende bijdraagt aan vergroting van de kans op arbeidsinschakeling van de jongere.

Artikel 7 Combinatie arbeid en zorg

Onverminderd artikel 17, vierde lid, van de wet, betrekt het college bij de invulling van het werkleer aanbod de beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholing en de belastbaarheid van de jongere.

Artikel 8 Gehandicapten

Onverminderd artikel 17, tweede lid, van de wet, stemt het college het werkleer- aanbod af op de medische beperkingen van de jongere en draagt zorg voor passende voorzieningen ter ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.

Artikel 9 Verplichtingen van de jongere

Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Artikel 10 Intrekking werkleer aanbod

Het college kan het werkleer aanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als be-doeld in hoofdstuk 5 van de wet en hem dit te verwijten valt.

Hoofdstuk 3 Subsidie en vergoedingen

Artikel 11 Subsidies

1. Het college kan subsidie verlenen aan werkgevers die met een jongere een arbeidsovereenkomst sluiten, als tegemoetkoming in de loonkosten en in de kosten van voorbereiding op een beoogd dienstverband met de jongere.

2. Het college kan nadere regels stellen over de duur van de subsidie, de hoogte, en de verplichtingen die aan de subsidie worden verbonden.

Artikel 12 Vergoedingen

Het college kan aan een jongere die ten behoeve van de uitvoering van een werkleer aanbod noodzakelijke kosten maakt, een vergoeding voor die kosten verstrekken.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 13 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

1. In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

2. Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van haar bekendmaking en heeft terugwerkende kracht tot 1 oktober 2009.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening werkleeraanbod WIJ 2010.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 8 februari 2010.

De Raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

mr. A.P.J.L. Keijzers

mevr. J J.M.P.J. van Gorp-van de Ven

Algemene Toelichting

Doelstelling van de Wet WIJ is de duurzame arbeidsparticipatie van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleer aanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op de uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien. De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleer aanbod doen. Afgeleide van het werkleer aanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleer aanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleer aanbod kan worden gedaan. Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente is onder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleer aanbod en eventueel een inkomensvoorziening aan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Worden deze verplichtingen geschonden, dan kan het werkleer aanbod worden ingetrokken en dient de inkomensvoorziening verlaagd te worden

Duurzame arbeidsparticipatie

Voor jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar ontstaat onder de voorwaarden die in de WIJ zijn genoemd, een individueel recht op een werkleer aanbod. Dat is meer dan een recht op een eenmalige voorziening. Zo nodig is het een recht op een reeks voorzieningen gericht op de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie. Langs welke route die weg verloopt, is een individueel gegeven dat wordt bepaald door de afstand van de jongere tot de arbeidsmarkt en de beschikbaarheid van voorzieningen. Onder duurzame arbeidsparticipatie wordt verstaan de arbeidsinschakeling waarbij jongeren gedurende langere tijd en op eigen kracht aan het arbeidsproces kunnen deelnemen en arbeid verrichten dat past bij hun kennis en vaardigheden of deze kennis en vaardigheden bevordert (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 7, p. 11). Tot dat punt is bereikt is de gemeente verplicht de jongere (bij herhaling) een werkleeraanbod te doen gericht op arbeidsinschakeling. De jongere dient op het punt gebracht te worden dat hij geen ondersteuning van het college meer nodig heeft.

