Regeling vervallen per 05-03-2015

Verordening Maatschappelijke participatie WWB 2012

Geldend van 01-11-2013 t/m 04-03-2015

Intitulé

Verordening Maatschappelijke participatie WWB 2012

De Raad van de gemeente Sint Anthonis;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 17 september 2013;

gelet op de artikelen 108 en 147 van de Gemeentewet en de bepalingen van de algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 8, eerste lid onderdeel g; artikel 8, lid 2 en artikel 35, lid 5 van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat het wenselijk is financiële belemmeringen voor deelname aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van sportieve, sociaal-culturele en educatieve activiteiten te verminderen of zoveel mogelijk op te heffen, zowel voor volwassenen als voor kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen;

BESLUIT:

vast te stellen:

Verordening Maatschappelijke participatie WWB 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2 In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

    b. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken (Algemene Wet Bestuursrecht) en welke in de categorieaanduiding in artikel 2 nader is omschreven;

    c. maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard zoals bedoeld in artikel 4 van deze verordening.

    d. tegemoetkoming: de bijdrage die op grond van artikel 108 en artikel 149 van de Gemeentewet verstrekt kan worden, bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening;

    e. schoolgaande kinderen: kinderen tot 18 jaar die voortgezet onderwijs volgen;

    f. peildatum: de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ingediend;

    g. kalenderjaar: het tijdvak van een jaar lopend van 1 januari tot 1 januari van het jaar daaropvolgend;

    h. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Boxmeer;

    i. de raad: de gemeenteraad van Boxmeer.

Artikel 2 Rechthebbenden

  • 1 Recht op een tegemoetkoming of categoriale bijzondere bijstand bestaat voor de in Nederland woonachtige Nederlander of een daarmee gelijkgestelde vreemdeling als bedoeld in artikel 11, lid 2 en 3 WWB.

  • 2 Recht op een tegemoetkoming of categoriale bijzondere bijstand bestaat voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of gehuwden waarbij het in aanmerking te nemen inkomen op de peildatum niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 3 Recht op een tegemoetkoming of categoriale bijzondere bijstand bestaat voor een alleenstaande, een alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen of gehuwden waarbij het in aanmerking te nemen vermogen op de peildatum lager is dan de toepasselijke vermogensgrens als bedoeld in artikel 34, lid 2 WWB.

Artikel 3 Categorieën

Voor belanghebbenden aan wie een tegemoetkoming voor deelname maatschappelijke participatie kan worden verleend geldt een categorieaanduiding. De categorieën worden aangeduid als:

a. ouders/verzorgers met kinderen in de leeftijd van 0 tot 18 jaar kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor sociaal-culturele, educatieve en sportieve participatie voor kinderen;

b. ouders/verzorgers met schoolgaande kinderen in de leeftijd tot 18 jaar die een vorm van voortgezet onderwijs volgen kunnen in aanmerking komen voor vergoeding van de indirecte schoolkosten;

c. personen van 18 jaar en ouder kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor sociaal-culturele, educatieve en sportieve participatie.

Artikel 4 Maatschappelijke participatie

Maatschappelijke participatie is het deelnemen aan activiteiten van sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard met als doel sociale uitsluiting tegen te gaan. Onder kosten van maatschappelijke participatie worden in ieder geval verstaan de gemaakte of te maken kosten van:

a. lidmaatschap van verenigingen op het gebied van sport, cultuur of ontspanning;

b. indirecte schoolkosten, niet zijnde de schoolkosten bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) voor schoolgaande kinderen in de leeftijd tot 18 jaar.

Hoofdstuk 2 Recht op tegemoetkoming kosten maatschappelijke participatie

Artikel 5 Voorwaarden

  • 1 Uitsluitend een belanghebbende zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening komt in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van deze verordening.

  • 2 Uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten en indirecte schoolkosten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 4 komen in aanmerking voor een tegemoetkoming op grond van deze verordening.

Artikel 6 Maximale tegemoetkoming

  • 1 De hoogte van de tegemoetkoming voor maatschappelijke participatie (sociaal- culturele, educatieve en sportieve activiteiten) bedraagt maximaal per gezinslid per kalenderjaar € 120,00.

  • 2 De hoogte van de tegemoetkoming voor maatschappelijke participatie (indirecte schoolkosten) bedraagt maximaal per schoolgaand kind jonger dan 18 jaar € 115,00 per kalenderjaar.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 7 Uitvoering

  • 1 Het college stelt beleidsregels vast met betrekking tot de uitvoering van deze regeling.

  • 2 De beleidsregels bevatten in ieder geval een richtsnoer van de te verstrekken kosten in verband met sociaal-culturele, educatieve en sportieve activiteiten en indirecte schoolkosten.

