Regeling vervallen per 31-12-2021

Protocol Huisbezoek 2015

Geldend van 03-03-2016 t/m 30-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2015

Intitulé

Protocol Huisbezoek 2015

Protocol Huisbezoek 2015

Betreffende de Participatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz-2004.

INHOUDSOPGAVE

  • 1.

    Inleiding 3

    1.1. Wet Huisbezoeken 3

  • 2.

    Het huisbezoek 4

    • 2.1.

      Huisbezoek in het kader van dienstverlening 4

    • 2.2.

      Huisbezoek bij vermoeden van fraude 4

    • 2.3.

      Huisbezoek ter verificatie van de rechtmatigheid uitkering 4

  • 3.

    Het juridisch kader 5

    • 3.1.

      Subsidiariteitsbeginsel 5

    • 3.2.

      Proportionaliteitsbeginsel 6

    • 3.3.

      Informed consent 6

    • 3.4.

      Aanbod van een huisbezoek ter verificatie 6

    • 3.5.

      Afzien huisbezoek ivm dringende redenen cq. belangenafweging 6

    • 3.6.

      Intrekken toestemming 7

    • 3.7.

      Weigeren huisbezoek 7

1. INLEIDING

Vanaf 1 januari 2013 is de “wet houdende een regeling in de sociale zekerheid van de rechtsgevolgen van het niet aantonen van de leefsituatie na het aanbod van een huisbezoek” in werking getreden. In dit protocol zal deze wet genoemd worden: ‘Wet Huisbezoeken’.

In het kader van handhaving van de Participatiewet en andere gemeentelijke sociale zekerheidsregelingen wordt onder andere het huisbezoek als middel gebruikt. De grondslag voor het afleggen van een huisbezoek is geregeld in artikel 17 en 53a van de Participatiewet.

Om hiervan een succes te maken, is het van belang de juiste (wettelijke) kaders voor een huisbezoek te schetsen en een beschrijving te geven van de eisen waaraan een huisbezoek moet voldoen. Op basis van jurisprudentie kan gesteld worden dat een huisbezoek een noodzakelijk en adequaat controle-instrument is en dat ondanks de strengere eisen het zeker mogelijk blijft een huisbezoek af te leggen als wordt voldaan aan de wettelijke bepalingen.

De Participatiewet kent de bepaling dat uitsluitend als er een concrete aanleiding is om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de Participatiewet-uitkering, het weigeren van toestemming voor het huisbezoek gevolgen kan hebben voor de uitkering. Dit geldt zowel voor nieuwe aanvragen als voor lopende uitkeringen.

De in dit protocol beschreven werkwijze is van toepassing op alle huisbezoeken die in het kader van handhaving van de Participatiewet en andere gemeentelijke sociale zekerheidsregelingen worden afgelegd door medewerkers van de afdeling Sociale Zaken. In dit protocol worden de richtlijnen gegeven voor het correct uitvoeren van een huisbezoek. Het protocol is bedoeld voor huisbezoeken in het kader van verificatie en controle.

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de diverse soorten huisbezoek. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het juridische kader voor het huisbezoek weergegeven. Er wordt onder andere ingegaan op de toestemming voor een huisbezoek, het zogenaamde 'informed consent', de aanleiding voor een huisbezoek en de consequenties als de belanghebbende toestemming tot binnentreden van de woning weigert.