Inhoud werkleeraanbod

Het begrip ‘werkleeraanbod’ moet ruim worden uitgelegd. Het werkleeraanbod kan allerlei vormen hebben, variërend van een ‘echte’ baan tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide. Een werkleeraanbod kan ook bestaan uit voorzieningen die nodig worden geacht op weg naar arbeidsinschakeling, zoals een sollicitatietraining, een cursus gericht op de ontwikkeling van werknemersvaardigheden, een stageplaats, schuldhulpverlening, sociale activering, nazorg en gesubsidieerde arbeid. Afgezien van participatieplaatsen kan het gehele instrumentarium dat door de gemeente is ontwikkeld voor de re-integratie in het kader van de WWB, ook op jongeren toegepast worden. Participatieplaatsen zijn uitgezonderd. Bij jongeren zal de situatie waarin de afstand tot de arbeidsmarkt dusdanig groot is dat die alleen met de maximale drie jaar additionele arbeid te overbruggen is zich niet in die mate voordoen dat de regering participatieplaatsen in de vorm van artikel 10a WWB noodzakelijk acht. Ook uitgezonderd is het reguliere onderwijs dat door het Rijk wordt bekostigd (zie ook artikel 23, eerste lid, onderdeel a WIJ). Een premie voor de arbeidsinschakeling past niet bij het uitgangspunt dat jongeren die daartoe in staat zijn moeten leren of werken. Daarom is er geen aanleiding om werken en/of leren te belonen met een financiële vrijlating van inkomsten uit deeltijdarbeid of van een premie i.v.m. arbeidsinschakeling bij de inkomensvoorziening. Dat geldt evenzeer voor een onkostenvergoeding voor vrijwilligerswerk, tenzij deze bestemd is voor aantoonbaar gemaakte kosten.

Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod. Dat geldt ook voor de vraag of het accent komt te liggen op werken of leren. Gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, zal werken de hoogste prioriteit hebben als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op de weg daar naartoe, dan kunnen voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken. Van belang daarbij is dat de startkwalificatie binnen het werkleeraanbod een ijkpunt vormt, omdat deze in belangrijke mate kan bijdragen aan duurzame arbeidsparticipatie. Het is aan de gemeenten overgelaten om te beoordelen in hoeverre de jongere in staat moet worden gesteld een dergelijke kwalificatie te behalen of anderszins scholing te ontvangen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

Maatwerk

Uitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd: dat het werkleeraanbod wordt afgestemd op de omstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere (artikel 18, eerste lid WIJ). De wensen van jongeren worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraan-bod (artikel 14, eerste lid WIJ). Het college is verplicht die wensen vast te leggen in de rapportage die ten grondslag ligt aan het werkleeraanbod en dient daarbij tevens aan te geven op welke wijze die wensen bij het werkleeraanbod betrokken zijn.

Werken en leren niet direct mogelijk

Wanneer het doen van een werkleeraanbod bestaande uit werken en/of leren niet direct mogelijk is, dient een aanbod gedaan te worden dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Dat kan betekenen dat voorzieningen worden ingezet in de vorm van zorg- of hulpverlening, waarbij ook aandacht kan worden besteed aan belemmerende factoren, zoals psychische, sociale en cognitieve problemen. Het werkleeraanbod omvat immers het geheel van re-integratievoorzieningen, dat gericht is op duurzame arbeidsparticipatie. Is de jongere naar het oordeel van het college in het geheel niet in staat dat om redenen van lichamelijk, sociale of psychische aard uitvoering wordt gegeven aan een werkleeraanbod, dan kan daarvan vooralsnog worden afgezien (artikel 17, tweede lid WIJ). Zorgtaken kunnen worden aangemerkt als reden van sociale aard, voor zover daarmee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening.

Alleenstaande ouders

Bij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijke medische en/of fysieke be-perkingen. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, WIJ). Daarmee loopt deze regeling parallel met de WWB (artikel 9a WWB). Anders dan in de WWB echter is uit oogpunt van deregulering afgezien van een maximale termijn van zes jaar. Dit omdat gezien de maximale duur van het werkleerrecht (van 18 tot 27 jaar) deze maximale termijn in de meeste gevallen reeds in de werkleerperiode zal zijn geïncorporeerd.