Artikel 8 Hardheidsclausule

  • 1 Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2 In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 9 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Maatschappelijke participatie WWB 2012.

Artikel 10 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2012, behoudens situaties waarbij sprake is van negatieve gevolgen voor de belanghebbende.

  • 2 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking en werkt terug tot en met 1 januari 2012, behoudens situaties waarbij sprake is van negatieve gevolgen voor de belanghebbende.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 21 oktober 2013.
De Raad voornoemd,
de griffier,                               de voorzitter,
mr. A.P.J.L. Keijzers                  M.L.P. Sijbers

Toelichting 1 Verordening Maatschappelijke participatie WWB 2012

Algemene toelichting

In de motie Blanksma-Spekman c.s.1. vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet het wetsvoorstel tot Samenvoeging Wet werk en bijstand met de Wet investeren in jongeren in een verordeningplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35 lid 5 WWB.

Maatschappelijke participatie van kinderen is van groot belang met het oog op een zelfredzame toekomst. In dat verband is het gewenst dat inkomensondersteuning ten behoeve van die participatie rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt.

Doordat in artikel 8 van de WWB een onderdeel is toegevoegd worden gemeenteraden verplicht regels op te nemen in een verordening over de wijze waarop meegewerkt wordt aan het bevorderen van de maatschappelijke participatie. Daarom heeft de regering er voor gekozen om de gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen (conform artikel 35, vijfde lid, van de WWB). De gemeenteraden zijn gehouden om in ieder geval in de verordening invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Betekenis verordeningsplicht en inhoud verordening

Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Daartoe zijn in de vorige kabinetsperiode extra middelen (zgn. Aboutaleb-middelen) aan het gemeentefonds toegevoegd. Voor gemeenten die al maatregelen hebben genomen om de participatie van kinderen te bevorderen – zoals de gemeente Sint Anthonis - betekent dit dat zij hun beleid rechtstreeks in de verordening kunnen opnemen en daarmee voldaan hebben aan de verordeningsplicht.

De verordeningsplicht verandert niets aan de gemeentelijke beleidsvrijheid op dit punt. Dit wetsvoorstel dwingt daarom niet tot het creëren van categoriale bijzondere bijstand voor schoolgaande kinderen. Een doeltreffender vorm van bijstandverlening is volgens het Rijk de individuele bijzondere bijstand, waardoor de bijstandverlening daadwerkelijk gemaakte kosten compenseert. Uiteraard dienen daarbij de kaders van de WWB niet te buiten gegaan worden. Dat betekent ondermeer dat als het categoriale regelingen betreft, de inkomensnormering van 110% gerespecteerd wordt en dat geen inkomensondersteuning plaatsvindt aan personen die uitgesloten zijn van het recht op bijstand. Met de verordeningsplicht krijgen colleges de opdracht om gerichte –generieke dan wel individuele- participatiebevorderende maatregelen te treffen voor schoolgaande kinderen. Daarmee wordt de door het Rijk gewenste transparantie en verantwoording van beleid bereikt.

De gemeente Sint Anthonis kende al regelingen voor participatie in de vorm van de ‘Verordening Declaratiefonds’. Deze regeling regelden zowel de tegemoetkomingen voor volwassenen voor sociale en culturele activiteiten als de tegemoetkomingen voor schoolgaande kinderen. Op grond van de wijzigingen in de WWB per 1 januari 2012 dient de gemeente specifiek beleid ten behoeve van de participatie van schoolgaande kinderen in een verordening op te nemen. Aangetekend moet worden dat de wettelijke grondslagen verschillend zijn. De categorieën 1 en 2 uit artikel 3 ontlenen hun rechtsgrond uit de opdracht vanuit de Wet werk en bijstand. Categorie 3 uit hetzelfde artikel ontleent zijn rechtsgrond aan de Gemeentewet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.

Het begrip ‘tegemoetkoming’ is in de verordening gebruikt en heeft een ruime betekenis gekregen. In wezen wordt met iedere vorm van financiële ondersteuning of ondersteuning in natura die specifiek bestemd is voor de maatschappelijke participatie van kinderen, door het college uitvoering gegeven aan de wens van de wetgever als verwoord in de Memorie van Toelichting op artikel 8, eerste lid, onderdeel g, WWB. Een dergelijke voorziening kan bijzondere bijstand zijn, maar ook een tegemoetkoming of kostenvergoeding dan wel een subsidie of verstrekking ‘in natura’, zolang dit maar bijdraagt aan de participatie.

Ondanks de wens van het Rijk om de categoriale bijzondere bijstand in natura te verstrekken, wordt hier nog niet voor gekozen. Op dit moment is het verstrekken van een financiële vergoeding de meest doeltreffende vorm omdat het uitvoeringstechnisch het beste realiseerbaar is. In de toekomst kan hierin natuurlijk een andere keuze in gemaakt worden.