1.1. Wet HuisbezoekenDe Wet werk en bijstand (WWB) is per 1 januari 2015 opgegaan in de Participatiewet. Artikel 40 Participatiewet, artikel 14 IOAW en IOAZ zijn gewijzigd door deze wet. Met deze wet wil de regering meer mogelijkheden geven om de leefsituatie vast te stellen van belanghebbenden die een uitkering aanvragen of ontvangen. Daarbij gaat het vooral om de vraag of de ontvanger van de uitkering samenwonend is of alleenstaande (ouder). Ook moeten deze belanghebbenden kunnen aantonen dat ze daadwerkelijk op het ingeschreven BRP-adres (Basisregistratie Personen) wonen en dat ze de kosten van het bestaan niet kunnen delen. Met deze wet is bereikt dat de eis van gerede twijfel aan de juistheid van de door de belanghebbende verstrekte informatie niet meer nodig is om er rechtsgevolgen aan te kunnen verbinden als de belanghebbende weigert mee te werken aan een huisbezoek. Hiervoor wordt aangesloten bij de inlichtingenplicht van de belanghebbende. Als er na verificatie van de beschikbare informatie onduidelijkheid blijft bestaan en de belanghebbende weigert een huisbezoek en kan het ook niet op een andere manier aantonen, dan is een huisbezoek gerechtvaardigd. Dit is van belang voor artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM): het ingezette middel (huisbezoek) moet noodzakelijk en proportioneel zijn voor het doel (vaststellen van de leefsituatie). Het doel moet ook niet op een andere manier kunnen worden bereikt (subsidiariteitsbeginsel). Alleen als de belanghebbende niet op een andere manier zijn leefsituatie aannemelijk maakt of kan maken, mag er een huisbezoek worden afgelegd.

2. HET HUISBEZOEK

2.1. Huisbezoek in kader van dienstverlening

Er zijn huisbezoeken in het kader van de dienstverlening. Hierbij kan gedacht worden aan huisbezoeken bij de burger die door fysieke- of gezondheidsproblemen niet de mogelijkheid heeft om de gemeente te bezoeken. In dergelijke gevallen zal het huisbezoek niet het doel hebben om een leefsituatie te verifiëren of op fraude te controleren. De Algemene wet op het binnentreden (AWBI) is wel van toepassing, waardoor legitimatie en toestemming voorafgaand aan het betreden van de woning een vereiste is. Het huisbezoek in het kader van dienstverlening zal niet nader toegelicht worden in dit protocol.

2.2. Huisbezoek bij vermoeden van fraude

Indien er een redelijk vermoeden van fraude is ontstaan geeft art. 53a van de Participatiewet de mogelijkheid om de door de belanghebbende verstrekte inlichtingen m.b.t. zijn woon- en leefsituatie te controleren d.m.v. een huisbezoek. De belanghebbende heeft volgens art. 17 lid 2 van de Participatiewet een “meewerkplicht”. Het niet meewerken aan een huisbezoek bij een redelijk vermoeden van fraude leidt tot het afwijzen van een aanvraag Participatiewet of het beëindigen van het recht op bijstand.

2.3. Huisbezoek ter verificatie van de rechtmatigheid uitkering

De “Wet Huisbezoeken” richt zich specifiek op het huisbezoek ter verificatie van door de belanghebbende verstrekte inlichtingen, waarbij geen vermoeden van fraude aanwezig is. De “Wet Huisbezoeken” geeft gemeenten in dat geval meer mogelijkheden doordat er gevolgen zijn voor de uitkering als door weigering van huisbezoek de leefsituatie van belanghebbende en daarmee de rechtmatigheid van de verstrekking van een uitkering of de hoogte daarvan niet vast te stellen is. Artikel 53a lid 2 van de Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om de belanghebbende te verzoeken om aan te tonen dat:

  • ·

    de feitelijke situatie van het kunnen delen van kosten overeenkomt met de opgegeven leefvorm;

  • ·

    hij/zij feitelijk verblijft op het aangegeven adres.

Het college kan daarbij aanbieden dit te doen d.m.v. een huisbezoek.

3. JURIDISCH KADER

Voor de uitvoering van bepaalde wet- en regelgeving kan het nodig zijn om een huisbezoek af te leggen. Het gaat dan om de wet- en regelgeving uit het sociale domein, waarbij de woonsituatie, het aantal bewoners en de leefvorm (hierna gezamenlijke leefsituatie te noemen) relevant zijn voor het recht op uitkering of op de hoogte van de uitkering.