Zelfstandigen

Besloten is om zelfstandigen uit te zonderen van het recht op een werkleer aanbod en van het recht op inkomensvoorziening (artikel 23, eerste lid, onderdeel e jo. artikel 42, eerste lid, onderdeel m, WIJ). Zij kunnen een beroep doen op algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal op grond van artikel 78f van de WWB, zodat de (jongere) zelfstandige zich geheel kan richten op zijn bestaan als zelfstandige. In het zesde lid van artikel 17 WIJ wordt evenwel bepaald dat het college de mogelijkheid (niet de verplichting) heeft om aan de jongere die als zelfstandige wil beginnen een werkleer aanbod te doen dat bestaat uit een voorbereidingsperiode op het bestaan als zelfstandige. Dit werkleer aanbod duurt maximaal twaalf maanden en kan slechts worden aangeboden op verzoek van de jongere.

Gehandicapten

Voor de groep jongeren met een medische beperking (die niet behoren tot de doelgroep van de WAJONG) is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrecht zal vooral voor deze groep een cruciale rol spelen. Aan de hand van de individuele situatie zal beoordeeld moeten worden welk aanbod past bij de jongere gelet op zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Het werkleer aanbod moet aansluiten bij de individuele mogelijkheden van de persoon in verband met gezondheid en belastbaarheid. Maatwerk betekent een zorgvuldige op de persoon toegesneden afweging bij de uiteindelijke keuze van een traject. Voor de groep jongeren die weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot mogelijkheden. Als een werkleer aanbod vanwege de medische situatie in het geheel niet mogelijk is, wordt de gehandicapte geen aanbod gedaan. Wel kan aanspraak op een inkomensvoorziening bestaan.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daarom worden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleer aanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, niet opnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geaccepteerde arbeid’, omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’ is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (art. 6, eerste lid, onderdeel d WWB).

Artikel 2 Opdracht college

In het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit de artikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid, WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstel van deze bepalingen en artikel 5, eerste lid, WIJ kan worden afgeleid, is er uit een oogpunt van duidelijkheid voor gekozen de opdracht aan het college nader te omschrijven. In het tweede lid is tevens verduidelijkt dat het werkleer aanbod ook samengesteld kan zijn uit een combinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één of meerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan een instrument dat wordt ingezet om de jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan zoals gezegd allerlei vormen hebben, variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden.

In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij een traject gericht op werk in zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt reeds uit artikel 17, zesde lid, WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang dat gehecht wordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen. Aangetekend moet daarbij worden dat het een zgn. ‘kan’-bepaling is:het college bepaalt of het zinvol is de jongere een aanbod te doen gericht op ondersteuning richting zelfstandig bedrijf of beroep. Ter zake kan beleid worden geformuleerd.

Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid, WIJ. Wederom uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, alsmede gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen van het werkleeraanbod, is dit artikel opgenomen. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplicht en de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motivering en kansbenutting zal het college daarmee rekening dienen te houden. Daarmee is niet gezegd dat de jongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijke invulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college

Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning

Als spiegelbeeld van de opdracht van het college, zoals verwoord in artikel 2, eerste lid, komen jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod in aanmerking voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voorzieningen. Dit vloeit reeds voort uit artikel 13, eerste lid, WIJ maar is omwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm van de ondersteuning is, bepaalt het college zelf (bijv. Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nr. 3, p. 22). Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moet gaan die recht op een werkleeraanbod hebben. Dat is niet iedere ‘jongere’ in de zin van de WIJ (zie artikel 2, eerste lid, WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van 16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid, WIJ kadert de doelgroep af. In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongere en de criteria die gesteld zijn voor het aanbieden van een werkleeraanbod. Daarbij wordt verwezen naar de verordening.

Artikel 4 Arbeidsinschakeling

Het staat het college vrij om bij het werkleeraanbod aan de jongere een keuze te maken tussen het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeids-inschakeling en een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Artikel 5 De voorzieningen

Naast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan het college voorzieningen aanbieden. Die voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongeren die niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarkt ook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen. Omdat het instrumentarium dat gemeenten bij het uitvoeren van de re-integratietaak in het kader van de WWB ter beschikking staat, in beginsel ook ingezet kan worden voor de uitvoering van de WIJ zijn de betreffende instrumenten van de Re-integratie verordening overgenomen in de onderhavige Verordening. Dit met uitzondering van de Participatieplaats en de inkomstenvrijlating.

