Regeling vervallen per 01-01-2024

Marktverordening gemeente Sint Anthonis 2004

Geldend van 23-12-2004 t/m 31-12-2023

Intitulé

Marktverordening gemeente Sint Anthonis 2004

De Raad van de gemeente Sint Anthonis;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 21 september 2004;

gelet op de artikelen 147, eerste lid alsmede 149 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende Marktverordening gemeente Sint Anthonis 2004.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

b. standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

c. vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

d. dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

e. standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel;

f. standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

g. vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

h. wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste standplaats;

i. anciënniteitslijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats;

j. marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college.

Artikel 2 Dag, tijd en plaats van de markt

1. De markt vindt plaats op een door het college te bepalen dag, tijd en plaats.

2. Het college kan op grond van dringende redenen, in afwijking van het op basis van het eerste lid genomen besluit, bepalen dat de markt tijdelijk op een andere dag, tijd of plaats zal worden gehouden.

Artikel 3 Inrichting van de markt; branche-indeling

1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

a. het aantal standplaatsen;

b. de afmetingen van de standplaatsen;

c. de opstelling en indeling van de markt;

d. welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkersplaats.

2. Het college kan voor de markt vaststellen:

a. een lijst met artikelengroepen of branches;

b. een maximumaantal standplaatsen per branche.

Artikel 4 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

Artikel 5 Voorschriften en beperkingen

1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Paragraaf 2 Vergunningen

Artikel 6 Standplaatsvergunning

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 7 Vereisten

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 8 Inhoud vaste standplaatsvergunning

1. Een vaste standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

a. de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

b. een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste standplaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

c. de kraam of andere verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken;

d. het soort artikelen dat de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe de vergunninghouder behoort;

e. de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend en zijn volgnummer op de anciënniteitslijst;

f. dat de vergunninghouder zelf zorg draagt voor de inzameling en afvoer van zijn afval en dat hij zijn standplaats schoon oplevert;

g. de wijze waarop de vergunninghouder zijn elektriciteit betrekt;

h. welke geluidsapparatuur op de standplaats is toegestaan; en

i. welke kook-, bak- en verwarmingsapparatuur zijn toegestaan.

2. Aan de vergunning wordt een middel ter identificatie gehecht.

Artikel 9 Inschrijving op de anciënniteitslijst

Vergunninghouders van vaste standplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste standplaats is toegewezen. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe hij behoort.

Artikel 10 Inschrijving op de wachtlijst

1. Het college schrijft de aanvrager op zijn verzoek in op de wachtlijst, indien hij voldoet aan de in artikel 7 gestelde vereisten, maar aan hem geen vaste standplaats kan worden toegewezen.

2. Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

a. de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager;

b. de datum waarop de aanvraag door hem is ontvangen;

c. de soort artikelen die de aanvrager wil verhandelen of de branche waartoe hij behoort;

d. de kraam of andere verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

3. Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving.

4. De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijks voor 1 januari schriftelijk wordt verlengd.

Artikel 11 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

a. indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet jaarlijks voor 1 januari heeft verlengd;

b. op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

c. bij overlijden van de ingeschrevene;

d. wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste standplaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

e. indien niet meer aan de vereisten van artikel 7 wordt voldaan.

Artikel 12 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste standplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:

a. de vergunninghouder van een vaste standplaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitslijst;

b. degene die zich op de wachtlijst heeft laten inschrijven, in volgorde van inschrijving op deze lijst.

Artikel 13 Overschrijving vaste standplaatsvergunning

1. In geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vaste standplaatsvergunning worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

3. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden van de vergunninghouder of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

4. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 14 Intrekking vaste standplaatsvergunning

1. Het college trekt een vaste standplaatsvergunning in:

a. op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

b. bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 13 de vergunning wordt overgeschreven.

2. Het college kan een vaste standplaatsvergunning intrekken:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 7 genoemde vereisten.

3. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 13 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Artikel 15 Toewijzing dagplaats

1. Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college op het moment dat de standplaats niet als vaste standplaats wordt ingenomen.

2. De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden die zich daarvoor op de dag zelf voor 13.30 uur aanmelden bij de marktmeester.