Het afleggen van een huisbezoek wordt aangemerkt als een ingrijpende inbreuk op de privacy van de belanghebbende. In verdragen en verschillende wetten zijn daarom diverse bepalingen opgenomen ter bescherming van die privacy van de belanghebbende. Dit betreft onder andere: het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens, de Grondwet, en de Algemene wet op het Binnentreden, de Algemene wet bestuursrecht en Jurisprudentie over het middel “huisbezoek”. Uit vaste jurisprudentie van de CRvB blijkt dat een huisbezoek ter vaststelling of er recht op uitkering bestaat een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer als bedoeld in artikel 8 EVRM en artikel 10 lid 1 van de Grondwet. Indien de bijzondere omstandigheden van het geval dit noodzakelijk maken, kan deze inbreuk echter gerechtvaardigd zijn. Voorwaarde is onder meer wel dat er een legitiem doel (EVRM) gediend wordt met het huisbezoek en dat het voor de vaststelling van het recht op uitkering noodzakelijk is.

Artikel 53a van de Participatiewet bepaalt dat het college bevoegd is om onderzoek in te stellen naar de door de belanghebbende overgelegde gegevens en/of inlichtingen. Op grond van artikel 17, lid 2, van de Participatiewet is de belanghebbende de verplichting opgelegd desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijze nodig is voor de uitvoering van de Participatiewet. De beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit spelen een belangrijke rol in de bescherming van de privacy van de burger. Volledigheidshalve wordt vermeld dat de belanghebbende zelf bepaalt of deze medewerking verleent aan het huisbezoek en dus toestemming geeft om zijn woning binnen te treden. De belanghebbende blijft het recht behouden om toegang tot zijn woning te weigeren. De weigering kan wel nadelige consequenties hebben voor de belanghebbende.

De Algemene Wet op het Binnentreden schrijft voor dat voldaan moet worden aan de legitimatieplicht en dat het binnentreden van een woning toegestaan is in aanwezigheid en met toestemming van de bewoner op basis van volledige informatie.

3.1. Subsidiariteitsbeginsel

Als het beoogde doel door inzet van een ander middel dat minder ingrijpend is, gerealiseerd kan worden dient voor dat middel gekozen te worden. De gemeente verifieert altijd eerst de verstrekte inlichtingen aan de hand van de voor haar beschikbare authentieke bronbestanden. Zoals gezegd heeft belanghebbende het recht huisbezoek te weigeren. Indien er geen sprake is van een vermoeden van fraude heeft de belanghebbende ook het recht om het verifiëren van de verstrekte inlichtingen door middel van een minder ingrijpend middel te laten plaatsvinden. Belanghebbende dient dan zijn leefsituatie op een andere wijze dan door huisbezoek aan te tonen.

3.2. Proportionaliteitsbeginsel

Voor al het overheidshandelen geldt dat het evenredig moet zijn in relatie tot de gestelde doelen. Het ingezette middel en met name de wijze waarop moet in verhouding staan tot het beoogde doel (= het verkrijgen van volledige en de juiste informatie om het recht op bijstand vast te stellen).

3.3. Informed consent

Informed consent wil zeggen dat de toestemming tot binnentreden van belanghebbende berust op volledige en juiste informatie over reden en doel van het huisbezoek en de gevolgen in geval van weigering. Dit dient te gebeuren voorafgaand aan het verzoek tot daadwerkelijke binnentreding van de woning. Onder volledige informatie wordt verstaan: • de plicht tot mededeling aan de belanghebbende omtrent het doel/reden van het huisbezoek; • de plicht tot mededeling van de eventuele gevolgen van het weigeren van het huisbezoek. Over de vraag of de belanghebbende al dan niet toestemming verleent mag geen twijfel bestaan. De bewijslast van de toestemming tot het binnentreden van de woning nadat de belanghebbende volledig is geïnformeerd, ligt bij de gemeente. Om deze reden is het aan te bevelen om belanghebbende een schriftelijke “informed consent” te laten ondertekenen.