Artikel 6 Inzet van de voorzieningen

In het eerste lid is het maatwerk-principe gerelateerd aan de inzet van voorzieningen. De voorzieningen die worden ingezet moeten een adequaat en toereikend middel zijn om het doel te bereiken. In het tweede lid is het doel van de inzet van voorzieningen verwoord. Afhankelijk van de aard van de voorziening zal sprake zijn van één van de aangegeven (tussen) doelen, met als eindbestemming de duurzame arbeidsparticipatie.

Artikel 7 Combinatie arbeid en zorg

Bij de vormgeving van het werkleer aanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijk verminderde belastbaarheid. Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleer aanbod desgevraagd wordt ingevuld door middel van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid, WIJ). Daaraan wordt in artikel 7 van deze verordening toegevoegd dat het college bij de invulling van het werkleeraanbod de situatie van de alleenstaande ouder betrekt, ongeacht de leeftijd van het kind. Evt. kosten voor kinderopvang die niet toereikend door voorliggende voorzieningen worden gecompenseerd, kunnen op grond van artikel 10 (of 14) worden vergoed en ten laste van het participatiebudget worden gebracht.

Artikel 8 Gehandicapten

De gehandicapte jongeren nemen eveneens een bijzondere positie in binnen de WIJ. Voor deze groep jongeren is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk zal vooral voor deze groep een cruciale rol spelen. Aan de hand van de individuele situatie zal beoordeeld worden welk aanbod past bij de jongere met inachtneming van zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Voor de groep jongeren die weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot mogelijkheden. Is arbeidsinschakeling in het geheel (nog) niet aan de orde, dan brengt artikel 17, tweede lid, WIJ met zich mee dat (tijdelijk) geen werkleeraanbod wordt gedaan.

Er bestaat gedurende die periode wel aanspraak op inkomensvoorziening. Zodra de belemmeringen zijn opgeheven, dient een gericht werkleeraanbod te worden gedaan.

Artikel 9 Verplichtingen van de jongere

In de WIJ is vastgelegd welke verplichtingen verbonden zijn aan het recht op een werk-leeraanbod (zie de artikelen 44 en 45 WIJ).

Daaraan is toegevoegd dat de jongere de verplichtingen dient na te komen die voortvloeien uit de verordening of die in concreto aan een voorziening zijn verbonden. Dit kunnen verplichtingen van uiteenlopende aard zijn, die een concretisering vormen van de in de WIJ opgenomen verplichtingen.

Artikel 10 Intrekking werkleeraanbod

Daar waar het recht op werkleeraanbod wordt toegekend en ingevuld, kan dit ook worden ingetrokken, onder de voorwaarden, genoemd in artikel 21 WIJ. Met betrekking tot intrekking van het werkleeraanbod in verband met schending van de verplichtingen verbonden aan het werkleeraanbod, wordt het aan het college overgelaten om te bepalen onder welke voorwaarden daartoe kan worden besloten. Het intrekken van het werkleeraanbod dient echter met terughoudendheid plaats te vinden, zoals reeds in de Algemene toelichting is opgemerkt. Intrekking is in wezen slechts aan de orde als er een situatie is ontstaan dat niet langer kan worden gevergd dat het werkleeraanbod wordt voortgezet en een andere invulling (via gedeeltelijke herziening) evenmin soelaas biedt. Gedacht kan worden aan herhaalde misdragingen jegens andere jongeren of begeleiders op de werk/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijv. ook een rol spelen de positie van gemotiveerde jongeren die wachten op een werk/leerplek, de staat van de arbeidsmarkt en de kosten van de voorziening.

Artikel 11 Subsidies

Het werkleeraanbod kan worden ingevuld met gesubsidieerde arbeid. In het eerste lid is vastgelegd dat de subsidie aan de werkgever kan bestaan in een tegemoetkoming in de loonkosten of andere bijkomende kosten. Deze subsidie vormt als zodanig een noodzakelijke voorwaarde voor de voorziening.