Artikel 16 Toewijzing standwerkersplaats

1. Het college wijst een standwerkersplaats toe door middel van loting.

2. Het is een ingeschrevene op de wachtlijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkersplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

3. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

Paragraaf 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 17 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

1. De vergunninghouder neemt de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

3. De vergunninghouder en degene die hem bijstaat mogen zich niet schuldig maken aan wangedrag of bedrog.

Artikel 18 Aantal keren innemen vaste standplaats

De vergunninghouder van een vaste standplaats neemt ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken zijn standplaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19 en 20.

Artikel 19 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

1. De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden verhinderd is zijn vaste standplaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid duurt.

2. De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de desbetreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

Artikel 20 Ontheffing en vervanging

1. In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de standplaats op de markt in te nemen.

2. Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

Artikel 21 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

1. Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eerste aanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

2. De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en eventuele bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 22 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

1. Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan 1 uur voor aanvang en meer dan 1½ uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen of goederen aan of af te voeren. Na de sluitingstijd van de markt mogen individuele vergunninghouders met etenswaren nog tot 18.00 uur producten verkopen.

2. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan hiervan ontheffing verlenen.

3. Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet uiterlijk om 13.30 uur heeft ingenomen, wordt de desbetreffende standplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de marktmeester de standplaats op tijdig verzoek van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt.

4. Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing indien de vergunninghouder de marktmeester voor dit tijdstip, onder opgave van een geldige reden die hem belet tijdig aanwezig te zijn, heeft verzocht de plaats vrij te houden.

Artikel 23 Vrijhouden van het marktterrein

1. Het is verboden op de dag van de markt voertuigen te parkeren op het marktterrein.

2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor de vergunninghouders.

Paragraaf 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 25 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

Onverminderd artikel 14 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

a. het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

b. zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of

c. niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 26 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:

a. het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

b. zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

c. niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

d. niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 27 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:

a. het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

b. zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

c. niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

Artikel 28 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 29 Overgangsbepalingen

1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Marktverordening gemeente Sint Anthonis 1999 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

2. De bestaande anciënniteits- en wachtlijsten worden geacht anciënniteits- en wachtlijsten in de zin van deze verordening te zijn.

3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening gemeente Sint Anthonis 1999 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 30 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van haar bekendmaking.

2. Op dat tijdstip vervalt de Marktverordening gemeente Sint Anthonis 1999, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 juni 1999.

Artikel 31 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als Marktverordening gemeente Sint Anthonis 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 8 november 2004.
De Raad voornoemd,
de griffier,                      de voorzitter,
mr. A.P.J.L. Keijzers       J.M.J. Verbeeten 

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

De oorspronkelijke modelmarktverordening van de VNG is in mei 1998 totstandgekomen in samenwerking met het Centraal Overleg Marktaangelegenheden. In 2003 is de modelmarktverordening naar aanleiding van de dualisering van het gemeentebestuur herzien. Hierbij is met name van belang dat het college op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h van de Gemeentewet na de invoering van het dualisme bevoegd is om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen. Verder is de indeling en nummering van de artikelen vereenvoudigd overeenkomstig de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving. De modelmarktverordening is voor het overige inhoudelijk nagenoeg hetzelfde gebleven omdat de raad in het dualistisch stelsel de verordende bevoegdheid heeft gehouden. Uiteraard zijn het model en de toelichting daarop wel aangepast aan de Wet dualisering gemeentebestuur en de Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving en verdere wetswijzigingen en jurisprudentie die betrekking hebben op de markt.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. In 2003 is een aantal begripsomschrijvingen uit de modelmarktverordening gehaald. Een omschrijving van marktterrein (oud artikel 1.1, onder b) wordt niet nodig geacht omdat het woord voor zich spreekt. Branche-indeling (oud artikel 1.1, onder l) is eruit gehaald omdat het alleen in artikel 2 wordt gebruikt en eigenlijk ook voor zich spreekt. De omschrijving van college als college van burgemeester en wethouders (oud artikel 1.1, onder m) is geschrapt omdat de aanduiding college mede blijkens artikel 5, aanhef en onder c, van de Gemeentewet voldoende is. Voor levenspartner (oud artikel 1.1, onder n) is een kortere omschrijving gevonden die alleen in artikel 13 wordt gebruikt en dus niet in de begripsomschrijvingen hoeft te worden opgenomen.