‘Schoolgaande kinderen’ is gedefinieerd. Schoolgaande kinderen staan centraal in het beleid m.b.t. maatschappelijk participatie. Dit begrip wordt ook genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel g, WWB maar niet nader omschreven. Onder schoolgaande kinderen wordt in dit verband verstaan, niet alleen kinderen die feitelijk schoolgaand zijn, maar ook zij die de verplichting hebben omdat ze onder de leerplicht of kwalificatieplicht vallen.

Artikel 2. Rechthebbenden

In dit artikel is de kring van rechthebbenden beschreven. Voor bepaling van het recht op tegemoetkoming zijn de bepalingen uit de Wet werk en bijstand van overeenkomstige toepassing. De belangrijkste daarvan zijn leefvorm, inkomen, vermogen en rechtmatig verblijf in Nederland.

Artikel 3. Categorieën

De categorie-indeling is gebaseerd op de doelgroepen die met deze verordening moeten worden bediend. Enerzijds vanuit de opdracht Wet werk en bijstand. Anderzijds wordt de rechtsgrond ontleent aan de Gemeentewet.

Artikel 4. Maatschappelijke participatie

Maatschappelijke participatie betekent mee (kunnen) doen in de maatschappij. Voorkomen moet worden dat burgers door financiële beperkingen in een sociaal isolement geraken. In dit artikel staan de kosten die in aanmerking komen voor een bijdrage.

Artikel 5. Voorwaarden

In dit artikel zijn de algemene voorwaarden opgenomen om in aanmerking te komen voor categoriale bijzondere bijstand in het kader van deze verordening.

In artikel 5 lid 1 van deze verordening wordt voor de duidelijkheid verwezen naar de voorwaarden die volgen uit de wet.

In lid 2 van dit artikel is voorts bepaald dat uitsluitend kosten voor sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten en indirecte schoolkosten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 4 in aanmerking komen voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening.

Artikel 6. Maximale tegemoetkoming

In artikel 5 van deze verordening is bepaald dat voor categoriale bijzondere bijstand op grond van deze verordening kosten voor sociaal culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten en indirecte schoolkosten in verband met ‘maatschappelijke participatie’ zoals bedoeld in artikel 4 in aanmerking komen. Om de kosten enigszins te kunnen beheersen is in artikel 6 van deze verordening de maximale vergoeding per gezinslid per kalenderjaar vastgelegd.

Artikel 7. Uitvoering

Omdat de uitvoering van het verstrekken van categoriale bijzondere bijstand is opgedragen aan het college worden ten behoeve van de uitvoering nadere beleidsregels gesteld. Deze beleidsregels dienen als handvat voor de uitvoering.

In artikel 7 lid 2 van deze verordening is bepaald dat de beleidsregels in ieder geval een richtsnoer van de te verstrekken kosten bevatten.

Hierbij kan gedacht worden aan:

- Sociaal culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteiten

Deze activiteiten kunnen in georganiseerd verband plaatsvinden dan wel op individuele basis. Gedacht kan worden aan deelname aan sociale activiteiten (bezoek aan bioscoop, schouwburg), educatieve activiteiten (cursusgeld voor instellingen voor hobby, educatie of onderwijs), culturele activiteiten (bijv. kosten voor musea, bibliotheek) en/of sportieve activiteiten (o.a. sportvereniging, jeugdvereniging).

- Indirecte schoolkosten

Kinderen die voortgezet onderwijs volgen kosten de ouders veel geld. Het college kan een bijdrage voor een tegemoetkoming in de studiekosten verstrekken. Het gaat om kinderen in de leeftijd tot 18 jaar die voortgezet onderwijs volgen. Wat de indirecte studiekosten betreft moet gedacht worden aan: ouderbijdrage; kosten schoolreisje, schoolkamp, excursies; kosten schooltas, schrijfmiddelen; fiets; leermiddelen.

Geen tegemoetkoming wordt verstrekt als op een andere wijze in de kosten kan worden voorzien (voorliggende voorziening).

Artikel 8. Hardheidsclausule

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid in alle niet-voorziene situaties te handelen naar bevind van zaken. Omdat ook deze beslissingen onderworpen zijn aan de voorgeschreven bezwaar- en beroepsprocedures, dient ook in deze gevallen de beslissing gemotiveerd genomen te worden.

Artikel 9. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel neergelegd van deze verordening.

Artikel 10. Inwerkingtreding

Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2012. Hierbij is aansluiting gezocht bij het wetsvoorstel ‘Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met de herziening van de definities van gezin en middelen (Wet afschaffing huishoudinkomenstoets)’.