3.4. Aanbod van een huisbezoek ter verificatie

De “Wet Huisbezoeken” heeft betrekking op de volgende situaties:- Wanneer de gemeente na administratieve verificatie vaststelt dat de verstrekte gegevens kloppen, maar onvoldoende duidelijkheid geven over de leefsituatie kan zij het aanbod doen om de leefsituatie aan te tonen d.m.v. een huisbezoek. Onder aantonen van de leefvorm wordt verstaan: aantonen dat deze alleenstaand is (de woning wordt niet gedeeld met andere meerderjarige personen) of dat de kostendelersnorm van artikel 22a van de Participatiewet niet op hem van toepassing is (de woning wordt wel gedeeld met andere meerderjarige personen, maar er is bijvoorbeeld sprake van een zakelijke relatie) dan wel dat er niet meer dan het opgegeven aantal meerderjarige personen zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning. - Het college kan belanghebbende verzoeken om zijn woonsituatie aan te tonen en hem in dat kader een huisbezoek aanbieden.

In beide situaties moet de gemeente de belanghebbende meedelen dat deze het recht heeft om de verstrekte inlichtingen door de gemeente te laten verifiëren met behulp van een minder ingrijpend middel dan het huisbezoek.

3.5. Niet meewerken aan een huisbezoek i.v.m. dringende redenenHet kan zich voordoen dat de belanghebbende te kennen geeft een zeer dringende reden te hebben voor de weigering van het huisbezoek of voor de weigering tijdens het huisbezoek om bepaalde zaken te laten zien. Er kan sprake zijn van zeer dringende redenen om de onmiddellijke uitvoering van een huisbezoek te weigeren. Hiervan zal, gezien de gebruikte beoordelingsnorm “ zeer dringende redenen” slechts zeer zelden sprake van kunnen zijn. Als voorbeeld zou kunnen gelden een afspraak van belanghebbende bij de dokter/met het ziekenhuis.

3.6. Intrekken toestemming

Natuurlijk kan de bewoner zijn eenmaal gegeven toestemming op elk moment intrekken. Vanaf dat moment bevindt men zich zonder toestemming van de bewoner in de woning en zal men de woning dienen te verlaten. Wordt dit niet gedaan dan vertoeft men wederrechtelijk in de woning en pleegt men een ambtsmisdrijf (ambtelijke huisvredebreuk) in de zin van artikel 370 Wetboek van Strafrecht. Om schending van de inlichtingenplicht aan besluitvorming ten grondslag te kunnen leggen moet de gemeente aannemelijk maken, dat betrokkene zijn eenmaal gegeven toestemming heeft ingetrokken. Daarbij dient aangetoond te worden dat aan belanghebbende duidelijk is gemaakt dat de weigering om medewerking te verlenen aan voortzetting van het huisbezoek gevolgen heeft voor het recht op bijstand, dan wel op de hoogte van de bijstand.

3.7. Weigeren huisbezoek

Als een uitkeringsgerechtigde of de aanvrager van een uitkering niet meewerkt aan een huisbezoek kan dit gevolgen hebben voor het recht op bijstand. Geen vermoeden van fraude:De “Wet Huisbezoeken” regelt de rechtsgevolgen van het weigeren van een huisbezoek ter verificatie. Wanneer iemand een huisbezoek ter verificatie van de verstrekte inlichtingen weigert en niet op andere wijze aantoont dat hij feitelijk woont op het opgegeven adres of wat zijn leefvorm is, vindt onderstaande beoordeling plaats:

Onderzoek woon- en verblijfplaats: de uitkering wordt opgeschort met het verzoek binnen de gestelde termijn alsnog op een andere wijze aan te tonen aldaar feitelijk te verblijven. Indien betrokkene dit nalaat wordt het recht ingetrokken vanaf datum opschorting.

Onderzoek leefvorm: de uitkering wordt vastgesteld op niet meer en niet minder dan 30% van de toepasselijke rekennorm.

Vermoeden van fraude: Het weigeren mee te werken aan een huisbezoek bij een vermoeden van fraude kan het afwijzen van een bijstandsaanvraag dan wel het beëindigen van de bijstand tot gevolg kan hebben.

Sint Anthonis, 12 januari 2016

Burgemeester en wethouders van Sint Anthonis,

De secretaris, De burgemeester,

Drs. Ing. N.M.P. van Hooy, M.L.P. Sijbers