Artikel 2 Dag, tijd en plaats van de markt In het eerste lid is bepaald dat de markt plaatsvindt op een door het college te bepalen dag, tijd en plaats. Dit komt overeen met het bepaalde in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h van de Gemeentewet. Overigens dient het college terzake een afzonderlijk besluit te nemen. Het tweede lid biedt het college de mogelijkheid om in geval van dringende redenen te bepalen dat de markt tijdelijk op een andere dag, tijd of plaats zal worden gehouden.

Artikel 3 Inrichting van de markt; branche-indeling Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt. Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt wel rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. Ook de onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen een beperking geven voor bepaalde materialen. Het tweede lid is facultatief bedoeld. Het schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.

Artikel 4 Nadere regels In deze marktverordening is gekozen voor vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van dit artikel bevoegd om desgewenst nadere regels te stellen.

Artikel 5 Voorschriften en beperkingen Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 24 is eveneens van toepassing.

Artikel 6 Standplaatsvergunning De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 5). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar. De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden.

Artikel 7 Vereisten De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning op grond van de Vestigingswet (alleen voor bepaalde branches van toepassing, bijvoorbeeld vis en poeliersproducten), eventuele inschrijving in het handelsregister, de CRK-kaart (registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD)) en de in het Vreemdelingenbesluit opgenomen verblijfsrechtelijke toets. Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 14). Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Artikel 8 Inhoud vaste standplaatsvergunning In het eerste lid is een uitgebreide inhoudsopgave gegeven van een vaste standplaatsvergunning. In onderdeel a is expliciet opgenomen dat naam én voornamen van de vergunninghouder in de vergunning worden opgenomen. Dit vergemakkelijkt de identificatie van de vergunninghouder. Onder een duidelijke omschrijving, bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt bij voorkeur gedacht aan een tekening of plattegrond waarop de afmetingen van de standplaatsen en de nummering daarvan zijn aangegeven. Ingevolge het vermelde onder c worden in de vergunning de verkoopmaterialen (kramen, tafels, wagens en dergelijke) opgesomd die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken. Het vermelde onder d tot en met i spreekt voor zich. In het tweede lid is opgenomen dat aan de vergunning een middel ter identificatie wordt gehecht.

Artikel 9 Inschrijving op de anciënniteitslijst Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 10 Inschrijving op de wachtlijst Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste standplaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen standplaats kan worden toegewezen. Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste standplaats een schriftelijk bewijs krijgt. Ingevolge het vierde lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan.

Artikel 11 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste standplaats van de wachtlijst dient te worden gehaald.

Artikel 12 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste standplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare standplaatsen. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend. Indien het college een branche-indeling heeft vastgesteld, zal hiermee bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening dienen te worden gehouden.

Artikel 13 Overschrijving vaste standplaatsvergunning Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht dat zijn vergunning voor een vaste standplaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel 1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste standplaats van de vergunninghouder. Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste standplaats op de markt hetgeen niet de oorspronkelijke vaste standplaats van de vergunninghouder hoeft te zijn. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad door het overlijden van de vergunninghouder. In het vierde lid is een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 14 Intrekking vaste standplaatsvergunning Tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden (“kan? betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning. Bij dagplaatsen en standwerkersplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is in 2003 deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 27. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 14.

Artikel 15 Toewijzing dagplaats De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend, doch het verdient aanbeveling de marktmeester in mandaat een (standaardvoorbedrukte) schriftelijke vergunning te laten afgeven waarop hij het nummer van de standplaats invult. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden. Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester is gekoppeld aan het in artikel 22, derde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste standplaats.

Artikel 16 Toewijzing standwerkersplaats Wanneer standwerkersplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Het college dient van tevoren de manier van loting vast te stellen. Het verdient daarbij aanbeveling hierbij voorrang te geven aan de marktkooplieden van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden.

Artikel 17 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand In artikel 17 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 7 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid. De artikelen 19 en 22, derde en vierde lid geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen. In het derde lid van artikel 17 is in verband met de in de artikelen 25 en 26 vervatte verboden, thans een normstelling opgenomen namelijk dat zowel de vergunninghouder als degene die hem bijstaan zich niet schuldig mogen maken aan wangedrag of bedrog.

Artikel 18 Aantal keren innemen vaste standplaats De plicht om de standplaats het minimumaantal vastgestelde keren in te nemen, geldt uiteraard alleen voor de vaste standplaatshouder en niet voor de dagplaatshouder of standwerker. Dit is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.

Artikel 19 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn. Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld.

Artikel 20 Ontheffing en vervanging Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 21 Legitimatie en identiteit vergunninghouder Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. Hierin wordt door middel van dit artikel voorzien.

Artikel 22 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen Het eerste lid behoeft geen nadere toelichting. Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten. Het college dient invulling te geven aan de bijzondere omstandigheden die ontheffing mogelijk maken. Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste standplaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste standplaats voor een bepaald uur ingenomen moet zijn. Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de standplaats uiteraard open moeten blijven. Het vierde lid bevat hiervoor een regeling.

Artikel 23 Vrijhouden van het marktterrein De gemeente Sint Anthonis beschikt niet over een Wegsleepverordening en dan is het alleen maar mogelijk om op de dag van de markt op het marktterrein geparkeerde voertuigen te verwijderen indien dit strafbaar is gesteld in de Marktverordening. Hierin is door middel van dit artikel voorzien. In het tweede lid is opgenomen dat deze bepaling niet geldt voor vergunninghouders, daar deze in staat moeten worden gesteld om hun voertuigen in de directe nabijheid van hun standplaats te parkeren.

Artikel 24 Strafbepaling Ten aanzien van de in artikel 24 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.

Artikel 25 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning In artikel 25 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. Bij herziening van de modelmarktverordening in 2003 is de zinsnede “onverminderd artikel 14��? toegevoegd om aan te geven dat ook de intrekking op grond van artikel 14 een punitieve sanctie is. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan. In onderdeel c wordt ervan uitgegaan dat het niet-betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt. Bij het opstellen van de eerste modelmarktverordening in 1998 was de VNG er veiligheidshalve nog van uitgegaan dat het niet-betalen van marktgeld geen intrekkingsgrond kan zijn, aangezien hiervoor andere invorderingsmogelijkheden zijn. Gelet op het belang van een dergelijke intrekkings- of schorsingsgrond voor de praktijk is de VNG evenwel alert gebleven op mogelijk gunstige opinies in dezen. De uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 juli 1999 vormt voldoende basis om alsnog de gewenste intrekkings- of schorsingsgrond in het model op te nemen.

Artikel 26 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker In artikel 25 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 27) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. In dit artikel is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats. Bij de herziening van 2003 is niet meer de beperking van een periode van twee jaar opgenomen, omdat deze beperking niet zo zinvol is. In de beschikking tot uitsluiting moet immers worden aangegeven om hoeveel dagen het gaat (maximaal vier) en om welke concrete dagen. Het in onderdeel d genoemde is opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers. Zie verder de toelichting onder artikel 25, onderdeel c.

Artikel 27 Onmiddellijke verwijdering In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Algemene wet bestuursrecht worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 25 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt.

Artikel 28 Toezichthouders In artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. Het ligt voor de hand in ieder geval de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen.

Artikel 29 Overgangsbepalingen Een overgangsregeling als hier opgenomen is noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering “besluiten��? van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande wachtlijsten en anciënniteitslijsten. In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude verordening moet worden gewerkt.

Artikel 30 Inwerkingtreding Tot 1 januari 2002 traden alle verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor was aangewezen (artikel 142 Gemeentewet). Hierin is verandering gekomen door de inwerkingtreding van de Tijdelijke referendumwet op 1 januari 2002. Deze wet maakt referenda mogelijk over andere de vaststelling, wijziging en intrekking van verordeningen, waaronder de Marktverordening. Hierdoor kan de Marktverordening niet eerder in werking treden dan zes weken na de bekendmaking van de verordening (artikel 22 Tijdelijke referendumwet). De termijn van zes weken hangt ermee samen dat na bekendmaking van de verordening en de mededeling dat over deze verordening een referendum gehouden kan worden, een verzoek tot het houden van een referendum kan worden ingediend.

Artikel 31 Citeertitel In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.